RECHTBANK ROERMOND
Sector strafrecht
Parketnummer : 04/990023-07
Datum uitspraak: 8 april 2011
Vonnis van de rechtbank Roermond, meervoudige kamer voor strafzaken,
[verdachte 3],
geboren te [datum],
wonende te [adres].
1.Het onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 17 maart 2010,
13 juli 2010, 18 oktober 2010 en van 15 februari 2011, 2 maart 2001, 18 maart 2011 en 25 maart 2011.
De verdachte staat terecht ter zake dat:
de rechtspersoon [verdachte 1] op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2005 tot en met 31 december 2007 te Heibloem, in de toenmalige gemeente Roggel en Neer (thans Leudal), althans in het arrondissement Roermond, in ieder geval in Nederland, 138, althans een of meer internationale vrachtbrieven/brief CMR, - (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - heeft vervalst of heeft laten vervalsen danwel valsellijk heeft opgemaakt of heeft laten opmaken, door valselijk en in strijd met de waarheid in:
- de CMR voorzien van het nummer 10000151 (pagina 1378 van het proces-verbaal) te vermelden of te laten vermelden dat een hoeveelheid (Poolse) melk van 28.558 liter/30.800 kg door haar, verdachte([verdachte 1]), was ontvangen en/of naar haar, verdachtes ([verdachte 1]), onderneming was vervoerd, zulks terwijl dit in werkelijkheid 25.500 liter/kg, in ieder geval minder dan die 28.558 liter/30.800 kg, is geweest en/of
- de CMR voorzien van het nummer 100493 (pagina 1743 van het proces-verbaal) te vermelden of te laten vermelden dat een hoeveelheid (Poolse) melk van 28.000 kg door haar, verdachte([verdachte 1]), was ontvangen en/of naar haar, verdachtes ([verdachte 1]), onderneming was vervoerd, zulks terwijl dit in werkelijkheid 16.000 liter, in ieder geval minder dan die 28.000 kg, is geweest en/of
- de CMR voorzien van het nummer 100503 (pagina 1783 van het proces-verbaal) te vermelden of te laten vermelden dat een hoeveelheid (Poolse) melk van 28.200 kg door haar, verdachte ([verdachte 1]), was ontvangen en/of naar haar, verdachtes ([verdachte 1]), onderneming was vervoerd, zulks terwijl dit in werkelijkheid 17.000 liter, in ieder geval minder dan die 28.000 kg, is geweest en/of
- de CMR voorzien van het nummer 100510 (pagina 1811 van het proces-verbaal) te vermelden of te laten vermelden dat een hoeveelheid (Poolse) melk van 27.425 kg door haar, verdachte ([verdachte 1]), was ontvangen en/of naar haar, verdachtes ([verdachte 1]), onderneming was vervoerd, zulks terwijl dit in werkelijkheid 16.000 kg of 19.000 liter, in ieder geval minder dan die 27.425 kg, is geweest
en/of
- de CMR voorzien van het nummer 100518 (pagina 1843 van het proces-verbaal) te vermelden of te laten vermelden dat een hoeveelheid (Poolse) melk van 27.718 kg door haar, verdachte ([verdachte 1]), was ontvangen en/of naar haar, verdachtes ([verdachte 1]), onderneming was vervoerd, zulks terwijl dit in werkelijkheid 11.500 liter, in ieder geval minder dan die 27.718 kg, is geweest en/of
- de CMR voorzien van het nummer 100524 (pagina 1867 van het proces-verbaal) te vermelden of te laten vermelden dat een hoeveelheid (Poolse) melk van 27.862 kg door haar, verdachte ([verdachte 1]), was ontvangen en/of naar haar, verdachtes ([verdachte 1]), onderneming was vervoerd, zulks terwijl dit in werkelijkheid 16.500 kg, in ieder geval minder dan die 27.862 kg, is geweest en/of
- de CMR voorzien van het nummer 100735 (pagina 1600 van het proces-verbaal) te vermelden of te laten vermelden dat een hoeveelheid (Poolse) melk van 25.767 kg door haar, verdachte ([verdachte 1]), was ontvangen en/of naar haar, verdachtes ([verdachte 1]), onderneming was vervoerd, zulks terwijl dit in werkelijkheid 17.345 kg, in ieder geval minder dan die 25.767 kg, is geweest en/of
- de CMR voorzien van het nummer 100749 (pagina 1656 van het proces-verbaal) te vermelden of te laten vermelden dat een hoeveelheid (Poolse) melk van 25.755 kg door haar, verdachte ([verdachte 1]), was ontvangen en/of naar haar, verdachtes ([verdachte 1]), onderneming was vervoerd, zulks terwijl dit in werkelijkheid 18.000 liter, in ieder geval minder dan die 25.755 kg, is geweest en/of
- de CMR voorzien van het nummer 100758 (pagina 1692 van het proces-verbaal) te vermelden of te laten vermelden dat een hoeveelheid (Poolse) melk van 25.401 kg door haar, verdachte ([verdachte 1]), was ontvangen en/of naar haar, verdachtes ([verdachte 1]), onderneming was vervoerd, zulks terwijl dit in werkelijkheid 17.330 kg, in ieder geval minder dan die 25.401 kg, is geweest en/of
- de CMR voorzien van het nummer 100765 (pagina 1719 van het proces-verbaal) te vermelden of te laten vermelden dat een hoeveelheid (Poolse) melk van 25.911 kg door haar, verdachte ([verdachte 1]), was ontvangen en/of naar haar, verdachtes ([verdachte 1]), onderneming was vervoerd, zulks terwijl dit in werkelijkheid 11.550 liter, in ieder geval minder dan die 25.911 kg, is geweest en/of
- de CMR voorzien van het nummer 101382 (pagina 1456 van het proces-verbaal) te vermelden of te laten vermelden dat een hoeveelheid (Poolse) melk van 26.618 kg door haar, verdachte ([verdachte 1]), was ontvangen en/of naar haar, verdachtes ([verdachte 1]), onderneming was vervoerd, zulks terwijl dit in werkelijkheid 9.152 kg, in ieder geval minder dan die 26.618 kg, is geweest en/of
- de CMR voorzien van het nummer 101391 (pagina 1493 van het proces-verbaal) te vermelden of te laten vermelden dat een hoeveelheid (Poolse) melk van 26.646 kg door haar, verdachte ([verdachte 1]), was ontvangen en/of naar haar, verdachtes ([verdachte 1]), onderneming was vervoerd, zulks terwijl dit in werkelijkheid 15.965 kg, in ieder geval minder dan die 26.646 kg, is geweest en/of
- de CMR voorzien van het nummer 101399 (pagina 1526 van het proces-verbaal) te vermelden of te laten vermelden dat een hoeveelheid (Poolse) melk van 26.740 kg door haar, verdachte ([verdachte 1]), was ontvangen en/of naar haar, verdachtes ([verdachte 1]), onderneming was vervoerd, zulks terwijl dit in werkelijkheid 15.300 kg, in ieder geval minder dan die 26.740 kg, is geweest en/of
- de CMR voorzien van het nummer 101408 (pagina 1569 van het proces-verbaal) te vermelden of te laten vermelden dat een hoeveelheid (Poolse) melk van 27.810 kg door haar, verdachte ([verdachte 1]), was ontvangen en/of naar haar, verdachtes ([verdachte 1]), onderneming was vervoerd, zulks terwijl dit in werkelijkheid 14.850 liter of kg, in ieder geval minder dan die 27.810 kg, is geweest,
en/of 124, althans een of meer, andere CMR ('s) te vermelden of te laten vermelden dat een grotere hoeveelheid melk was ontvangen en/of vervoerd dan in werkelijkheid het geval is geweest (pagina 1343 tot en met 1871 van het proces-verbaal), zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, tot het plegen van welk(e) strafbare feit(en) hij, verdachte ([verdachte 3]), opdracht heeft gegeven dan wel aan welke verboden gedraging(en) hij, verdachte ([verdachte 3]), feitelijke leiding heeft gegeven;
(artikel 225 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht)
de rechtspersoon [verdachte 1] op drie, althans een of meer, tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2005 tot en met 8 juni 2007 te Heibloem, in de toenmalige gemeente Roggel en Neer (thans Leudal), althans in het arrondissement Roermond, in ieder geval in Nederland, (telkens)
een zogeheten Opgaveformulier ontvangen hoeveelheid melk kopers, - (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, door valselijk en in strijd met de waarheid in:
- de opgave heffingsperiode 2004/2005 in de daarbij gevoegde bijlage "melkleveranties" (pagina 866 van het proces-verbaal) te vermelden of te laten vermelden dat de vof [naam] 1.517.223 kg melk aan haar, verdachte ([verdachte 1]), had geleverd, zulks terwijl dit in werkelijkheid 2.568.944 kg melk, in ieder geval meer dan 1.517.223 kg, diende te zijn en/of
- de opgave heffingsperiode 2005/2006 in de daarbij gevoegde bijlage "melkleveranties" (pagina 882 van het proces-verbaal) te vermelden of te laten vermelden dat de vof [naam] 2.334.494 dan wel 2.354.282 kg melk aan haar, verdachte ([verdachte 1]), had geleverd, zulks terwijl dit in werkelijkheid 2.773.182 kg melk, in ieder geval meer dan 2.334.494 dan wel 2.354.282 kg, diende te zijn en/of
- de opgave heffingsperiode 2006/2007 in de daarbij gevoegde bijlage "melkleveranties" (pagina 849 van het proces-verbaal) te vermelden of te laten vermelden dat de vof [naam] 1.173.217 kg melk aan haar, verdachte ([verdachte 1]), had geleverd, zulks terwijl dit in werkelijkheid 2.662.999 kg
melk, in ieder geval meer dan 1.173.217 kg, diende te zijn, zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, tot het plegen van welk(e) strafbare feit(en) hij, verdachte([verdachte 3]), opdracht heeft gegeven dan wel aan welke verboden gedraging(en) hij, verdachte([verdachte 3]), feitelijke leiding heeft gegeven ;
(artikel 225 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht)
de rechtspersoon [verdachte 1] op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2005 tot en met 15 januari 2008 te Heibloem, in de toenmalige gemeente Roggel en Neer (thans Leudal), meermalen, althans eenmaal, (telkens) een excel-bestand ([naam]), deeluitmakend van haar, verdachtes ([verdachte 1]), bedrijfsadministratie, - (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, door valselijk en in strijd met de waarheid in:
- het bestand [naam] (pagina 1890 tot en met 1901 van het proces-verbaal) te vermelden of te laten vermelden dat op 15 januari 2005 van het bedrijf [naam] 30.800 kg melk was ontvangen, zulks terwijl dit in werkelijkheid 25.500 liter/kg, in ieder geval minder dan die 30.800 kg, diende te zijn en/of
- het bestand [naam] (pagina 2071 tot en met 2081 van het proces-verbaal) te vermelden of te laten vermelden dat op 3 juni 2006 van het bedrijf [naam] 25.767 kg melk was ontvangen, zulks terwijl dit in werkelijkheid 17.345 kg, in ieder geval minder dan die 25.767 kg, diende te zijn en/of dat op 29 juni 2006 van het bedrijf [naam] 25.911 kg melk was ontvangen, zulks terwijl dit in werkelijkheid 11.550 liter, in ieder geval minder dan die 25.911 kg, diende te zijn en/of
- het bestand [naam] (pagina 2093 tot en met 2104 van het proces-verbaal) te vermelden of te laten vermelden dat op 7 december 2007 van het bedrijf [naam] 26.618 kg melk was ontvangen, zulks terwijl dit in werkelijkheid 9.152 kg, in ieder geval minder dan die 26.618 kg, diende te zijn en/of dat op 20 december 2007 van het bedrijf [naam] 26.740 kg melk was ontvangen, zulks terwijl dit in werkelijkheid 15.300 kg, in ieder geval minder dan die 26.740 kg, diende te zijn, zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken,tot het plegen van welk(e) strafbare feit(en) hij, verdachte ([verdachte 3]), opdracht heeft gegeven dan wel aan welke verboden gedraging(en) hij, verdachte ([verdachte 3]), feitelijke leiding heeft gegeven;
(artikel 225 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht)
de rechtspersoon [verdachte 1] op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 april 2004 tot en met 15 januari 2008, te Heibloem, in de toenmalige gemeente Roggel en Neer (thans Leudal), althans in het arrondissement Roermond, althans in Nederland, (een) voorwerp(en), te weten een of meer hoeveelheden/heid melk ten belope van 3.000.000 kg of daaromtrent, in ieder geval een of meer hoeveelheden/heid melk. heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of van die melk heeft gebruik gemaakt en/of dat zij ([verdachte 1]) toen en daar van die hoeveelheden/heid melk, de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, door deze melk die afkomstig was van koeien van het Nederlandse melkveebedrijf de vof [naam] (later [naam] B.V. geheten) in haar, verdachtes ([verdachte 1]), (bedrijfs-)administratie te vermelden en/of te verwerken, althans te laten vermelden en/of te laten verwerken, als melk afkomstig van het Poolse bedrijf [naam], terwijl zij ([verdachte 1]) wist dat die/ dat voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit valsheid in geschriften, te weten het vervalsen dan wel valselijk opmaken van internationale vrachtbrieven CMR en/of opgaveformulieren ontvangen melk kopers en/of excelbestanden melkontvangsten en/of dumpinglijsten, in ieder geval uit enig misdrijf, tot het plegen van welk(e) strafbare feit(en) hij, verdachte ([verdachte 3]), opdracht heeft gegeven dan wel aan welke verboden gedraging(en) hij, verdachte ([verdachte 3]), feitelijke leiding heeft gegeven.
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.
3.De geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
4.De bevoegdheid van de rechtbank
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
5.De ontvankelijkheid van de officier van justitie
De raadsman heeft aangevoerd dat het openbaar ministerie niet ontvankelijk verklaard dient te worden wegens ernstige inbreuken op de beginselen van goede procesorde, nu er vanaf de start van het onderzoek sprake is geweest van vooringenomenheid en onjuiste uitgangspunten (onjuiste verkoopopbrengst van melkquota; er was niet slechts sprake van dumpen in de mestput doch ook van het vervoederen van melk), het opstellen van een onjuiste hypothese, het zoeken naar een bevestiging van deze onjuiste hypothese en het buiten beeld laten van zaken die ontlastend waren voor verdachte. Daardoor is er zelfs sprake van een ernstige inbreuk op de beginselen van een behoorlijke procesorde, waardoor doelbewust of met grove onachtzaamheid van de belangen van verdachte tekort is gedaan aan diens recht op een eerlijke behandeling van de zaak. Niet alleen het oorspronkelijk onderzoek, maar ook het nader onderzoek in opdracht van de rechtbank (met onder andere als resultaat de aanvullende processen-verbaal van 19 augustus 2010 en 16 november 2010) wordt gekenmerkt door het enkel doen van onderzoek en het relateren in belastende zin, zonder enig onderzoek naar ontlastende omstandigheden alsmede door het gebruiken van gegevens die feitelijk onjuist zijn.
Daarbij komt dat het openbaar ministerie bij de conclusie van repliek zonder enige grondslag nog de beschuldiging uit dat er sprake zou zijn geweest van valse productiegegevens in Polen, niet alleen om in Nederland te ‘witten’ maar ook om op valse wijze extra quotum te verkrijgen.
De genoemde vormverzuimen zijn niet herstelbaar, omdat het gehele onderzoek getuigt van tunnelvisie alsmede vooringenomen en tendentieus is en daarmee in zijn geheel is besmet. Nu die besmetting niet meer te separeren is uit het dossier, dient het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn vervolging.
De rechtbank volgt de raadsman niet in zijn betoog met betrekking tot het vooringenomen en tendentieus karakter van het onderzoek. Immers, in het kader van de uitoefening van het toezicht van het Centrale Organisatie Superheffing (hierna te noemen: COS) leken er een aantal zaken in de bedrijfsvoering van verdachte niet te kloppen, hetgeen tijdens het daarop volgende onderzoek ook werd bevestigd en naar het oordeel van de rechtbank voldoende verdenking in de zin van artikel 27 van het Wetboek van Strafvordering opleverde. Voorts is de rechtbank van oordeel dat het gericht uitvoeren van onderzoek niet per definitie betekent dat er sprake is van een tunnelvisie. Hier komt nog bij dat verdachte pas bij gelegenheid van de terechtzitting een inhoudelijke verklaring heeft afgelegd. De verdediging gaat er in dat licht ten onrechte aan voorbij dat van de AID redelijkerwijs niet kan worden verwacht dat zij zaken in hun onderzoek betrekken waarvan zij – mede door het door verdachte gedane beroep op zijn zwijgrecht – niet op de hoogte (kunnen) zijn. Deze wijze van onderzoek van de AID is dan ook niet aan te merken als tunnelvisie. Voorts is van belang dat de officier van justitie onmiddellijk na de kennisname van het standpunt van de verdediging ter terechtzitting van 13 juli 2010 de rechtbank heeft verzocht een nader onderzoek in te stellen naar aanleiding van de door de verdachte geschetste feitelijke gang van zaken. In dit nader onderzoek heeft de juistheid van de (andersluidende) visie van de verdediging centraal gestaan. De bevindingen van het nader onderzoek zijn vervolgens aan de verdediging ter beschikking gesteld en tevens aan het procesdossier toegevoegd. Naar het oordeel van de rechtbank is geen sprake van schending van de beginselen van behoorlijke procesorde, zodat het ontvankelijkheidsverweer wordt verworpen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn overigens geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen.
6.Schorsing der vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
7.1.Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 13 juli 2010 gevorderd dat het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde zal worden bewezen verklaard. Daarbij heeft de officier van justitie voor elke heffings-periode afzonderlijke aangevoerd dat er telkens een verschil bestaat tussen de door [verdachte 1] ( hierna te noemen: [verdachte 1]) aan de COS opgegeven hoeveelheid ontvangen melk en de door de V.O.F. [naam] geproduceerde melk. Ook bestaat er in elke heffingsperiode een verschil in de volgens de administratie van [verdachte 1] van [naam] gekochte hoeveelheid melk en de melkproductie van [naam]. Voorts werden er in elke heffingsperiode op de CMR’s hoeveelheden doorgehaald, aangepast en toegevoegd, waardoor er een verschil bestaat tussen de hoeveelheid melk op de CMR’s van [verdachte 1] en de CMR’s van de transporteurs van de melk over dezelfde periode en betrekking hebbend op dezelfde vrachten. Volgens de dumpingslijsten van V.O.F. [naam] zouden er in de heffingsperioden grote hoeveelheden melk de mestput in zijn gegaan, hetgeen echter niet wordt ondersteund door getuigenverklaringen.
7.2.Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. Daartoe heeft de raadsman – kort samengevat en zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd:
Primair is alle bewijsmateriaal onrechtmatig verkregen, nu er geen sprake is geweest van een redelijke verdenking conform de wet en dient volledige bewijsuitsluiting te volgen.
Subsidiair dient er bewijsuitsluiting van de verklaringen van de ‘financieel deskundige’ alsook van de ‘materie- en ervaringsdeskundigen’ te volgen, nu deze verklaringen zijn behept met een onaanvaardbare vooringenomenheid. Bovendien kunnen de genoemde deskundigen niet als deskundigen in de zin van de wet worden aangemerkt en dat heeft tot gevolg dat deze verklaringen dan ook geen processen-verbaal de zin van de wet zijn.
Ook dient het aanvullend proces-verbaal van 16 november 2010 inzake aangekocht mengvoer voor varkens van het bewijs te worden uitgesloten, nu de AID hierin een onjuiste kengetallenspiegel (2009-2010) heeft toegepast die ongunstiger is voor verdachte. Het proces-verbaal is onbetrouwbaar en opgemaakt in strijd met de vereiste objectiviteit en de onbevooroordeeldheid en daarmee is er sprake van een vormverzuim ex artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
Er is geen sprake van het valselijk vermelden van kilogrammen melk door [verdachte 1] (hierna te noemen: [verdachte 1]) op de CMR’s, nu met betrekking tot de CMR’s moet worden vastgesteld dat er geen sprake is geweest van controle van het bruto gewicht door de vervoerder als bedoeld in artikel 8 van het Verdrag van Genève. Bovendien als de CMR al enige bewijsbestemming heeft dan is die bewijsbestemming ontleend aan een partij-overeenkomst, zoals kan worden afgeleid uit artikel 9 van het Verdrag van Genève. Tussen partijen is conform de partij-overeenkomst bewezen dat op de CMR’s door de ontvanger genoteerde kilogrammen melk geleverd en ontvangen zijn. Waar de verbalisanten stellen (pagina 193 van het dossier) dat de afzender verplicht is de CMR volgens de daarop voorkomende aanwijzingen volledig en naar waarheid in te vullen, is deze uitspraak niet gebaseerd op het Verdrag van Genève noch op de tekst van de CMR.
Wanneer wordt aangenomen dat de CMR ook een bewijsbestemming zou hebben buiten de partij-overeenkomst en ongeacht hetgeen partijen zijn overeengekomen en toch sprake zou zijn van het valselijk opmaken van de CMR’s dan kan er in die constructie geen sprake zijn van het alleen door [verdachte 1] valselijk opmaken van CMR’s. Immers, op zijn minst genomen was daar dan de ‘medewerking’ van [naam] voor nodig. [verdachte 1] kon een dergelijk feit niet alleen plegen zonder de medewerking van [naam]. Het volledig daderschap van [verdachte 1] aan het onder 1 ten laste gelegde kan derhalve niet wettig en overtuigend worden bewezen.
Voorts is er voor het onder 1 ten laste gelegde geen enkel direct bewijsmiddel waaruit blijkt dat de correcties op de CMR’s valselijk zouden zijn aangebracht. Er is immers sprake van een volslagen ondeugdelijk onderzoek en van volledig tendentieuze conclusies. Er is slechts ‘circumstantial evidence’, waarbij er – gelet op de aangevoerde Meer- en Vaartmogelijkheid, die niet door wettige bewijsmiddelen weerlegd kan worden – geen sprake kan zijn van de noodzakelijkheidsconclusie in dier voege dat het ‘circumstantial evidence’ oplevert dat het niet anders kan zijn dat het ten laste gelegde moet zijn gepleegd. Bovendien wordt het ‘circumstantial evidence’ op de volgende onderdelen weersproken:
a.De AID concludeert dat in 2005 volgens de gegevens van de transporteurs naar berekening ongeveer 9.493.075 kg melk is afgeleverd aan [verdachte 1]. Dit is onjuist, omdat (zoals de AID zelf ook aangeeft) het onderzoeksteam niet beschikte over de CMR’s van de transporteurs V.O.F. [naam], zodat deze gegevens niet in de vergelijking zijn meegenomen. De hoeveelheid van 9.493.075 kg dient dus hoger te zijn.
Bovendien is de wijze van meting bij het verladen van de melk bij [naam] onbetrouwbaar.
b.Ook de door de AID berekende melkproductie van [naam] is onjuist, nu de overzichten [naam] zijn vergeleken met de CMR’s en de e-mailberichten. Daaruit blijkt dat de in de e-mails genoemde hoeveelheden overeenkomen met in eerste aanleg vermelde hoeveelheden op de CMR’s van de transporteur. De AID heeft hierbij echter uit de vergelijking van e-mails en maandlijsten van september 2006 tot en met juli 2007 ook conclusies getrokken met de betrekking tot de melkproductie van [naam] in 2005. De gegevens uit de genoemde perioden 2006-2007 kunnen nimmer bewijs opleveren voor de stelling van de AID dat de melkproductie van [naam] voor het jaar 2005 conform de maandlijsten juist was en wel 8.446.712 kilogram melk bedroeg. De maandlijsten voor de productie in 2005 dienen dan ook te worden gediskwalificeerd voor het bewijs.
Voorts is er een verschil van één miljoen kilogram tussen de productie van [naam] en de CMR’s afkomstig van de transporteurs. Dit verschil wordt door de AID geweten aan mogelijke onduidelijkheden of onleesbaarheden, maar daarbij is steeds is het voordeel van verdachte gerekend. De mogelijkheid bestaat echter dat dit verschil niet veroorzaakt is door het ‘in het voordeel van verdachte rekenen’ doch door het feit dat de productiegegevens van [naam] niet juist of betrouwbaar zijn. Bovendien is het ontstaan van dit verschil niet nader onderzocht.
Er bestaat mitsdien de ‘Meer en Vaart’-mogelijkheid dat de door [verdachte 1] op de CMR’s vermelde kilogrammen melk – bij ontvangst door [verdachte 1] wordt ontvangen melk door deze gewogen – correct zijn doch dat de productiegegevens van [naam] en de bij [naam] op de CMR’s vermelde verladen hoeveelheid niet correct zijn.
Ook moet worden vastgesteld dat de door de AID gehanteerde argumenten ter onderbouwing van de betrouwbaarheid van de maandlijsten van [naam], noch op zichzelf noch in samenhang bekeken, kunnen onderbouwen dat de maandlijsten ook maar enigszins betrouwbaar zijn. Dit klemt te meer nu uit de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] blijkt dat er in Polen niet geregistreerd werd, bij de verlading van melk niet correct en zorgvuldig gemeten werd en de CMR’s niet (altijd) zorgvuldig werden ingevuld, terwijl anderszijds op grond van de getuigenverklaringen vast staat dat de productie van [naam] minstens gelijk was aan de aan [verdachte 1] geleverde hoeveelheden melk. Daarbij komt nog dat de melkcontrole gegevens van [naam] alleen al vanwege de status van die gegevens als betrouwbaarder moeten worden beschouwd dan de maandlijsten, nu op basis daarvan ook wordt bepaald of al dan niet super-heffing verschuldigd is.
Tenslotte wordt er door de AID op pagina 208 gesteld dat “gelet op de productie van [naam] in 2005 kan de hoeveelheid melk, zoals opgenomen in de administratie van [verdachte 1], nooit zijn geleverd door [naam] in 2005”. Dit is echter een conclusie. Gezien alleen al de onjuistheid van de premissen en een onverklaarbaar verschil van ruim één miljoen kilogram melk kon de AID nimmer komen tot de conclusie dat, gelet op de productie van [naam] in 2005, de hoeveelheid melk zoals opgenomen in de administratie van [verdachte 1] nooit geleverd zou kunnen zijn door [naam] in 2005. De aan de conclusie ten grondslag gelegde feiten, premissen en het onverklaarbare verschil van één miljoen kilogram melk rechtvaardigen die conclusie niet. Deze conclusie moet als uiterst tendentieus worden aangemerkt en het proces-verbaal voldoet derhalve niet aan artikel 344 eerste lid sub 2 van het Wetboek van Strafvordering.
c.Uit de getuigenverklaringen, zoals die zijn afgelegd bij de AID alsook bij de rechter-commissaris, kan geen enkel bewijs worden afgeleid dat alle geproduceerde melk van V.O.F. [naam] aan [verdachte 1] zou zijn geleverd.
d.De door de AID gehanteerde stelling dat de hoeveelheid room die is geproduceerd door [verdachte 1] zodanig is dat daarvoor een grotere hoeveelheid melk nodig was dan dat administratief wordt verantwoord, is onjuist, nu bij de aan die stelling ten grondslag liggende berekening diverse vraagtekens kunnen worden gesteld.
Uit het proces-verbaal ‘onderzoek afzet melk c.q. melkequivalent ten opzichte van de ontvangen hoeveelheden melk c.q. melkequivalent per heffingsperiode uit de administratie van [verdachte 1]’ (pagina 465 en verder) wordt niet direct duidelijk of bij de door [verdachte 1] ontvangen melk uitgegaan wordt van de oorspronkelijke CMR’s en de daarop staande hoeveelheden melk dan wel de door [verdachte 1] gecorrigeerde hoeveelheden voor zover het leveringen uit Polen betrof. Deze onduidelijkheid heeft tot gevolg dat de gehele berekening van de AID geen enkele relevantie of waarde kan hebben of geen enkel wettig bewijs kan opleveren voor welk feit op de dagvaarding dan ook.
Daarnaast is het door de AID in de rekenmethodiek gehanteerde uitgangspunt dat voor het maken van één kilogram room 0,263 kilogram melk vermenigvuldigd met het in massaprocenten uitgedrukt vetgehalte van de room nodig is. De factor 0,263 is bepaald in artikel 12 van Verordening 595/2004 van de EG en daaruit blijkt dat dit slechts een aanname of forfaitaire rekenmethode is, welke geen absolute gelding heeft en kan hebben. Immers, tegenbewijs is mogelijk, waarmee tevens is aangegeven dat de zaken in de praktijk heel anders kunnen liggen. Bovendien wordt in artikel 10 van de verordening tevens gesproken van het ‘werkelijke vetgehalte’, waaruit kan worden afgeleid dat de referentiewaarde en de werkelijke waarde uit elkaar kunnen liggen. Wanneer het werkelijke vetgehalte afwijkt van de referentiewaarde, komt de forfaitaire rekenmethodiek op de tocht te staan, nu het daadwerkelijke vetgehalte immers de omrekeningsfactor van 0,263 beïnvloedt. De AID heeft de omrekeningsfactor van 0,263 blind toegepast.
In dit kader wordt tevens opgemerkt dat verdachte in de loop der jaren veel waterbuffelmelk heeft gekocht, welke twee keer zoveel room als de gewone koeienmelk oplevert, hetgeen aldus de productiecijfers van [verdachte 1] heeft beïnvloed. Ook de voorraad verpakte room is van invloed geweest op de hoogte van de productie door [verdachte 1].
De tweede component in de door de AID gehanteerde rekenformule voor de productie van room betreft het ‘in massaprocenten uitgedrukt vetgehalte van de room’. In de genoemde verordening is echter ter zake het vetgehalte van de room geen referentiewaarde gegeven. De AID gaat in hun rekenmethodiek uit van room van 40 %, maar onduidelijk is waar die aanname op berust. Immers, uit geen enkel gegeven blijkt dat er slechts room geproduceerd is van 40 % Integendeel, uit de gegevens onder de verkoopkolom volgt dat er kennelijk ook room is verkocht met een vetpercentage van 37 %. Daarmee staat uit het eigen overzicht van de AID vast dat er onjuiste gegevens ten grondslag zijn gelegd aan de berekeningsmethodiek.
Gelet op bovenstaande punten moet derhalve worden geconcludeerd dat de berekeningsmethodiek van de AID onbetrouwbaar is en mitsdien strafrechtelijk gezien geen enkele bewijswaarde heeft in deze zaak.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
In de tenlastelegging wordt er vanuit gegaan dat de gehele door V.O.F. [naam] geproduceerde hoeveelheid melk ook geleverd zou zijn aan [verdachte 1]. Door de financieel deskundige alsook door materie- en ervaringsdeskundige (pagina 189) wordt het dumpen van melk in de mestput als hoogst onwaarschijnlijk en niet aannemelijk gekwalificeerd, omdat er (productie)kosten worden gemaakt voor het houden van de melkkoeien waar geen opbrengsten tegenover staan. Daarentegen wordt er bij aanvullend proces-verbaal van 22 juni 2010 gerelateerd dat het laten weglopen van melk in de mestput in geval van overproductie de werkelijke gang van zaken in de praktijk behelst die zelfs in het algemeen plaatsvindt en niet slechts incidenteel. Derhalve is het kwalificeren van het dumpen van de melk in de mestput als hoogst onwaarschijnlijk en niet aannemelijk gebaseerd op onjuiste uitgangspunten en reeds deswege zelfs aantoonbaar onjuist. Het proces-verbaal is dan ook niet aan te merken als een proces-verbaal in de zin van de wet.
Voorts wordt met betrekking tot de totale geproduceerde hoeveelheid melk die in tegenstelling tot de door [verdachte 1] opgegeven hoeveelheid in zijn geheel geleverd zou zijn, enkel verwezen naar de getuigenverklaringen. Echter, uit de betreffende getuigenverklaringen volgt dat er op geen enkele wijze sprake is van kennis of wetenschap van feiten of omstandigheden, zoals bedoeld in artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering, op basis waarvan de getuigen hebben kunnen verklaren dat alle geproduceerde melk afgeleverd zou zijn aan [verdachte 1] en dat er geen melk gedumpt en/of vervoederd zou zijn.
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde
Uit het onderzoek van de AID is gebleken dat er in het heffingsjaar 2005/2006 een overproductie van 1.051.721 kilogram melk is aangekocht door [verdachte 1]. Ook zou er door [naam] 679.928 kilogram meer melk zijn verkocht dan zou zijn geproduceerd. Daarmee is echter nog altijd 1.051.721 kilogram minus 679.928 kilogram = 371.793 kilogram niet ‘gedekt’. Voort blijkt ook dat er in die periode administratief 2.550.910 kilogram meer verkocht zijn door [naam], terwijl er door de ‘dekking’ van de overproductie van V.O.F. [naam] slechts 418.900 kilogram nodig waren. [naam] zou derhalve ruim 2,5 miljoen kilogram melk meer hebben geboekt om slechts een overproductie van ongeveer slechts 419.000 kilogram te dekken, waarvoor [naam] een superheffing van ongeveer € 500.000,- heeft betaald. Deze redenering is niet serieus te nemen.
Voor het overige geldt ten aanzien van het onder 2 tot en met 4 ten laste gelegde dat hetgeen in het in het kader van het onder 1 ten laste gelegde met betrekking tot de bewijsmiddelen en de bewijsconstructie is aangevoerd ook tot de conclusie moet te leiden dat er voor het onder 2 tot en met 4 ten laste gelegde geen wettig en overtuigend bewijs voor handen is.
Ten aanzien van het door de verdediging gedane beroep op bewijsuitsluiting, overweegt de rechtbank het navolgende.
Gelet op de bevindingen met betrekking tot de overproductie, het dumpen in de mestput en de bevindingen van de ervaringsdeskundigen welke in het kader van het toezicht naar voren zijn gekomen, zoals gerelateerd in het aanvullend proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot aanleiding onderzoek d.d. 31 mei 2010, is de rechtbank van oordeel dat bij de aanvang van het opsporingsonderzoek voldoende informatie voor handen was om te kunnen spreken van een verdenking in de zin van artikel 27 van het Wetboek van Strafvordering, te weten overtreding van artikel 2 van de Zuivelverordening uitvoering superheffing 2004 alsmede overtreding van artikel 18, tweede lid van de Regeling superheffing en melkpremie 2004. Overtreding van deze artikelen is middels artikel 19 van de Landbouwwet een economisch delict, welk wordt genoemd in artikel 1, onder sub 1 van de Wet op de Economische Delicten. Nu voorts uit genoemd aanvullend proces-verbaal blijkt dat de strafvorderlijke bevoegdheden pas zijn ingezet nadat het openbaar ministerie had besloten tot het instellen van een strafrechtelijk onderzoek, is de rechtbank van oordeel dat de uitoefening van bedoelde bevoegdheden rechtmatig heeft plaatsgevonden. Het verweer dat er in het geheel sprake is van onrechtmatig verkregen bewijsmateriaal, wegens het ontbreken van een redelijke verdenking en dat al het bewijsmateriaal dient te worden uitgesloten, wordt daarom verworpen.
De rechtbank zal de verklaringen van de financieel deskundige en de ervarings- en materie-deskundigen alsmede het aanvullend proces-verbaal van 16 november 2010 niet bezigen als bewijs. De door de verdediging dienaangaande aangevoerde verweren behoeven dan ook geen verdere bespreking.
7.4. Algemene bewijsoverweging
Alvorens nader in te gaan op de afzonderlijke bewijsmiddelen en de overige gevoerde verweren, zal de rechtbank eerst in een algemene bewijsoverweging stilstaan bij de feiten zoals die uit het onderzoek naar voren zijn gekomen. Gelet op de inhoud van het dossier kan het volgende worden vastgesteld .
1. De concernverhouding
Verdachte en zijn broer medeverdachte [verdachte 2] (hierna te noemen [verdachte 2]) hebben onder meer belangen in de navolgende ondernemingen:
-V.O.F. [naam] (landbouw en veebedrijf), welke vanaf 30 mei 2007 is voortgezet als [naam] BV, [adres] (melkveehouderij en akkerbouwbedrijf) ;
-[verdachte 1], [adres] (roomproductiebedrijf) ;
-[naam] (veehouderij/akkerbouwbedrijf);
-[naam] B.V., [adres] (bestuurder van [naam]) .
Genoemde bedrijven hebben direct of indirect als bestuurder [verdachte 1], gevestigd te [adres], waarvan verdachte en medeverdachte [verdachte 2] weer (middellijk) bestuurder zijn .
2. Het melkquotum en de overproductie van melk bij het melkveebedrijf V.O.F. [naam]
Het melkveebedrijf van de V.O.F. [naam] te Heibloem had voor het superheffingjaar 2003-2004 voldoende quotum om zijn productie te dekken. Vanaf het superheffingjaar 2003-2004 zijn belangrijke delen van het quotum verkocht, terwijl verhoudingsgewijze inkrimping van de productie, door bijvoorbeeld vermindering van de veestapel, daarna niet plaatsvond. Dit heeft bij V.O.F. [naam] geleid tot een aanzienlijke overproductie van melk , te weten:
-heffingsperiode 2004/2005: 1.051.721 kilogram ;
-heffingsperiode 2005/2006: 408.901 kilogram ;
-heffingsperiode 2006/2007: 1.489.782 kilogram .
De verkoop van de melkquota, het in stand houden van de veestapel en de overproductie van melk als gevolg daarvan wordt door verdachte en zijn medeverdachte [verdachte 2] erkend .
3. De melkcontrole bij V.O.F. [naam]
Door V.O.F. [naam] wordt meegedaan aan de melkcontrole. Dit houdt in dat van de melkgevende koeien op het bedrijf in principe 1 keer per 6 weken wordt bepaald wat de dagproductie aan kg melk is en wat het vetgehalte van deze melk is. Van deze melkcontrole ontvangt V.O.F. [naam] de uitslag als bedrijfsoverzicht en per koe. Deze melkcontrole uitslagen zijn over de periode april 2004 tot en met december 2007 in de administratie aangetroffen en in beslag genomen .
4. De verkoop van de melk door V.O.F. [naam] aan de erkende en enige koper medeverdachte [verdachte 1]. (hierna [verdachte 1])
De door V.O.F. [naam] geproduceerde melk wordt alleen verkocht en geleverd aan [verdachte 1] als zijnde de bij het Productschap Zuivel geregistreerde erkende (eerste) koper .
5. De opgave door medeverdachte [verdachte 1] van de door haar als erkende koper ontvangen melk van V.O.F. [naam] aan de Centrale Organisatie Superheffing
[verdachte 1] is in de hoedanigheid van erkende (eerste) koper verplicht om van elk jaar bij de Centrale Organisatie Superheffing van het Productschap van Zuivel (hierna te noemen: COS) aangifte te doen van de door de producenten geleverde hoeveelheid melk en het vetgehalte daarvan .
Uit het “Opgaveformulier ontvangen hoeveelheid melk koper” blijkt dat medeverdachte [verdachte 1] over de drie heffingsperioden 2004/2005, 2005/2006 en 2006/2007 aan het COS opgave heeft gedaan van de door V.O.F. [naam] aan haar geleverde hoeveelheid melk en het vetgehalte daarvan .
6.Vergelijking van de door V.O.F. [naam] geproduceerde hoeveelheid melk en het vetpercentage daarvan volgens de melkcontrole uitslagen met de door medeverdachte [verdachte 1] van haar ontvangen melk volgens het Opgaveformulier
Er zijn overzichten gemaakt waarin het vetpercentage uit vermelde opgaveformulieren is vergeleken met het vetpercentage, zoals die blijken uit de melkcontrole uitslagen van V.O.F. [naam]. Uit deze overzichten blijkt dat:
- het vetpercentage in de melk zoals bij de melkcontrole is vastgesteld telkens hoger is geweest dan het vetpercentage dat voor elke heffingsperiode van 2004 tot en met 2007 is opgegeven bij vermelde opgaveformulieren voor dezelfde dag als de dag van de melkcontrole .
7.De verkoop en levering van de door [naam] te Polen geproduceerde melk aan medeverdachte [verdachte 1]
Uit de verklaringen van de getuigen [getuige 2] en [getuige 1] , beiden werkzaam bij [naam] in Polen, blijkt dat [verdachte 1] afnemer is van de door [naam] geproduceerde melk. Getuige [getuige 1] heeft bovendien verklaard dat de melk dagelijks door middel tankwagens door [bedrijf] van Polen naar Nederland wordt getransporteerd. De hoeveelheden melk worden daarbij ingevuld op de CMR-vrachtbrieven.
Met betrekking tot deze CMR-vrachtbrieven uit de periode 1 januari 2005 tot en met 31 december 2007 kan worden vastgesteld dat op nagenoeg alle van de in totaal 138 in het dossier opgenomen CMR’s bij aflevering bij [verdachte 1] de oorspronkelijke ingevulde hoeveelheden zijn doorgehaald of toegevoegd en naar boven zijn aangepast . Dit wordt ook door verdachte erkend .
7.5. Bijzondere bewijsoverweging
De stelling van het Openbaar Ministerie op basis van het onderzoek is dat de door V.O.F. [naam] teveel geproduceerde melk niet wordt gedumpt, maar dat deze evenals de door haar geproduceerde melk waar wel quotum tegenover staat, binnen medeverdachte [verdachte 1] wordt verwerkt tot room. Deze overproductie wordt administratief verwerkt als zijnde melk afkomstig van de Poolse onderneming [naam]. De verdachte heeft daartoe een aantal strafbare feiten begaan, zoals ten laste gelegd onder 1 tot en met 4.
Door verdachte is als verweer gevoerd, kort samengevat, dat hij onschuldig is aan hetgeen hem is tenlastegelegd. Daartoe heeft hij gesteld dat de overproductie melk niet is verwerkt tot room, maar is “gedumpt”.
De rechtbank overweegt als volgt.
Verdachte en zijn broer medeverdachte [verdachte 2] zijn beiden vennoot van het melkproductiebedrijf dat aanvankelijk was ondergebracht in de V.O.F. [naam] (en per 30 mei 2007 in [naam] B.V.). Tot 1 juni 2007 behoorde het varkensbedrijf van de [naam] tot dezelfde onderneming als het melkproductiebedrijf.
V.O.F. [naam] in de persoon van verdachte heeft bij het eerste gesprek op 18 april 2005 tegenover verbalisant [naam] aangegeven dat de teveel geproduceerde melk is gedumpt in de put (laten weglopen in de mestkelder). Dit is onderbouwd met interne productieoverzichten, waarop de wekelijkse productie staat vermeld en welk deel daarvan is gedumpt .
Uit de getuigenverklaringen van de werknemers van V.O.F. [naam] (dan wel [naam] B.V.) blijkt niet dat iemand heeft gezien dat de volledige overproductie melk is gedumpt in de mestput.
Uit de getuigenverklaringen volgt veeleer het tegendeel. [[getuige 3] , die werkzaam is als bedrijfsleider rundveehouderij bij het melkbedrijf van V.O.F. [naam] c.q. [naam] heeft verklaard dat hij nooit heeft gezien dat er grote hoeveelheden melk worden gedumpt in de mestput. Volgens [getuige 3] wordt alleen melk van zieke koeien geloosd in de mestput. Hij weet 100% zeker dat andere melk niet wordt geloosd in de mestput.
Getuigen [getuige 5] en [getuige 6] , die beiden werkzaam zijn als medewerker van het melkveebedrijf V.O.F. [naam] c.q. [naam], bevestigen dat alleen de melk die niet goed is de mestput ingaat.
Na vermelde getuigenverhoren heeft verdachte ter terechtzitting van 13 juli 2010 verklaard dat:
-de melk van zieke koeien altijd de mestput in gaat, maar de overige overtollige melk niet altijd;
-de overtollige melk ook aan de varkens wordt vervoederd.
Deze verklaring van verdachte laat echter onverlet dat uit vermelde verklaringen weliswaar blijkt dat melk van zieke koeien de mestput ingaat, maar dat de getuigen niet verklaren – en dat is van cruciaal belang – dat de overige overtollige melk op het bedrijf V.O.F. [naam] wordt vervoerderd aan de eigen dieren, met name de varkens.
Dit is zeer opvallend, nu uit de getuigenverklaringen blijkt dat alleen de melk van de zieke koeien in de mestput wordt gedumpt, terwijl, mede gelet op de interne dumpingslijsten, in dat geval toch sprake moet zijn geweest van het structureel gedurende een lange aaneengesloten periode wekelijks vervoederen van zeer grote hoeveelheden melk aan de eigen dieren. Uit de getuigenverklaringen lijkt veeleer te volgen dat de overige overtollige melk, zoals de officier van justitie betoogt, door [verdachte 1] is verwerkt tot room. Immers [getuige 4] (die werkzaam is bij [verdachte 1]) en [getuige 3] hebben verklaard dat het binnen het bedrijf gangbaar is om alle melk te verwerken en dat alle melk naar het eigen verwerkingsbedrijf [verdachte 1] gaat. [getuige 5] heeft daar nog aan toegevoegd dat alle melk van de melkrobots via vaste leidingen rechtstreeks naar de opslagtanks van roomproductiebedrijf [verdachte 1] gaat en dat alles dus wordt afgeleverd aan [verdachte 1].
Verdachte voert aan dat de keuze om het melkquotum te verkopen, de hierdoor vrijgekomen gelden te investeren in het bedrijf te Polen ([naam]), de melkveestapel op peil te houden en te blijven doorproduceren en de boven het quotum geproduceerde melk te dumpen een bedrijfseconomisch verantwoorde was. Verdachte laat echter na deze stelling te onderbouwen met financiële gegevens, terwijl daartoe alle aanleiding is. Immers, de stelling van verdachte werpt eens te meer vragen op, nu betaling van superheffing altijd nog tot minder verlies zou leiden dan het dumpen van de melk in de mestput en voorts ook niet is onderbouwd hoe een eventueel vervoederen van melk aan de varkens bedrijfseconomisch verantwoord zou zijn.
Nadat verdachte met genoemde getuigenverklaringen van het personeel van V.O.F. [naam] en [verdachte 1] wordt geconfronteerd, voert hij ter verdediging aan dat V.O.F. [naam] het dumpen van de overproductie melk nooit aan de grote klok heeft gehangen. Ter onderbouwing van deze stelling verwijst hij (wederom) naar een interne notitie. Volgens verdachte blijkt daaruit dat het in relatie tot het dumpen van de melk van belang was om de rust onder het personeel te bewaren en dat niet allerlei spookverhalen de ronde gingen doen bij het dumpen van de melk.
De rechtbank merkt in dit verband op dat deze stelling haar onbegrijpelijk voorkomt. Immers, indien het inderdaad bedrijfseconomisch verantwoord zou zijn om, zoals verdachte stelt, de overproductie melk enerzijds te dumpen in de mestput en anderzijds te vervoederen aan de eigen dieren, dan valt zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet in te zien waarom het personeel van deze verantwoorde en legale bedrijfsvoering niet op de hoogte zou mogen zijn.
De rechtbank hecht dan ook geen geloof aan deze stelling, die slechts is ingegeven om een verklaring te geven voor de omstandigheid dat geen van de personeelsleden van zowel het melk- als het varkens-bedrijf iets zou kunnen verklaren over het vervoederen van melk. Dat niemand behalve verdachte en zijn medeverdachte daar iets van zou hebben kunnen meekrijgen, acht de rechtbank voorts volstrekt onaannemelijk, nu in de lezing van verdachte jarenlang duizenden liters melk per week door middel van een tankwagen van het melkbedrijf naar het varkensbedrijf vervoerd zouden zijn en aldaar vervolgens via het nippelsysteem aan de varkens zouden zijn vervoederd.
De rechtbank wordt in haar oordeel dat er iets structureel mis is met de gang van zaken in de bedrijfsvoeringen/administraties van [verdachte 1] en het melkveebedrijf van V.O.F. [naam] gesterkt door de grote discrepantie tussen de vetpercentages in de uitslagen van de melkcontroles en de opgaves van [verdachte 1] aan het COS. Immers, het vetpercentage in de door V.O.F. [naam] geproduceerde melk over de betreffende heffingsperiode van 2004-2007 is hoger dan het vetpercentage dat door [verdachte 1] is opgegeven bij het opgaveformulier aan het COS voor dezelfde dag als de dag van de melkcontrole .
De medewerkers van de Coöperatie Rundvee Verbetering (CRV) hebben als getuigen verklaard dat de uitkomsten van de melkcontrole aangaande de melkgift en het vetgehalte per koe/bedrijf een betrouwbaar systeem betreft.
De getuige [getuige 7] , werkzaam als hoofd MPR bij de CRV, heeft verklaard dat een viertal Melkproductieregistratie-uitslagen (MPR) met betrekking tot het vetgehalte zijn afgezet tegen het vetgehalte van verantwoorde leveringen rondom de dagen van melkcontrole. [getuige 7] verklaarde daarover dat het vetgehalte van levering extreem laag is ten opzichte van de MPR-uitslagen. Hij verklaarde dat het verschil tussen de MPR en de tank normaal 0,2 % is. Volgens [getuige 7] en getuige [getuige 8] (die eveneens werkzaam is bij de Coöperatie Rundvee Verbetering) is het zeer onwaarschijnlijk dat een rundveestapel rauwe koemelk levert met 2,36 % vet, terwijl diezelfde dag volgens de MPR-uitslag deze rundveestapel melk met gemiddeld 3,77 % levert.
Voorts is een vetpercentage van 2,36 % dermate laag dat volgens getuige [getuige 7] wordt gebalanceerd op het randje met de koegezondheid.
Dat de geëxtrapoleerde melkcontrolegegevens een betrouwbaar resultaat geven blijkt eveneens uit het volgende:
Volgens de in de administratie van [verdachte 1] aangetroffen ‘Opgaveformulieren ontvangen hoeveelheid melk kopers’ en de bijbehorende melkleveranties met betrekking tot de periode van 1 april 2004 tot en met 31 maart 2007 blijkt dat [verdachte 1] aan het COS opgave heeft gedaan van de ontvangst van in totaal 5.044.722 kilogram melk van V.O.F. [naam]. Voorts bevat de administratie van [verdachte 1] de opgestelde ‘dumpingslijsten’ van de overproductie met betrekking tot de jaren 2004 tot en met 2007, waaruit kan worden afgeleid dat er in deze periode in totaal 3.045.005 kilogram melk zou zijn ‘gedumpt’. Hetgeen impliceert dat de totale productie productie van V.O.F. [naam] 5.044.722 + 3.045.005 = 8.089.727 kilogram is geweest. Uit de gegevens van de melkcontroles blijkt dat door V.O.F. [naam] in dezelfde periode in totaal 7.995.126 kilogram melk is geproduceerd, hetgeen erg in de buurt komt van de totale productie van 8.089.727 kilogram.
Bij dit alles merkt de rechtbank op dat verdachte samen met zijn broer [verdachte 2], gelet op de geschetste concernverhouding, beschikt over een totaal overzicht en zeggenschap over de verschillende melkproductiestromen en de verwerking daarvan binnen het concern. Zij verwerken zelf deze melkstromen administratief binnen het concern. De hiervoor in de administratie van het concern gesignaleerde ongerijmdheden laten zich echter niet verklaren door de lezing van verdachte.
Zeer aansprekend is in dit verband ook dat de CMR’s altijd naar boven worden aangepast en [verdachte 1] de door [naam] afgeleverde hoeveelheid melk bepaalt, waarbij er geen sprake is van een extern te controleren meet- of weegsysteem van de ingekomen melk.
Met betrekking tot de stelling van verdachte dat geen enkele hoeveelheid melk illegaal aan [verdachte 1] is afgeleverd, maar is dat de overproductie is gedumpt dan wel vervoederd, overweegt de rechtbank als volgt.
Op grond van al het voorgaande in onderling verband en samenhang bezien, hecht de rechtbank geen geloof aan de verklaringen van verdachte en zijn medeverdachten ten aanzien van het dumpen van de overproductie melk.
7.6. Bewijsmiddelen, in aansluiting en aanvulling op voornoemde
Ten aanzien van het onder 1 en 4 ten laste gelegde
Het strafdossier bevat 138 CMR-vrachtbrieven , waarvan de eerste is gedateerd op 1 januari 2005 en de laatste op 31 december 2007 . Alle CMR’s zijn afkomstig van [naam] en geadresseerd aan [verdachte 1]. Alle CMR’s zijn ook door [verdachte 1] ondertekend voor goede ontvangst. Van elke CMR’s bevat het dossier deel 2, welke is bestemd voor [verdachte 1] als de ontvanger van de vervoerde melk, alsmede deel 3 of 4 afkomstig van de transporteur [bedrijf]. Bij elke CMR is op deel 2 met betrekking tot het gewicht van de vracht telkens een andere hoeveelheid bijgeschreven. Op de delen 3 of 4 afkomstig van de transporteur is dit niet gebeurd.
De in het onder 1 ten laste gelegde vermelde CMR’s:
Op deel 4 van de CMR voorzien van het nummer 10000151 staat als brutogewicht in kilogram 25.500 vermeld en op deel 2 van diezelfde CMR staat naast 25.500 ook 28.558 ltr. en 30.800 kg vermeld.
Op deel 3 van de CMR voorzien van het nummer 100493 staat als brutogewicht in kilogram
16.000 l vermeld en op deel 2 van diezelfde CMR is 16.000 l doorgestreept en staat daarbij
28.000 kg vermeld.
Op deel 3 van de CMR voorzien van het nummer 100503 staat als brutogewicht in kilogram
17.000 l vermeld en op deel 2 van diezelfde CMR is de eerste hoeveelheid onleesbaar gemaakt en staat daarbij 28.200 kg vermeld.
Op deel 3 van de CMR voorzien van het nummer 100510 is als brutogewicht in kilogram de eerste hoeveelheid onleesbaar gemaakt en staat daarbij 19.000 l vermeld en op deel 2 van diezelfde CMR is de 19.000 doorgestreept en staat daarbij 27.425 kg vermeld.
Op deel 3 van de CMR voorzien van het nummer 100518 staat als brutogewicht in kilogram
11.500 l vermeld en op deel 2 van diezelfde CMR is de eerste hoeveelheid onleesbaar gemaakt en staat daarbij 27.718kg vermeld.
Op deel 3 van de CMR voorzien van het nummer 100524 staat als brutogewicht in kilogram
16.500 kg vermeld en op deel 2 van diezelfde CMR is de eerste hoeveelheid onleesbaar gemaakt en staat daarbij 27.862 kg vermeld.
Op deel 3 van de CMR voorzien van het nummer 100735 staan als brutogewicht in kilogram
17.345 kg en 16.840 l vermeld en op deel 2 van diezelfde CMR zijn de eerste hoeveelheden onleesbaar gemaakt en staat daarbij 25.767 kg vermeld.
Op deel 3 van de CMR voorzien van het nummer 100749 staat als brutogewicht in kilogram
18.000 l vermeld en op deel 2 van diezelfde CMR is de eerste hoeveelheid onleesbaar gemaakt en staat daarbij 25.755 kg vermeld.
Op deel 3 van de CMR voorzien van het nummer 100758 staat als brutogewicht in kilogram
17.330 kg vermeld en op deel 2 van diezelfde CMR is de eerste hoeveelheid onleesbaar gemaakt en staat daarbij 25.401 kg vermeld.
Op deel 3 van de CMR voorzien van het nummer 100765 staat als brutogewicht in kilogram
11.550 l vermeld en op deel 2 van diezelfde CMR is de eerste hoeveelheid onleesbaar gemaakt en staat daarbij 25.911 kg vermeld.
Op deel 3 van de CMR voorzien van het nummer 101382 staat als brutogewicht in kilogram
9.152 kg = 8885 l vermeld en op deel 2 van diezelfde CMR is de eerste hoeveelheid onleesbaar gemaakt en staat daarbij 26.618 kg vermeld.
Op deel 3 van de CMR voorzien van het nummer 101391 staan als brutogewicht in kilogram
15.500 l en 15.965 kg vermeld en op deel 2 van diezelfde CMR zijn de eerste hoeveelheden onleesbaar gemaakt en staat daarbij 26.646 kg vermeld.
Op deel 3 van de CMR voorzien van het nummer 101399 staat als brutogewicht in kilogram
15.300 vermeld en op deel 2 van diezelfde CMR is de eerste hoeveelheid doorgestreept en staat daarbij 26.740 kg vermeld.
Op deel 4 van de CMR voorzien van het nummer 101408 staat als volume in m3 14.850 kg vermeld en op deel 2 van diezelfde CMR is de eerste hoeveelheid onleesbaar gemaakt en staat daarbij 27.810 kg vermeld.
De rechtbank neemt waar dat op de overige 124 zich in het dossier bevinden CMR’s telkens de hoeveelheden ontvangen melk zijn aangepast, waarbij in nagenoeg alle gevallen de hoeveelheden zijn verhoogd.
Ten aanzien van het onder 2 en 4 ten laste gelegde
Het strafdossier bevat voor elke heffingsperiode het ‘Opgaveformulier ontvangen hoeveelheid melk kopers’, welk formulier telkens is ondertekend door verdachte en waaruit blijkt dat [verdachte 1] opgave heeft gedaan van de ontvangst van:
?in totaal 1.863.176 kilogram melk in de heffingsperiode 2004/2005 , waarvan volgens de bijgevoegde ‘melkleveranties’ 1.517.223 kilogram afkomstig is van V.O.F. [naam];
?in totaal 2.554.354 kilogram melk in de heffingsperiode 2005/2006 , waarvan volgens de bijgevoegde ‘melkleveranties’ 2.354.282 kilogram afkomstig is van V.O.F. [naam];
?in totaal 1.173.217 kilogram melk in de heffingsperiode 2006/2007 , waarvan volgens de bijgevoegde ‘melkleveranties’ 1.173.217 kilogram afkomstig is van V.O.F. [naam].
Uit de geëxtrapoleerde uitslagen van de melkcontroles met betrekking tot de betreffende heffingperiodes blijkt de volgende melkproductie van V.O.F. [naam]:
?2.568.944 kilogram in het heffingsjaar 2004/2005 ;
?2.763.183 kilogram in het heffingsjaar 2005/2006 ;
?2.662.999 kilogram in het heffingsjaar 2005/2006 .
Ten aanzien van het onder 3 en 4 ten laste gelegde
In de bedrijfsadministratie van [verdachte 1] zijn met betrekking tot de jaren 2005 , 2006 en 2007 voor elk jaar afzonderlijk excelbestanden genaamd aangetroffen, welke CMR-gegevens bevatten. De kilogrammen melk die in de ‘[naam]’-bestanden staan vermeld, zijn de op de deel 2 van de betreffende CMR’s vermelde hoeveelheden, welke afwijken van de delen 3 of 4 van de transporteurs afkomstig van [naam].
In het bestand ‘[naam]’ staat vermeld dat [verdachte 1] op 15 januari 2005
30.800 kilogram melk heeft ontvangen van [naam]. Dit betreft de hoeveelheid die op deel 2 van de CMR met het nummer 10000151, d.d. 15 januari 2005 staat vermeld naast de op deel 4 van diezelfde CMR hoeveelheid van 25.500 kilogram.
In het bestand ‘[naam]’ staat vermeld dat [verdachte 1] op 3 juni 2006
25.767 kilogram melk heeft ontvangen van [naam]. Dit betreft de hoeveelheid die op deel 2 van de CMR met het nummer 100735, d.d. 3 juni 2006 staat vermeld in plaats van de op deel 3 van diezelfde CMR hoeveelheid van 17.345 kilogram.
In hetzelfde bestand staat ook vermeld dat [verdachte 1] op 29 juni 2006 25.911 kilogram melk heeft ontvangen van [naam]. Dit betreft de hoeveelheid die op deel 2 van de CMR met het nummer 100765, d.d. 29 juni 2006 staat vermeld in plaats van de op deel 3 van diezelfde CMR hoeveelheid van 11.550 liter.
In het bestand ‘[naam]’ staat vermeld dat [verdachte 1] op 7 december 2007
26.618 kilogram melk heeft ontvangen van [naam]. Dit betreft de hoeveelheid die op deel 2 van de CMR met het nummer 101382, d.d. 7 december 2007 staat vermeld in plaats van de op deel 3 van diezelfde CMR hoeveelheid van 9.152 kilogram.
In hetzelfde bestand staat ook vermeld dat [verdachte 1] op 20 december 2007 26.740 kilogram melk heeft ontvangen van [naam]. Dit betreft de hoeveelheid die op deel 2 van de CMR met het nummer 101399, d.d. 20 december 2007 staat vermeld in plaats van de op deel 3 van diezelfde CMR hoeveelheid van 15.300 kilogram.
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde
Uit de ‘Opgaveformulieren ontvangen hoeveelheid melk kopers’ en de bijbehorende melkleveranties met betrekking tot de periode van 1 april 2004 tot en met 31 maart 2007 blijkt dat [verdachte 1] aan het COS opgave heeft gedaan van de ontvangst van in totaal 5.044.722 kilogram melk van V.O.F. [naam].
Het strafdossier bevat voorts de opgestelde ‘dumpingslijsten’ van de overproductie met betrekking tot de jaren 2004 tot en met 2007, waaruit kan worden afgeleid dat er in deze periode in totaal 3.045.005 kilogram melk zou zijn ‘gedumpt’. Hetgeen impliceert dat de totale productie 5.044.722 + 3.045.005 = 8.089.727 kilogram is geweest.
Uit de melkcontroles blijkt dat door V.O.F. [naam] in deze periode in totaal 7.995.126 kilogram melk is geproduceerd.
In de in de administratie van [verdachte 1] opgenomen ‘[naam]’-bestanden met betrekking tot de jaren 2005, 2006 en 2007 staat vermeld dat [verdachte 1] in totaal 33.944.843 kilogram melk van [naam] ontvangen. De in deze bestanden vermelde hoeveelheden betreffen telkens de op deel 2 van de CMR’s aangepaste of toegevoegde hoeveelheden. Uit de van de transporteurs afkomstige delen 3 dan wel 4 van de CMR’s over dezelfde periode blijkt dat er over diezelfde periode in totaal slechts 27.885.349 kilogram melk vanuit [naam] naar [verdachte 1] is vervoerd.
Feitelijk leidinggeven (feiten 1 tot en met 4)
Nu verdachte ter zitting van 13 juli 2010 heeft verklaard dat hij samen met zijn broer, medeverdachte [verdachte 2], het familie bedrijf bestuurt en dat hij daarbij verantwoordelijk is voor de zuiveltak, hetgeen betekent dat hij alles met betrekking tot de zuivel bepaalt en ook alle noodzakelijke werkzaamheden uitvoert, is de rechtbank van oordeel dat verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan de door [verdachte 1] begane strafbare feiten.
Uit vorenoverwogene, in onderling verband en samenhang bezien met de hiervoor onder 7.6 nader uitgewerkte bewijsmiddelen, leidt de rechtbank af dat [verdachte 1] zich heeft bediend van een schijn-constructie die is opgezet om de boven het melkquotum van V.O.F. [naam] geproduceerde melk te kunnen verwerken tot room teneinde betaling van superheffing te ontlopen. De CMR-vrachtbrieven maken een substantieel deel uit van die schijnconstructie. Immers, de structureel verhoogde hoeveelheden melk op de CMR’s afkomstig van [naam], zijn door middel van de ‘[naam]’-bestanden opgenomen in de administratie van [verdachte 1] welke ten grondslag hebben gelegen aan de opgave van de ontvangen hoeveelheden melk aan het COS op basis waarvan de superheffing wordt bepaald. In deze schijnconstructie wordt de ‘gedumpte’ overproductie van V.O.F. [naam] verhuld door deze administratief te verantwoorden als afkomstig van [naam], teneinde deze bij [verdachte 1] tot room te kunnen verwerken. Het structureel wijzigen van de CMR’s en het verwerken van deze gegevens ter zake van de melkontvangst in de administratie en de opgave aan het COS had slechts tot doel een frauduleuze melkstroom te creëren. Deze geschriften zijn naar het oordeel van de rechtbank met dit oogmerk vervaardigd en gerealiseerd. Het verweer dat de CMR geen bewijsbestemming heeft, treft mitsdien geen doel.
Onder die omstandigheden betroffen zowel de CMR-vrachtbrieven, als ook de ‘[naam]’-bestanden en de ‘Opgaveformulier ontvangen hoeveelheid melk kopers’ een schijnwerkelijkheid en derhalve zijn de ten aanzien daarvan opgestelde geschriften naar het oordeel van de rechtbank dan ook vervalst in de zin van artikel 225 van het Wetboek van Strafrecht, zoals ten laste gelegd in de feiten 1 tot en met 3.
Voor wat betreft het witwassen van de melk, zoals verweten in feit 4, overweegt de rechtbank als volgt.
Het verschil tussen de in de administratie van [verdachte 1] opgenomen hoeveelheid melk die van [naam] is ontvangen, te weten: 33.944.843 kilogram, en de hoeveelheid melk die volgens de gegevens van de transporteurs van [naam] naar [verdachte 1] is vervoerd, te weten: 27.885.349, bedraagt 6.059.494 kilogram. Dit betekent dat er ruim zes miljoen kilogram melk minder vanuit Polen is vervoerd dan administratief verantwoord en dat dit verschil deels is opgevuld door de ruim drie miljoen kilogram ‘gedumpte melk’, en dat zo doende [verdachte 1] zich heeft schuldig gemaakt aan het witwassen van die hoeveelheid melk.
Op dit punt staat de rechtbank nog stil bij het verweer van de verdediging inhoudende dat de berekende hoeveelheid melk die aan [verdachte 1] is afgeleverd, niet klopt, omdat in de berekening de CMR’s van transportbedrijf V.O.F. [naam] niet zijn meegenomen alsmede omdat de wijze van meting bij het verladen van de melk bij [naam] onbetrouwbaar is.
De rechtbank overweegt dat hoewel het ontbreken van de gegevens van V.O.F. [naam] op zichzelf een juiste constatering is, het belang hiervan zeer gering is gelet op het feit dat de transporten door V.O.F. [naam] slechts een zeer klein percentage van het totaal aantal transporten betreft. Immers, in 2005 is er sprake geweest van 395 transporten, waarvan er slechts zes door V.O.F. [naam] zijn uitgevoerd. Voorts zijn er in 2006 geen transporten door V.O.F. [naam] uitgevoerd en is er in 2007 slechts één transport van de in totaal 437 transporten uitgevoerd door V.O.F. [naam]. Over de gehele periode is er derhalve slechts sprake van zeven transporten door V.O.F. [naam], hetgeen – uitgaande van het maximale laadvermogen van de tankwagens van 30.000 liter – overeenkomt met een hoeveelheid van in totaal 180.000 liter, welke afwijking op een totale hoeveelheid van 27.885.349 kilogram dan ook niet relevant is. Voorts is de rechtbank van oordeel dat hetgeen door de verdediging met betrekking tot de onbetrouwbaarheid van de meting in Polen is aangevoerd, bezwaarlijk als een verklaring voor het verschil van ruim zes miljoen kilogram kan worden aangemerkt, nu dit verschil een substantieel deel van de totale hoeveelheid vervoerde melk betreft. Eventuele manco’s zoals door de verdediging gesteld, zijn in het licht van het vorenstaande van een te verwaarlozen belang. Genoemd verweer wordt derhalve verworpen.
Op grond van de onder 7.6 vermelde bewijsmiddelen en de in 7.4, 7.5 en 7.7 vermelde overwegingen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat medeverdachte [verdachte 1] de onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan.
Gelet op vorenstaande behoeven de verdere verweren van de verdediging geen bespreking nu deze zien op onderdelen en details, die de bewezenverklaring niet dragen.
Het door de verdediging ter terechtzitting van 18 maart 2011 gedane verzoek tot aanpassing van het proces-verbaal van de terechtzitting van 13 juli 2010 wordt afgewezen. Dit verzoek is gebaseerd op een onjuiste lezing van het proces-verbaal en de thans door de verdediging aangebrachte nuanceringen in de verklaring van verdachte zijn reeds terug te vinden in de verklaring zoals destijds in het proces-verbaal van de terechtzitting is verwoord.
Op grond van voormelde bewijsmiddelen en overwegingen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
de rechtspersoon [verdachte 1] op meer tijdstippen in de periode van 1 januari 2005 tot en met 31 december 2007 te Heibloem internationale vrachtbrieven CMR, - elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - heeft vervalst door valselijk en in strijd met de waarheid in:
- de CMR voorzien van het nummer 10000151 (pagina 1378 van het proces-verbaal) te vermelden dat een hoeveelheid (Poolse) melk van 28.558 liter/30.800 kg door haar, verdachte ([verdachte 1]), was ontvangen en/of naar haar, verdachtes ([verdachte 1]), onderneming was vervoerd, zulks terwijl dit in werkelijkheid 25.500 kg is geweest en
- de CMR voorzien van het nummer 100493 (pagina 1743 van het proces-verbaal) te vermelden dat een hoeveelheid (Poolse) melk van 28.000 kg door haar, verdachte ([verdachte 1]), was ontvangen en naar haar, verdachtes ([verdachte 1]), onderneming was vervoerd, zulks terwijl dit in werkelijkheid 16.000 liter is geweest en
- de CMR voorzien van het nummer 100503 (pagina 1783 van het proces-verbaal) te vermelden dat een hoeveelheid (Poolse) melk van 28.200 kg door haar, verdachte ([verdachte 1]), was ontvangen en naar haar, verdachtes ([verdachte 1]), onderneming was vervoerd, zulks terwijl dit in werkelijkheid 17.000 liter is geweest en/
- de CMR voorzien van het nummer 100510 (pagina 1811 van het proces-verbaal) te vermelden dat een hoeveelheid (Poolse) melk van 27.425 kg door haar, verdachte ([verdachte 1]), was ontvangen en naar haar, verdachtes ([verdachte 1]), onderneming was vervoerd, zulks terwijl dit in werkelijkheid 19.000 liter is geweest en
- de CMR voorzien van het nummer 100518 (pagina 1843 van het proces-verbaal) te vermelden dat een hoeveelheid (Poolse) melk van 27.718 kg door haar, verdachte ([verdachte 1]), was ontvangen en naar haar, verdachtes ([verdachte 1]), onderneming was vervoerd, zulks terwijl dit in werkelijkheid 11.500 liter is geweest en
- de CMR voorzien van het nummer 100524 (pagina 1867 van het proces-verbaal) te vermelden dat een hoeveelheid (Poolse) melk van 27.862 kg door haar, verdachte ([verdachte 1]), was ontvangen en naar haar, verdachtes ([verdachte 1]), onderneming was vervoerd, zulks terwijl dit in werkelijkheid 16.500 kg is geweest en
- de CMR voorzien van het nummer 100735 (pagina 1600 van het proces-verbaal) te vermelden dat een hoeveelheid (Poolse) melk van 25.767 kg door haar, verdachte ([verdachte 1]), was ontvangen en naar haar, verdachtes ([verdachte 1]), onderneming was vervoerd, zulks terwijl dit in werkelijkheid 17.345 kg is geweest en
- de CMR voorzien van het nummer 100749 (pagina 1656 van het proces-verbaal) te vermelden dat een hoeveelheid (Poolse) melk van 25.755 kg door haar, verdachte ([verdachte 1]), was ontvangen en naar haar, verdachtes ([verdachte 1]), onderneming was vervoerd, zulks terwijl dit in werkelijkheid 18.000 liter is geweest en
- de CMR voorzien van het nummer 100758 (pagina 1692 van het proces-verbaal) te vermelden dat een hoeveelheid (Poolse) melk van 25.401 kg door haar, verdachte ([verdachte 1]), was ontvangen en naar haar, verdachtes ([verdachte 1]), onderneming was vervoerd, zulks terwijl dit in werkelijkheid 17.330 kg is geweest en
- de CMR voorzien van het nummer 100765 (pagina 1719 van het proces-verbaal) te vermelden dat een hoeveelheid (Poolse) melk van 25.911 kg door haar, verdachte ([verdachte 1]), was ontvangen en naar haar, verdachtes ([verdachte 1]), onderneming was vervoerd, zulks terwijl dit in werkelijkheid 11.550 liter is geweest en
- de CMR voorzien van het nummer 101382 (pagina 1456 van het proces-verbaal) te vermelden dat een hoeveelheid (Poolse) melk van 26.618 kg door haar, verdachte ([verdachte 1]), was ontvangen en naar haar, verdachtes ([verdachte 1]), onderneming was vervoerd, zulks terwijl dit in werkelijkheid 9.152 kg is geweest en
- de CMR voorzien van het nummer 101391 (pagina 1493 van het proces-verbaal) te vermelden dat een hoeveelheid (Poolse) melk van 26.646 kg door haar, verdachte ([verdachte 1]), was ontvangen en naar haar, verdachtes ([verdachte 1]), onderneming was vervoerd, zulks terwijl dit in werkelijkheid 15.965 kg is geweest en
- de CMR voorzien van het nummer 101399 (pagina 1526 van het proces-verbaal) te vermelden dat een hoeveelheid (Poolse) melk van 26.740 kg door haar, verdachte ([verdachte 1]), was ontvangen en naar haar, verdachtes ([verdachte 1]), onderneming was vervoerd, zulks terwijl dit in werkelijkheid 15.300 kg is geweest en
- de CMR voorzien van het nummer 101408 (pagina 1569 van het proces-verbaal) te vermelden of te laten vermelden dat een hoeveelheid (Poolse) melk van 27.810 kg door haar, verdachte ([verdachte 1]), was ontvangen en/of naar haar, verdachtes ([verdachte 1]), onderneming was vervoerd, zulks terwijl dit in werkelijkheid 14.850 kg, is geweest, en
meer CMR's te vermelden dat een grotere hoeveelheid melk was ontvangen en vervoerd dan in werkelijkheid het geval is geweest (pagina 1343 tot en met 1871 van het proces-verbaal), zulks telkens met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken, aan welke verboden gedragingen hij, verdachte ([verdachte 3]), feitelijk leiding heeft gegeven;
de rechtspersoon [verdachte 1] op drie tijdstippen in de periode van 1 januari 2005 tot en met 8 juni 2007 te Heibloem, telkens een zogeheten Opgaveformulier ontvangen hoeveelheid melk kopers, - elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt door valselijk en in strijd met de waarheid in:
- de opgave heffingsperiode 2004/2005 in de daarbij gevoegde bijlage "melkleveranties" (pagina 866 van het proces-verbaal) te vermelden dat de V.O.F. [naam] 1.517.223 kg melk aan haar, verdachte ([verdachte 1]), had geleverd, zulks terwijl dit in werkelijkheid 2.568.944 kg melk diende te zijn en
- de opgave heffingsperiode 2005/2006 in de daarbij gevoegde bijlage "melkleveranties" (pagina 882 van het proces-verbaal) te vermelden dat de V.O.F. [naam] 2.354.282 kg melk aan haar, verdachte ([verdachte 1]), had geleverd, zulks terwijl dit in werkelijkheid meer dan 2.354.282 kg melk diende te zijn en
- de opgave heffingsperiode 2006/2007 in de daarbij gevoegde bijlage "melkleveranties" (pagina 849 van het proces-verbaal) te vermelden dat de V.O.F. [naam] 1.173.217 kg melk aan haar, verdachte ([verdachte 1]), had geleverd, zulks terwijl dit in werkelijkheid 2.662.999 kg melk diende te zijn, zulks telkens met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, aan welke verboden gedragingen hij, verdachte ([verdachte 3]), feitelijk leiding heeft gegeven;
de rechtspersoon [verdachte 1] op meer tijdstippen in de periode van 1 januari 2005 tot en met 15 januari 2008 te Heibloem meermalen telkens een excel-bestand ([naam]), deeluitmakend van haar, verdachtes ([verdachte 1]), bedrijfsadministratie, - elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt door valselijk en in strijd met de waarheid in:
- het bestand [naam] (pagina 1890 tot en met 1901 van het proces-verbaal) te vermelden dat op 15 januari 2005 van het bedrijf [naam] 30.800 kg melk was ontvangen, zulks terwijl dit in werkelijkheid 25.500 kg diende te zijn en
- het bestand [naam] (pagina 2071 tot en met 2081 van het proces-verbaal) te vermelden of te laten vermelden dat op 3 juni 2006 van het bedrijf [naam] 25.767 kg melk was ontvangen, zulks terwijl dit in werkelijkheid 17.345 kg, in ieder geval minder dan die 25.767 kg, diende te zijn en dat op 29 juni 2006 van het bedrijf [naam] 25.911 kg melk was ontvangen, zulks terwijl dit in werkelijkheid 11.550 liter diende te zijn en
- het bestand [naam] (pagina 2093 tot en met 2104 van het proces-verbaal) te vermelden of te laten vermelden dat op 7 december 2007 van het bedrijf [naam] 26.618 kg melk was ontvangen, zulks terwijl dit in werkelijkheid 9.152 kg diende te zijn en dat op 20 december 2007 van het bedrijf [naam] 26.740 kg melk was ontvangen, zulks terwijl dit in werkelijkheid 15.300 kg diende te zijn, zulks telkens met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, aan welke verboden gedragingen hij, verdachte ([verdachte 3]), feitelijk leiding heeft gegeven;
de rechtspersoon [verdachte 1] op meer tijdstippen in de periode van 1 april 2004 tot en met 15 januari 2008, te Heibloem hoeveelheden melk ten belope van 3.000.000 kg of daaromtrent heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft omgezet, van die melk heeft gebruik gemaakt en dat zij ([verdachte 1]) toen en daar van die hoeveelheden melk de herkomst heeft verborgen en verhuld, door deze melk die afkomstig waren van koeien van het Nederlandse melkveebedrijf de vof [naam] (later [naam] B.V. geheten) in haar, verdachtes ([verdachte 1]), (bedrijfs-)administratie te vermelden en te verwerken als melk afkomstig van het Poolse bedrijf [naam], terwijl zij ([verdachte 1]) wist dat die voorwerpen - onmiddellijk - afkomstig was uit valsheid in geschriften, te weten het vervalsen dan wel valselijk opmaken van internationale vrachtbrieven CMR en opgaveformulieren ontvangen melk kopers en excelbestanden melkontvangsten en dumpinglijsten, aan welke verboden gedragingen hij, verdachte ([verdachte 3]), feitelijk leiding heeft gegeven.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Het ten laste van verdachte bewezenverklaarde levert op de navolgende strafbare misdrijven:
Ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3:
valsheid in geschrift, meermalen gepleegd, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging.
De misdrijven zijn strafbaar gesteld bij artikel 225 juncto artikel 51 van het Wetboek van Strafrecht.
Witwassen, meermalen gepleegd, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging.
Het misdrijf is strafbaar gesteld bij artikel 420bis juncto artikel 51 van het Wetboek van Strafrecht.
9. De strafbaarheid van verdachte
De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde nu niet is gebleken van enige omstandigheid die verdachtes strafbaarheid opheft.
10. De straffen en/of maatregelen
10.1. De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij gelegenheid van de terechtzitting op 13 juli 2010 met betrekking tot de op te leggen straf gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de tijd van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
10.2. De overwegingen van de rechtbank
Verdachte heeft zich als feitelijk leidinggevende van [verdachte 1] schuldig gemaakt aan het witwassen van ruim drie miljoen kilogram melk en heeft daartoe gedurende meerdere jaren CMR-vrachtbrieven vervalst alsmede de administratie en opgaven aan het COS valselijk opgemaakt. Verdachte heeft hierbij als bestuurder essentiële werkzaamheden verricht. Verdachte was immers degene die verantwoordelijk was voor de melkproductie en de roomverwerking en hij was blijkens de processtukken eveneens degene die namens [verdachte 1] de betreffende geschriften heeft opgemaakt dan wel heeft doen opmaken waardoor de herkomst van de melk werd verhuld en betaling van superheffing werd ontlopen. Door het handelen van verdachte is er niet alleen sprake geweest van concurrentie-vervalsing, maar is ook de gehele sector in een kwaad daglicht gesteld. Daarbij rekent de rechtbank het verdachte aan dat, gelet op de concernverhoudingen, zowel de melkproducent als de eerste erkende koper van de melk onder verantwoordelijkheid van verdachte en medeverdachte [verdachte 2] vallen, waardoor geen sprake is geweest van enige vorm van externe controle dan wel externe controleerbaarheid.
Blijkens het uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister is verdachte niet eerder veroordeeld.
De rechtbank is van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde strafmodaliteit, te weten een gevangenisstraf met een voorwaardelijk deel, voor wat betreft het voorwaardelijke deel passend is en een bijdrage kan leveren aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten. Alle omstandigheden in aanmerking genomen, waaronder - zoals in de eis van de officier van justitie - ook het tijdsverloop, acht de rechtbank echter de gevorderde onvoorwaardelijke gevangenisstraf te zwaar.
De rechtbank zal verdachte veroordelen tot een onvoorwaardelijke geldboete. De rechtbank overweegt daarbij dat zij een dergelijke financiële sanctie zeer gepast acht nu immers is gehandeld uit financiële motieven. Bij de vaststelling van de geldboete heeft de rechtbank rekening gehouden met de draagkracht van verdachte in een mate waarin dat nodig wordt geacht met het oog op een passende bestraffing van verdachte. Verdachte wordt door die vaststelling in diens inkomen en vermogen niet onevenredig getroffen.
Daarnaast legt de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf op voor de duur van 6 maanden met een proeftijd van twee jaar, aldus wordt de straf dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
11. Toepasselijke wetsartikelen
Na te melden beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c, 51, 57, 225, 420bis.
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
verstaat dat het aldus bewezenverklaarde de hiervoor vermelde strafbare feiten oplevert en verklaart verdachte ter zake strafbaar;
veroordeelt verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een geldboete van € 50.000,-, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 285 dagen;
veroordeelt verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van 6 maanden;
bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Vonnis gewezen door mrs. M.J.A.G. van Baal, M.B.T.G. Steeghs en E.A.M. van Oorschot, rechters, van wie mr. M.J.A.G. van Baal voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.M.E. de Beukelaer als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 8 april 2011.
Mr. E.A.M. van Oorschot is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.