Parketnummer: 82.099573.11
Datum uitspraak: 13 juli 2011
Vonnis van de economische politierechter Roermond, in de zaak tegen:
[verdachte].
Gevestigd te [adres].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 30 juni 2011.
De economische politierechter heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 10 mei 2010.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
zij op of omstreeks 9 september 2010 in de gemeente Venlo, althans in Nederland, tezamen en in vereniging, al dan niet opzettelijk, dierlijke bijproducten, te weten (nertsen)mest, in strijd met artikel 8, derde lid van verordening (EG) 1774/2002 naar een andere lidstaat (Duitsland) heeft gebracht, immers gingen twee transporten (transport met kenteken [kenteken 1] en/of transport met kenteken [kenteken 2]) (nertsen)mest niet vergezeld van een (geldig) gezondheidscertificaat;
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De economische politierechter is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Standpunten van de officier van justitie en de verdediging.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 30 juni 2011 gevorderd dat het ten laste gelegde feit zal worden bewezen verklaard.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Daartoe heeft de raadsman – kort samengevat – het volgende aangevoerd:
Verdachte wordt verweten in strijd met artikel 8, derde lid, van verordening (EG) nr. 1774/2002 dierlijke bijproducten naar Duitsland te hebben vervoerd. Aangezien volgens de verbalisanten de transporten met dierlijke bijproducten Nederland niet hebben verlaten, kan het ten laste gelegde niet bewezen worden verklaard. Wanneer de transporten toch in Duitsland zouden zijn aangehouden, is het proces-verbaal van bevindingen van de verbalisanten onjuist en waren de verbalisanten niet bevoegd om op te treden.
Voorts voert de verdediging aan dat de gezondheidscertificaten gedateerd 8 februari 2010 nog steeds geldig waren en dat de geldigheidsduur van 10 dagen niet gebaseerd is op een wettelijke regeling, nu deze termijn enkel in de toelichting is opgenomen.
Samenvatting van de bewijsmiddelen en overwegingen van de economische politierechter.
Bewijsmiddelen.
De overtuiging van de economische politierechter dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de volgende bewijsmiddelen.
[naam], directeur van [betrokkene], een pelsdierenhouderij waar nertsen worden gefokt, heeft op 10 september 2010 , verklaard dat op 9 september 2010 via [directeur verdachte] drie transporten met nertsenmest zijn geladen.
Het strafdossier bevat de bevindingen van de verbalisant J.H.A.W.M. Janssen d.d. 9 september 2011 . Hierin staat dat hij desgevraagd op 9 september 2010 bij de Nederlands – Duitse grens op de A67, de Koninklijke Marechaussee assisteerde bij een controle van twee transporten vaste mest. Bij de controle van de twee transporten met het kenteken [kenteken 1] en [kenteken 2] is geconstateerd dat de afgiftedatum van de gezondheidsverklaringen 8 februari 2010 was en dat deze kennelijk niet meer geldig waren.
Voor het transport met kenteken [kenteken 1] staat op het transportdocument NL 497398 als geadresseerde [geadresseerde] (Duitsland) en a[als transporteur verdachte] Op het gezondheidscertificaat , aangeduid als “Bescheinigung für den innergemeinschaftlichen Handel” voor betreffend transport staat als afzender [verdachte en als geadresseerde geadresseerde] (Duitsland).
Voor het transport met kenteken [kenteken 2] staat op het transportdocument als geadresseerde [geadresseerde] (Duitsland) en als transporteur [verdachte]. Op het gezondheidscertificaat , aangeduid als “Bescheinigung für den innergemeinschaftlichen Handel” voor betreffend transport staat als afzender [verdachte], als geadresseerde [geadresseerde]. Op de importvergunning van de [geadresseerde], van het Land Brandenburg van het Ministerium für Ländliche Entwicklung, Umwelt und Verbraucherschutz, staat vermeld dat:”Die Gesundheitsbescheinigung ist vom Tag der Ausstellung an gerechnet 10 Tage gültig”.
[naam], directeur van [verdachte]., heeft ter terechtzitting van 30 juni 2011 verklaard dat hij namens [verdachte] de in de tenlastelegging bedoelde transporten nertsenmest van 9 september 2010 heeft geregeld afkomstig van [betrokkene]
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat het transport aan de Nederlandse kant van de grens gecontroleerd is. Gelet daarop waren de Nederlandse opsporingsambtenaren bevoegd op te treden.
Met betrekking tot de vraag of de mesttransporten reeds naar een andere lidstaat zijn gebracht, terwijl er aan de Nederlandse zijde van de grens het transport wordt gecontroleerd en tegengehouden, wordt het volgende overwogen.
Uit alle bij het transport behorende documenten blijkt dat de mesttransporten bedoeld waren voor afnemers in Duitsland. Ook was er een Duitse Genehmigung voor de import.
Uit het dossier blijkt voorts dat de controle zo dicht bij de Duitse grens plaatsvond dat een terugreis enkel over Nederlands grondgebied niet mogelijk was en het transport derhalve via de korts mogelijke route, ongeveer 100 meter over Duits grondgebied Nederlands weer binnen zouden rijden. Gelet op deze omstandigheden is de economische politierechter van oordeel dat er sprake is van het naar een andere lidstaat brengen zoals tenlastegelegd. Het desbetreffende verweer wordt dan ook verworpen.
Met betrekking tot de geldigheidsduur van het gezondsheidscertificaat overweegt de economische politierechter het volgende.
Ingevolge artikel 2.8, eerste lid, van de Regeling dierlijke bijproducten 2008, is het verboden dierlijke bijproducten en verwerkte producten in strijd met artikel 8, eerste, tweede en derde lid, van verordening (EG) nr. 1774/2002 naar andere lidstaten te brengen.
Ingevolge artikel 8, derde lid, van de verordening (EG) nr. 1774/2002 moeten dierlijke bijproducten vergezeld gaan van een handelsdocument of, wanneer deze verordening dat voorschrijft een gezondheidscertificaat.
Ingevolge artikel 20, eerste lid, van de Verordening moeten de lidstaten er onder meer op toezien dat de in bijlage VIII genoemde dierlijke bijproducten slechts in de handel worden gebracht of uitgevoerd worden indien zij voldoen aan de in bijlage VIII vastgestelde specifieke eisen. Hoofdstuk III van de genoemde bijlage VIII bevat blijkens het opschrift eisen voor mest, verwerkte mest en verwerkte producten van mest. In artikel 2 sub c van dit hoofdstuk is bepaald dat de mest moet vergezeld gaan van een gezondheidscertificaat waarvan het model is vastgesteld volgens de procedure van artikel 33, lid 2.
In artikel 1, van de verordening (EG) nr. 599/2004 is - voor zover van belang - bepaald dat de verschillende gezondheidscertificaten die voor het intracommunautaire handelsverkeer vereist zijn, worden opgesteld op basis van het geharmoniseerde model dat in de bijlage is opgenomen. In de toelichting bij het certificaat voor de intracommunautaire handel staat vermeld dat het certificaat geldig is gedurende tien dagen vanaf de controle of inspectie in de lidstaat van oorsprong.
Uit voorstaande volgt dat het geharmoniseerde model van het gezondheidscertificaat, inclusief de daarbij behorende toelichting integraal deel uitmaakt van de verordening
(EG) nr. 599/2004. Dit betekent dat de geldigheidsduur van de gezondheidscertificaten 10 dagen zijn en niet welhaast onbeperkt, zoals door de verdediging is gesteld.
Nu de onderhavige gezondheidscertificaten waren afgegeven op 8 februari 2010 brengt een en ander met zich mee dat deze op de datum van het transport 9 september 2010 niet meer geldig waren.
De bewezenverklaring.
De economische politierechter acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat:
zij op 9 september 2010 in de gemeente Venlo, opzettelijk, dierlijke bijproducten, te weten nertsenmest, in strijd met artikel 8, derde lid van verordening (EG) 1774/2002 naar een andere lidstaat (Duitsland) heeft gebracht, immers gingen twee transporten (transport met kenteken [kenteken 1] en/of transport met kenteken [kenteken 2]) (nertsen)mest niet vergezeld van een geldig gezondheidscertificaat;
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de economische politierechter niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de kwalificatie.
De strafbaarheid van het bewezenverklaarde.
De raadsman verzoekt de economische politierechter verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging nu de geldigheidsduur van 10 dagen niet is opgenomen in een wettelijke regeling.
Onder verwijzing naar hetgeen hiervoor is overwogen met betrekking tot de geldigheidsduur van de gezondheidsverklaring wordt deze stelling verworpen.
De kwalificatie.
Het ten laste van verdachte bewezenverklaarde levert op het navolgende misdrijf:
overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 81b van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, opzettelijk begaan, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd.
Het misdrijf is strafbaar gesteld bij artikel 6 juncto artikel 1a van de Wet op de economische delicten.
De strafbaarheid van verdachte.
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte vanwege het ontbreken van materiële wederrechtelijkheid dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Nu de raadsman zijn standpunt niet nader heeft onderbouwd, en de economische politierechter ook overigens in het dossier geen aanknopingspunten voor dit standpunt heeft kunnen vinden, wordt dit verweer verworpen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
De straffen en/of maatregelen.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft bij gelegenheid van de terechtzitting op 30 juni 2011 met betrekking tot de op te leggen straf gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een geldboete van € 2.500,00 waarvan € 1250,00 voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van de gevorderde straf geen standpunt ingenomen.
De overweging van de economische politierechter
Wegens het aanzienlijke risico voor verspreiding van dierziekten zijn ten aanzien van dierlijke bijproducten zoals mest, bijzondere eisen vastgesteld voor het in de
handel brengen daarvan. Een van die vereisten is onder meer dat het transport van mest vergezeld dient te gaan van een geldig gezondheidscertificaat. Dit certificaat is slechts geldig gedurende tien dagen vanaf de controle of inspectie in de lidstaat van oorsprong.
Nu de bewuste transporten niet voorzien waren van een geldig gezondheidscertificaat bestaat er het risico dat het belang waarvoor al deze regelgeving bedoeld is, te weten het voorkomen van verspreiding van dierziektes, is geschonden.
De economische politierechter houdt bij de strafoplegging ten voordele van verdachte rekening met het feit dat hij blijkens het uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister in Nederland niet eerder is veroordeeld.
Op grond van de aard en de ernst van het bewezenverklaarde, alsmede op grond van de omstandigheden waaronder dit is gepleegd en de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, is de economische politierechter van oordeel dat aan verdachte na te melden straf behoort te worden opgelegd.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 23, 24, 51, 91 Wet op de economische delicten art. 1a, 2, 6 Gezondheids- en welzijnswet voor dieren art. 81b Regeling dierlijke bijproducten 2008 art. 2.8.
Verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europese Parlement en de Raad van de Europese Unie van 3 oktober 2002 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten. art. 8
Verordening (EG) nr. 599/2004 van de commissie van 30 maart 2004 tot vaststelling van een geharmoniseerd model voor een certificaat en inspectieverslag voor het intracommunautaire handelsverkeer in dieren en producten van dierlijke oorsprong art. 1
Beslissing.
De economische politierechter:
verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot betaling van een geldboete van € 2.500,00 waarvan € 1.250,00 voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.J.A.G. van Baal, economische politierechter, in tegenwoordigheid van J.M.M. Versteegh-Janssen, griffier, en is uitgesproken op 13 juli 2011.