ECLI:NL:RBROE:2011:BQ5713

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
11 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
105598 / FA RK 10-1962
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen opgelegd huisverbod door burgemeester van Venray

In deze zaak heeft de Rechtbank Roermond op 11 mei 2011 uitspraak gedaan in een beroep tegen een door de burgemeester van Venray opgelegd huisverbod. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. A.B.E. van Kan, heeft op 20 december 2010 beroep ingesteld tegen het besluit van 9 november 2010, waarbij hem werd gelast de woning onmiddellijk te verlaten en gedurende een bepaalde periode geen contact op te nemen met de in het besluit genoemde personen. De mondelinge behandeling vond plaats op 30 maart 2011.

De rechtbank heeft in haar overwegingen de wetgeving omtrent het tijdelijk huisverbod besproken, waarbij de burgemeester op basis van een risicotaxatie kan besluiten tot het opleggen van een huisverbod indien er een ernstige dreiging van huiselijk geweld bestaat. Eiser heeft betoogd dat de risicotaxatie gebrekkig was en dat er onvoldoende bewijs was voor de gestelde feiten en omstandigheden die tot het huisverbod hebben geleid. Hij ontkende dat er sprake was van huiselijk geweld en voerde aan dat de aangeefster, die met hem samenwoont, hem goed behandelt.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de burgemeester zich op basis van de beschikbare informatie, waaronder processen-verbaal en getuigenverklaringen, terecht op het standpunt heeft gesteld dat er een ernstig gevaar voor huiselijk geweld bestond. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser voldoende procesbelang had bij de beoordeling van het beroep, ondanks het feit dat het huisverbod inmiddels was opgeheven. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. M.I.J. Hegeman, in aanwezigheid van griffier H.V.M. Smeets.

Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND
Sector civiel recht
enkelvoudig
Zaaknummer: 105598 / FA RK 10-1962
Uitspraak van 11 mei 2011
inzake
[eiser], eiser,
wonende te [woonplaats], [adres],
gemachtigde mr. A.B.E. van Kan,
tegen
de burgemeester van de gemeente Venray, verweerder.
1. Ontstaan en loop van de procedure
1.1. Bij besluit van 9 november 2010 heeft de burgemeester van de gemeente Venray een huisverbod opgelegd aan eiser, inhoudende dat belanghebbende de woning gelegen aan de [adres] te [woonplaats] onmiddellijk dient te verlaten en deze woning vanaf die datum tot 19 november 2010 niet te betreden, noch daarin aanwezig te zijn of zich daarbij op te houden, en hem verboden gedurende deze periode contact op te nemen met de in het besluit genoemde personen die met hem in dezelfde woning wonen of daarin anders dan incidenteel verblijven
1.2. Tegen dit besluit (hierna: het bestreden besluit) heeft eiser bij faxbericht van 20 december 2010 beroep ingesteld.
1.3. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 30 maart 2011.
Ter zitting zijn verschenen:
- mr. A.B.E. van Kan, namens eiser;
- [vertegenwoordigster ], vertegenwoordigster van verweerder
1.4. Na de sluiting van het onderzoek ter zitting op 30 maart 2011 heeft de rechter meegedeeld dat uitspraak zal worden gedaan op 11 mei 2011.
2. Overwegingen
2.1. Op 1 januari 2009 is de wet Regels strekkende tot het opleggen van een tijdelijk huisverbod aan personen van wie een ernstige dreiging van huiselijk geweld uitgaat (Wet tijdelijk huisverbod; Stb. 2008, 421) in werking getreden.
Op grond van artikel 2 van deze wet kan de burgemeester een huisverbod opleggen aan een persoon indien uit feiten of omstandigheden blijkt dat diens aanwezigheid in de woning ernstig en onmiddellijk gevaar oplevert voor de veiligheid van één of meer personen die met hem in de woning wonen of daarin anders dan incidenteel verblijven of indien op grond van feiten of omstandigheden een ernstig vermoeden van dit gevaar bestaat.
2.2. Verweerder heeft bij besluit van 9 november 2010 eiser gelast de woning gelegen aan de [adres] te [woonplaats] onmiddellijk te verlaten en deze woning vanaf die datum tot 19 november 2010 niet te betreden, noch daarin aanwezig te zijn of zich daarbij op te houden, en hem verboden gedurende deze periode contact op te nemen met de in het besluit genoemde personen die met hem in dezelfde woning wonen of daarin anders dan incidenteel verblijven.
2.3. Eiser heeft de rechtbank verzocht het beroep gegrond te verklaren, het bestreden besluit te vernietigen en verweerder te veroordelen in de proceskosten.
Eiser heeft daartoe aangevoerd dat de risicotaxatie slechts een middel is waarmee feiten en omstandigheden getoetst worden. Het is geen bewijs van deze feiten of omstandigheden. Zonder de onderliggende stukken waaruit deze feiten en omstandigheden zouden moeten blijken is het besluit tot het opleggen van het huisverbod gebrekkig omdat het onvoldoende gemotiveerd is. Daarvan is hier sprake.
In de risicotaxatie is vermeld dat eiser als verzetpleger bekend staat. Ervan uitgaande dat met verzetpleging bedoeld wordt het zich verzetten bij een aanhouding, is dat niet iets wat te maken heeft met huiselijk geweld, noch dat dit in de richting van huiselijk geweld zou kunnen wijzen. Verzet bij een aanhouding kan al bestaan als iemand zich in een andere richting beweegt dan de verbalisanten willen. Het enkel zich in een andere richting bewegen is niet als geweld te beschouwen. Zonder dat de politie bij de beoordeling van het huisverbod inzicht geeft in de aard van het verzet, is ten onrechte verzet als zijnde geweldpleging meegewogen. Verzetpleging is nog geen mishandeling. Bij de stukken zitten geen verklaringen van aangeefster of van getuigen waaruit de aard en het verloop van het incident blijkt. Aangekruist is dat er sprake zou zijn geweest van: verbaal geweld, dreigen met fysiek geweld, dreigen met doden, vernederen of dwingen tegen de wil iets te doen, duwen, schoppen, stompen, haren trekken, geweld zonder aanleiding, dreiging van plotselinge uitbarstingen van geweld, zwaar fysiek geweld, zwaarte en frequentie van geweld is in de laatste jaren toegenomen, er zou sprake zijn van antecedenten met andere gezinsleden. Van dit alles is niets gebleken en andere gezinsleden zijn er niet. Uit de rapportage van de casemanager blijkt niets van al wat de hulpofficier heeft aangekruist op het risicotaxatieformulier.
Aangeefster heeft een rugzak met problemen die onderwerp van gesprek zijn bij een psychiater. Aangeefster zegt dat eiser goed voor haar zorgt en dat ze goed met elkaar kunnen praten als hij niet chagrijnig is. Af en toe kan eiser boos reageren als zij hem iets vraagt. Boos worden is nog geen huiselijk geweld en het valt ook op geen enkele wijze te kwalificeren in de categorieën die de hulpofficier heeft aangekruist.
De casemanager is er in ieder geval niet van overtuigd dat “het feit”, wat dit dan ook moge zijn, daadwerkelijk gepleegd is. Eiser ontkent dat er iets zou zijn gebeurd. Hij geeft aan dat aangeefster de waarheid continu manipuleert en haar omgeving gebruikt om eiser de zwarte piet toe te schuiven.
Eiser heeft kosten moeten maken door verblijf elders. Aangeefster heeft zonder zijn toestemming geld van zijn bankrekening gehaald. Voor de schade die eiser geleden heeft is aangeefster (mede) verantwoordelijk.
2.4. Verweerder heeft ter onderbouwing van de rechtmatigheid van het besluit aangevoerd dat de hulpofficier van justitie de feiten en omstandigheden heeft gewogen met behulp van het 'Risicotaxatie-instrument Huiselijk Geweld' (hierna: RiHG) op basis van de binnen de politieorganisatie beschikbare informatie, te weten de processen-verbaal van aangifte, verhoor van getuigen en van bevindingen van letsel en een overzicht van antecedenten. Verweerder heeft op basis van voornoemde informatie besloten aan eiser een tijdelijk huisverbod op te leggen. Verweerder mag bij het nemen van het besluit gebruik maken van politiegegevens over de betreffende persoon (artikel 16, lid 1, sub d Wet Politiegegevens), voor zover dat ook noodzakelijk is voor de beslissing om al dan niet een huisverbod op te leggen. Uit de informatie bij de politie is gebleken dat eiser bekend staat in de gevaren klasse als zijnde verzetpleger/geweldpleger. De hulpofficier van justitie mag er op vertrouwen dat de verklaring van aangeefster op waarheid berust en dus meegenomen kan worden bij het invullen van het RiGH. De screening in het RiGH vindt niet alleen plaats op basis van de door aangeefster verstrekte informatie, maar ook op basis van de door drie getuigen verstrekte informatie en de reeds aanwezige informatie in het politiesysteem. Binnen één uur na melding van oplegging van een tijdelijk huisverbod wordt via het Steunpunt Huiselijk Geweld een casemanager ingeschakeld voor de directe opvang en hulpverlening. Verweerder heeft in dit kader een contract gesloten met de Rooyse Wissel. De casemanager heeft voor de acute hulpverlening binnen 24 uur alle hulpverleners betrokken voor zowel de uithuisgeplaatste als de achterblijver. De casemanager heeft binnen vier werkdagen na de melding contact met alle betrokken ketenpartners om de hulpverlening te coördineren en het behandelingsplan op elkaar af te stemmen. Gelet op deze opdracht, namelijk het bieden van zorg en hulp aan alle bij het tijdelijk huisverbod betrokken personen, is het logisch dat een casemanager een huiselijk geweld zaak anders benadert en tot andere bevindingen komt in zijn rapportage.
2.5. In beroep is aan de orde of het besluit van 9 november 2011 de toets in rechte kan doorstaan. De rechtbank overweegt dienaangaande als volgt.
2.6. Vooraleer over wordt gegaan tot een inhoudelijke beoordeling dient de rechtbank ambtshalve te beoordelen of eiser voldoende procesbelang heeft bij het ingestelde beroep, gelet op de omstandigheid dat het huisverbod op 19 november 2010 is beëindigd.
2.7. Eiser heeft desgevraagd aangevoerd in zijn goede naam en eer te zijn aangetast en dat in een mogelijke civiele procedure, nu eiser als gevolg van het huisverbod financieel nadeel heeft geleden, van belang is of het bestreden besluit in stand kan blijven.
2.8. Verweerder heeft dienaangaande aangevoerd dat er procesbelang is met het oog op een mogelijke schadevergoeding.
2.9. Mede onder verwijzing naar een uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 21 juli 2010 ( 201000160/1/H3) is de rechtbank van oordeel dat een persoon aan wie een huisverbod is opgelegd dat is geëindigd ten tijde van de toetsing daarvan door de rechter nog een rechtens te beschermen belang heeft bij beoordeling van de rechtmatigheid van dit besluit. Daarbij is redengevend dat een huisverbod, gelet op de gronden waarop dit wordt opgelegd, een publieke afwijzing van het gedrag van betrokkene impliceert. Gelet hierop is tot op zekere hoogte aannemelijk dat iemand aan wie een huisverbod is opgelegd, als gevolg daarvan in zijn eer en goede naam is geschaad. De rechtbank is dan ook van oordeel dat eiser belang heeft bij een beoordeling van zijn beroep tegen het opgelegde huisverbod.
2.10. De rechtbank overweegt voorts als volgt.
2.11. Ingevolge het bepaalde in artikel 3:9 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) dient een bestuursorgaan zich ervan te vergewissen, dat aan de conclusie(s) van een adviseur niet zodanige gebreken kleven, dat het besluit niet, althans niet zonder meer, op het desbetreffende advies mag worden gebaseerd.
2.12. Verder is ingevolge artikel 3:49 Awb bepaald dat ter motivering van een besluit of een onderdeel daarvan kan worden volstaan met een verwijzing naar een met het oog daarop uitgebracht advies, indien het advies zelf de motivering bevat en van het advies kennis is of wordt gegeven.
2.13. Het bestreden besluit is een administratieve maatregel om escalatie van huiselijk geweld te voorkomen.
De hulpofficier van justitie- in casu adviseur in de zin van artikel 3:9 van de Awb- heeft bij de beantwoording van de vragen in het rsico-taxatieformulier gebruik gemaakt van de binnen de politieorganisatie beschikbare informatie, bestaande uit de processen-verbaal van aangifte, verhoor getuigen en van bevindingen van letsel en een overzicht van antecedenten.
Daarnaast is de hulpofficier van justitie nagegaan ter zake van welke feiten eiser voorkomt in het politiesysteem. De hulpofficier van justitie heeft op basis van voonoemde gegevens vastgesteld dat eiser bekend staat in de gevaren klasse als zijnde verzet/geweldpleger.
2.13. Aan het huisverbod van 9 november 2010 liggen ten grondslag het RiGH en een op ambtseed opgemaakt en ondertekend proces-verbaal van bevindingen van de hulpofficier van justitie van 9 november 2010. De hulpofficier van justitie heeft op basis van de hem beschikbare informatie binnen de politieorganisatie geconcludeerd dat het geweld toenam en er sprake is van ernstig gevaar voor herhaling. Vanaf 1997 zijn er diverse antecedenten van eiser op het gebied van bedreiging en mishandeling. Laatstvermelde bevindingen heeft de hulpofficier van justitie telefonisch meegedeeld en toegelicht aan verweerder. Op basis van het advies en de toelichting van de hulpofficier van justitie heeft verweerder het besluit genomen om eiser een huisverbod op te leggen, zodat niet gesteld kan worden dat verweerder zich niet gekweten heeft van zijn vergewisplicht zoals bedoeld in artikel 3: 9 van de Awb. Daarenboven heeft eiser geen aanknopingspunten verschaft, die grond opleveren voor verweerder om te twijfelen aan de juistheid van hetgeen in het RiHG en voornoemd proces-verbaal van bevindingen staat opgenomen. De feiten en omstandigheden zoals die uit het RiHG en het proces-verbaal naar voren komen, zijn feiten en omstandigheden in de zin van artikel 2, tweede lid, van het Besluit, gelezen in samenhang met de bijlage bij het Besluit, die de burgemeester bij zijn besluitvorming heeft mogen betrekken. Deze feiten en omstandigheden kunnen het besluit van 9 november 2010 dragen.
2.14. Het beroep is derhalve ongegrond.
2.15. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
3 Beslissing
De rechtbank Roermond,
recht doende:
verklaart het beroep ongegrond,
wijst het verzoek om verweerder te veroordelen in de proceskosten af.
Aldus gedaan door mr. M.I.J. Hegeman,rechter,in tegenwoordigheid van H.V.M. Smeets, griffier, en ter openbare terechtzitting van 11 mei 2011 uitgesproken.
Een belanghebbende - onder wie in elk geval eiser wordt begrepen - en verweerder kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA 's-Gravenhage. De termijn voor het indienen van het beroepschrift is zes weken en vangt aan met ingang van de dag na die waarop het afschrift van deze uitspraak is verzonden.