ECLI:NL:RBROE:2011:BQ9794

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
29 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
04/850090-11
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Heling van door broer bij overval op juwelier buit gemaakte sieraden en horloges

In deze zaak heeft de Rechtbank Roermond op 29 juni 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van opzetheling van sieraden en horloges die door zijn broer waren gestolen tijdens een overval op een juwelier in Roermond. De overval vond plaats tussen 11 en 16 maart 2011, waarbij de verdachte op de hoogte was van de criminele herkomst van de goederen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, na de overval, zijn broer heeft gevolgd en betrokken raakte bij de verkoop van de gestolen goederen in Beverwijk en Rotterdam. De rechtbank heeft de bewijsmiddelen, waaronder camerabeelden en afgeluisterde telefoongesprekken, in overweging genomen en kwam tot de conclusie dat de verdachte wist dat de goederen van misdrijf afkomstig waren. De officier van justitie had een werkstraf van 100 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf geëist, maar de rechtbank oordeelde dat een werkstraf passend was, gezien de omstandigheden van de verdachte en zijn blanco strafblad. De rechtbank veroordeelde de verdachte tot een taakstraf van 100 uur, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien deze niet naar behoren werd uitgevoerd. De rechtbank sprak de verdachte vrij van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen konden worden.

Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND
Sector strafrecht
Parketnummer: 04/850090-11
Datum uitspraak: 29 juni 2011
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Roermond, meervoudige kamer voor strafzaken,
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats],
wonende te [adres].
1.Het onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 juni 2011.
2.De tenlastelegging
De verdachte staat terecht ter zake dat:
hij in of omstreeks de periode van 11 maart 2011 tot en met 16 maart 2011 in de gemeente Roermond, in elk geval in Nederland, diverse horloges, diverse armbanden, diverse hangers en/of diverse ringen heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving en/of het voorhanden krijgen van genoemde horloges, armbanden, hangers en/of ringen wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
art. 416 lid 1 onder a subs. 417BIS van het Wetboek van Strafrecht
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.
3.De geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
4.De bevoegdheid van de rechtbank
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
5.De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen.
6.Schorsing der vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
7.Bewijsoverwegingen
7.1.Standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 15 juni 2011 gevorderd dat het ten laste gelegde zal worden bewezen verklaard.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde.
7.2.Bewijsmiddelen en overwegingen van de rechtbank
De overtuiging van de rechtbank dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die zijn vervat in de volgende bewijsmiddelen.
Samenvatting van de bewijsmiddelen en oordeel van de rechtbank
Op 11 maart 2001 heeft [naam] namens [slachtoffer] aangifte gedaan van diefstal met [naam] gepleegd op 11 maart 2011[straat] te Roermond. Aangever was samen met [naam] en [naam] in de zaak achter in het atelier aanwezig. Er was niemand in de zaak aanwezig op dat moment. Op een gegeven moment hoorde aangever dat de bel van de toegangsdeur ging. Hij zag op de monitor twee mannen met een zwarte helm op de zaak binnenkomen. Direct daarna hoorde hij een luide knal. [naam] stond op dat moment in het smalle gedeelte van het atelier. Aangever liep naar voren en riep: ‘Hey, de zaak uit’. De persoon die tegenover hem stond in de winkel schreeuwde naar hem. Deze persoon nam een dreigende houding aan, als ware een soort gevechtshouding. Hij kwam plots naar aangever toegelopen. Aangever is toen achteruit terug het atelier ingelopen en heeft een grote rode kniptang gepakt. De persoon die hem bedreigde stond in de deuropening van het atelier naar de winkel en dus inmiddels achter de toonbank. Nadat hij die kniptang had gepakt en naar voren liep, zag aangever dat de persoon ter hoogte van de toonbank bleef staan. Aangever gooide vervolgens de kniptang naar hem toe. Volgens aangever raakte de kniptang nog net een stukje van de toonbank en raakte de kniptang ook de persoon aan zijn rechterbovenbeen. Deze persoon raapte vervolgens de kniptang op en dreigde hiermee te slaan. Aangever zei toen: ‘Oh, nu mag je wel komen’. Die persoon zwaaide met de kniptang in de richting van aangever. Aangever deed snel een stap terug om een klap met de kniptang te voorkomen. De persoon liet vervolgens de kniptang vallen en is naar buiten gevlucht. Aangever zag vanuit het winkelgedeelte dat de persoon vervolgens bij iemand achterop de scooter sprong. Het was een zwarte scooter. Toen hij die ene persoon op de scooter zag springen, zag hij dat de bestuurder van de scooter er al op zat. Hij zag dat de bestuurder van de scooter eveneens een zwarte helm droeg. Hij heeft de kniptang opgeraapt en is hierna naar buiten gerend. Hij is de scooter met de personen erop nog tot de kruising nagerend. Toen aangever weer de zaak was ingelopen, zag hij toen hij de toonbank voorbij liep dat er een mes op de toonbank lag. Aangever zag dat de vitrine met sieraden helemaal stuk was. Tevens zag hij dat de vitrine met horloges helemaal stuk was. Door de dreigende houding van de dader en zijn geschreeuw voelde aangever zich ernstig bedreigd.
Op 25 maart 2011 stelde [naam], mede-eigenaar van [zaak], lijsten ter beschikking met daarop de ontvreemde goederen. Het betreft horloges, armbanden, hangers en ringen met een totale waarde van € 90.150,-.
Verdachte heeft op 23 maart 2011 bij de politie verklaard dat hij de dag van de overval thuis kwam en zijn broer [naam] buiten in de tuin stond met zijn scooter. [naam] had een rode sporttas om zijn nek, hij had zwarte handschoenen aan en hij droeg een helm. [naam] reed weg. Hij had een slecht gevoel hierbij. Het was een zonnige dag, hij droeg een helm. Normaal draagt hij nooit een helm. Er zat ook nog een andere jongen bij [naam] op de scooter. De jongen achterop had een opvallend lichtblauwe jas of vest aan. Verdachte is zijn broer vervolgens onopvallend gaan volgen met zijn auto, een zwarte Alfa Romeo. Op een gegeven moment zag verdachte zijn broer en diens vriend op de scooter in de [straat]. Hij zag dat [naam] rechts op het trottoir stond, vlakbij de juwelier die daar ligt. Dat is de juwelier waar [naam] later die juwelen heeft weggenomen. Enige tijd later, toen hij daar terug kwam, was het al bezig. Hij zag in zijn binnenspiegel dat er een scooter wegreed en dat er een jongen opzat met een blauw vest of jas. Op dat moment wist hij dat zijn broertje er ook bij was. Die jongen zat namelijk bij zijn broertje achterop de scooter. Hij zag in zijn binnenspiegel ook nog dat er een man met een soort grote tang achter hen aan liep. Eenmaal thuis zag hij dat zijn broer zijn kleding in de tuin uittrok en dat hij zich gesneden had aan zijn vinger, aangezien hij flink bloedde.
Op de afdruk van de camerabeelden van [zaak] herkent verdachte zijn broer. Dat ziet hij aan de tas die [naam] om zijn nek heeft. Dat is dezelfde tas die zijn broer om had toen hij thuis wegreed. Op de onderste foto ziet hij de jongen met het blauwe vest. Dat is die jongen die ook bij [naam] achterop zat.
Verdachte heeft verder verklaard dat [naam] later met de spullen naar hem toe kwam. Het waren een ketting, een oorbel, een ring, een armband en drie horloges. Het merk van de horloges is Paul Picot met dubbel P. Hij herinnert zich die dubbele P op die horloges. [naam] wilde echter niet zeggen hoe hij aan die spullen kwam. Hij wist toen eigenlijk wel dat die van de overval waren. [naam] vroeg hem of hij die spullen wilde verkopen. Hij wilde zijn broer beschermen. Op zondag is hij met de sieraden naar Beverwijk geweest en hij heeft daar geprobeerd de sieraden te verkopen. Hij heeft de sieraden verkocht en het horloge niet. Hij heeft totaal € 3.200,- of € 2.200,- gekregen en hij heeft dat geld aan zijn broer gegeven. Hij kent de jongen niet aan wie hij de sieraden in Beverwijk heeft verkocht. Hij kreeg van die jongen wel een kaartje met een naam van een zaak in Rotterdam. De gouden driehoek of zoiets. Er stonden ook nog andere jongens in de zaak in Beverwijk. Toen hij later, die dinsdag in Rotterdam bij die zaak kwam, toen zag hij een van die jongens weer. Hij heeft die jongen ook aan de telefoon gehad en hij herkende hem aan zijn stem, [naam] of zoiets. Volgens hem is de zaak in Beverwijk ook van [naam].
Op dinsdag is hij naar Rotterdam gegaan en heeft hij twee horloges verkocht. Hij heeft daarvoor € 4.200,- gekregen. Het geld heeft hij weer aan zijn broer gegeven. Bij dat geld zaten heel veel briefjes van € 500,-.
Deze verklaring van verdachte wordt ondersteund door ander bewijsmateriaal dat zich in het dossier bevindt.
Ten eerste wordt door verbalisant [naam] op de camerabeelden, van een camera die in videotheek [naam] in de [straat] hangt, gezien dat de scooter op 11 maart 2011 tussen 16.40 uur en 17.13 uur in totaal 12 keer in beeld was. De zwarte Alfa Romeo kwam tussen 16.40 uur en 17.12 uur in totaal 8 keer in beeld. Wat opviel was dat de scooter en de Alfa Romeo korte tijd na elkaar door de Zwartbroekstraat-Minderbroedersstraat reden, langs de [straat], of de [straat] vanuit de Zwartbroekstraat of Minderbroedersstraat in reden.
Voorts wordt in opdracht van de officier van justitie te Roermond het telefoonnummer [nummer] in gebruik bij verdachte vanaf 12 maart 2011 afgeluisterd en opgenomen.
Op 13 maart 2011 belt verdachte met een onbekende vrouw en zegt ‘als je naar Beverwijk gaat wat moet je dan aanhouden in Amsterdam’.
Op 13 maart 2011 wordt verdachte gebeld door onbekende vrouw die vraagt ‘waar rij jij nu dan op de A9. Je moet A9 aanhouden en dan krijg je Beverwijk, IJmuiden. A22 gaat naar Beverwijk.’
Op 15 maart 2011 belt verdachte met een onbekende man. Het gesprek gaat kennelijk over de route naar ‘de gouden driehoek’ in Rotterdam. Aan de mastgegevens is te zien dat de telefoon in gebruik bij verdachte ook daadwerkelijk in Rotterdam is.
Via internet blijkt dat de [naam], gevestigd te Rotterdam, een winkel is in juweliersartikelen en uurwerken (opkoper sieraden en horloges).
Op 15 maart 2011 belt verdachte met [naam]. Het gesprek gaat over de verkoop van ‘dingen’ die gestolen zijn. Verdachte zegt dat hij ‘drie nul nul nul’ krijgt. [naam] zegt dat dit te weinig is en dat hij ze morgen wel in Eindhoven verkoopt. De telefoon in gebruik bij verdachte straalt op dat moment nog steeds een mast aan in Rotterdam.
De volgende dag, 16 maart 2011, wordt [naam] bij aankomst op het station Eindhoven aangehouden. Verbalisant [naam] trof in de mouw van [naam] meerdere eurobiljetten ter waarde van € 500,- aan.
Uit het proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 maart 2011 blijkt [naam] samen met zijn broer en vrouw in [naam]’ staat. Naast deze winkel heeft hij ook nog een winkel in Beverwijk in de ‘zwarte markt’.
[naam] heeft op 18 maart 2011 bij de politie verklaard dat op 13 maart 2011 3 of 4 jongens in zijn zaak in Beverwijk kwamen waarvan hij gouden sieraden heeft verkocht. De man op de foto (verdachte) was daarbij. Hij kreeg het goud uit de groep. Ze boden ook een horloge aan. Het horloge had een waarde van € 10.000,-.
Op grond van deze bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien concludeert de rechtbank dat verdachte de horloges en sieraden die zijn broer buit had gemaakt bij de overval op juwelier [naam] heeft meegenomen naar Beverwijk en Rotterdam en aldaar heeft verkocht aan [naam] van de [naam]. De omstandigheid dat de volgens [naam] van verdachte gekochte sieraden niet afkomstig zijn van juwelier [naam] doet aan vorenstaande niet af. [naam] zou voor de door hem aan de politie gegeven sieraden meer hebben betaald dan de geschatte waarde ervan, hetgeen de rechtbank niet aannemelijk voorkomt. Gelet op vorenstaande zal [naam] zijn redenen hebben gehad de verkeerde sieraden aan de politie te geven.
7.3.Bewezenverklaring
Op grond van voormelde bewijsmiddelen en overwegingen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 11 maart 2011 tot en met 16 maart 2011 in Nederland, diverse horloges, diverse armbanden, diverse hangers en diverse ringen heeft verworven en voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving en het voorhanden krijgen van genoemde horloges, armbanden, hangers en ringen wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen.
Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
8.De kwalificatie
Het ten laste van verdachte bewezenverklaarde levert op het navolgende strafbare misdrijf:
opzetheling.
Het misdrijf is strafbaar gesteld bij artikel 416 van het Wetboek van Strafrecht.
9.De strafbaarheid van verdachte
De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde nu niet is gebleken van enige omstandigheid die verdachtes strafbaarheid opheft.
10.De straffen en/of maatregelen
10.1.De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij gelegenheid van de terechtzitting op 15 juni 2011 met betrekking tot de op te leggen hoofdstraf gevorderd dat verdachte ter zake van opzetheling zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 100 uur subsidiair 50 dagen hechtenis en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met een proeftijd van 2 jaren, met de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht.
10.2.Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van de gevorderde straf primair aangevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat rekening dient te worden gehouden met het blanco strafblad van verdachte en zijn wankele financiële positie.
10.3.De overwegingen van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan opzetheling van diverse sieraden en horloges die een waarde van tienduizenden euro’s vertegenwoordigen.
Verdachte heeft zijn broer gezien op het moment dat een overval op de juwelier in de [straat] in Roermond plaatsvond. Zijn broer heeft verdachte bij die overval buit gemaakte sieraden en horloges aangeboden om te verkopen en verdachte is daar op ingegaan. Hij is actief op zoek gegaan naar een heler en hij is daarvoor naar Beverwijk en Rotterdam gereden. Door deze handelingen heeft verdachte bijgedragen aan de schade die de slachtoffers en de maatschappij door de overval op de juwelier hebben geleden.
Ook houdt de rechtbank er rekening mee dat blijkens het uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister verdachte niet eerder is veroordeeld.
De rechtbank heeft er oog voor dat verdachte in een moeilijke positie is gekomen, waarin hij – op misplaatste wijze – zijn criminele broertje heeft willen beschermen.
Gelet op vorenstaande acht de rechtbank een gevangenisstraf te zwaar aangezet. De rechtbank is van oordeel dat alleen een werkstraf passend is. Gelet op verdachtes uitdrukkelijke wens zelf verantwoording te dragen voor zijn leven en handelen – zoals hij dat in het verleden ook altijd heeft gedaan en moeten doen – zal de rechtbank geen voorwaardelijk strafdeel met reclasseringstoezicht opleggen.
10.4.Teruggave
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat onder meer inbeslaggenomen zijn:
1 x € 500,-;
7 x € 50,-;
1 x € 20,-;
1 x € 10,-;
1 x € 0,20.
De rechtbank is van oordeel dat niet is vast te stellen dat dit geld afkomstig is uit de opbrengst van heling, te meer nu verdachte een aannemelijke verklaring heeft gegeven voor de herkomst van deze gelden. Nu met betrekking tot deze voorwerpen niet (meer) wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering, dienen deze voorwerpen te worden teruggegeven aan degene onder wie deze zijn inbeslaggenomen, zoals hierna in het dictum genoemd.
11.Toepasselijke wetsartikelen
Na te melden beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 9, 22c, 22d, 27, 416.
12.Beslissing
De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
verstaat dat het aldus bewezenverklaarde het hiervoor vermelde strafbare feit oplevert en verklaart verdachte ter zake strafbaar;
veroordeelt verdachte tot een taakstraf, te weten een werkstraf voor de duur van 100 uren, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid;
beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 50 dagen zal worden toegepast;
verstaat dat de taakstraf uiterlijk 1 jaar nadat dit vonnis onherroepelijk is geworden, zal zijn voltooid;
beveelt dat de tijd door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht en bepaalt dat de aftrek aldus zal geschieden dat tegenover één dag inverzekeringstelling of voorlopige hechtenis welke verdachte
heeft ondergaan twee uren taakstraf worden gesteld;
gelast de teruggave aan verdachte van:
1 x € 500,-;
7 x € 50,-;
1 x € 20,-;
1 x € 10,-;
1 x € 0,20.
Vonnis gewezen door mrs. M.J.A.G. van Baal, M.B.T.G. Steeghs en C.C.W.M. Aretz, rechters, van wie mr. M.J.A.G. van Baal voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. D.W.G. Roebroek als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 29 juni 2011.