ECLI:NL:RBROE:2011:BQ3192

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
27 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
101717 / HA ZA 10-474
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • D.C.M. Bomans
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling en opschorting in bouwcontract geschil

In deze zaak vorderde Peter Wilhelmus Marie Broekmans, in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van Bouwservice Roggel B.V., betaling van een bedrag van EUR 23.568,00 van de gedaagden in conventie, die tevens eisers in reconventie waren. De vordering was gebaseerd op onbetaalde facturen voor werkzaamheden die door Bouwservice Roggel B.V. waren uitgevoerd. De rechtbank Roermond oordeelde dat de gedaagden in conventie niet aan hun verplichtingen hadden voldaan, omdat zij de betaling hadden opgeschort met de stelling dat er geen oplevering had plaatsgevonden in week 29 van 2008, zoals overeengekomen in de bouwovereenkomst. De rechtbank stelde vast dat de oplevering wel degelijk had plaatsgevonden en dat de gedaagden niet hadden aangetoond dat de werkzaamheden niet naar behoren waren uitgevoerd.

De rechtbank overwoog dat de gedaagden in conventie niet aan hun stelplicht hadden voldaan met betrekking tot hun claim dat de oplevering niet tijdig had plaatsgevonden. De rechtbank wees de vordering van de gedaagden in reconventie af, waarin zij herstel van tekortkomingen in het werk eisten, omdat Bouwservice Roggel B.V. inmiddels in staat van faillissement was verklaard. De rechtbank oordeelde dat de gedaagden in conventie als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten moesten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de curator werden begroot op EUR 1.762,89, en de rechtbank verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad.

De beslissing van de rechtbank was dat de gedaagden in conventie hoofdelijk moesten betalen aan de curator, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 11 juni 2010. De rechtbank wees ook de vorderingen van de gedaagden in reconventie af, inclusief hun verzoek om vergoeding van expertise kosten, omdat deze niet als redelijke kosten konden worden aangemerkt. Het vonnis werd uitgesproken op 27 april 2011.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ROERMOND
Sector civielrecht
zaaknummer / rolnummer: 101717 / HA ZA 10-474
Vonnis van 27 april 2011
in de zaak van
PETER WILHELMUS MARIE BROEKMANS,
in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid BOUWSERVICE ROGGEL B.V.
wonende te Roermond,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. P.W.M. Broekmans,
tegen
1. [gedaagde 1 in conventie, eiser 1 in reconventie],
wonende te [woonplaats],
2. [gedaagde 2 in conventie, eiser 2 in reconventie],
wonende te [woonplaats],
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. A.J. Traverso.
Partijen zullen hierna BSR en [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 27 oktober 2010
- het proces-verbaal van comparitie van 1 maart 2011.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Partijen zijn een overeenkomst (overeenkomst) aangegaan voor de bouw van een woning, overeenkomstig het bestek B7015 d.d. 11 maart 2008, onder de voorwaarden die in de overeenkomst van 1 april 2008 zijn opgenomen (producties A en B van de dagvaarding).
2.2. In de overeenkomst is onder andere het volgende opgenomen:
‘Bestek Par. 3:
A. Datum van aanvang 21 februari 2008 en opleveren week 29. Er is een boeteclausule van 1% van de aanneemsom per week opgenomen wanneer BSR niet kan opleveren in week 29. Uitgangspunt ten behoeve van de oplevering is dat de opdrachtgever na de oplevering in week 29 kan starten met het uitvoeren van de eigen werkzaamheden. BSR zal echter nog diverse werkzaamheden moeten uitvoeren na de oplevering. E.e.a. in goed overleg met de opdrachtgever’.
2.3. Op 20 oktober 2008 stond nog een gefactureerd bedrag open aan de zijde van [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] van EUR 47.000,00, terwijl een volgende termijn van tenminste EUR 16.000,00 op het punt stond te vervallen. Door [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] zijn op enig moment betalingen gedaan. Een bedrag van EUR 23.568,00 is onbetaald gebleven.
3. Het geschil
in conventie
3.1. BSR vordert samengevat – bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis om [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] hoofdelijk te veroordelen tot betaling van EUR 23.568,00, vermeerderd met rente en kosten.
3.2. [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] voert verweer.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.4. [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] vordert samengevat – bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis om BSR te veroordelen tot primair betaling van EUR 37.930,20 ter zake van boete en subsidiair tot herstel van de tekortkomingen aan het werk,
vermeerderd met rente en kosten.
3.5. BSR voert verweer.
3.6. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
in conventie
4.1. BSR heeft aan haar vordering van het bedrag van EUR 23.568,00 het volgende ten grondslag gelegd. In verband met ingevolge de overeenkomst door BSR uitgevoerde werkzaamheden is een bedrag van EUR 23.568,00 onbetaald gebleven.
[gedaagden in conventie, eisers in reconventie] heeft aangevoerd, dat BSR haar verplichtingen niet is nagekomen, doordat geen oplevering in week 29 heeft plaats gevonden zoals overeengekomen.
BSR heeft daartegen ingebracht, dat oplevering zoals overeengekomen tijdig heeft plaats gevonden. Indien er geen oplevering in week 29 conform de overeenkomst zou hebben plaats gevonden, dan zou dat kort daarop aangegeven zijn. Dat is niet gebeurd. De voorstellen zoals die uit de correspondentie blijken, hebben ook betrekking op de betaling en niet op verrekening. Het niet opgeleverd zijn is ook niet te rijmen met een aanbod 4 maanden later om in termijnen te betalen. Uitgangspunt van de overeenkomst is dat [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] eigen werkzaamheden kon gaat uitvoeren. Daaraan is voldaan.
4.2. De rechtbank overweegt het volgende. In de overeenkomst is bepaald, dat in week 29 van 2008 oplevering diende plaats te vinden. Tevens is in de overeenkomst als uitgangspunt ten behoeve van de oplevering opgenomen, dat de opdrachtgever na de oplevering in week 29 kan starten met het uitvoeren van de eigen werkzaamheden. Verder staat aangegeven, dat BSR nog diverse werkzaamheden na de oplevering in goed overleg met [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] moet uitvoeren. [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] heeft gesteld, dat in week 29 geen oplevering heeft plaats gevonden. Hij heeft echter niet nader aangegeven, welke werkzaamheden er tot en met week 29 zijn verricht, welke de werkzaamheden waren die hij zelf zou moeten verrichten alsmede op grond waarvan de werkzaamheden, zoals die tot en met week 29 waren voltooid, het uitvoeren van die eigen werkzaamheden niet mogelijk maakten.
[gedaagden in conventie, eisers in reconventie] heeft nog aangevoerd, dat er geen sprake was van oplevering, omdat in week 29 de sanitaire voorzieningen nog ontbraken. Ten aanzien daarvan heeft BSR onweersproken aangevoerd, dat na oplevering van de ruwbouw de beplatingen door [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] zelf dienden te worden aangebracht, alvorens de sanitaire voorzieningen konden worden geplaatst, zodat logischerwijs die voorzieningen geen onderdeel konden uitmaken van de oplevering. Verder heeft [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] nog gesteld, dat de werkzaamheden zoals die tot en met week 29 waren uitgevoerd in de weg stonden aan bewoning. De rechtbank overweegt dat ingevolge de overeenkomst onder oplevering niet wordt verstaan geschiktheid voor bewoning. Voorts overweegt de rechtbank nog dat ook het feit dat door BSR na week 29 nog werkzaamheden zijn uitgevoerd, niet leidt tot de conclusie, dat in week 29 geen oplevering in de zin van de overeenkomst heeft plaats gevonden, aangezien het uitvoeren van werkzaamheden na oplevering rechtstreeks uit de overeenkomst voortvloeit. Op grond van vorenstaande is de rechtbank van oordeel, dat [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] met betrekking tot zijn stelling, dat in week 29 geen oplevering heeft plaats gevonden, niet aan zijn stelplicht heeft voldaan, zodat de rechtbank aan die stelling voorbij zal gaan. Derhalve is niet komen vast te staan, dat BSR niet aan haar verplichting tot oplevering in week 29 heeft voldaan.
4.3. [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] heeft de hoogte van de facturen en de werkzaamheden waarop de facturen betrekking hebben niet betwist. Tevens heeft [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] niet betwist dat met betrekking tot die facturen een bedrag van EUR 23.568,00 niet is voldaan. [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] heeft aangegeven, dat hij zijn betalingsverplichting heeft opgeschort, omdat in week 29 geen oplevering heeft plaats gevonden. Zoals hiervoor onder 4.2. overwogen, is niet komen vast te staan dat oplevering in week 29 niet heeft plaats gevonden. Derhalve was [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] ook niet bevoegd tot opschorting van zijn betalingsverplichting. Ten overvloede overweegt de rechtbank nog, dat zo al de mail van 31 oktober 2008 (productie 4 van de conclusie van antwoord in conventie tevens eis in reconventie), waarnaar door [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] is verwezen, als opschorting dient te worden aangemerkt, die opschorting heeft plaats gevonden na de uit artikel 1, sub 3, van de overeenkomst aan de zijde van BSR voortvloeiende opschorting en in ieder geval na de opschorting door BSR per 30 oktober 2008 (productie i bij de conclusie van antwoord in reconventie). BSR was per 30 oktober 2008 bevoegd haar werkzaamheden op te schorten, aangezien er op dat moment sprake was van het niet nakomen van de betalingsverplichting door [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] Per 30 oktober 2008 verkeerde [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] ingevolge artikel 6:59 Burgerlijk Wetboek (BW) dan ook in schuldeisersverzuim, zodat hij ingevolge artikel 6:54 BW niet meer tot opschorting bevoegd was. De opschorting door BSR is ook niet (in zijn geheel) komen te vervallen ten gevolge van het eventueel nog in overleg uitvoeren van werkzaamheden door BSR. [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] heeft nog aangevoerd, dat hij reeds eerder heeft aangegeven, dat niet betaald zou worden. [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] heeft op dit punt echter niet voldaan aan de op hem rustende stelplicht, nu hij niet nader heeft aangegeven wanneer dat dan zou zijn geweest, noch zijn stelling op enige wijze heeft onderbouwd. De rechtbank komt dan ook niet meer toe aan bewijslevering op dit punt. De rechtbank zal aan de niet onderbouwde stelling voorbij gaan.
Concluderend was [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] niet bevoegd zijn betalingsverplichting op te schorten. De rechtbank zal de vordering van het bedrag van EUR 23.568,00 toewijzen.
4.4. BSR heeft nog de contractuele rente van 8%, althans de wettelijke rente gevorderd. De rechtbank overweegt, dat in de dagvaarding geen stelling aan de contractuele rente is gewijd, zodat die vordering een grondslag ontbeert. Overigens is het percentage van 8% niet te rijmen met het in de overeenkomst genoemde percentage van 1,5% per 30 dagen. De rechtbank zal de contractuele rente afwijzen. Met betrekking tot de wettelijke rente overweegt de rechtbank, dat in de dagvaarding wel staat aangegeven, dat sommatie heeft plaats gevonden, echter niet per welke datum. De rechtbank zal de wettelijke rente derhalve toewijzen vanaf de datum van de dagvaarding.
4.5. [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van BSR worden begroot op:
- dagvaarding EUR 84,89
- vast recht 520,00
- salaris advocaat 1.158,00 (2 punten × tarief EUR 579,00)
Totaal EUR 1.762,89
in reconventie
4.6. [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] heeft primair een bedrag van EUR 37.930,20 gevorderd ter zake van boete in verband met te late oplevering. De rechtbank heeft in conventie reeds overwogen dat niet is komen vast te staan dat oplevering niet tijdig heeft plaats gevonden, alsmede dat voor zover er sprake was van nog in overleg door BSR uit te voeren werkzaamheden BSR zicht ten aanzien daarvan bevoegdelijk op opschorting heeft beroepen. De rechtbank zal dan ook de primaire vordering afwijzen.
4.7. [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] heeft subsidiair veroordeling tot herstel van de tekortkomingen in het werk gevorderd. Alhoewel er naar het oordeel van de rechtbank materieel gezien gronden bestaan om de vordering toe te wijzen, is die toewijzing formeel gezien niet mogelijk nu BSR bij vonnis van 30 juli 2009 in staat van faillissement is verklaard. De rechtbank zal de vordering afwijzen.
4.8. Met betrekking tot de kosten voor de uitgevoerde expertise ten bedrage van
EUR 1.511,30 overweegt de rechtbank, dat die kosten niet kunnen worden aangemerkt als redelijke kosten als bedoel in artikel 6:96, tweede lid, sub b, BW, aangezien zowel de primaire als de subsidiaire vordering worden afgewezen. De rechtbank zal de vordering van het bedrag van EUR 1.511,30 afwijzen.
De vorderingen met betrekking tot de wettelijke rente en de buitengerechtelijke kosten volgen als nevenvorderingen het lot van de hoofdvordering. De rechtbank zal die vorderingen afwijzen.
4.10. [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van BSR worden begroot op EUR 579,00 aan salaris advocaat (1 punt).
5. De beslissing
De rechtbank
in conventie
5.1. veroordeelt [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] hoofdelijk, des dat de één betalende
de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan P.W.M. Broekmans in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van Bouwservice Roggel B.V. een bedrag van EUR 23.568,00 te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 11 juni 2010 tot aan de dag der algehele voldoening,
5.2. veroordeelt [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] hoofdelijk, des dat de één betalende de ander zal zijn bevrijd in de proceskosten aan de zijde van P.W.M. Broekmans in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van Bouwservice Roggel B.V. tot op heden begroot op EUR 1.762,89,
5.3. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4. wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.5. veroordeelt [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] in de proceskosten aan de zijde van P.W.M. Broekmans in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van Bouwservice Roggel B.V. tot op heden begroot op EUR 579,00,
5.6. wijst de vorderingen af.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.C.M. Bomans en in het openbaar uitgesproken op 27 april 2011.?