RECHTBANK ROERMOND
Sector strafrecht
Parketnummer : 04/850325-10
Datum uitspraak: 1 juni 2011
Vonnis van de rechtbank Roermond, meervoudige kamer voor strafzaken,
[naam verdachte]
geboren te [geboortedatum],
wonende te [adres],
thans gedetineerd in [detentie-adres]
1.Het onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen
van 13 en 20 mei 2011.
De verdachte staat na - twee wijzigingen van de tenlastelegging - terecht ter zake dat:
1.
hij op of omstreeks 06 augustus 2010 te Thorn, in elk geval in de gemeente Maasgouw, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum]), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handeling(en) te plegen, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van genoemde [slachtoffer], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikelen 244 juncto 45 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 06 augustus 2010 te Thorn, in elk geval in de gemeente Maasgouw, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum]) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit het, meermalen, althans eenmaal, betasten van het bovenlichaam en/of betasten van de vagina en/of schaamstreek en/of kussen van het gezicht van voornoemde [slachtoffer] en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit het onverhoeds verrichten van bovengenoemde ontuchtige handelingen en/of het op schoot nemen en vasthouden van voornoemde [slachtoffer];
(artikel 246 Wetboek van Strafrecht)
althans indien terzake het vorenstaande onder 2 geen veroordeling zou volgen:
hij op of omstreeks 06 augustus 2010 te Thorn, in elk geval in de gemeente Maasgouw, met [slachtoffer], geboren op [geboortedatum], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit het meermalen, althans eenmaal, ontuchtig betasten van het bovenlichaam en/of betasten van de vagina en/of schaamstreek en/of kussen van het gezicht van voornoemde [slachtoffer].
(artikel 247 Wetboek van Strafrecht)
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.
3.De geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
4.De bevoegdheid van de rechtbank
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
5.De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen.
6.Schorsing der vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
7.1.Standpunten van de officier van justitie en de verdediging.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 20 mei 2011 gevorderd dat het onder 1 en onder 2 primair ten laste gelegde zal worden bewezen verklaard.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van feit 1 in verband met vrijwillige terugtred en dat het onder 2 primair laste gelegde wel kan worden bewezen verklaard.
7.2.Bewijsmiddelen en overwegingen van de rechtbank
De overtuiging van de rechtbank dat de verdachte het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die zijn vervat in de volgende bewijsmiddelen.
De hieronder vermelde bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit, waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
7.3.Samenvatting van de bewijsmiddelen en overwegingen van de rechtbank
- Op 7 augustus 2010 heeft [moeder slachtoffer] aangifte gedaan en zij heeft onder meer het volgende verklaard.
Ik doe namens mijn dochter [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum]) deze aangifte. Gisteren heb ik samen met mijn negenjarige dochter [slachtoffer] een informatief gesprek gehad met de politie. [slachtoffer] noemt haar vagina ‘pipi-frau‘. [slachtoffer] heeft momenteel beginnende borstontwikkeling.
Op 30 juli 2010 ben ik met mijn drie kinderen naar camping [naam] gekomen en wij verblijven daar in onze eigen caravan.
Op 6 augustus 2010 omstreeks 20.30 uur kwam een campingbewoner, die ik herkende als [verdachte], in mijn voortent. Hij begon op mij in te praten en vervolgens begon hij meerdere malen op mijn wangen te kussen. Kort hierna is hij weggegaan.
Even later kwam [slachtoffer] binnen en zij vertelde mij dat [verdachte] haar onder haar t-shirt had gestreken. Zij deed dit ook voor, waarbij zij met haar hand via de hals van haar T-shirt naar de borsten ging. Ook vertelde zij dat [verdachte] met zijn handen onder haar rok was gegaan en met zijn handen in haar onderbroek was geweest. Ik zag dat [slachtoffer] een angstige en zenuwachtige indruk maakte.
Op het politiebureau te Weert hoorde ik pas van [slachtoffer] dat ze in de caravan op de schoot van [verdachte] had gezeten en onderweg naar het bureau vertelde ze dat ze haar benen heel strak tegen elkaar had gehouden omdat [verdachte] probeerde met zijn handen in haar vagina te gaan.
- Op 6 augustus 2010 heeft er op het politiebureau te Weert een gesprek plaatsgehad door verbalisant [naam verbalisant], gecertificeerd zedenrechercheur, met [moeder slachtoffer] en [slachtoffer], geboren op [geboortedatum]. Van dit gesprek is proces-verbaal opgemaakt. In dit proces-verbaal relateert de betreffende verbalisant onder meer het volgende.
[slachtoffer] deelde het volgende mede:
Ik ben door een man over mijn bovenlichaam onder mijn t-shirt gestreken en ik heb tegen deze man gezegd dat ik dit niet wilde. Toen heeft die man mij onder mijn rok gevoeld met zijn handen en de man ging toen met zijn hand in mijn onderbroek. De man heeft mijn ‘pipi-frau’ aangeraakt. Ik wilde dit niet en ik heb mijn benen hard samengeknepen. De man heeft met zijn hand over mijn ‘pipi-frau’ gestreken. Het is allemaal gebeurd in de caravan van die man en ik weet dat die man [verdachte] heet.
Ik ben met [verdachte] in zijn caravan geweest omdat [verdachte] tegen mij had gezegd dat hij met mij wilde praten. In de caravan zat [verdachte] op het bed en ik zat op de schoot van [verdachte]. Ik mocht het van [verdachte] tegen niemand vertellen.
- Verdachte heeft op 8 augustus 2010 te 13.35 uur tegenover de politie onder meer het volgende verklaard.
[slachtoffer] zat op mijn schoot en ik had mijn linkerarm om de schouder van [slachtoffer]. Mijn rechterarm lag over de benen van [slachtoffer]. Ik heb haar zo ongeveer 5 minuten vastgehouden.
- Verdachte heeft op 30 september 2010 te 10.05 uur tegenover de politie onder meer het volgende verklaard.
Ik heb [slachtoffer] van 9 jaar oud meegenomen naar de caravan. Ik ben op bed gaan zitten en ik heb vervolgens [slachtoffer] gevraagd op mijn schoot te gaan zitten. Hierna ben ik met de rechterhand onder de rok gegaan. Onder de rok ben ik naar boven gegaan om via de bovenzijde van haar slip met mijn hand in haar slip te gaan. Vervolgens ben ik met mijn hand naar haar vagina gegaan en ben ik met mijn hand over de vagina gegaan. Daarbij hield [slachtoffer] haar benen bij elkaar; ze kneep ze bij elkaar. Ik denk dat [slachtoffer] niet wilde hebben dat ik dat bij haar deed. Ik heb even met een vinger over haar vagina gewreven en toen ik in de gaten kreeg dat zij niet wilde, ben ik gestopt. Ik heb haar ook vastgepakt en een kus op de wang/kaak gegeven. Ik denk dat ik haar twee kussen op de wang heb gegeven.
- Verdachte heeft op 30 september 2010 te 13.03 uur tegenover de politie nog verder verklaard, onder meer het volgende.
Ik heb tegen [slachtoffer] gezegd dat ze bij mij op schoot moest komen zitten. Het kan gebeurd zijn dat ik onder haar shirt over haar bovenlichaam heb gestreken maar dat kan ik mij niet meer herinneren. [slachtoffer] vond het helemaal niet goed. Ze kneep haar benen bij elkaar en sprong van mijn schoot af. Omdat ze tegenstribbelde, ben ik gestopt.
Ik was wel opgewonden en wilde meer en meer, maar niet met een 9-jarig kind.
1.
hij op 06 augustus 2010 te Thorn ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum]), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen te plegen, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van genoemde [slachtoffer], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2. primair
hij op 06 augustus 2010 te Thorn door geweld en een feitelijkheid [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum]) heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, bestaande uit het betasten van het bovenlichaam en kussen van het gezicht van voornoemde [slachtoffer], bestaande dat geweld uit het onverhoeds verrichten van bovengenoemde ontuchtige handelingen en het op schoot vasthouden van voornoemde [slachtoffer] en bestaande die feitelijkheid uit het op schoot nemen van voornoemde [slachtoffer].
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen.
Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
8.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de kwalificatie
De raadsman heeft met betrekking tot feit 1 als verweer naar voren gebracht dat er sprake is van vrijwillige terugtred als bedoeld in artikel 46b van het Wetboek van Strafrecht aan de zijde van verdachte en - zo begrijpt de rechtbank de raadsman - dat het feit geen strafbaar feit oplevert. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat verdachte in zijn verklaring van
30 september 2009 te 13.03 uur tegenover de politie weliswaar heeft verklaard dat hij meer en meer wilde, maar dat hij dat niet met een 9-jarig kind wilde. Dan had hij een vrouw van zijn eigen leeftijd gezocht.
De rechtbank overweegt met betrekking tot de gestelde vrijwillige terugtred dat verdachte in de door de raadsman aangehaalde verklaring ook heeft verklaard dat hij is gestopt omdat [slachtoffer] tegenstribbelde bij het strijken met zijn hand over haar blote vagina.
De rechtbank is van oordeel dat laatstvermelde mededeling van verdachte op geen enkele wijze kan worden opgevat als vrijwillige terugtred. Verdachte geeft immers duidelijk aan dat het tegenstribbelen van [slachtoffer] hem heeft doen besluiten te stoppen met het strijken over de blote vagina van [slachtoffer].
Het verweer van de raadsman wordt derhalve verworpen en het bewezen verklaarde is een strafbaar feit.
Het ten laste van verdachte bewezenverklaarde levert op de navolgende strafbare misdrijven:
Ten aanzien van feit 1:
poging tot het met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die
mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam
ten aanzien van feit 2 primair:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid.
Het misdrijf sub 1 is strafbaar gesteld bij de artikelen 244 juncto 45 van het Wetboek van Strafrecht.
Het misdrijf sub 2 primair is strafbaar gesteld bij artikel 246 het Wetboek van Strafrecht.
9.De strafbaarheid van verdachte
Door de GZ psycholoog drs. [naam], is omtrent de geestvermogens van verdachte op 13 januari 2011 rapportage uitgebracht. De deskundige komt tot de conclusie dat er bij de op zwakbegaafd niveau functionerende verdachte sprake is van zowel een ziekelijke stoornis als een gebrekkige ontwikkeling der geestvermogens, dat dit ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde ook het geval was en dat deze stoornis en gebrekkige ontwikkeling ook de keuzes dan wel gedragingen van verdachte ten tijde van het ten laste gelegde hebben beïnvloed. De deskundige adviseert de rechtbank verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te achten.
De rechtbank kan zich vinden in de conclusie en het advies van de deskundige en zij neemt deze over.
De verdachte is derhalve strafbaar voor het bewezenverklaarde nu overigens niet is gebleken van enige omstandigheid die verdachtes strafbaarheid opheft.
10.1.De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij gelegenheid van de terechtzitting op 20 mei 2011 met betrekking tot de op te leggen straf gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 en onder 2 primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van achttien maanden met aftrek ex artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
10.2.Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft naar voren gebracht dat een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met als bijzondere voorwaarde toezicht van de reclassering, een passende bestraffing zou zijn.
10.3.De overwegingen van de rechtbank
Ten laste van verdachte zijn bewezen verklaard - kort weergegeven - een poging tot het binnendringen in het lichaam van een slechts negen jaar oud zijnd meisje, in casu [slachtoffer], en feitelijke aanranding van datzelfde meisje.
Door de bewezen verklaarde feiten wordt grote inbreuk gemaakt op zowel de lichamelijke als de geestelijke integriteit van [slachtoffer]. Kort na het gebeuren heeft [slachtoffer] haar moeder hierover verteld en moeder constateerde toen dat [slachtoffer] een angstige en zenuwachtige indruk maakte. Welke de gevolgen op de lange termijn voor [slachtoffer] zullen zijn, zal pas over een aantal jaren duidelijk worden, doch het is een feit van algemene bekendheid dat er bij slachtoffers van delicten als de bewezen verklaarde, lange tijd gevoelens van angst en onzekerheid (kunnen) blijven bestaan, waardoor zij in hun deelname aan het maatschappelijk verkeer ernstig kunnen worden belemmerd. In het bijzonder kan deze ongewenste (traumatische) ervaring in de latere seksuele contacten met hun partner belemmerend werken.
De rechtbank rekent daarom dit handelen verdachte zwaar aan.
Bij de bepaling van de strafmodaliteit en de hoogte van de op te leggen straf, heeft de rechtbank ook rekening gehouden met het feit dat verdachte al eerder in België is veroordeeld voor soortgelijke delicten, met de conclusie van de psycholoog, namelijk dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar voor het bewezen verklaarde dient te worden beschouwd en het feit dat verdachte tijdens de terechtzitting inzicht heeft getoond in de onjuistheid van zijn handelwijze.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat er bij verdachte sprake is van een problematiek die een behandeling, liefst in een klinische setting, behoeft. Door middel van deze behandeling zal moeten worden getracht te voorkomen dat verdachte wederom soortgelijke delicten zal gaan plegen. Om een behandeling van verdachte mogelijk te maken, zal de rechtbank van de op te leggen onvoorwaardelijk gevangenisstraf een gedeelte voorwaardelijk opleggen met als bijzondere voorwaarde toezicht van de reclassering. Verdachte heeft tijdens de terechtzitting nadrukkelijk aangegeven dat hij behandeld wenst te worden.
De rechtbank zal de gewenste klinische behandeling niet als aparte bijzondere voorwaarde stellen, omdat niet duidelijk is hoe een en ander er na ommekomst van de detentie voorstaat met de (mogelijkheden tot) opname. De rechtbank wijst er wel uitdrukkelijk op dat mocht opname te zijner tijd noodzakelijk en wenselijk worden geacht in het kader van het voorwaardelijk strafdeel, daartoe dan aanpassing van de bijzondere voorwaarde tot de mogelijkheden behoort.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige, hogere dan wel lagere straf dan de hierna vermelde vrijheidsstraf met een onvoorwaardelijk deel. Met het opleggen van een deels voorwaardelijke gevangenisstraf wordt de strafoplegging ook dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
11.Toepasselijke wetsartikelen
Na te melden beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht: art. 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 45, 57, 244 en 246
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
verstaat dat het aldus bewezenverklaarde de hiervoor vermelde strafbare feiten oplevert en verklaart verdachte ter zake strafbaar;
veroordeelt verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een
gevangenisstraf voor de tijd van vierentwintig maanden;
beveelt dat van deze gevangenisstraf zes maanden niet zullen worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt bepaald op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel gedurende die proeftijd de hierna te melden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende maximaal de periode van de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die hem zullen worden gegeven door of namens de Reclassering Nederland, adviesunit Roermond, ook als dat inhoudt het ondergaan van enige behandeling met betrekking tot de bij hem aanwezige problematiek, zolang deze instelling dit noodzakelijk acht, met opdracht aan die instelling aan de verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze bijzondere voorwaarde;
beveelt dat de tijd door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de aan verdachte opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Vonnis gewezen door mrs. L.P. Bosma, A.K. Kleine en C.C.W.M. Aretz, rechters,
van wie mr. A.K. Kleine voorzitter, in tegenwoordigheid van J.A.H. Bicker als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 1 juni 2011.
Mr. C.C.W.M. Aretz is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.