ECLI:NL:RBROE:2011:BQ0847

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
13 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
95870 / HA ZA 09-656
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot teruggaaf van premie arbeidsongeschiktheidsverzekering en ontbinding van overeenkomst

In deze zaak vorderde Arbeidskundig Projectburo Wetjens B.V. op basis van een provisie-overeenkomst bij het UWV een teruggaaf van premie arbeidsongeschiktheidsverzekering. De rechtbank Roermond oordeelde dat de teruggaaf op ongeoorloofde wijze was verkregen en wees de vordering van Wetjens af. Flora Holland had afstand gedaan van de terug te ontvangen premie vanwege de wijze van verkrijging. De rechtbank overwoog dat, hoewel de overeenkomst op zich geen ongeoorloofde oorzaak had, de onwettige wijze van verkrijging van de prestatie als een ontbindende voorwaarde werd beschouwd. De procedure omvatte meerdere stappen, waaronder tussenvonnissen en correspondentie tussen partijen. Flora Holland had eerder met Wetjens projectovereenkomsten gesloten om premies terug te vragen bij het UWV, maar stelde dat Wetjens tekort was geschoten in de uitvoering van deze overeenkomsten. De rechtbank concludeerde dat Wetjens toerekenbaar tekort was geschoten en dat Flora Holland terecht de overeenkomst had ontbonden. De vorderingen van Wetjens werden afgewezen, en Flora Holland werd in het gelijk gesteld in haar reconventionele vordering. De rechtbank veroordeelde Wetjens tot betaling van de proceskosten aan Flora Holland.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ROERMOND
Sector civielrecht
zaaknummer / rolnummer: 95870 / HA ZA 09-656
Vonnis van 13 april 2011
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ARBEIDSKUNDIG PROJECTBURO WETJENS B.V.,
gevestigd te Venlo,
eiseres in conventie,
gedaagde in reconventie,
advocaat mr. R.F.W. van Seumeren,
tegen
de coöperatie
COÖPERATIEVE BLOEMENVEILING FLORA HOLLAND U.A.,
gevestigd te Aalsmeer,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. P.J.L.J. Duijsens.
Partijen zullen hierna Wetjens en Flora Holland genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 21 april 2010
- brieven namens Flora Holland van 4, 12 en 16 augustus 2010 met bijlagen
- het proces-verbaal van comparitie van 27 augustus 2010.
- de conclusie na comparitie aan de zijde van Flora Holland
- de antwoordconclusie na comparitie aan de zijde van Wetjens
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De geschillen
2.1. Flora Holland Rijnsburg en Flora Holland Naaldwijk hebben op of omstreeks 18 december 2006 met Wetjens twee gelijkluidende projectovereenkomsten gesloten, krachtens welke Wetjens zou trachten om de kortings- en vrijstellingsregeling van de basispremie WAO over 1998-2001 van Flora Holland te incasseren bij het UWV. Indien de toekenning zou afwijken van het verzoek, dan zou Wetjens bezwaar aantekenen tegen de beslissing van het UWV. Wetjens zou een vergoeding ontvangen van 22,5% van de premies die op aanvrage van Wetjens in correctienota’s worden teruggegeven.
2.2. Ten behoeve van de door Wetjens in te dienen aanvragen hebben Flora Holland Rijnsburg en Naaldwijk op 12 of 13 december 2006 de namen opgegeven van al haar werknemers met bijbehorende sofinummers. Wetjens heeft die lijsten ter beschikking gesteld van Rococo BV, van wie de heer [directeur] directeur was. [directeur] was ook werkzaam bij het UWV. Rococo BV heeft de verzoeken tot teruggave verder ingediend bij het UWV. Bij beschikkingen van 22 december 2006 heeft het UWV beschikt tot teruggave van premies aan Flora Holland Rijnsburg ad 602.150 euro en aan Flora Holland Naaldwijk ad 144.727,75 euro.
2.3. Wetjens heeft bij facturen van 15 januari 2007 het percentage van 22,5% in rekening gebracht, hetgeen neerkomt op bedragen van 166.225,66 euro en 38.750,85 euro. Flora Holland heeft deze facturen ondanks het verstrijken van de betalingstermijnen en aanmaningen op 25 juni 2007 niet betaald. Wetjens vordert in conventie betaling van het totaalbedrag ad 199.976,51 euro, vermeerderd met de in haar algemene voorwaarden gestipuleerde rente van 1% per maand alsmede met de buitengerechtelijke incassokosten.
2.4. Flora Holland voert aan dat eerder een ander bedrijf (PPP) al restituties had verzorgd en maanden bezig was geweest om alle personeelsdossiers (toen circa 2.000) door te nemen. Het aanbod van Wetjens om te kijken of er nog extra restituties verkregen konden worden, was aangenomen in de veronderstelling dat er misschien nog enkele tienduizenden euro’s te winnen waren. Flora Holland was echter verbaasd dat de aanvraag zonder enig dossieronderzoek werd gedaan en er vervolgens voor tonnen premies werd teruggegeven. Flora Holland stelt dat zij de gang van zaken niet vertrouwde, ondanks het feit dat de beschikkingen gegeven waren en het beschikte bedrag ad 144.727,75 euro (Flora Holland Naaldwijk) al was betaald. Het UWV heeft Flora Holland naar eigen zeggen meegedeeld dat de aanvragen door middel van fraude waren gedaan en de beschikkingen ten onrechte waren gegeven. Het UWV heeft restitutie beschikkingen genomen. Flora Holland heeft tegen de beschikkingen die gericht waren tot ongedaanmaking van de terugbetaling van de premies van Flora Holland Naaldwijk is geen bezwaar gemaakt, terwijl tegen diezelfde beschikking met betrekking tot Flora Holland Rijnsburg aanvankelijk bezwaar is gemaakt, maar dit bezwaar vervolgens ‘onder druk van het UWV’ weer is ingetrokken. Flora Holland heeft het ontvangen bedrag van 144.727,75 euro teruggestort.
2.5. Flora Holland stelt dat Wetjens jegens haar toerekenbaar tekort is geschoten door op kennelijk onjuiste wijze arbeidsongeschiktheidspremies terug te vragen. Zij vordert in reconventie de overeenkomst te ontbinden en Wetjens in de schade te veroordelen, nader op te maken bij staat.
2.6. Wetjens betwist dat zij jegens Flora Holland toerekenbaar tekort is geschoten. Zij wijst erop dat als het bezwaar tegen de beschikkingen van het UWV was doorgezet, die bezwaren gegrond zouden zijn verklaard, doordat de correctiebeschikkingen van het UWV te laat zijn genomen.
2.7. Verdere stellingen en weren worden voor zover nodig bij de bespreking van de vorderingen betrokken.
3. De beoordeling
In conventie en in reconventie
3.1. Uitgaande van de juistheid van de stellingen van Flora Holland doet zich in onderhavige zaak het dilemma voor dat een verbintenis qua uitkomst geheel uitgevoerd is, en dus verplicht tot de wederprestatie, maar dat de wijze waarop die uitkomst is bereikt, onwettig of onethisch is geweest. De overeenkomst op zichzelf is geldig in de zin dat een niet met wet, openbare orde of goede zeden strijdige uitvoering mogelijk was. In een dergelijk geval kan de overeenkomst nog nietig zijn als bij beide partijen het oogmerk aanwezig was om die uitkomst op onwettige of ongeoorloofde wijze te bereiken, maar, uitgaande van de stellingen van Flora Holland, doet die situatie zich hier niet voor. Daarmee had de overeenkomst een geoorloofde oorzaak of strekking en kan niet gezegd worden dat hij nietig was wegens het ontbreken daarvan. De door Flora Holland gestelde grondslag van toerekenbare tekortkoming in de nakoming impliceert dat een door Flora Holland verondersteld, niet in de overeenkomst opgenomen, onderdeel van de te verrichten verbintenis was dat de uitvoering daarvan met respectering van wet, openbare orde en goede zeden zou plaatsvinden. Als dat juist is, dan levert een resultaat dat in strijd met die regels tot stand is gebracht, een toerekenbare tekortkoming op.
3.2. De rechtbank acht het door Flora Holland ingenomen standpunt juist. Als de rechter ambtshalve bij de totstandkoming van een overeenkomst moet onderzoeken of de inhoud ervan in overeenstemming is met wet, openbare orde en goede zeden, dan dient in het verlengde daarvan de uitvoering van een (geldige) overeenkomst met inachtneming van diezelfde wet, openbare orde en goede zeden plaats te vinden. Hoewel daarbij de rol van de rechter beperkter lijkt, nu voor die situatie geen regel als opgenomen in art. 3:40 BW geldt, is de uitvoering van een verbintenis in overeenstemming met wet, openbare orde en goede zeden als een impliciete, ontbindende voorwaarde op te vatten, bij schending waarvan de prestatie per definitie gebrekkig is en op de ontbinding een beroep kan worden gedaan.
3.3. In onderhavig geval neemt de rechtbank aan dat de beschikkingen van het UWV tot teruggave van bedragen ad 602.150 en 144.727,75 euro onherroepelijk waren en niet meer ongedaan konden worden gemaakt door daarna opgelegde hernieuwde heffingen ter grootte van dezelfde bedragen. Hoewel Flora Holland het bezwaar tegen de door het UWV opgelegde hernieuwde heffingen heeft ingetrokken, is uit de in soortgelijke situaties door de Centrale Raad van Beroep op 10 en 17 december 2009 gewezen uitspraken af te leiden dat bezwaar succesvol zou zijn geweest. De Centrale Raad heeft namelijk vastgesteld dat het moment van de heffing meer dan vijf jaar gelegen was na het jaar dat de premie verschuldigd werd en was van oordeel dat zich geen uitzondering voordeed op grond waarvan desondanks nog premie geheven kon worden.
3.4. De reden dat Flora Holland het bezwaar niet doorzette en de bedragen waarvan het UWV beschikt had dat ze aan Flora Holland toekwamen, niet wilde aanvaarden of behouden, was dat zij overtuigd was en is dat de beschikkingen van het UWV op onwettige wijze tot stand zijn gekomen en Flora Holland materieel bezien, volgens de geldende wetgeving, geen aanspraak had op die bedragen. Gezegd kan worden dat Flora Holland met deze beslissing afstand deed van veel geld dat zij formeel bezien had kunnen behouden, omdat het, weliswaar niet door haarzelf, maar via door haar ingeschakelde adviseur c.q. door deze ingeschakelde personen, op onwettige en onterechte wijze was verkregen. Met deze beslissing bracht Flora Holland tot uitdrukking dat zij met die praktijken niets te maken wilde hebben en daarmee niet in verband wilde worden gebracht. De rechtbank acht dit een lovenswaardige en te respecteren handelswijze.
3.5. De handelswijze van Flora Holland dient wel te stoelen op feiten en omstandigheden die haar beslissing kunnen dragen. Wetjens schiet alleen tekort in de nakoming van de op haar rustende verbintenis, voor zover die feiten en omstandigheden de stelling ondersteunen dat de wijze waarop de beschikkingen tot premierestitutie zijn verkregen, in strijd is met wet, openbare orde en goede zeden en die beschikkingen (daardoor) materieel bezien onjuist zijn.
3.6. De rechtbank is van oordeel dat voldoende is gebleken dat de beschikkingen van het UWV waarin de premierestituties zijn opgenomen, op onwettige, althans ongeoorloofde wijze zijn verkregen. Dit oordeel steunt op het volgende. Wetjens heeft de gehele uitvoering van het verzoek overgelaten aan Rococo BV, waarvan de heer [directeur] bestuurder was. Onduidelijk is gebleven op welke wijze Rococo / [directeur] de aanvraag heeft gedaan. Wel is duidelijk dat Wetjens noch Rococo / [directeur] beschikten over enige inhoudelijke informatie over personeelsleden, zoals die bij Flora Holland bekend was.
3.7. Tegen [directeur] is door de rechtbank ’s-Hertogenbosch op 29 april 2010 een vonnis gewezen, dat is gepubliceerd op rechtspraak.nl onder het landelijk jurisprudentienummer (LJN) BM2901 (genoemd in bijlage 12 bij conclusie na comparitie van Flora Holland); de rechtbank beschouwt de inhoud ervan als algemeen bekend. In dat vonnis is [directeur] veroordeeld tot 24 maanden gevangenisstraf wegens onder andere valsheid in geschrifte, computervredebreuk en oplichting. De bewezenverklaring door de rechtbank luidt als volgt:
Ten aanzien van feit 1 primair:
[BV 1] en/of [BV 2] (hierna te noemen de BV's) meermalen, in de periode van 01 januari 2006 tot en met 08 mei 2007, te Eindhoven, telkens opzettelijk een aanvraagformulier met een bijbehorende lijst met namen en sofinummers tot terugbetaling van door werkgevers (…) betaalde WAO-premie (zogenaamde aanvraag korting/vrijstelling op de basispremie WAO) over de jaren 1998 en/of 1999 en/of 2000 en/of 2001, zijnde een geschrift dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt en heeft laten opmaken, hebbende die BV alstoen aldaar telkens opzettelijk valselijk en in strijd met de waarheid op dat aanvraagformulier voornoemd namen van werknemers (…) opgevoerd bij het UWV en/of GAK die niet de status van arbeidsgehandicapte (zogenaamde agh-status)in het/de betreffende (premie-)ja(a)r(en) in dienst zijnde bij genoemde werkgever(s) heeft, waardoor in zake die werknemers ten onrechte WAO-premie geheel en/of gedeeltelijk werd terugbetaald aan de werkgever(s), met het oogmerk om voormelde aanvraagformulieren als echt en onvervalst te gebruiken of door een ander of anderen te doen gebruiken, aan welke verboden gedragingen hij, verdachte, (telkens) feitelijk leiding heeft gegeven;
Ten aanzien van feit 2:
[BV 1] en/of [BV 2] (hierna te noemen de BV's) in de periode van 01 januari 2006 tot en met 08 mei 2007 te Eindhoven althans in Nederland, telkens met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door een listige kunstgreep het UWV heeft bewogen tot de afgifte van enig bedrag, hebbende die BV('s) toen aldaar telkens met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - listiglijk en in strijd met de waarheid aanvragen tot terugbetaling van door werkgevers ) (…) betaalde WAO-premie (zogenaamde aanvraag korting/vrijstelling op de basispremie WAO) over het/de ja(a)r(en) 1998 en/of 1999 en/of 2000 en/of 2001 ingediend ten behoeve van (een) werknemer(s) (…) die niet de status van arbeidsgehandicapte (zogenaamde agh-status) in het betreffende (premie-)jaar in dienst zijnde bij genoemde werkgever had, waardoor het UWV (telkens) werd bewogen tot bovenomschreven afgifte, aan welke verboden gedraging(en) hij, verdachte, (telkens) feitelijk leiding heeft gegeven;
Ten aanzien van feit 3:
hij meermalen in de periode van 15 december 2006 tot en met 31 december 2006, te Eindhoven telkens opzettelijk en wederrechtelijk is binnengedrongen in een geautomatiseerd werk en/of in een deel daarvan, namelijk in het geautomatiseerde systeem (PVWG) van UWV, deel uitmakend van het (geautomatiseerde) netwerk van UWV, immers heeft hij, verdachte, telkens zich met een niet voor hem bestemde accountnaam en inlognaam (te weten van [medewerker UWV 2]) en met niet voor hem bestemde wachtwoorden, toegang verschaft tot het voor [medewerker UWV 2] voornoemd gereserveerde deel van het geautomatiseerde netwerk van UWV met behulp van een valse sleutel en door het aannemen van een valse hoedanigheid, en heeft hij, verdachte, vervolgens gegevens (in het kader van de aanvraag c.q. restitutie van Korting-en Vrijstellingsgelden), te weten namen en sofinummers van werknemers en aansluitnummers van verschillende bedrijven (te weten [bedrijf 2 en 3]), die waren opgeslagen en verwerkt door middel van het geautomatiseerde werk, waarin hij, verdachte, zich wederrechtelijk bevond, voor zichzelf en voor [bedrijf 2 en 3] voornoemd, gewijzigd en verwerkt en
heeft hij, verdachte, (vervolgens) voornoemde door verdachte gewijzigde gegevens in dat
geautomatiseerde systeem ingevoerd en geaccordeerd;
Ten aanzien van feit 4:
hij meermalen in de periode van 01 januari 2006 tot en met 08 mei 2007, te Bunde, telkens opzettelijk een brief op briefpapier van UWV, zijnde een geschrift dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt, hebbende hij, verdachte, alstoen
aldaar telkens opzettelijk valselijk en in strijd met de waarheid die brief geschreven in naam van [medewerker UWV 2] en/of op die brief de handtekening/paraaf van die [medewerker UWV 2] geplaatst, met het oogmerk om voormelde brieven als echt en onvervalst te gebruiken of door een ander of anderen te doen gebruiken;
Ten aanzien van feit 5:
hij in de periode van 01 september 2006 tot en met 31 januari 2007 in Nederland telkens opzettelijk een ambtenaar, te weten [medewerker UWV 2] in haar hoedanigheid van teamleider polis en premie van het UWV en [medewerker UWV 5] in haar hoedanigheid van assistent-polisbeheerder van de afdeling polis en premie van het UWV, een gift heeft gedaan met het oogmerk om die ambtenaren te bewegen in hun bediening, in strijd met hun plicht, iets te doen,
hebbende hij, verdachte die [medewerker UWV 2] en [medewerker UWV 5] voornoemd in voormelde periode de volgende giften gedaan:
- aan [medewerker UWV 2] op 20 januari 2007 een bedrag groot 7.821,52 euro;
- aan [medewerker UWV 5] op 20 januari 2007 een bedrag groot 10.805,09 euro,
zijnde die giften telkens gedaan met het oogmerk om die [medewerker UWV 2] en [medewerker UWV 5] in hun bediening, in strijd met hun plicht, te bewegen tot het verrichten van diverse werkzaamheden ten behoeve van verdachte.
3.8. Onder de strafmotivering van het vonnis inzake [directeur] overweegt de rechtbank onder andere het volgende:
Verdachte (Rechtbank: [directeur]) heeft op zeer ruime schaal valsheid in geschrift gepleegd met betrekking tot een groot aantal aanvragen teruggave WAO-premie die alle verband hielden met arbeidsgehandicapte werknemers. Hij heeft aanvankelijk volstaan met het indienen van deze valse aanvraagformulieren bij het UWV, in de wetenschap dat de wettelijke criteria rond het toepasselijk zijn van de AGH-status door de desbetreffende afdeling van het UWV niet juist werden nageleefd en bovendien controle op de juistheid van de aanvraag achterwege werd gelaten. Door deze aanvragen in te dienen werden zeer aanzienlijke bedragen aan WAO-premie op onjuiste gronden terugbetaald aan de betreffende werkgevers. Bij dit alles is verdachte er niet voor teruggeschrokken om twee UWV-medewerkers om te kopen. Hij deed dit door aan deze medewerkers een bepaald percentage toe te zeggen (en later uit te betalen) van het bedrag dat door de bedrijven van verdachte aan de opdrachtgevers in rekening werd gebracht in verband met de aanvraag premierestitutie. Zijn handelwijze leidde er toe dat deze medewerkers, in plaats van hun eigen (UWV-)werkzaamheden, voor verdachte en zijn bedrijven gegevens verzamelden en controleerden ten behoeve van door de bedrijven van verdachte in te dienen verzoeken premieteruggave WAO. Dit alles leverde een ernstige inbreuk op van de integriteit van de behandeling van aanvragen door het UWV, hetgeen als zodanig al een ernstige inbreuk is op de rechtsorde.
Nadat medio december 2006 de afdeling van het UWV in Eindhoven die deze aanvragen behandelde was gesloten, is verdachte er toe overgegaan om in het UWV systeem PVWG, met behulp van een niet aan hem verleende autorisatie en wachtwoord, eigenmachtig wijzigingen aan te brengen. Hij wist dat het aanbrengen van deze wijzigingen (invoeren van namen en sofinummers van werknemers in relatie tot premie-restitutie aanvragen) ertoe leidde dat de premies van de op de lijsten aangegeven werknemers geheel of gedeeltelijk zouden worden gerestitueerd. Dit betreft een ernstige vorm van computervredebreuk, met direct en groot nadeel tot gevolg voor het UWV.
Uit dit handelen is een zeer groot nadeel voortgevloeid voor het UWV. Alleen al ten aanzien van de bewezen verklaarde bedrijven blijkt uit de herberekening door het UWV dat het gaat om een bedrag van bijna 5,5 miljoen euro.
Verdachte heeft zich bij dit alles uitsluitend laten leiden door zijn winstbejag: zijn inkomsten bedroegen immers een vooraf overeengekomen percentage van de premierestitutie.
Verdachte heeft bovendien de opdrachtgevende werkgevers in verlegenheid gebracht: uit het onderzoek is niet gebleken dat deze opdrachtgevers enige wetenschap hebben gehad van de fraude en andere strafbare feiten van verdachte.
3.9. De rechtbank is van oordeel dat voldoende aannemelijk is dat de onderhavige verzoeken tot teruggave van betaalde arbeidsongeschiktheidspremies op dezelfde wijze zijn verkregen als de hierboven aan [directeur] ten laste gelegde en bewezen verklaarde feiten. Dit oordeel vloeit met name voort uit:
a. het feit dat Wetjens noch Rococo / [directeur] enig onderzoek in de personeelsadministratie van Flora Holland hebben gedaan;
b. er geen formeel en inhoudelijk gemotiveerd verzoekschrift is waarin de aanvragen en de gegrondheid ervan kenbaar zijn;
c. het UWV zonder deugdelijk verzoekschrift binnen twee weken een beschikking afgeeft;
d. het onwaarschijnlijk is dat na een eerder uitvoerig (wekenlang) onderzoek naar premieteruggaves door een ander arbeidskundig bureau, zonder enig nader onderzoek een zo hoog extra bedrag aan restituties wordt verleend.
3.10. De rechtbank komt in zoverre terug op haar tijdens de comparitie gegeven oordeel dat zij van Flora Holland verwacht dat zij aantoont dat de werknemers waarvoor de restituties zijn verleend, daarop geen aanspraak maken, dat het Wetjens is die de aanvragen deed en derhalve van haar verwacht mocht worden dat zij zou motiveren waarom voor de betreffende werknemers recht op premierestitutie bestond, tot welke motivering hij ook tegenover het UWV als aanvrager gehouden was.
3.11. Wetjens heeft aangevoerd dat haar geen verwijt kan worden gemaakt van eventueel onrechtmatig handelen van [directeur], omdat zij daarvan onkundig was. De rechtbank passeert dit verweer omdat Wetjens de opdrachtnemer was en gebreken in de uitvoering, die het gevolg zijn van door haar ingeschakelde tussenpersonen, voor haar rekening en risico komen. Daarnaast acht de rechtbank niet geloofwaardig dat Wetjens werkelijk meende dat de aanvragen door [directeur] op wettelijk legale wijze plaatsvonden. De in rechtsoverweging 3.8 opgesomde feiten en omstandigheden zouden bij Wetjens als arbeidskundig expert nog meer vragen moeten oproepen dan dat ze bij Flora Holland al opriepen. Daarbij blijkt uit het overgelegde strafrechtelijk onderzoek dat Wetjens meerdere aanvragen voor premierestitutie via [directeur] liet lopen, zodat de vreemde gang van zaken voor haar niet als een verrassing kan zijn gekomen. Het feit dat Wetjens bij vonnis van de rechtbank Den Bosch strafrechtelijk is vrijgesproken van allerlei vormen van samenspanning met onder andere Rococo, doet aan dit civielrechtelijk oordeel niet af.
3.12. Het vorenstaande leidt tot de slotsom dat Wetjens jegens Flora Holland toerekenbaar tekort is geschoten in de uitvoering van de projectovereenkomsten en dat Flora Holland terecht bij brief van 9 november 2007 de ontbinding van de overeenkomsten heeft ingeroepen. Dit leidt tot afwijzing van de vorderingen van Wetjens. De door Flora Holland in reconventie gevorderde verklaring voor recht dat de overeenkomst terecht ontbonden is en dat Wetjens aansprakelijk is voor de schade zoals nader op te maken bij staat, komt voor toewijzing in aanmerking.
3.13. Wetjens zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van Flora Holland worden veroordeeld. Gelet op de samenhang tussen conventie en reconventie zal geen afzonderlijke proceskostenveroordeling worden uitgesproken. Bij de bepaling van het salaris van de advocaat zal worden uitgegaan van drie proceshandelingen tegen het tarief dat hoort bij een vordering van tussen de 195.000 en 390.000 euro, zijnde 2.000 euro per proceshandeling.
4. De beslissing
De rechtbank
In conventie
4.1. wijst het gevorderde af;
In reconventie
4.2. verklaart voor recht dat Flora Holland bij brief van 9 november 2007 de overeenkomsten tussen haar en Wetjens terecht heeft ontbonden en veroordeelt Wetjens tot betaling aan Flora Holland van de schade op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
in conventie en in reconventie
4.3. veroordeelt Wetjens in de proceskosten van Flora Holland, die tot op heden worden begroot op 4.938 euro aan griffierecht en op 6.000 euro aan salaris advocaat;
4.4. verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
4.5. wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.H. Dethmers en in het openbaar uitgesproken op 13 april 2011.?