ECLI:NL:RBROE:2011:BQ5724

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
14 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
107274 / KG ZA 11-53 en 107276 / FA RK 11-341
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van het huisverbod en de gevolgen voor de verzoeker

Op 14 maart 2011 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Roermond een mondelinge uitspraak gedaan naar aanleiding van een verzoek om voorlopige voorziening in het kader van de Wet tijdelijk huisverbod (Wth). De zaak betreft een beroep van verzoeker tegen het besluit van de burgemeester van Venray, dat op 4 maart 2011 een huisverbod had opgelegd en dit had verlengd. Verzoeker heeft op 9 maart 2011 beroep ingesteld tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat hij meende dat zijn aanwezigheid in de woning geen gevaar meer opleverde voor de huisgenoten. De voorzieningenrechter heeft de zaak op 14 maart 2011 behandeld en direct na de zitting uitspraak gedaan.

In de uitspraak verklaarde de voorzieningenrechter het beroep van verzoeker gegrond en vernietigde het besluit van de burgemeester voor zover het betrekking had op de periode na de zitting. De voorzieningenrechter oordeelde dat de feiten en omstandigheden na het opleggen van het huisverbod zodanig waren veranderd dat er geen onmiddellijk dreigend gevaar meer was voor de huisgenoten. De voorzieningenrechter wees de verzoeken om een voorlopige voorziening, vergoeding van proceskosten en schadevergoeding af, omdat deze niet meer nodig waren na de vernietiging van het huisverbod.

De uitspraak benadrukt de toepassing van de ex nunc toetsing, waarbij de huidige feiten en omstandigheden bepalend zijn voor de beslissing. De voorzieningenrechter concludeerde dat verzoeker, indien het huisverbod werd opgeheven, zou meewerken aan de voorgenomen therapie en dat de vrouw en kinderen ook baat hadden bij het opheffen van het huisverbod. De uitspraak is van belang voor de rechtspraktijk rondom huisverboden en de bescherming van betrokkenen in situaties van huiselijk geweld.

Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND
Sector civiel recht
Voorzieningenrechter
Zaaknummers: 107274 / KG ZA 11-53
107276 / FA RK 11-341
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van 14 maart 2011 naar aanleiding van het verzoek om voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht, tevens mondelinge uitspraak in de hoofdzaak als bedoeld in artikel 8:86, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht
Inzake
[verzoeker], verzoeker,
wonende te [woonplaats], [adres],
thans verblijvende te [verblijfsplaats], [verblijfsadres],
gemachtigde mr. K.E.J. Dohmen,
en
de burgemeester van de gemeente Venray, verweerder.
in welke zaak belanghebbenden zijn:
[de vrouw],
wonende te [woonplaats], [adres],
hierna te noemen de vrouw;
de minderjarigen [minderjarige 1], [minderjarige 2] en [minderjarige 3],
wonende te [woonplaats], [adres].
Zitting hebben: mr. M.I.J. Hegeman, als voorzieningenrechter,
H.V.M. Smeets, als griffier.
1. Mondelinge behandeling
1.1. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 14 januari 2011.
Ter zitting zijn verschenen:
- verzoeker, bijgestaan door mr. K.E.J. Dohmen;
- de vrouw
- [vertegenwoordigster], vertegenwoordigster van verweerder.
1.2. Na de sluiting van het onderzoek ter zitting op 14 maart 2011 heeft de voorzieningenrechter on¬mid¬del¬lijk mondeling uitspraak gedaan.
2. Beslissing
De voorzienengenrechter,
recht doende:
2.1. verklaart het beroep tegen het bestreden besluit van 4 maart 2011 gegrond;
2.2. vernietigt het bestreden besluit van 4 maart 2011, strekkende tot verlenging van het huisverbod, voor zover dit betrekking heeft op de periode vanaf heden;
2.3. wijst de verzoeken om een voorlopige voorziening, vergoeding van proceskosten en schadevergoeding af.
3. Gronden voor de beslissing
3.1. Bij besluit van 26 februari 2011 heeft verweerder aan verzoeker op grond van het bepaalde in artikel 2 van de Wet tijdelijk huisverbod (Wth) een huisverbod opgelegd voor de woning gelegen aan de [adres], [woonplaats].
3.2. Bij besluit van 4 maart 2011 heeft verweerder op grond van het bepaalde in artikel 9 van de Wth voornoemd huisverbod verlengd met 18 dagen, geldend vanaf 8 maart 2011 10.00 uur tot 26 maart 2011, 10.00 uur.
3.3. Tegen het besluit van 4 maart 2011 (hierna: het bestreden besluit) heeft verzoeker bij brief van 9 maart 2011 beroep ingesteld en verzocht om vergoeding van de geleden schade.
3.4. Voorts heeft verzoeker bij brief van 9 maart 2011 de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen, inhoudende dat effectuering van het huisverbod wordt opgeheven, althans een door de voorzieningenrechter in goede justitie te treffen voorlopige voorziening, met veroordeling van verweerder in de proceskosten.
3.5. Op grond van het bepaalde in artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
3.6. In artikel 8:86, eerste lid, van de Awb is bepaald dat, indien het verzoek om voorlopige voorziening wordt gedaan indien beroep bij de rechtbank is ingesteld en de voorzieningenrechter van oordeel is dat na de zitting, bedoeld in artikel 8:83, eerste lid, van de Awb, nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, hij onmiddellijk uitspraak kan doen in de hoofdzaak.
3.7. De voorzieningenrechter is van oordeel dat in dit geval de feiten en omstandigheden geen nader onderzoek vergen, zodat geen beletsel bestaat voor toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Awb.
3.8. Op 1 januari 2009 is de Wth in werking getreden, die het de burgemeester van een gemeente mogelijk maakt een tijdelijk huisverbod op te leggen aan personen van wie een ernstige dreiging van huiselijk geweld uitgaat.
Op grond van het bepaalde in artikel 2 van deze wet kan de burgemeester een huisverbod opleggen voor de duur van tien dagen aan een persoon indien uit feiten of omstandigheden blijkt dat diens aanwezigheid in de woning ernstig en onmiddellijk gevaar oplevert voor de veiligheid van één of meer personen die met hem in de woning wonen of daarin anders dan incidenteel verblijven of indien op grond van feiten of omstandigheden een ernstig vermoeden van dit gevaar bestaat.
Op grond van het bepaalde in artikel 9 van deze wet kan de burgemeester besluiten het huisverbod te verlengen tot maximaal vier weken vanaf het tijdstip waarop het huisverbod ingaat, indien de dreiging van gevaar of het ernstige vermoeden daarvan voortduurt.
3.9. Vast staat dat verweerder op 26 februari 2011 aan verzoeker een huisverbod voor de duur van tien dagen heeft opgelegd, waartegen verzoeker geen rechtsmidddel heeft aangewend.
3.10. Vast staat verder dat de casemanager reeds op 4 maart 2011 verweerder geadviseerd heeft tot verlenging van het huisverbod, hetgeen heeft geresulteerd in het bestreden besluit.
3.11. Verzoeker betwist de juistheid van de in het bestreden besluit gestelde feiten en omstandigheden en kunnen derhalve niet leiden tot een verlenging van het huisverbod. Verzoeker is voorts van mening dat er sprake is van onzorgvuldige besluitvorming, omdat verweerder verzoeker niet in de gelegenheid heeft gesteld zijn zienswijze op het voornemen tot verlenging kenbaar te maken. Daarenboven is sprake, aldus verzoeker van een onjuiste belangenafweging, omdat er niet (meer) sprake is van feiten en omstandigheden waaruit blijkt dat zijn aanwezigheid in de woning ernstig en onmiddellijk gevaar oplevert voor de veiligheid van een of meer personen die met hem in de woning verblijven of dat een ernstig vermoeden daartoe bestaat. Immers de voorgenomen agressieregulatietherapie bij de FPP de Horst in Tegelen kan verzoeker ook volgen indien hij op het adres aan de [adres] te Venray verblijft. Het feit dat de therapie evenwel pas op 17 maart 2011 kan beginnen, rechtvaardigt niet de verlenging van het huisverbod. De kinderen van verzoeker lijden eveneens onder het huisverbod. Het is verzoeker niet toegestaan contact op te nemen met de kinderen. Dit brengt onevenredig veel nadeel met zich mee voor de verzoeker en zijn kinderen in verhouding tot het doel van het huisverbod.
Om medische redenen is het voor verzoeker eveneens van belang dat het huisverbod wordt opgeheven. Verzoeker staat onder behandeling van een uroloog van het VieCurie Medisch Centrum voor Noord-Limburg in verband met het vergruizen van een niersteen. Hij heeft hiervoor reeds drie keer een behandeling ondergaan. Verzoeker heeft vernomen dat de laatste röntgenfoto laat zien dat de steen is gezakt naar de urineleider. Volgens de uroloog is dit erg gevaarlijk en loopt verzoeker het risico dat hij met spoed dient te worden opgenomen. Het is dan ook voor verzoeker noodzakelijk dat hij de behandeling kan voortzetten vanuit de thuissituatie en niet vanaf zijn verblijfadres in [verblijfsplaats].
3.12. Door de vrouw is ter zitting verklaard dat door de FPP De Horst is aangegeven dat er geen recidive gevaar is. De vrouw en de kinderen wensen dat het huisverbod wordt opgeheven.
3.13. Namens verweerder is het standpunt ingenomen dat verzoeker wel in de gelegenheid is gesteld zijn zienswijze omtrent de voorgenomen verlenging kenbaar te maken en verwijst daarvoor naar de e-mail van 4 maart 2011 van 13.45 uur. Het huisverbod is verlengd om gepaste zorg te realiseren. Zo kunnen de gesprekken met Bureau Jeugdzorg plaatsvinden om een beeld te krijgen van de problematiek en met de Poli De Horst in Tegelen voor de intake en realisatie van een gepaste behandeling. De eerste behandeling bij De Horst kan starten op 17 maart 2011. Het verlengen van het huisverbod biedt ook de kinderen extra tijd en ruimte om zich te kunnen uiten over wat er gebeurd is. Uit het beroepschrift dan wel het verzoekschrift wordt niet concreet duidelijk waarom het opgelegde huisverbod verzoeker zou verhinderen om het ziekenhuis te bezoeken. In dat opzicht is zulks niet aannemelijk gemaakt.
Zijdens de casemanager is aangegeven dat, mochten er interventies eerder gerealiseerd worden, dan kan dit een reden zijn om het huisverbod tussendoor te beëindigen.
Ter zitting is door de vertegenwoordigster van verweerder gesteld dat het huisverbod is verlengd, omdat het gevaar bestaat dat op het moment dat de man weer thuis is de hulpverlening wordt onderbroken. Verweerder is bij het besluit om het huisverbod te verlengen enkel uitgegaan van de visie van de casemanager, omdat de gemeente niet beschikt over het dossier van de hulpverlening. Het is mogelijk dat na het eerste gesprek op 17 maart 2011 bij de Horst alsnog het advies wordt gegeven om het huisverbod in te trekken.
3.14. Verzoeker heeft desgevraagd ter zitting verklaard dat hij, indien het huisverbod wordt opgeheven, voor honderd procent mee zal werken aan de voorgenomen agressieregulatietherapie bij de FPP De Horst te Tegelen. Verder hebben verzoeker en de vrouw verklaard de aangeboden vrijwillige hulpverlening door Bureau Jeugdzorg te aanvaarden en volledige medewerking te zullen verlenen.
3.15. Gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting is de voorzieningenrechter ex nunc toetsend van oordeel dat de feiten en omstandigheden die zich hebben voorgedaan na het opleggen van het verlengingsverbod van dien aard zijn dat thans de aanwezigheid van verzoeker in de woning geen onmiddellijk dreigend gevaar voor de huisgenoten oplevert.
3.16. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het beroep tegen het besluit tot verlenging van het huisverbod van 4 maart 2011 gegrond is. Dat besluit wordt vernietigd, voor zover het betrekking heeft op de periode na de zitting op 14 maart 2011.
3.17. Gelet op de beslissing in de hoofdzaak is het treffen van een voorlopige voorziening niet vereist.
3.18. Voor een veroordeling in de proceskosten en een schadevergoeding ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding.
Waarvan door de griffier is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzieningenrechter en door de griffier is ondertekend.
De griffier: De voorzieningenrechter:
Voor eensluidend afschrift:
de griffier,
Afschrift verzonden op:
hs
Tegen de beslissing op beroep staat, binnen zes weken na de dag van verzending hiervan, voor belanghebbenden hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA ’s-Gravenhage.