RECHTBANK ROERMOND
Sector strafrecht
Parketnummer : 04/860064-10
Datum uitspraak : 28 juni 2011
Vonnis van de rechtbank Roermond, meervoudige kamer voor strafzaken
[verdachte],
geboren te [plaats],
wonende te [adres].
1. Het onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen
van 27 mei 2011 en 14 juni 2011.
De verdachte staat terecht ter zake dat:
1. hij op of omstreeks 02 februari 2010 te Sevenum, in elk geval in de gemeente Horst aan de Maas, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk (in het pand [adres]),
a. heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 1011, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, en/of
b. aanwezig heeft gehad ongeveer 5300 gram hennep, in elk geval (in totaal) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep,
zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2. hij in of omstreeks de maand oktober 2009, in elk geval in het jaar 2009, te Sevenum, in elk geval in de gemeente Horst aan de Maas, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk (een of meer zegel(s) of verzegeling(en) van) de elektriciteitsmeter, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Enexis B.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
(artikel 350 jo. 47 Wetboek van Strafrecht)
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.
3. De geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
4. De bevoegdheid van de rechtbank
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
5. De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen.
6. Schorsing der vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
7.1. Standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 27 mei 2011 gevorderd dat de verdachte ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde zal worden vrijgesproken, nu wettig en overtuigend bewijs ten aanzien van dit feit ontbreekt. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat het onder 1 ten laste gelegde zal worden bewezen verklaard. De officier van justitie heeft daartoe aangevoerd dat zij zich baseert op de door verdachte en [medeverdachte] bij de politie afgelegde verklaringen in combinatie bezien.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 en 2 ten laste gelegde. Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat verbalisanten onrechtmatig zijn binnengetreden, nu zij enkel zijn binnengetreden op basis van een anonieme tip zonder deze te verifiëren met nader onderzoek, hetgeen dient te leiden tot bewijsuitsluiting van al het bewijsmateriaal.
Verdachte heeft ter terechtzitting onder meer – zakelijk weergegeven – aangegeven dat hij voorheen niet op de hoogte was van de aanwezigheid van de hennepkwekerij.
7.2. Overweging van de rechtbank
De raadsman heeft ter terechtzitting bepleit dat al het bewijs onrechtmatig is verkregen, omdat het binnentreden van het pand onrechtmatig is geweest. De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
Blijkens de voorhanden zijnde stukken hebben verbalisanten zich naar aanleiding van een anonieme melding begeven naar het bedrijfspa[adres]. Nadat verbalisanten het betreffende bedrijfspand binnengingen via de toegangsdeur, hebben zij bij de receptie een vrouw aangesproken met de mededeling dat zij aanwezig waren in verband met de melding van een hennepkwekerij. De vrouw zou vervolgens even kijken om de eigenaar te zoeken en verdween achter een deur. Even later hoorden verbalisanten stemmen, waarop zij de deur openden en verdachte zagen. Nadat [medeverdachte] door verbalisanten was medegedeeld dat zij daar waren naar aanleiding van een melding dat zich aldaar een hennepkwekerij zou bevinden, zei [medeverdachte] “Loopt u maar even mee.” De rechtbank leidt hieruit af dat [medeverdachte] toestemming heeft gegeven tot betreding van betreffend pand. Dat verbalisanten zich op dat moment reeds in het, overigens publiekelijk toegankelijk, bedrijfspand bevonden, doet hier naar het oordeel van de rechtbank niet aan af. Uit de handelwijze van verbalisanten blijkt immers dat zij de intentie hadden toestemming te verkrijgen alvorens betreffend pand nader te betreden. Gelet op vorengaande is de rechtbank van oordeel dat genoemde anonieme melding slechts is gebruikt als startinformatie in het onderzoek naar de aanwezigheid van een hennepkwekerij in betreffend pand en niet als basis tot binnentreden.
De rechtbank verwerpt derhalve het verweer van de raadsman.
7.3. Vrijspraakoverwegingen van de rechtbank
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 2 is ten laste gelegd. Het op deze zaak betrekking hebbende zijnde dossier bevat geen aanwijzingen dat de elektriciteitsmeter is vernield of beschadigd danwel onbruikbaar is gemaakt. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
7.4. (Samenvatting van de) bewijsmiddelen en overwegingen van de rechtbank
De overtuiging van de rechtbank dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die zijn vervat in de volgende bewijsmiddelen.
Op dinsdag 2 februari 2010 hebben verbalisanten een onderzoek ter plaatse ingesteld aan [adres]. In dit bedrijfspand zou een hennepkwekerij aanwezig zijn. Op het genoemde adres troffen zij onder meer verdachte en [medeverdachte] en [medeverdachte] aan. Op de eerste etage van betreffend bedrijfspand werd, verdeeld over 3 ruimtes, door verbalisanten een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen. In totaal troffen zij 1011 hennepplanten aan. Voorts troffen zij aan een hoeveelheid natte hennep in een hennepdroger, gedroogde hennep in een kartonnen doos en een plastic doos met bladafval.
De aangetroffen hennepplanten werden in beslag genomen en voorzien van NFI-codes 473.345, 473.346, 473.347, 473.348, 473.349, 473.337, 473.344 en 473.342. Voornoemde natte hennep bleek een gewicht te hebben van 1250 gram (NFI-code 473.552 en 473.319), de henneptoppen bleken een gewicht te hebben van 1750 gram (NFI-code 473.339 en 473.340) en het hennepafval bleek een gewicht te hebben van 2300 gram (NFI-code 473.338 en 473.343).
Op 2 februari 2010 werd door verbalisant N. Claessens een onderzoek ingesteld. Verbalisant werd een hoeveelheid groen plantenmateriaal ter hand gesteld. Verbalisant zag en rook dat dit hennep betrof. Daarnaast werd gebruik gemaakt van de Drugst Test Kit van MMC International (cannabistest). Daarbij zag verbalisant een positieve kleurreactie, zodat kan worden aangenomen dat het geteste materiaal hennep betreft, een stof voorkomend op lijst II van de Opiumwet. De in de onderstaande tabel weergegeven materialen werden onderzocht.
Tabellarische weergave materiaal en onderzoeksresultaat.
Nummer NFI-code Omschrijving Ruimte Resultaat
1 473.345 Plantaardig materiaal 1 (stekken) Hennep
Verdachte: [medeverdachte]
2 473.346 Plantaardig materiaal 1 (stekken) Hennep
Verdachte: [medeverdachte]
3 473.347 Plantaardig materiaal 2b Hennep
Verdachte: [medeverdachte]
4 473.348 Plantaardig materiaal 2b Hennep
Verdachte: [medeverdachte]
5 473.349 Plantaardig materiaal 2c Hennep
Verdachte: [medeverdachte]
6 473.337 Plantaardig materiaal 2c Hennep
Verdachte: [medeverdachte]
7 473.344 Plantaardig materiaal 2d Hennep
Verdachte: [medeverdachte]
8 473.342 Plantaardig materiaal 2d Hennep
Verdachte: [medeverdachte]
9 473.343 Plantaardig materiaal Buiten kwekerij (doos) Hennep
Verdachte: [medeverdachte]
10 473.338 Plantaardig materiaal Buiten kwekerij (doos) Hennep
Verdachte: [medeverdachte]
11 473.339 Plantaardig materiaal 1 (doos) Hennep
Verdachte: [medeverdachte]
12 473.340 Plantaardig materiaal 1 (doos) Hennep
Verdachte: [medeverdachte]
13 473.552 Plantaardig materiaal 1 (droogslinger) Hennep
Verdachte: [medeverdachte]
14 473.319 Plantaardig materiaal 1 (droogslinger) Hennep
Verdachte: [medeverdachte]
[medeverdachte] verklaarde op 2 februari 2010 bij de politie onder meer – zakelijk weergegeven - dat zijn zonen eigenaar zijn van het bedrijfsgebouw en dat hij de hennepplanten heeft gekocht. Hij kocht ongeveer 1500 plantjes voor € 3.750,-. Voor de goederen heeft hij
€ 4.000,- tot € 5.000,- betaald. Hij heeft deze kwekerij gebouwd en is hiermee in oktober / november 2009 ongeveer 1 maand bezig geweest. Hij heeft ook de elektriciteit aangelegd, maar hij heeft de stroom niet illegaal afgetapt. Vorige week heeft hij zijn eerste oogst gehad van ongeveer 12 kilo natte hennep, waarvoor hij € 4.500,- kreeg.
Verdachte verklaarde op 2 februari 2010 bij de politie onder meer – zakelijk weergegeven - dat hij de hennepkwekerij samen met zijn broer is begonnen, omdat het slecht ging met hun bedrijf. Hij heeft nu een oogst gehad van ongeveer 3,5 tot 4 kilo natte hennep. Dit leverde ongeveer € 2.000,- op.
7.5. Bijzondere overwegingen van de rechtbank
De rechtbank overweegt als volgt. Gelet op de aanzienlijke capaciteit en professionaliteit van de hennepkwekerij van ruim 1000 planten, acht de rechtbank het onaannemelijk dat [medeverdachte] deze hennepkwekerij zonder medewerking van anderen heeft geëxploiteerd. De verklaring van verdachte onderschrijft dit. Hij verklaarde immers de kwekerij samen met zijn broer, zijnde [medeverdachte], begonnen te zijn. Hoewel de verklaringen van verdachte en [medeverdachte] verschillen voor wat betreft wie de hennepkwekerij heeft opgezet, blijkt hieruit wel dat zowel verdachte als Herman en [medeverdachte] op de hoogte waren van de hennepkwekerij en daarin ook hun rol hadden. In het bijzonder overweegt de rechtbank hieromtrent als volgt. In hun eerste verhoor bij de politie hebben verdachte en [medeverdachte] gedetailleerd verklaard omtrent de hennepkwekerij, inclusief opbrengsten. Deze kennis zou de rechtbank bevreemden indien beiden niet betrokken zouden zijn bij de hennepkwekerij. De ter terechtzitting afgelegde verklaring van verdachte dat hij niet op de hoogte was van de hennepkwekerij acht de rechtbank in het licht van voorgaande dan ook niet aannemelijk. De voornoemde bewijsmiddelen en met name de verklaringen van verdachte en [medeverdachte] in onderling verband en samenhang bezien, leiden de rechtbank tot het oordeel dat verdachte tezamen en in vereniging met zijn vader en broer het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
Op grond van voormelde bewijsmiddelen en overwegingen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Ten aanzien van feit 1
hij op 02 februari 2010 te Sevenum, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk (in het pand [adres]),
a. heeft geteeld 1011 hennepplanten, en
b. aanwezig heeft gehad 5300 gram hennep,
zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
8. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de kwalificatie
Het ten laste van verdachte bewezenverklaarde levert op het navolgende strafbare misdrijf:
Ten aanzien van feit 1
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod en medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod
Het misdrijf is strafbaar gesteld bij artikel 3, tweede lid, van de Opiumwet juncto artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht.
9. De strafbaarheid van verdachte
De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde nu niet is gebleken van enige omstandigheid die verdachtes strafbaarheid opheft.
10. De straffen en/of maatregelen
10.1. De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij gelegenheid van de terechtzitting op 27 mei 2011 met betrekking tot de op te leggen straf gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de tijd van 4 maanden, met aftrek ex artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
10.2. Het standpunt van de verdediging
Nu de verdediging zich op het standpunt heeft gesteld dat verdachte vrijgesproken dient te worden van het ten laste gelegde, heeft zij geen standpunt ingenomen ten aanzien van de gevorderde straf.
10.3. De overwegingen van de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft tezamen en in vereniging met zijn vader en broer een hennepkwekerij van ruim 1000 planten en ruim vijf kilogram hennep in een bedrijfspand gehad.
De rechtbank is er van overtuigd dat verdachte, door aldus te handelen zich enkel heeft laten leiden door de wens in korte tijd veel geld te verdienen, welk gewin hij heeft laten prevaleren boven de door de samenleving in wetten vastgelegde grenzen. Verdachte heeft zich willens en wetens schuldig gemaakt aan het overschrijden van die grens en daarmee aangegeven lak te hebben aan hetgeen de samenleving afspreekt als hij meent criminele winsten te kunnen maken. Door zijn handelwijze wordt de grootschalige handel in soft drugs bevorderd. Een handel die verboden is omdat uit studies blijkt dat het gebruik van soft drugs de gezondheid van personen ernstige schade toebrengt. Verder gaat die handel gepaard met steeds zwaardere vormen van (georganiseerde) criminaliteit.
Bij de strafmaat heeft de rechtbank mede rekening gehouden met de aanzienlijke hoeveelheid aangetroffen planten en hennep en met het feit dat verdachte blijkens zijn Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 20 april 2011 in 2000 niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
Gelet op de landelijk vastgestelde oriëntatiepunten straftoemeting pleegt men bij hennepkwekerijen vanaf 500 tot 1000 planten als uitgangspunt te nemen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van 12 weken. In onderhavig geval is echter sprake van een hoeveelheid van meer dan 1000 hennepplanten, alsmede de aanwezigheid van ruim vijf kilogram hennep, hetgeen een hogere straf rechtvaardigt. De rechtbank ziet geen reden om af te wijken van de landelijke oriëntatiepunten en zal verdachte derhalve veroordelen tot een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Gelet op voormelde omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden, met aftrek ex artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren passend en geboden is.
10.4. Teruggave in beslag genomen voorwerp
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat onder meer inbeslaggenomen is:
2010010918 25 1.00 STK Mobiele telefoon Kl:grijs
NOKIA
Nu met betrekking tot dit voorwerp niet (meer) wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering, dient dit voorwerp te worden teruggegeven aan degene aan wie het toebehoort, zoals hierna in het dictum genoemd.
10.5. Verbeurdverklaring overige in beslag genomen voorwerpen
De rechtbank is van oordeel dat de overige zoals hierna in het dictum genoemde inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, dienen te worden verbeurdverklaard.
11. Toepasselijke wetsartikelen
Na te melden beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 47, 57, 91
Opiumwet art. 3, 11
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
verstaat dat het aldus bewezenverklaarde het hiervoor vermelde strafbare feit oplevert en verklaart verdachte ter zake strafbaar;
veroordeelt verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van 4 maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf 1 maand niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
beveelt dat de tijd door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de aan verdachte opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
gelast de teruggave aan verdachte van het inbeslaggenomen nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
2010010918 25 1.00 STK Mobiele telefoon Kl:grijs
NOKIA
NFI 28 1.00 STK Sigaret
betreft sigarettenpeuk uit een volle asbak
NFI 29 1.00 STK Sigaret
betreft een peuk lag in volle asbak
NFI 30 1.00 STK Sigaret
sigarettenpeuk in asbak met meerdere peuken
NFI 32 1.00 STK Sigaret
sigarettenpeuk in asbak met meerdere peuken
NFI 33 1.00 STK Sigaret
sigarettenpeuk lag alleen in een asbak
2010010918 27 1.00 STK Handschoen
aangetroffen in box met hennep resten
2010010918 31 1.00 STK Handschoen
aangetroffen in box met hennepresten.
Vonnis gewezen door mrs. L.J.A. Crompvoets, L.P. Bosma en W. Brouwer, rechters, van wie mr. L.P. Bosma voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. O.A.G. Corten als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 28 juni 2011.