ECLI:NL:RBROE:2011:BQ7405
Rechtbank Roermond
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Tenietgaan van pandrecht op vordering door schuldsanering
In deze zaak heeft de Rechtbank Roermond op 1 juni 2011 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen de coöperatie u.a. Rabobank, handelende onder de naam Rabobank Land van Cuijk & Maasduinen, en een gedaagde die betrokken was bij een kredietovereenkomst. De gedaagde had samen met zijn broer en schoonzus een kredietovereenkomst gesloten met de Rabobank, waarbij verschillende zekerheden waren verbonden, waaronder een pandrecht op een vordering van de ouders van de gedaagde. De gedaagde was op 11 mei 2005 toegelaten tot een wettelijke schuldsaneringsregeling, die op 23 december 2009 eindigde met het verlenen van een schone lei. De Rabobank vorderde dat het pandrecht op de vordering van de ouders nog steeds geldig was en dat de gedaagde verplicht was om een bedrag van € 100.992,-- te betalen, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank oordeelde dat het pandrecht teniet was gegaan door de schuldsanering, waardoor de Rabobank niet meer inningsbevoegd was ten aanzien van de vordering van de ouders op de gedaagde. De rechtbank wees de vorderingen van de Rabobank af en veroordeelde haar in de proceskosten van de gedaagde, die op dat moment waren begroot op € 6.379,00. De uitspraak benadrukt de gevolgen van een schuldsanering voor de geldigheid van pandrechten en de positie van pandhouders.