RECHTBANK ROERMOND
Sector strafrecht
Parketnummer : 04/850464-09
Datum uitspraak : 4 mei 2011
Vonnis van de rechtbank Roermond, meervoudige kamer voor strafzaken,
[verdachte],
geboren te [geboortedatum en plaats],
thans uit andere hoofde gedetineerd
1. Het onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 20 april 2011.
De verdachte staat terecht ter zake dat:
hij in of omstreeks de periode van 23 september 2008 tot en met 29 september 2008 te [plaats 1], in elk geval in de [gemeente 1], in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een biertap en/of een aantal glazen en/of een aantal kratten, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk(e) goed(eren) verdachte en/of zijn mededader(s) anders dan door misdrijf, te weten (bonafide) huurder(s), onder zich had(den), wederrechtelijk zich
heeft toegeëigend;
(incident 3, pag. 134-167)
artikel 321 van het Wetboek van Strafrecht;
hij in of omstreeks de periode van 4 september 2008 tot en met 7 oktober 2008 te [plaats 2], in elk geval in de [gemeente 2], in elk geval in Nederland, opzettelijk een toiletwagen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk(e) goed(eren) verdachte anders dan door misdrijf, te weten (bonafide) huurder, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
(incident 4, pag. 168-201)
artikel 321 van het Wetboek van Strafrecht;
hij in of omstreeks de periode van 5 september 2008 tot en met 14 oktober 2008 te [plaats 3] in elk geval in de [gemeente 3], in elk geval in de Nederland, [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 3] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik schiet je een kogel door je kop als je aangifte gaat doen.", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
(incident 5, pag. 202-209)
artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht;
hij in of omstreeks de periode van 7 oktober 2008 tot en met 9 oktober 2008 te [plaats 4], in elk geval in de [gemeente 4], in elk geval in Nederland, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 4], eigenaar van [bedrijf] heeft bewogen tot de afgifte van 4 sumo-pakken senior en/of 2 sumo-pakken junior en/of 1 popcornmachine en/of 1 suikerspinmachine en/of 1 voetbalboarding en/of 1 human bowling en/of 4 sky-tubes, in elk geval van enig goed, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - vals en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid zich voorgedaan als (bonafide) huurder, waarbij de naam [slachtoffer 3] en/of het adres [adres] is/zijn gebruikt, waardoor voornoemde [slachtoffer 4] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
(incident 6, pag. 210-245)
artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht;
hij op of omstreeks 31 oktober 2008 te [plaats 3] in elk geval in de [gemeente 3], in elk geval in Nederland, [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend genoemde [slachtoffer 3], middels een SMS-bericht de navolgende woorden toegevoegd "Jij slaapt niet meer ik maak jou af dat ga jij zien ik weet al waar je zit lamzak.", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
(incident 7, pag. 246-256)
artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht;
hij in of omstreeks de periode van 8 januari 2009 tot en met 10 maart 2009 op na te noemen plaatsen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een beroep of een gewoonte heeft gemaakt van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich en/of (een) ander(en) de beschikking over die goederen te verzekeren, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s), telkens met voormeld oogmerk, de navolgende goederen - op tijd en plaats daarbij vermeld - gekocht, te weten:
a.
in of omstreeks de periode van 8 januari 2009 tot en met 11 januari 2009, in de [gemeente 5], een hoeveelheid drank bij [slachtoffer 5]
en/of
(incident 8, pag. 257-298)
b.
in of omstreeks de periode van 13 januari 2009 tot en met 16 januari 2009 te [plaats 5], in elk geval in de [gemeente 2], een hoeveelheid drank en/of etenswaar bij [slachtoffer 6]
en/of
(incident 9, pag. 299-342)
c.
in of omstreeks de periode van 2 februari 2009 tot en met 16 februari 2009 in de [gemeente 6], 13 MP4-spelers (merk Macma) bij [slachtoffer 7]
en/of
(incident 10, pag. 344-374)
d.
(meermalen) in of omstreeks de periode van 25 februari 2009 tot en met 10 maart 2009 te [plaats 6], in elk geval in de [gemeente 7], een hoeveelheid diesel (zwavelvrij) bij [slachtoffer 8].;
(incident 11, pag. 375-408)
artikel 326a van het Wetboek van Strafrecht;
hij in of omstreeks de periode van 3 april 2009 tot en met 7 april 2009 te [plaats 6], in elk geval in de [gemeente 7], in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 9], medewerker of eigenaar van [benadeelde ] heeft bewogen tot de afgifte van een biertap en/of een hoeveelheid (fris)drank en/of een gasfles (koolzuur), in elk geval van enig goed, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - vals en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid zich voorgedaan als (bonafide) huurder door aan genoemde [slachtoffer 9] aan te geven dat voornoemde goederen op het [adres] te [plaats 6], alwaar Handelsonderneming [naam] gevestigd zou zijn, afgeleverd moesten worden en/of door tegen deze [slachtoffer 9] te vertellen dat hij een feestje had en/of dat zijn leverancier had afgezegd, waardoor deze [slachtoffer 9] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
(incident 12, pag. 409-444)
artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht;
hij (meermalen) in of omstreeks de periode van 9 april 2009 tot en met 10 april 2009 in de gemeente [gemeente 8], in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, een medewerker van [slachtoffer 10] heeft bewogen tot de afgifte van een zaagmachine en/of 3 boormachines en/of een stofzuiger en/of een waterpaslaser en/of diverse andere gereedschappen, in elk geval van enig goed, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - vals en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid zich voorgedaan als huurder(s) door onder andere het ondertekenen van (een) huurcontract(en) en/of het betalen van (een) borgsom(men), waardoor een medewerker van [slachtoffer 10] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
(incident 13, pag. 445-475)
artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht;
hij in of omstreeks de periode van 27 april 2009 tot en met 28 april 2009 in de gemeente [gemeente 9], in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 11], eigenaar van [benadeelde ] heeft bewogen tot de afgifte van een popcornmachine en/of een suikerspinmachine en/of een surfsimulator clown XL en/of ingrediënten voor popcorn en/of ingrediënten voor suikerspin, in elk geval van enig goed,
hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - vals en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid zich voorgedaan als (bonafide) huurder door onder andere tegen genoemde [slachtoffer 11] te verklaren dat hij ook een eigen bedrijf had, genaamd [naam] Handelsonderneming, gevestigd [adres] te [plaats 6] en/of door te vertellen dat genoemde goederen bestemd waren voor een personeelsfeest, waardoor deze [slachtoffer 11] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
(incident 15, pag. 499-525)
artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht.
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.
3. De geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
4. De bevoegdheid van de rechtbank
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
5. De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen.
6. Schorsing der vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
7.1. Standpunten van de officier van justitie en de verdediging.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 20 april 2011 gevorderd dat alle ten laste gelegde feiten bewezen zullen worden verklaard.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de onder 3 en 5 ten laste gelegde bedreigingen, nu wellicht het wettig bewijs aanwezig is, maar de overtuiging ontbreekt.
Ten aanzien van de bewezenverklaring van de overige feiten heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
7.2. Bewijsmiddelen en overwegingen van de rechtbank
De overtuiging van de rechtbank dat de verdachte de onder 1 tot en met 9 ten laste gelegde feiten heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die zijn vervat in de volgende bewijsmiddelen .
De hieronder vermelde bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit, waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Ten aanzien van de bewezenverklaarde vermogensdelicten overweegt de rechtbank vooraf dat verdachte ter zitting heeft verklaard dat hij in de onderhavige zaak van meet af aan nooit de bedoeling heeft gehad de goederen terug te bezorgen dan wel te betalen en dat hij deze feiten samen met een ander van wie hij de naam niet wenst te noemen heeft gepleegd.
Gelet op de bekennende verklaring van verdachte bij de politie en ter terechtzitting van 20 april 2011 en de aangifte van B. Goldsteijn, waarbij gevoegd een goederenbijlage , acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte dit ten laste gelegde feit heeft begaan.
Gelet op de bekennende verklaring van verdachte bij de politie en ter terechtzitting van 20 april 2011 en de aangifte van [slachtoffer 2] acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte dit ten laste gelegde feit heeft begaan.
Bij de politie heeft aangever [slachtoffer 3] verklaard dat hij in periode 5 september 2008 tot en met 14 oktober 2008 te [plaats 3] is bedreigd door [verdachte]. Op verzoek van deze [verdachte] heeft aangever zich laten inschrijven in de Kamer van Koophandel om af en toe een busje voor hem te huren. Op 8 of 9 september 2009 werd aangever gebeld door een bedrijf dat hij iets gehuurd zou hebben. Dat was niet het geval. Hierop heeft hij zich uit laten schrijven bij de Kamer van Koophandel en besloten aangifte te doen tegen [verdachte]. In week 39 krijgt hij een telefoontje van [verdachte]. In dat telefoontje zei [verdachte] letterlijk tegen aangever: ’Ik schiet je een kogel door je kop als je aangifte gaat doen.’ Aangever voelt zich bedreigd en is zeer bang.
Bij de politie heeft getuige [getuige 1] verklaard dat zij weet dat [slachtoffer 3] zich heeft laten inschrijven in de Kamer van Koophandel en dat zij denkt dat dat moest van [verdachte]. [slachtoffer 3] heeft tegen haar gezegd dat hij aangifte zou gaan doen. Getuige verklaart dat zij weet dat [verdachte] [slachtoffer 3] een aantal keren heeft bedreigd via de telefoon. Zij zat erbij als [verdachte] belde. Zij hoorde dat [verdachte] zei dat hij hem een kogel door de kop zou schieten als [slachtoffer 3] aangifte deed. Getuige wist dat het [slachtoffer 3] was omdat [verdachte] zei dat hij [slachtoffer 3] zou bellen.
Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij in de periode 5 september 2008 tot en met 14 oktober 2008 vaker met [slachtoffer 3] telefonisch contact heeft gehad en dat hij bij een van die telefoongesprekken tegen [slachtoffer 3] heeft gezegd, dat [slachtoffer 3] geen praatjes moest maken, omdat hij anders naar hem toe zou komen. Verdachte heeft verder verklaard dat hij begrijpt dat hij dit niet had moeten zeggen.
Gelet op de bekennende verklaring van verdachte bij de politie en ter terechtzitting van 20 april 2011 en de aangifte van [slachtoffer 4] acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte dit ten laste gelegde feit heeft begaan.
Bij de politie heeft aangever [slachtoffer 3] verklaard dat hij vanaf 14 oktober 2008 regelmatig door [verdachte] wordt bedreigd via sms’jes. Op 31 oktober 2008 ontvangt aangever een sms’je afkomstig van het nummer van zijn ex-vrouw [getuige 1] met de tekst: "Jij slaapt niet meer ik maak jou af dat ga jij zien ik weet al waar je zit lamzak." Aangever verklaart dat [getuige 1] nu samen met [verdachte] woont. Aangever voelt zich niet veilig door deze sms’jes en heeft angst dat [verdachte] hem gaat mishandelen of zelfs doodmaken.
Bij de politie heeft getuige [getuige 1] verklaard dat zij geen weet heeft van de sms’jes die [slachtoffer 3] heeft ontvangen en welke afkomstig zijn van haar mobiele nummer. Zij weet alleen dat [verdachte] het simkaartje van haar uit haar beurs heeft gepakt en in zijn eigen telefoon heeft gebruikt.
Bij de politie heeft verdachte verklaard dat het klopt dat hij [slachtoffer 3] wel eens heeft uitgescholden via een sms’je. Aan verdachte wordt voorgehouden en gevraagd of hij [slachtoffer 3] de volgende tekst: "Jij slaapt niet meer, ik maak jou af en dat ga jij zien. Ik weet al waar je zit lamzak." heeft gesms’t. Verdachte verklaart hierop dat kan kloppen en dat hij dit via de gsm van [getuige 1] heeft gesms’t.
Gelet op de bekennende verklaring van verdachte bij de politie en ter terechtzitting van
20 april 2011, de aangifte van [aangever 1] , de aangifte van [aangever 2] , de aangifte van [aangever 3] en de aangifte van [aangever 4] acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte dit ten laste gelegde feit heeft begaan.
Gelet op de bekennende verklaring van verdachte bij de politie en ter terechtzitting van 20 april 2011 en de aangifte van [slachtoffer 9] acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte dit ten laste gelegde feit heeft begaan.
Gelet op de bekennende verklaring van verdachte bij de politie en ter terechtzitting van 20 april 2011 en de aangifte van [aangever 5] acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte dit ten laste gelegde feit heeft begaan.
Gelet op de bekennende verklaring van verdachte bij de politie en ter terechtzitting van 20 april 2011 en de aangifte van [slachtoffer 11] acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte dit ten laste gelegde feit heeft begaan.
Op grond van voormelde bewijsmiddelen en overwegingen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 tot en met 9 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 23 september 2008 tot en met 29 september 2008 te [plaats 1], tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk een biertap en een aantal glazen en een aantal kratten, toebehorende aan [slachtoffer 1], welke goederen verdachte en zijn mededader anders dan door misdrijf, te weten (bonafide) huurders, onder zich hadden, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
hij in de periode van 4 september 2008 tot en met 7 oktober 2008 te [plaats 2], opzettelijk een toiletwagen, toebehorende aan [slachtoffer 2], welk goed verdachte anders dan door misdrijf, te weten (bonafide) huurder, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
hij in de periode van 5 september 2008 tot en met 14 oktober 2008 te [plaats 3] [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 3] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik schiet je een kogel door je kop als je aangifte gaat doen.", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
hij in de periode van 7 oktober 2008 tot en met 9 oktober 2008 te [plaats 4], met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en van een valse hoedanigheid, [slachtoffer 4], eigenaar van [bedrijf] heeft bewogen tot de afgifte van 4 sumo-pakken senior en 2 sumo-pakken junior en 1 popcornmachine en 1 suikerspinmachine en 1 voetbalboarding en 1 human bowling en 4 sky-tubes, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - in strijd met de waarheid zich voorgedaan als (bonafide) huurder, waarbij de naam [slachtoffer 3] en het adres [adres] zijn gebruikt, waardoor voornoemde [slachtoffer 4] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
hij op 31 oktober 2008 te [plaats 3] [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend genoemde [slachtoffer 3], middels een SMS-bericht de navolgende woorden toegevoegd "Jij slaapt niet meer ik maak jou af dat ga jij zien ik weet al waar je zit lamzak.";
hij in de periode van 8 januari 2009 tot en met 10 maart 2009 op na te noemen plaatsen, tezamen en in vereniging met een ander, een beroep of een gewoonte heeft gemaakt van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich en een ander de beschikking over die goederen te verzekeren, hebbende verdachte en zijn mededader, telkens met voormeld oogmerk, de navolgende goederen - op tijd en plaats daarbij vermeld - gekocht, te weten:
a.
in de periode van 8 januari 2009 tot en met 11 januari 2009, in de [gemeente 5], een hoeveelheid drank bij [slachtoffer 5]
en
b.
in de periode van 13 januari 2009 tot en met 16 januari 2009 te [plaats 5], een hoeveelheid drank en etenswaar bij [slachtoffer 6]
en
c.
in de periode van 2 februari 2009 tot en met 16 februari 2009 in de [gemeente 6], 13 MP4-spelers (merk Macma) bij [slachtoffer 7]
en
d.
meermalen in de periode van 25 februari 2009 tot en met 10 maart 2009 te [plaats 6], een hoeveelheid diesel (zwavelvrij) bij [slachtoffer 8].;
hij in de periode van 3 april 2009 tot en met 7 april 2009 te [plaats 6], tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 9], eigenaar van [benadeelde ] heeft bewogen tot de afgifte van een biertap en een hoeveelheid (fris)drank en een gasfles (koolzuur), hebbende verdachte en zijn mededader met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - bedrieglijk en in strijd met de waarheid zich voorgedaan als (bonafide) huurder door aan genoemde [slachtoffer 9] aan te geven dat voornoemde goederen op het [adres] te [plaats 6], alwaar Handelsonderneming [naam] gevestigd zou zijn, afgeleverd moesten worden en door tegen deze [slachtoffer 9] te vertellen dat hij een feestje had en dat zijn leverancier had afgezegd, waardoor deze [slachtoffer 9] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
hij meermalen in de periode van 9 april 2009 tot en met 10 april 2009 in de gemeente [gemeente 8], tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, een medewerker van [slachtoffer 10] heeft bewogen tot de afgifte van een zaagmachine en 3 boormachines en een stofzuiger en een waterpaslaser en diverse andere gereedschappen, hebbende verdachte en zijn mededader met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - bedrieglijk en in strijd met de waarheid zich voorgedaan als huurders door onder andere het ondertekenen van huurcontracten en het betalen van borgsommen, waardoor een medewerker van [slachtoffer 10] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
hij in de periode van 27 april 2009 tot en met 28 april 2009 in de gemeente [gemeente 9], tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 11], eigenaar van [benadeelde ] heeft bewogen tot de afgifte van een popcornmachine en een suikerspinmachine en een surfsimulator clown XL en ingrediënten voor popcorn en ingrediënten voor suikerspin, hebbende verdachte en zijn mededader met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - bedrieglijk en in strijd met de waarheid zich voorgedaan als (bonafide) huurder door onder andere tegen genoemde [slachtoffer 11] te verklaren dat hij ook een eigen bedrijf had, genaamd [naam] Handelsonderneming, gevestigd [adres] te [plaats 6] en door te vertellen dat genoemde goederen bestemd waren voor een personeelsfeest, waardoor deze [slachtoffer 11] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen.
Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
8. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de kwalificatie
Het ten laste van verdachte bewezenverklaarde levert op de navolgende misdrijven:
ten aanzien van feit 1:
medeplegen van verduistering;
ten aanzien van feit 2:
verduistering;
ten aanzien van feit 3:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
ten aanzien van feit 4:
oplichting;
ten aanzien van feit 5:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
ten aanzien van feit 6:
medeplegen van een beroep of een gewoonte maken van het kopen van goederen
met het oogmerk om zonder volledige betaling zich of een ander de beschikking over
die goederen te verzekeren;
ten aanzien van feit 7:
medeplegen van oplichting;
ten aanzien van feit 8:
medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 9:
medeplegen van oplichting.
Het misdrijf onder 1 is strafbaar gesteld bij artikel 321 juncto artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht.
Het misdrijf onder 2 is strafbaar gesteld bij artikel 321 van het Wetboek van Strafrecht.
De misdrijven onder 3 en 5 zijn strafbaar gesteld bij artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Het misdrijf onder 4 is strafbaar gesteld bij artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht.
Het misdrijf onder 6 is strafbaar gesteld bij artikel 326a juncto artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht.
De misdrijven onder 7, 8 en 9 zijn strafbaar gesteld bij artikel 326 juncto artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht.
9. De strafbaarheid van verdachte
De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde nu niet is gebleken van enige omstandigheid die verdachtes strafbaarheid opheft.
10. De straffen en/of maatregelen
10.1. De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij gelegenheid van de terechtzitting op 20 april 2011 met betrekking tot de op te leggen straf gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van 18 maanden.
10.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van de gevorderde straf gesteld dat verdachte spijt heeft van zijn handelen en inziet dat hij verkeerd heeft gehandeld. De raadsman vraagt zich dan ook af of zo’n forse eis wel reëel is.
10.3. De overwegingen van de rechtbank
Verdachte heeft zich in de onderhavige zaak vier keer schuldig gemaakt aan oplichting, twee keer aan verduistering, een keer aan flessentrekkerij en voorts aan twee ernstige bedreigingen. De meeste feiten heeft hij in georganiseerd verband en op geraffineerde en brutale wijze gepleegd.
Verdachte heeft met zijn handelwijze het vertrouwen in het handelsverkeer ernstige schade toegebracht. De rechtbank stelt vast dat de gedupeerden in overwegende mate behoren tot sectoren, waarin veelal zonder (harde) garanties wordt uitgegaan van de goede trouw van hen die van de geboden voorzieningen, diensten en hulp gebruikmaken. Verdachte heeft hier schaamteloos misbruik van gemaakt. Hij is steeds weer opnieuw in leugens vervallen, teneinde zijn doelen te bereiken. Hierbij heeft verdachte op geen enkele wijze rekening gehouden met de grote materiële schade die hij hiermee heeft veroorzaakt. Verdachte heeft bovendien op geen enkele wijze verantwoording voor zijn handelen genomen en ook weigert hij openheid van zaken te geven over zijn organisatie.
Verdachte is in het verleden al diverse malen ter zake vermogensdelicten tot langdurige vrijheidsstraffen veroordeeld, maar is desondanks onverminderd doorgegaan met zijn kwalijke praktijken, terwijl de inkt van het vorige vonnis nog niet droog was.
Door de bewezen verklaarde bedreigingen heeft verdachte grote inbreuk gemaakt op de geestelijke integriteit van het slachtoffer [slachtoffer 3], zoals blijkt uit diens verklaringen afgelegd bij de politie. Het is een feit van algemene bekendheid dat er bij slachtoffers van een delict als de bewezen verklaarde bedreigingen soms lange tijd gevoelens van angst en onzekerheid kunnen blijven bestaan.
De rechtbank zal bij het bepalen van de straf rekening houden met de omstandigheid dat het in de onderhavige zaak handelt om oudere feiten. Voorts zal de rechtbank rekening houden met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, maar dan niet in het voordeel van verdachte gelet op zijn enorme recidive.
De rechtbank ziet gelet op de ernst van de feiten, geen ruimte voor een andere of lichtere sanctie dan na te melden vrijheidsstraf met een onvoorwaardelijk deel.
Ter zitting heeft verdachte aangegeven graag hulp en steun van de reclassering te ontvangen bij het orde op zaken stellen.
De rechtbank is ook daarom van oordeel dat een deels voorwaardelijke vrijheidsstraf passend en geboden is met een proeftijd van twee jaar, met daaraan verbonden na te melden bijzondere voorwaarde. Deze voorwaardelijke straf dient ook als waarschuwing aan de verdachte zich in de toekomst van het plegen van strafbare feiten te onthouden.
De rechtbank is van oordeel dat de eis van de officier van justitie onvoldoende recht doet aan de ernst van de bewezenverklaarde feiten, zodat de rechtbank een hogere straf zal opleggen dan geëist.
10.4. De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3]
[slachtoffer 3], [adres], heeft een vordering benadeelde partij ingediend en heeft de schade gesteld op een bedrag van € 5.106,69 en wil die schade vergoed krijgen.
Nu de in de vordering vermelde schade niet rechtstreeks is toegebracht door een van de bewezenverklaarde feiten, dient de benadeelde partij niet ontvankelijk in haar vordering te worden verklaard.
Nu de benadeelde partij niet ontvankelijk in haar vordering zal worden verklaard,
zal de verdachte niet worden veroordeeld in de kosten die door de benadeelde partij zijn gemaakt. Niet gebleken is dat verdachte kosten heeft gemaakt ten aanzien van de civiele vordering. De rechtbank zal daarom deze kosten vaststellen op nihil.
10.5. De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]. en de schadevergoedingsmaatregel
[slachtoffer 1]., [adres], heeft een vordering benadeelde partij ingediend met betrekking tot de als gevolg van het hiervoor onder 1 ten laste gelegde feit
geleden materiële schade.
[slachtoffer 1]. voornoemd heeft deze schade op een bedrag van € 5.327,50 gesteld, en wil die schade vergoed krijgen.
Ten laste van verdachte is het hiervoor onder 1 ten laste gelegde feit bewezen. Het is een strafbaar feit en verdachte zal ter zake van dat feit worden veroordeeld.
Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering, die door verdachte niet is weersproken, alleszins redelijk en geheel voor toewijzing vatbaar, zodat de rechtbank het schadebedrag zal vaststellen op een totaalbedrag van € 5.327,50.
Verdachte is naar burgerlijk recht, samen met zijn mededader, aansprakelijk voor deze schade.
De rechtbank zal de verdachte veroordelen in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank zal tevens aan verdachte de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van € 5.327,50, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 106 dagen, te betalen ten behoeve van [slachtoffer 1]., [adres] voornoemd, zoals hierna in het dictum genoemd.
10.6. De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] en de schadevergoedingsmaatregel
[slachtoffer 2], [adres], heeft een vordering benadeelde partij ingediend met betrekking tot de als gevolg van het hiervoor onder 2 ten laste gelegde feit geleden materiële schade.
[slachtoffer 2] voornoemd heeft ter zitting de vordering nader toegelicht en de schade op een bedrag van € 12.659,-- gesteld, en wil die schade vergoed krijgen.
Ten laste van verdachte is het hiervoor onder 2 ten laste gelegde feit bewezen. Het is een strafbaar feit en verdachte zal ter zake van dat feit worden veroordeeld.
Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering met betrekking tot de post ‘toiletwagen’, die door verdachte niet is weersproken, alleszins redelijk en geheel voor toewijzing vatbaar, zodat de rechtbank het schadebedrag hiervoor zal vaststellen op het gevorderde bedrag van € 11.059,--.
Met betrekking tot de gevorderde post ‘een week speurwerk’ is de rechtbank van oordeel dat deze post, die door verdachte niet dan wel onvoldoende is weersproken, toegewezen kan worden tot een bedrag van € 500,--, onder afwijzing van het meer of anders gevorderde.
Het totaal toe te wijzen bedrag wordt daarom gesteld op € 11.559,--, welk bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag, te rekenen vanaf 4 september 2008 tot de dag der algehele voldoening.
Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade.
De rechtbank zal de verdachte veroordelen in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank zal tevens aan verdachte de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van € 11.559,--, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag, te rekenen vanaf 4 september 2008 tot de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 231 dagen, te betalen ten behoeve van [slachtoffer 2], [adres] voornoemd, zoals hierna in het dictum genoemd.
10.7. De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5] en de schadevergoedingsmaatregel
[slachtoffer 5], [adres], heeft een vordering benadeelde partij ingediend met betrekking tot de als gevolg van het hiervoor onder 6a ten laste gelegde feit geleden materiële schade.
[slachtoffer 5]. voornoemd heeft deze schade op een bedrag van € 3.342,45 gesteld, en wil die schade vergoed krijgen.
Ten laste van verdachte is het hiervoor onder 6a ten laste gelegde feit bewezen. Het is een strafbaar feit en verdachte zal ter zake van dat feit worden veroordeeld.
Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering, die door verdachte niet dan wel onvoldoende is weersproken, alleszins redelijk en geheel voor toewijzing vatbaar, zodat de rechtbank het schadebedrag zal vaststellen op een totaalbedrag van € 3.342,45, waarbij de rechtbank overweegt dat de gestelde schades niet alle rechtstreeks voortvloeien uit het bewezen verklaarde feit, maar naar het oordeel van de rechtbank in zodanig verband staan met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan verdachte als een gevolg van zijn handelen kunnen worden toegerekend.
Verdachte is naar burgerlijk recht, samen met zijn mededader, aansprakelijk voor deze schade.
De rechtbank zal de verdachte veroordelen in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank zal tevens aan verdachte de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van € 3.3342,45, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 66 dagen, te betalen ten behoeve van [slachtoffer 5], [adres], zoals hierna in het dictum genoemd.
10.8. De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 7] en de schadevergoedingsmaatregel
[slachtoffer 7], [adres], heeft een vordering benadeelde partij ingediend met betrekking tot de als gevolg van het hiervoor onder 6c ten laste gelegde feit geleden materiële schade.
[slachtoffer 7] voornoemd heeft deze schade op een bedrag van € 448,50 gesteld, en wil die schade vergoed krijgen.
Ten laste van verdachte is het hiervoor onder 6c ten laste gelegde feit bewezen. Het is een strafbaar feit en verdachte zal ter zake van dat feit worden veroordeeld.
Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering, die door verdachte niet is weersproken, alleszins redelijk en geheel voor toewijzing vatbaar, zodat de rechtbank het schadebedrag zal vaststellen op een totaalbedrag van € 448,50.
Verdachte is naar burgerlijk recht, samen met zijn mededader, aansprakelijk voor deze schade.
De rechtbank zal de verdachte veroordelen in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank zal tevens aan verdachte de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van € 448,50, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 8 dagen, te betalen ten behoeve van [slachtoffer 7], [adres], zoals hierna in het dictum genoemd.
10.9. De vordering van de benadeelde partij [benadeelde ] en de schadevergoedingsmaatregel
[benadeelde ], [adres], heeft een vordering benadeelde partij ingediend met betrekking tot de als gevolg van het hiervoor onder 7 ten laste gelegde feit geleden materiële schade.
[benadeelde ] voornoemd heeft deze schade op een bedrag van € 7.911,20 gesteld, en wil die schade vergoed krijgen.
Ten laste van verdachte is het hiervoor onder 7 ten laste gelegde feit bewezen. Het is een strafbaar feit en verdachte zal ter zake van dat feit worden veroordeeld.
Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering, die door verdachte niet is weersproken, alleszins redelijk en geheel voor toewijzing vatbaar, zodat de rechtbank het schadebedrag zal vaststellen op een totaalbedrag van € 7.911,20.
Verdachte is naar burgerlijk recht, samen met zijn mededader, aansprakelijk voor deze schade.
De rechtbank zal de verdachte veroordelen in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank zal tevens aan verdachte de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van € 7.911,20, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 158 dagen, te betalen ten behoeve van [benadeelde ], [adres], zoals hierna in het dictum genoemd.
10.10. De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 10] en de schadevergoedingsmaatregel
[slachtoffer 10], [adres], heeft een vordering benadeelde partij ingediend met betrekking tot de als gevolg van het hiervoor onder 8 ten laste gelegde feit geleden materiële schade.
[slachtoffer 10] voornoemd heeft deze schade op een bedrag van € 6.363,-- gesteld, en wil die schade vergoed krijgen.
Ten laste van verdachte is het hiervoor onder 8 ten laste gelegde feit bewezen. Het is een strafbaar feit en verdachte zal ter zake van dat feit worden veroordeeld.
Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering, die door verdachte niet is weersproken, alleszins redelijk en geheel voor toewijzing vatbaar, zodat de rechtbank het schadebedrag zal vaststellen op een totaalbedrag van € 6.363,--.
Verdachte is naar burgerlijk recht, samen met zijn mededader, aansprakelijk voor deze schade.
De rechtbank zal de verdachte veroordelen in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank zal tevens aan verdachte de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van € 6.363,--, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 127 dagen, te betalen ten behoeve van [slachtoffer 10], [adres], zoals hierna in het dictum genoemd.
10.11. De vordering van de benadeelde partij [benadeelde ] en de schadevergoedingsmaatregel
[benadeelde ], [adres], heeft een vordering benadeelde partij ingediend met betrekking tot de als gevolg van het hiervoor onder 9 ten laste gelegde feit geleden materiële schade.
[benadeelde ] voornoemd heeft deze schade op een bedrag van € 11.179,-- gesteld, en wil die schade vergoed krijgen.
Ten laste van verdachte is het hiervoor onder 9 ten laste gelegde feit bewezen. Het is een strafbaar feit en verdachte zal ter zake van dat feit worden veroordeeld.
Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering, die door verdachte niet is weersproken, alleszins redelijk en geheel voor toewijzing vatbaar, zodat de rechtbank het schadebedrag zal vaststellen op een totaalbedrag van € 11.179,--.
Verdachte is naar burgerlijk recht, samen met zijn mededader, aansprakelijk voor deze schade.
De rechtbank zal de verdachte veroordelen in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank zal tevens aan verdachte de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van € 11.179,--, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 223 dagen, te betalen ten behoeve van [benadeelde ], [adres], zoals hierna in het dictum genoemd.
11. Toepasselijke wetsartikelen
Na te melden beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 36f, 47, 57, 63, 285, 321,
326, 326a.
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 tot en met 9 ten laste gelegde feiten zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
verstaat dat het aldus bewezenverklaarde de hiervoor vermelde strafbare feiten oplevert en verklaart verdachte ter zake strafbaar;
veroordeelt verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van 30 maanden;
beveelt dat van deze gevangenisstraf 6 maanden niet zullen worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt bepaald op 2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel gedurende die proeftijd de hierna te melden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende maximaal de periode van de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die hem zullen worden gegeven door of namens de Reclassering Nederland, arrondissement Roermond, zolang deze instelling dit noodzakelijk acht, met opdracht aan die instelling aan de verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze bijzondere voorwaarde;
draagt de verdachte op daartoe binnen 14 dagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis contact op te nemen met de Reclassering om verdere afspraken te maken.
ten aanzien van de feiten 3 en 5:
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 3], [adres] niet ontvankelijk in haar vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van het geding door de verdachte ten behoeve van zijn verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot op nihil.
wijst toe de vordering benadeelde partij;
veroordeelt verdachte om tegen bewijs van betaling aan benadeelde partij [slachtoffer 1]., [adres], te betalen een bedrag van € 5.327,50;
bepaalt dat verdachte zal zijn bevrijd voor zover voornoemde benadeelde partij - al dan niet via de betaling aan de Staat - door verdachtes mededader is voldaan;
legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat te betalen een som geld ten bedrage van € 5.327,50, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 106 dagen, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 1]., [adres], met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de opgelegde verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
bepaalt dat indien verdachte en/of zijn mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 5.327,50, ten behoeve van voornoemd slachtoffer daarmede de verplichting van verdachte om dit bedrag aan voornoemde benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien dit bedrag door verdachte en/of zijn mededader aan voornoemde benadeelde partij is betaald, daarmee de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat ten behoeve van voornoemd slachtoffer komt te vervallen;
veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.
wijst gedeeltelijk toe de vordering van de vordering van de benadeelde partij;
veroordeelt verdachte om tegen bewijs van betaling aan benadeelde partij [slachtoffer 2], [adres], te betalen een bedrag van € 11.559,--, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf 4 september 2008 tot de dag der algehele voldoening;
wijst af het meer of anders gevorderde;
legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat te betalen een som geld ten bedrage van € 11.559,--, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 231 dagen, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2], [adres], met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de opgelegde verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
veroordeelt verdachte tevens tot betaling aan de Staat van de wettelijke rente over voormeld bedrag vanaf 4 september 2008 tot de dag der algehele voldoening;
bepaalt dat indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 11.559,--, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf 4 september 2008 tot de dag der algehele voldoening ten behoeve van voornoemd slachtoffer daarmede de verplichting van verdachte om dit bedrag aan voornoemde benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien dit bedrag door verdachte aan voornoemde benadeelde partij is betaald, daarmee de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat ten behoeve van voornoemd slachtoffer komt te vervallen;
veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.
wijst toe de vordering benadeelde partij;
veroordeelt verdachte om tegen bewijs van betaling aan benadeelde partij [slachtoffer 5], [adres], te betalen een bedrag van € 3.342,45;
bepaalt dat verdachte zal zijn bevrijd voor zover voornoemde benadeelde partij - al dan niet via de betaling aan de Staat - door verdachtes mededader is voldaan;
legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat te betalen een som geld ten bedrage van € 3.342,45, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 66 dagen, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 5], [adres], met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de opgelegde verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
bepaalt dat indien verdachte en/of zijn mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 3.342,45, ten behoeve van voornoemd slachtoffer daarmede de verplichting van verdachte om dit bedrag aan voornoemde benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien dit bedrag door verdachte en/of zijn mededader aan voornoemde benadeelde partij is betaald, daarmee de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat ten behoeve van voornoemd slachtoffer komt te
vervallen;
veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.
wijst toe de vordering van de benadeelde partij;
veroordeelt verdachte om tegen bewijs van betaling aan benadeelde partij [slachtoffer 7], [adres], te betalen een bedrag van
€ 448,50;
bepaalt dat verdachte zal zijn bevrijd voor zover voornoemde benadeelde partij - al dan niet via de betaling aan de Staat - door verdachtes mededader is voldaan;
legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat te betalen een som geld ten bedrage van € 448,50, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 8 dagen, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 7], [adres], met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de opgelegde verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
bepaalt dat indien verdachte en/of zijn mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 448,50, ten behoeve van voornoemd slachtoffer daarmede de verplichting van verdachte om dit bedrag aan voornoemde benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien dit bedrag door verdachte en/of zijn mededader aan
voornoemde benadeelde partij is betaald, daarmee de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat ten behoeve van voornoemd slachtoffer komt te vervallen;
veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.
wijst toe de vordering van de benadeelde partij;
veroordeelt verdachte om tegen bewijs van betaling aan benadeelde partij [benadeelde ], [adres], te betalen een bedrag van € 7.911,20;
bepaalt dat verdachte zal zijn bevrijd voor zover voornoemde benadeelde partij - al dan niet via de betaling aan de Staat - door verdachtes mededader is voldaan;
legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat te betalen een som geld ten bedrage van € 7.911,20, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 158 dagen, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde ], [adres], met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de opgelegde verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
bepaalt dat indien verdachte en/of zijn mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 7.911,20, ten behoeve van voornoemd slachtoffer daarmede de verplichting van verdachte om dit bedrag aan voornoemde benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien dit bedrag door verdachte en/of zijn mededader aan voornoemde benadeelde partij is betaald, daarmee de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat ten behoeve van voornoemd slachtoffer komt te vervallen;
veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.
wijst toe de vordering benadeelde partij;
veroordeelt verdachte om tegen bewijs van betaling aan benadeelde partij [slachtoffer 10], [adres], te betalen een bedrag van € 6.363,--;
bepaalt dat verdachte zal zijn bevrijd voor zover voornoemde benadeelde partij - al dan niet via de betaling aan de Staat - door verdachtes mededader is voldaan;
legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat te betalen een som geld ten bedrage van € 6.363,-- bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 127 dagen, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 10], [adres], met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de opgelegde verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
bepaalt dat indien verdachte en/of zijn mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 6.363,--, ten behoeve van voornoemd slachtoffer daarmede de verplichting van verdachte om dit bedrag aan voornoemde benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien dit bedrag door verdachte en/of zijn mededader aan
voornoemde benadeelde partij is betaald, daarmee de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat ten behoeve van voornoemd slachtoffer komt te vervallen;
veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.
wijst toe de vordering van de benadeelde partij;
veroordeelt verdachte om tegen bewijs van betaling aan benadeelde partij [benadeelde ], [adres], te betalen een bedrag van € 11.179,--;
bepaalt dat verdachte zal zijn bevrijd voor zover voornoemde benadeelde partij - al dan niet via de betaling aan de Staat - door verdachtes mededader is voldaan;
legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat te betalen een som geld ten bedrage van € 11.179,-- bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 223 dagen, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde ], [adres], met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de opgelegde verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
bepaalt dat indien verdachte en/of zijn mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van €11.179,--, ten behoeve van voornoemd slachtoffer daarmede de verplichting van verdachte om dit bedrag aan voornoemde benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien dit bedrag door verdachte en/of zijn mededader aan voornoemde benadeelde partij is betaald, daarmee de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat ten behoeve van voornoemd slachtoffer komt te vervallen;
veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Vonnis gewezen door mrs. L.J.A. Crompvoets, L.P. Bosma en N.H.W. Montulet-van der Meer, rechters, van wie mr. L.J.A. Crompvoets voorzitter, in tegenwoordigheid van P.W.A. Beckers als griffier en uitgesproken ter openbare
terechtzitting van de rechtbank op 4 mei 2011.
mr. N.H.W. Montulet-van der Meer is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.