Sector civiel recht
Voorzieningenrechter
Zaaknummers: 106551 / KGZA 11-18
106552 / FA RK 11-157 (hoofdzaak)
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van 09 februari 2011 naar aanleiding van het verzoek om voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht, tevens mondelinge uitspraak in de hoofdzaak als bedoeld in artikel 8:86, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht
[verzoeker], verzoeker,
wonende te [woonplaats],
thans verblijvende te [verblijfsplaats],
gemachtigde mr. J.H.M. Verstraten,
de burgemeester van de gemeente Peel En Maas, verweerder.
in welke zaak belanghebbende zijn:
[belanghebbende]
wonende te [woonplaats], [adres],
hierna te noemen de vrouw;
en de minderjarige kinderen
- [minderjarige 1]
- [minderjarige 2],
wonende te [woonplaats], [adres],
Zitting hebben: mr. M.I.J. Hegeman, als voorzitter
H.V.M. Smeets, als griffier.
1. Mondelinge behandeling
1.1. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 9 februari 2011.
Ter zitting zijn verschenen:
- de verzoeker, bijgestaan door mr. J.H.M. Verstraten;
- de vrouw;
- mw.mr. drs. V. Snijders - van den Beuken en dhr. [X], namens de
Burgemeester van de gemeente Peel en Maas
Tijdens de mondelinge behandeling is door de vrouw een pleitnota overgelegd.
1.2. Na de sluiting van het onderzoek ter zitting op 9 februari 2011 heeft de
voorzieningenrechter on¬mid¬del¬lijk mondeling uitspraak gedaan, onder de mededeling dat belanghebbenden tegen de uitspraak in de hoofdzaak binnen zes weken na de datum van verzending van dit proces verbaal hoger beroep kunnen instellen.
verklaart het beroep ongegrond en wijst af het meer of anders verzochte;
wijst af het verzoek om een voorlopige voorziening voor zover het betreft het primair verzochte en wijst toe het subsidiair verzochte in dier voege dat het tijdelijk huis- en contactverbod zal worden opgeheven op 9 februari 2011 tussen 15.00 en 16.00 uur, zodat de verzoeker zijn spullen met betrekking tot de bedrijfsvoering in de woning kan ophalen.
2. Gronden voor de beslissing
2.1. Bij besluit van 2 februari 2011 heeft verweerder aan verzoeker op grond van artikel 2 van de Wet tijdelijk huisverbod (Wth) een huisverbod opgelegd voor de woning gelegen aan de [adres], [woonplaats], geldend vanaf 2 februari 2011 22.00 uur tot 12 februari 2011 22.00 uur.
2.2. Tegen het besluit van 2 februari 2011 (hierna: het bestreden besluit) heeft verzoeker bij faxbericht van 4 februari 2011 beroep ingesteld.
2.3. Voorts heeft verzoeker bij faxbericht van 4 februari 2011 de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen, inhoudende dat verzoeker per direct zijn woning weer mag betreden, een en ander tot op het definitieve beroepschrift zal zijn beslist, althans een door de voorzieningenrechter in goede justitie te treffen voorlopige voorziening, met veroordeling van verweerder in de kosten van deze procedure.
2.4. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2.5. In artikel 8:86, eerste lid, van de Awb is bepaald dat, indien het verzoek om voorlopige voorziening wordt gedaan indien beroep bij de rechtbank is ingesteld en de voorzieningenrechter van oordeel is dat na de zitting, bedoeld in artikel 8:83, eerste lid, van de Awb, nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, hij onmiddellijk uitspraak kan doen in de hoofdzaak.
2.6. De voorzieningenrechter is van oordeel dat in dit geval de feiten en omstandigheden geen nader onderzoek vergen, zodat geen beletsel bestaat voor toepassing van het bepaalde in artikel 8:86, eerste lid, van de Awb.
2.7. Op 1 januari 2009 is de wet Regels strekkende tot het opleggen van een tijdelijk huisverbod aan personen van wie een ernstige dreiging van huiselijk geweld uitgaat (Wet tijdelijk huisverbod; Stb. 2008, 421) in werking getreden.
Op grond van artikel 2 van deze wet kan de burgemeester een huisverbod opleggen aan een persoon indien uit feiten of omstandigheden blijkt dat diens aanwezigheid in de woning ernstig en onmiddellijk gevaar oplevert voor de veiligheid van één of meer personen die met hem in de woning wonen of daarin anders dan incidenteel verblijven of indien op grond van feiten of omstandigheden een ernstig vermoeden van dit gevaar bestaat.
Op grond van artikel 9 van deze wet kan de burgemeester besluiten het huisverbod te verlengen tot maximaal vier weken vanaf het tijdstip waarop het huisverbod ingaat, indien de dreiging van gevaar of het ernstige vermoeden daarvan voortduurt.
2.8. Verzoeker is van mening dat er geen sprake is van zodanige feiten of omstandigheden waaruit blijkt dat de aanwezigheid van verzoeker in de woning ernstig of onmiddellijk gevaar zou opleveren. Verzoeker ontkent fysiek geweld te hebben gebruikt.
Er is onvoldoende rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verzoeker en er heeft geen correcte belangenafweging plaatsgevonden bij het besluit om het huisverbod te verlenen. Verzoeker heeft een eenmanszaak, een bedrijf in het leggen van parketvloeren, welke hij vanuit huis exploiteert. Al zijn gereedschap en zakelijke aangelegenheden liggen in de woning. Verzoeker kan zijn werkzaamheden niet langer voortzetten, hetgeen tot gevolg heeft dat verzoeker gedurende een langere periode geen werkzaamheden kan verrichten en opdrachten zal verliezen. Ook heeft verzoeker in de omgeving geen familie of vrienden wonen waar hij tijdelijk kan verblijven. De vrouw heeft deze mogelijkheden wel. Zij zou tijdelijk bij familie of vrienden kunnen verblijven en tocht haar werkzaamheden kunnen voortzetten.
Verzoeker heeft enige tijd in voorlopige hechtenis doorgebracht, zodat de kinderen in deze periode tot rust hebben kunnen komen.
Verzoeker wenst uitdrukkelijk aanspraak te maken op vergoeding van de schade die hij heeft geleden door het niet mogen betreden van zijn eigen woning. Verzoeker wenst een schadevergoeding van EUR 50,= voor elke dag dat hij ten onrechte niet in zijn woning mocht verblijven.
2.9. Ter zitting heeft verzoeker aanvullend verklaard dat hij twee dagen in hechtenis op het politiebureau heeft gezeten en dat de zaak tegen hem waarschijnlijk zal worden geseponeerd omdat er onvoldoende bewijs is om hem verder te vervolgen. Primair blijft verzoeker erbij dat er geen grondslag is voor een huisverbod en in ieder geval dat het huisverbod niet langer dient voort te duren. Subsidiair wil verzoeker dat het huisverbod tijdelijk wordt opgeheven, zodat verzoeker zijn spullen met betrekking tot de bedrijfsvoering van zijn bedrijf uit de woning kan halen. Verder heeft verzoeker verklaard dat het goed is dat er nu rust is gekomen. Hij heeft het heel moeilijk met de hele situatie. Verzoeker vindt het verstandiger niet meer terug te keren in de woning. Verzoeker zal meewerken aan het aanbod van De Horst om deel te nemen aan een agressieregulatietraining. Daarmee staat zijn inziens echter niet vast dat hij agressief is.
2.10. Namens de burgemeester is het volgende gesteld.
Op 2 februari 2011 is door de vrouw aangifte gedaan van eenvoudige mishandeling door verzoeker. Er is geen reden om aan de juistheid daarvan te twijfelen. Daarnaast zijn er al eerder meldingen van huiselijk geweld gedaan bij welzijnsstichting Vorkmeer (tweemaal) en het maatschappelijk werk. Bij het opleggen van het huisverbod heeft meegespeeld dat door verzoeker, ondanks een aangifte met tal van feiten en omstandigheden, wordt ontkend dat er (ooit) fysiek geweld is gebruikt, dan wel dat er spullen zijn stukgemaakt. Verzoeker bagatelliseert alles en doet voorkomen of er louter en alleen ongelukjes hebben plaatsgevonden met zijn vrouw. Mede gelet op de eerdere gesprekken met Vorkmeer en het maatschappelijk werk, is aannemelijk dat de aangekruiste punten in het Risicotaxatie instrument Huiselijk Geweld (RiHG) juist zijn en dat is voldoende voor het opleggen van een huisverbod. Het belang van de vrouw en de kinderen prevaleert boven het belang van verzoeker. Verzoeker kan zijn bedrijf in het leggen van parketvloeren voortzetten, omdat hij heeft aangegeven dat hij alle benodigde materialen in zijn bedrijfswagen heeft en altijd op locatie werkt.
Tijdens de mondelinge behandeling is door de vertegenwoordigers van de burgemeester gesteld dat aan verzoeker ook een contactverbod is opgelegd.
2.11. De vrouw heeft ter zitting aangeboden dat een derde, dan wel verzoeker onder begeleiding van een toezichthouder, zijn spullen voor de bedrijfsvoering in de woning kan ophalen. Zij zal de spullen klaarzetten en zelf met de kinderen op het moment van ophalen niet in de woning aanwezig zijn.
2.12. Tijdens een schorsing van de mondelinge behandeling zijn partijen met elkaar overeengekomen dat verzoeker op 9 februari 2011 tussen 15.00 en 16.00 uur de spullen met betrekking tot zijn bedrijfsvoering in de woning kan ophalen.
2.13. Na hervatting van het onderzoek deelt de voorzieningenrechter haar beslissing mee.
2.14. Anders dan verzoeker is de voorzieningenrechter van oordeel dat sprake is van zodanige feiten en omstandigheden dat de aanwezigheid van verzoeker in de woning ernstig en onmiddellijk gevaar oplevert voor de veiligheid van belanghebbenden.
De voorzieningenrechter is dan ook van oordeel dat verweerder het bestreden besluit heeft kunnen nemen op grond van hetgeen is vermeld in het Risicotaxatie instrument Huiselijk Geweld (RiHG), zoals op 2 februari 2011 is opgesteld door de Hulpofficier van Justitie.
Het belang van verzoeker bij een ongestoord genot van de woning en het contact met belanghebbenden weegt niet op tegen het belang van de veiligheid van belanghebbenden.
Van een onjuiste belangenafweging is naar het oordeel van de voorzieningenrechter evenmin gebleken.
2.15. Gelet op het voorgaande ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om thans het tijdelijk huisverbod op te heffen. Wel ziet de voorzieningenrechter aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen, inhoudende dat het huis- en contactverbod tijdelijk zal worden opgeheven op 9 februari 2011 tussen 15.00 en 16.00 uur, zodat de verzoeker zijn spullen met betrekking tot de bedrijfsvoering in de woning kan ophalen.
Waarvan door de griffier is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzieningenrechter en door de griffier is ondertekend.
De griffier: De voorzieningenrechter:
Voor eensluidend afschrift:
de griffier,
Een belanghebbende onder wie in elk geval verzoeker wordt begrepen en verweerder kunnen tegen deze uitspraak voor zover daarin is beslist in de hoofdzaak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA 's Gravenhage. De termijn voor het indienen van het beroepschrift is zes weken en vangt aan met ingang van de dag na die waarop het afschrift van deze uitspraak is verzonden.