ECLI:NL:RBROE:2011:BQ3480

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
11 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
102045 FA RK 10-945
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • D.C.M. Bomans
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van huwelijksgoederengemeenschap en stamrechtverzekering ter aanvulling pensioen

In deze zaak heeft de Rechtbank Roermond op 11 mei 2011 uitspraak gedaan in een verzoek tot verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap tussen partijen, die in gemeenschap van goederen gehuwd zijn geweest. Het huwelijk is ontbonden op 20 oktober 2008, en de beschikking tot echtscheiding is op 21 juli 2010 ingeschreven. De rechtbank heeft de procedure gebaseerd op verschillende stukken, waaronder eerdere beschikkingen en correspondentie tussen partijen. De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor diverse schulden, waaronder hypothecaire leningen en persoonlijke leningen, en heeft bepaald dat deze schulden gelijkelijk tussen hen verdeeld moeten worden.

De rechtbank heeft ook de aanspraken op verschillende bankrekeningen en verzekeringen beoordeeld. Een belangrijke kwestie was de stamrechtverzekering van de man, die door de rechtbank als verknocht aan de man werd aangemerkt, waardoor de vrouw hierop geen aanspraak kon maken. Daarnaast werd de Interpolis lijfrenteverzekering beoordeeld, waarbij de rechtbank oordeelde dat de vrouw recht had op een deel van de uitkeringen uit deze verzekering.

De rechtbank heeft verder geoordeeld over de eigendom van een auto en een lening van de vader van de vrouw, waarbij de auto niet in de verdeling werd betrokken omdat deze aan de vader van de vrouw toebehoorde. De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De beschikking bevatte gedetailleerde beslissingen over de verdeling van activa en passiva, en de verplichtingen van partijen ten opzichte van elkaar.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ROERMOND
Sector civielrecht
zaaknummer / rekestnummer: 102045 / FA RK 10-945
Beschikking van 11 mei 2011
in de zaak van
[verzoekster],
wonende te [woonplaats],
verzoekster,
advocaat mr. G.N. Sanders,
en
[belanghebbende],
wonende te [woonplaats],
belanghebbende,
advocaat mr. H.P. Janssen-Wikkers.
Partijen zullen verder de vrouw en de man genoemd worden.
1. De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de beschikking van 4 augustus 2010
- het schrijven van 5 november 2010
- het schrijven van 9 november 2010
- het schrijven van 16 november 2010
- het schrijven van 30 december 2010
- het schrijven van 13 januari 2011
- het proces-verbaal van behandeling van 18 januari 2011
- het schrijven van 25 januari 2011
- het schrijven van 15 februari 2011
- het schrijven van 14 maart 2011
- het schrijven van 16 maart 2011
2. De feiten
2.1. Partijen zijn in gemeenschap van goederen gehuwd geweest. Het huwelijk is per 20 oktober 2008 ontbonden door middel van inschrijving van de beschikking tot echtscheiding van 21 juli 2010 in de registers van de burgerlijke stand.
3. Het geschil
3.1. Partijen hebben samengevat verzocht om de verdeling van de gemeenschap vast te stellen.
check aan de hand van verzoekschrift.
3.2. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan
4. De verdere beoordeling
4.1. De rechtbank stelt het volgende voorop. Zoals tijdens de behandeling ter zitting besproken en in het proces-verbaal van 18 januari 2011 opgenomen, zal de rechtbank bij de beoordeling het bij schrijven van 13 januari 2011 als bijlage 3 overgelegde verdelingsoverzicht als uitgangspunt nemen, aangezien daarin de laatste standpunten van partijen zijn weergegeven.
Verder blijkt uit genoemd proces-verbaal, dat de rechtbank partijen nog in de gelegenheid heeft gesteld om ten aanzien van een aantal onderwerpen nog nadere informatie te verschaffen. Voor zover in de in dat verband nader overgelegde stukken op andere onderwerpen wordt ingegaan dan in genoemd proces-verbaal aangegeven, zal de rechtbank daaraan voorbij gaan nu die buiten de reikwijdte van de verstrekte mogelijkheid liggen.
4.2. peildatum
Partijen zijn als peildatum 20 oktober 2009 overeengekomen, zodat de rechtbank van die peildatum zal uitgaan.
4.3. hypothecaire geldlening
De woning aan de [adres] te [woonplaats] van partijen is in februari 2010 verkocht. Na verkoop resteert een schuld in verband met de hypothecaire geldlening van EUR 65.484,34. Partijen zijn daarvoor hoofdelijk aansprakelijk. In hun onderlinge verhouding zijn partijen ieder aansprakelijk voor de helft van de schuld. Dat de vader van de vrouw eventueel als medeschuldenaar van de hypothecaire geldlening eveneens hoofdelijk aansprakelijk is, doet niet af aan de tussen partijen geldende onderlinge aansprakelijkheid.
De rechtbank zal bepalen dat ieder der partijen de helft van de schuld voor zijn rekening neemt.
4.4. bankrekeningen
4.4.1. Met betrekking tot de SNS rekening 94.66.43.555 is niet gesteld of gebleken dat daarop nog enig positief of negatief saldo aanwezig is, dat in de verdeling dient te worden betrokken. De rechtbank zal de rekening bij de verdeling buiten beschouwing laten.
4.4.2. Partijen zijn het erover eens, dat met betrekking tot de Rabobank rekening 14.86.92.745 op naam van de vrouw uitgegaan kan worden van een saldo per peildatum van EUR 1.211,62. De vrouw dient de helft van dat bedrag, zijnde EUR 605,81 aan de man te betalen.
4.4.3. Partijen zijn het erover eens, dat de Postbankrekening 14.40.537 een rekening van de vader van de vrouw betreft, zodat de rechtbank die rekening niet in de verdeling zal betrekken.
4.4.4. Met betrekking tot ING rekening 35.41.830 blijkt uit het overzicht overgelegd als productie 3 bij schrijven van 9 november 2010 dat het saldo per 1 oktober 2009 EUR 166,86 debet bedroeg en per 27 oktober 2009 EUR 2.495,93 debet. De rechtbank zal uitgaan van het bedrag van EUR 2.495,93 debet aangezien de datum van 27 oktober 2009 het dichtst bij de peildatum is gelegen. Partijen dienen in hun onderlinge aansprakelijkheid ieder de helft van dat bedrag voor hun rekening te nemen.
4.4.5. SNS Bank 92.69.99.486 en 81.70.91.750 betreffen een tweetal door partijen afgesloten leningen. De openstaande saldi bedragen respectievelijk EUR 10.056,88 en
EUR 22.741,52. Partijen zijn het erover eens, dat in hun onderlinge verhouding ieder voor de helft aansprakelijk is. De rechtbank zal overeenkomstig beslissen.
4.4.6. Volgens partijen bedraagt het saldo van de SNS Bank 90.40.72.789 per 18 maart 2010 EUR 2.138,00 debet. Bij gebreke van een dichter bij de afgesproken peildatum gelegen aanknopingspunt zal de rechtbank uitgaan van het saldo per 18 maart 2010. Partijen zijn het erover eens, dat in hun onderlinge verhouding ieder voor de helft daarvan aansprakelijk is. De rechtbank zal overeenkomstig beslissen.
4.5. lening ING R.887-21095/JT
Partijen zijn het erover eens, dat de lening een gemeenschapsschuld betreft, waarvoor in hun onderlinge verhouding ieder voor de helft aansprakelijk is. De rechtbank zal overeenkomstig beslissen.
4.6. lijfrenteverzekering 60141936
De man heeft gesteld, dat deze verzekering aan hem verknocht is, zodat deze niet in de verdeling dient te worden betrokken.
De vrouw heeft de gestelde verknochtheid betwist.
De rechtbank overweegt het volgende. De man heeft in verband met beëindiging van zijn dienstverband een ontslagvergoeding ontvangen van EUR 93.063,00 bruto. De werkgever heeft de ontslagvergoeding in oktober 2007 rechtstreeks gestort in de onderhavige stamrechtverzekering. In 2008 hebben partijen daarvan EUR 20.000,00 tot uitkering laten komen, welk bedrag ten goede is gekomen aan de gemeenschap. De man heeft door zijn ontslag naast een forse inkomstendaling ook een pensioentekort omdat er niet, althans niet in voldoende mate, pensioen wordt opgebouwd. De vergoeding is direct gestort in een stamrechtverzekering teneinde (uitgesteld) periodiek uit te keren. De hoogte van de ontslagvergoeding is vastgesteld op de door de werkgever af te dragen bijdrage in het pensioenfonds van de man indien het dienstverband zou zijn voortgezet. De termijnbetalingen zullen ingaan op de pensioengerechtigde leeftijd van de man. Met betrekking tot de verzekering geldt een verplicht afkoopverbod. Uit de brief van Interpolis van 14 maart 2009 (productie 11 bij schrijven van 9 november 2010 van de man) blijkt dat dit verbod in eerste instantie abusievelijk niet was opgenomen en dat die omissie is hersteld.
Op grond van bovenstaande is de rechtbank van oordeel, dat de aanspraak uit de stamrechtverzekering dient ter vervanging van pensioen dat de man bij voortzetting van het dienstverband zou hebben genoten en derhalve strekt tot inkomenssuppletie over de periode na het huwelijk. De verzekering dient dan ook te worden aangemerkt als verknocht aan de man, zodat de vrouw daarop geen aanspraak kan maken.
4.7. Interpolis lijfrenteverzekering 00117828658
De man heeft gesteld dat de uitkering uit de verzekering een aan de man verknocht inkomensbestanddeel betreft.
De vrouw heeft de verknochtheid betwist.
De rechtbank overweegt het volgende. Deze polis is een voortzetting van de door de man vóór het huwelijk bij Interpolis afgesloten verzekeringen met de nummers 00rs0127267 en 00rs0625280, waarvoor de man destijds een koopsom uit voornoemde polissen van
EUR 10.122,48 heeft afgestort. Uit de polis blijkt, dat de verzekering recht geeft op uitkering van een bedrag van EUR 1.236,00 per jaar tot 1 april 2017 en dat de verzekering niet kan worden afgekocht. Tevens blijkt uit de polis dat zowel de man als de vrouw begunstigden zijn, zodat beiden gezamenlijk aanspraak maken op het geheel van de uitkering. Uit de polis volgt dus, dat de vrouw een eigen aanspraak heeft ten aanzien van de jaarlijkse uitkering. Derhalve is er naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van verknochtheid van de verzekering aan de man. Vanuit haar eigen aanspraak heeft de vrouw recht op de helft van de in de toekomst uit te keren bedragen. De rechtbank zal dan ook bepalen, dat de man tot 31 december 2016 jaarlijks uiterlijk in de maand december van het betreffende jaar aan de vrouw een bedrag van EUR 618,00 dient te betalen en in uiterlijk de maand maart van het jaar 2017 een bedrag van EUR 309,00 (3 maanden x EUR 103,00). Verder dient de man over de periode 20 oktober 2009 tot en met 31 december 2010 nog een bedrag van EUR 1.473,70 (10 weken x EUR 23,77 + EUR 1.236,00) aan de vrouw te betalen.
4.8. Daihatsu Sirion
De vrouw heeft gesteld, dat haar vader eigenaar is van de auto. De auto is volgens haar met mondelinge toestemming van de man in mei 2009 op naam van de vader gezet. Tijdens de behandeling ter zitting van 18 januari 2011 heeft de man gesteld, dat de auto door de vader van de vrouw aan partijen is geschonken en in de gemeenschap valt. Echter, in het schrijven van 9 november 2010 heeft de man, in overeenstemming met hetgeen de vrouw stelt, aangegeven dat de auto aan de vader van de vrouw is gegeven. Dit zou zonder zijn toestemming zijn gebeurd. De rechtbank zal dan ook uitgaan van de juistheid van de stelling van de vrouw, dat de auto aan de vader van de vrouw is gegeven. Verder is niet in geschil tussen partijen, dat het kenteken op naam van de vader van de vrouw staat. Op grond van vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de auto eigendom van de vader van de vrouw betreft. Dat een en ander volgens de man zonder zijn toestemming zou hebben plaats gevonden doet aan het feit van de eigendom niet af. Derhalve viel de auto per peildatum niet meer in de gemeenschap, zodat de rechtbank de auto niet in de verdeling zal betrekken.
4.9. lening van vader van de vrouw
De vrouw heeft de door haar gestelde nog openstaande lening van EUR 16.626,00 onderbouwd door middel van een door de vrouw en de vader van de vrouw ondertekend exemplaar van de lening (productie bij brief van 16 november 2011) en een verklaring van de heer [S] (productie 6 bij brief van 15 februari 2011). De lening dateert van 21 januari 2005, zodat het een gemeenschappelijke schuld betreft. De man heeft aangevoerd, dat de lening niet meer in de verdeling hoeft te worden betrokken, omdat het bedrag van de lening in de woning zou zijn geïnvesteerd, welke woning met onderwaarde is verkocht. Naar het oordeel van de rechtbank dient de wijze van besteding voor rekening van partijen te komen en staat die wijze van besteding niet in de weg aan de verplichting tot terugbetaling van het geleende bedrag. De rechtbank is dan ook van oordeel, dat de lening als gemeenschappelijke schuld in de verdeling dient te worden betrokken. Partijen zijn in hun onderlinge verhouding ieder voor de helft aansprakelijk voor die schuld. De rechtbank zal overeenkomstig beslissen.
4.10. Inkomstenbelasting 2008
Tussen partijen is niet in geschil, dat de man in verband met de door de vrouw ontvangen belastingteruggave nog recht heeft op betaling door de vrouw van een bedrag van
EUR 656,25. De rechtbank zal conform beslissen.
4.11. overig
Tijdens de behandeling ter terechtzitting hebben partijen aangegeven dat zij de kwestie van de SNS polis 9100194, de inkomstenbelasting 2009 en het spaarloon van de man onderling zullen regelen. De rechtbank zal die onderdelen dan ook niet in de verdeling betrekken. De rechtbank zal evenmin de onderwerpen, waarvan partijen tijdens de behandeling ter zitting hebben aangegeven dat die zijn afgehandeld in de verdeling betrekken.
4.12. proceskosten
Aangezien partijen gewezen echtelieden zijn zal de rechtbank de proceskosten aldus compenseren, dat iedere partij de eigen kosten draagt.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. bepaalt dat de man en de vrouw de hypothecaire geldlening van EUR 65.484,34, het debetsaldo van ING rekening 35.41.830 van EUR 2.495,93 en het debetsaldo van SNS Bank rekening 90.40.72.789 van EUR 2.138,00 ieder voor de helft voor hun rekening nemen,
5.2. bepaalt dat partijen de lening SNS Bank 92.69.99.486 ten bedrag van
EUR 10.056,88, de lening SNS Bank 81.70.91.750 ten bedrage van EUR 22.741,52, de lening ING R.887-21095/JT en de lening van de vader van de vrouw ten bedrage van
EUR 16.626,00 ieder voor de helft voor hun rekening nemen,
5.3. veroordeelt de vrouw ter zake van de Rabobank rekening 14.68.92.745 tot betaling aan de man van EUR 605,81,
5.4. veroordeelt de vrouw ter zake van inkomstenbelasting 2008 tot betaling aan de man van een bedrag van EUR 656,25,
5.5. veroordeelt de man ter zake van de Interpolis lijfrenteverzekering 00117828658 tot betaling aan de vrouw van een bedrag van EUR 1.473,70,
5.6. veroordeelt de man ter zake van de Interpolis lijfrenteverzekering 00117828658 met ingang van januari 2011 tot en met 31 december 2016 tot betaling aan de vrouw van een bedrag van jaarlijks EUR 618,00 uiterlijk in de maand december van het betreffende jaar,
5.7. veroordeelt de man ter zake van de Interpolis lijfrenteverzekering 00117828658 tot betaling aan de vrouw per uiterlijk de maand maart 2017 van een bedrag van EUR 309,00,
5.8. verklaart het vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.9. compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.10. wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. D.C.M. Bomans en in het openbaar uitgesproken op 11 mei 2011.?