ECLI:NL:RBROE:2011:BQ5115

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
13 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
04/993039-07
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van een geldboete voor het leveren van melk aan een niet erkende koper in strijd met de superheffingsregeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Roermond op 13 mei 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een melkproducent die melk had geleverd aan een niet erkende koper, in strijd met de superheffingsregeling. De verdachte, geboren te [plaats] en wonende te [adres], werd beschuldigd van het opzettelijk leveren van 3.519 kilogram melk aan een niet erkende koper in de periode van 1 februari 2005 tot en met 1 maart 2005. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, als professionele melkveehouder, had moeten weten dat het leveren van melk aan een niet erkende koper niet was toegestaan, ook al beriep hij zich op rechtsdwaling omdat hij dacht dat het om penicillinemelk ging.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de rechtbank bevoegd was om van de zaak kennis te nemen. De officier van justitie had een onvoorwaardelijke geldboete van € 2.640,-- geëist, subsidiair 36 dagen hechtenis. De rechtbank hield echter rekening met de blanco strafblad van de verdachte en het lange tijdsverloop sinds het delict. De rechtbank concludeerde dat het feit als ernstig moest worden beoordeeld, maar dat er geen redelijk doel meer gediend was met het opleggen van een straf of maatregel.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van het meer of anders ten laste gelegde en bepaald dat er geen straf of maatregel zal worden opgelegd. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de voorzitter mr. E.H.M. Druijf was. De beslissing is openbaar uitgesproken in de terechtzitting van 13 mei 2011.

Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND
Sector strafrecht
Parketnummer: 04/993039-07
Datum uitspraak: 13 mei 2011
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Roermond, meervoudige economische strafkamer,
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats],
wonende te [adres].
1.Het onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 26, 27, 28 en 29 april 2011.
2.De tenlastelegging
De verdachte staat terecht ter zake dat:
hij, als producent van melk, op of omstreeks 28 februari 2005, althans op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 februari 2005 tot en met 1 maart 2005 te Sint Anthonis (gemeente Sint Anthonis), althans in het arrondissement 's-Hertogenbosch , in ieder geval in Nederland, opzettelijk een of meer hoeveelheden/heid melk ten belope van in totaal 3.519 kilogram, in ieder geval een of meer hoeveelheden/hoeveelheid melk, heeft geleverd aan de niet door het productschap voor zuivel erkende koper, te weten aan het Duitse bedrijf [naam].
(artikel 13 van de Regeling superheffing 1993, vanaf 1 april 2004 vervangen door artikel 18 van de Regeling superheffing en melkpremie 2004, juncto artikel 19 van de Landbouwwet, strafbaar gesteld in artikel 1 onder 1e van de Wet op de economische delicten) en/of artikel 51 Wetboek van strafrecht);
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.
3.De geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
4.De bevoegdheid van de rechtbank
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
5.De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen.
6.Schorsing der vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
7.Bewijsoverwegingen
7.1.Standpunten van de officier van justitie en de verdachte.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 26 april 2011 gevorderd dat het ten laste gelegde zal worden bewezen verklaard.
De verdachte heeft zich – zakelijk weergegeven - op het standpunt gesteld dat hij op 28 februari 2005 melk heeft geleverd aan een niet erkende koper, maar dat het penicillinemelk was en hij in de veronderstelling verkeerde dat de levering daarvan aan een niet erkende koper dan geoorloofd was.
7.2.Bewijsmiddelen, bewezenverklaring en overweging van de rechtbank
Gelet op de bekennende verklaring van verdachte bij de politie en ter terechtzitting van 26 april 2011, het relaas van de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] en het Excel-bestand met betrekking tot het overzicht van leveringen aan de erkende koper van “[verdachte]” acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij, als producent van melk, op 28 februari 2005, te Sint Anthonis (gemeente Sint Anthonis), opzettelijk een hoeveelheid melk heeft geleverd aan een niet door het productschap voor zuivel erkende koper.
Het in de bewijsmiddelen genoemde geschrift is slechts gebruikt in verband met de inhoud van de overige bewijsmiddelen.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen.
Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken, gelet op onderstaande vrijspraakoverweging.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte melk heeft geleverd aan een niet erkende koper. De in de tenlastelegging vermelde hoeveelheid is gebaseerd op een schatting op basis van een eerdere en een latere levering aan de wel erkende koper. Exacte meting van de hoeveelheid melk heeft echter niet plaatsgevonden, zodat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring van het exact in de tenlastelegging vermelde aantal kilogrammen kan komen.
8.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de kwalificatie
Het ten laste van verdachte bewezenverklaarde levert op het navolgende strafbare misdrijf:
overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 19 van de Landbouwwet, opzettelijk begaan.
Het misdrijf is strafbaar gesteld bij de artikelen 1 en 6 van de Wet op de economische delicten.
9.De strafbaarheid van verdachte
De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde nu niet is gebleken van enige omstandigheid die verdachtes strafbaarheid opheft. Zijn verweer, dat de rechtbank opvat als een beroep op rechtsdwaling, verwerpt de rechtbank nu ook het leveren van penicillinemelk aan een niet-erkende koper niet is toegestaan. Als professioneel melkveehouder had verdachte dit kunnen en moeten weten, zodat geen sprake kan zijn van verontschuldigbare onbewustheid van het verboden zijn van zijn handelen.
10.De straffen en/of maatregelen
10.1.De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij gelegenheid van de terechtzitting op 29 april 2011 met betrekking tot de op te leggen straf gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete van € 2.640,-- subsidiair 36 dagen hechtenis. De officier van justitie heeft daarbij aangegeven dat in de eis reeds rekening is gehouden met de omstandigheid dat het lange tijdsverloop voor een deel aan het openbaar ministerie kan worden toegerekend.
10.2.Het standpunt van de verdachte
De verdachte heeft ten aanzien van de gevorderde straf aangevoerd dat hij deze te hoog acht.
10.3.De overwegingen van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het in strijd met de regelgeving afleveren van melk aan een niet erkende koper. Door de EU zijn regels gesteld met betrekking tot het opleggen van een heffing indien melkproducenten te veel melk produceren. Het hoofddoel van de regelgeving is het gebrek aan evenwicht tussen vraag en aanbod op de markt voor melk en zuivelproducten en de daaruit voortvloeiende structurele overschotten te verminderen zodat een beter marktevenwicht tot stand komt. Het doel komt er op neer de melkproductie zodanig te beheersen dat er geen overschotten ontstaan. Voor de uitvoering van de regeling is aan elke producent een melkquotum toegekend. Om te kunnen vaststellen wat de werkelijke productie is geweest schrijft de nationale regelgeving voor op welke wijze de productie moet worden afgezet en geadministreerd. Ter controle op de productie moet de producent de door zijn bedrijf geproduceerde melk verkopen aan een erkende koper. Door melk aan een niet erkende koper te leveren heeft verdachte de exacte controle op de handhaving van zijn quotum gefrustreerd.
Door erkende kopers gekochte melk is voortdurend onderworpen aan kwaliteitscontroles, zodat er geen gevaar bestaat voor de volksgezondheid. Het komt voor dat melkproducenten, om problemen met de erkende koper te vermijden, melk die niet aan de juiste kwaliteitseisen voldoet, zoals penicillinemelk of melk met een te hoog celgetal, leveren aan een niet erkende koper. Het risico bestaat dat in het zwarte circuit goede melk wordt vermengd met melk die niet aan de kwaliteitseisen voldoet en dat deze melk uiteindelijk – zonder voldoende controles - weer voor menselijke consumptie wordt bestemd. Niet is gebleken dat verdachte wist wat er met de door hem aan de niet erkende koper afgeleverde melk zou gebeuren. Door zich hierom niet te bekommeren heeft verdachte door zijn handelen niet alleen de uitvoering van regelgeving met betrekking tot het tegengaan van overschotten gefrustreerd, maar ook risico’s voor de volksgezondheid veroorzaakt.
Het door verdachte begane misdrijf moet om deze redenen als ernstig worden beoordeeld. Op grond hiervan is de rechtbank dan ook van oordeel dat de eis van de officier van justitie op zich recht doet aan de ernst van het door verdachte gepleegde feit.
De rechtbank houdt echter rekening met de volgende omstandigheden.
Verdachte heeft zich slechts eenmaal aan het leveren van melk aan een niet erkende koper schuldig gemaakt. Blijkens het uittreksel uit de Justitiële Documentatie is hij niet eerder (voor soortgelijke feiten) veroordeeld. Het door verdachte gepleegde feit is reeds meer dan zes jaar geleden gepleegd en verdachte is in 2006 hiervoor door de AID verhoord. Sedertdien is een periode van bijna vijf jaar verstreken waarin verdachte in onzekerheid heeft verkeerd omtrent de afloop van de zaak. Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de gehele termijn bij de strafoplegging in het voordeel van verdachte dient te worden meegenomen. De rechtbank houdt er voorts rekening mee dat verdachte zich niet opnieuw heeft schuldig gemaakt aan soortgelijke feiten als de onderhavige.
Onder deze omstandigheid is de rechtbank van oordeel dat geen redelijk doel meer gediend is met oplegging van een straf of maatregel.
11.Toepasselijke wetsartikelen
Na te melden beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht: 9a, 91;
Wet op de economische delicten: 1 en 6;
Regeling superheffing en melkpremie 2004: 18;
Landbouwwet: 13 en 19.
12.Beslissing
De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
verstaat dat het aldus bewezenverklaarde het hiervoor vermelde strafbare feit oplevert en verklaart verdachte ter zake strafbaar;
bepaalt dat geen straf of maatregel zal worden opgelegd.
Vonnis gewezen door mrs. E.H.M. Druijf, M.B.T.G. Steeghs en P.M.S. Dijks, rechters, van wie mr. E.H.M. Druijf voorzitter, in tegenwoordigheid van P.J.T. Frijns als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 13 mei 2011.