RECHTBANK ROERMOND
Sector strafrecht
Parketnummer : 04/850221-10
Datum uitspraak: 18 februari 2011
Vonnis van de rechtbank Roermond, meervoudige kamer voor strafzaken,
[verdachte],
geboren te [plaats] op [datum],
wonende te [adres],
thans gedetineerd in [adres]
1.Het onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 4 februari 2011.
De verdachte staat terecht ter zake dat:
hij op of omstreeks 24 mei 2010 te Haelen, in elk geval in de gemeente Leudal, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet [slachtoffer 1] heeft geslagen en/althans geschopt en/althans getrapt tengevolge waarvan [slachtoffer 1] op de grond terecht is gekomen en (vervolgens) -terwijl [slachtoffer 1] op de
grond lag- meermalen met kracht tegen het hoofd van [slachtoffer 1] heeft geschopt en/althans getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art. 287 jo. 45 Wetboek van Strafrecht;
Althans indien terzake het vorenstaande onder 1 geen veroordeling zou volgen:
hij op of omstreeks 24 mei 2010 te Haelen, in elk geval in de gemeente Leudal, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet [slachtoffer 1] heeft geslagen en/althans geschopt en/althans getrapt tengevolge waarvan [slachtoffer 1] op de grond terecht is gekomen en (vervolgens) -terwijl [slachtoffer 1] op de grond lag- meermalen met kracht tegen het hoofd van [slachtoffer 1] heeft geschopt en/althans getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art. 302 jo. 45 Wetboek van Strafrecht;
Althans indien terzake al het vorenstaande onder 1 geen veroordeling zou volgen:
hij op of omstreeks 24 mei 2010 te Haelen, in elk geval in de gemeente Leudal, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, [straat], in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd
tegen [slachtoffer 1], welk geweld bestond uit het slaan en/althans schoppen en/althans trappen tegen het lichaam van [slachtoffer 1];
art. 141 Wetboek van Strafrecht;
hij op of omstreeks 24 mei 2010 te Haelen, in elk geval in de gemeente Leudal, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, [straat], in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd
tegen [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4], welk geweld bestond uit het slaan en/althans schoppen en/althans trappen tegen [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4]
art. 141 Wetboek van Strafrecht;
Althans indien terzake het vorenstaande onder 2 geen veroordeling zou volgen:
hij op of omstreeks 24 mei 2010 te Haelen, in elk geval in de gemeente Leudal, opzettelijk mishandelend [slachtoffer 2] heeft geslagen, waardoor voornoemde [slachtoffer 2] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art. 300 Wetboek van Strafrecht;
3.De geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
4.De bevoegdheid van de rechtbank
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
5.De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen.
6.Schorsing der vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
7.1.Standpunten van de officier van justitie en de verdediging.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 4 februari 2011 gevorderd dat het onder 1 primair en onder 2 primair ten laste gelegde zal worden bewezen verklaard.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde.
7.2.Bewijsmiddelen en overwegingen van de rechtbank
De overtuiging van de rechtbank dat de verdachte het onder 1 primair en onder 2 primair ten laste gelegde heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die zijn vervat in de volgende bewijsmiddelen .
De hieronder vermelde bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit, waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Ten aanzien van feit 1 en 2:
Door aangever [slachtoffer 1] is aangifte gedaan. Hij verklaart het volgende. Op 24 mei 2010 was ik in de vroege ochtend met mijn vriendin [slachtoffer 3] en vrienden op de kermis in Haelen. Op een gegeven moment wilde ik met mijn vriendin en [slachtoffer 4] naar huis gaan. Wij liepen over de kermis in de richting van de [straat] te Haelen. Op een gegeven moment zag ik bij een attractie twee bekende personen staan tegen wie ik een opmerking maakte. Vanaf dat moment weet ik niets meer. Ineens ging het licht uit. Op het moment dat ik bijkwam werd ik in een taxi gesleept. Ik had hevige pijn aan mijn hoofd. Ik voelde ook hevige pijn aan mijn neus.
Door [slachtoffer 2] is een verklaring afgelegd en hij heeft ook aangifte gedaan . Hij verklaart het volgende. Op 24 mei 2010 stond ik als kermisexploitant op de kermis in Haelen. Rond 00.30 uur was er een ruzie gaande tussen 3 mannen. Ik zag dat twee mannen, een dikke man en een man met een oranje shirt, een andere man sloegen en schopten. Ik zag dat deze twee mannen herhaaldelijk met kracht met gebalde vuisten en met kracht met geschoeide voeten deze derde man schopten en sloegen. Ik zag dat deze derde man vervolgens op de grond viel en dat deze hierop stil op de grond bleef liggen. Toch bleven de mannen doorgaan met slaan en schoppen. Ik zag dat de man met het oranje shirt herhaaldelijk met kracht tegen het hoofd van de liggende man sloeg. Tegelijkertijd zag ik, dat de dikke man met kracht tegen het hoofd en het lichaam van die liggende man bleef schoppen. Ik zag dat aan het lichaam van deze dikke man dat hij uit alle kracht schopte. Ik kan dit niet anders omschrijven al dat de dikke man die man met schoeisel met volle kracht schopte. Ik ben daarop in de richting van de vechtenden gelopen. Toen ik op ongeveer een meter van de dikke man stond draaide deze zich om en sloeg mij met kracht met zijn rechter vuist tegen mijn linker oor. Dat deed pijn. De dikke man zag er als volgt uit. Een blanke man, tussen de 25 en 30 jaar, circa 1.70 m lang, dik gezet postuur, kort haar, hangende schouders, donker grijs hemd, schoenen met iets wit. De andere man was een blanke man, iets jonger dan de dikke man, deze droeg een oranje shirt.
Ik heb daarop voornamelijk de dikke man gevolgd. Ik zag dat deze uiteindelijk met enkele anderen aan een tafel in een shoarmazaak ging zitten. De jongen met het oranje shirt was daar een van. De man die uiteindelijk door de politie uit deze shoarmazaak gehaald is, is ook de man die mij geslagen heeft en die, onder andere, de jongen geslagen en geschopt heeft.
[slachtoffer 2] is ook als getuige door de rechter-commissaris gehoord . Hij verklaart het volgende. Op 24 mei 2010 in stond ik op de kermis in Haelen als exploitant van de botsauto’s. Op een gegeven moment zag ik dat er wrijving aan het ontstaan was tussen twee groepen mensen. Vanuit mijn positie, die vrij hoog gelegen is, ongeveer een meter boven de grond, zag ik dat er geslagen en geschopt werd door twee personen. Ik zag dat een persoon op de grond lag en dat die persoon op een gegeven moment stil lag; hij bewoog niet meer. Dat was voor mij aanleiding om daar naar toe te lopen. Toen ik op een afstand van 3 a 4 meter was draaide één van de twee, een dikke persoon, zich om en sloeg mij meteen.
Toen de politie arriveerde heb ik de politie verteld dat die twee mensen die betrokken waren bij het slaan en schoppen volgens mij bij het restaurant daar in de buurt aan het eten waren. Ik had gezien dat de dikke man mij een tik had gegeven daar in de buurt van het raam zat. Ik heb de dikkere persoon ook aangewezen aan de politie. De groep waarbij degene die mij tegen mijn oor getikt had hoorde, bestond uit ongeveer 6 of 7 personen. Ik had vooral gelet op degene die mij geraakt had. Zoals ik al zei was mijn aandacht meer gericht op d e grotere/dikkere omdat ik van hem zelf een tik heb gekregen. Zijn gezicht stond mij heel goed bij.
Door aangeefster [slachtoffer 3] is aangifte gedaan . Zij verklaart het volgende. Op 24 mei 2010 omstreeks 00.15 uur was ik samen met [slachtoffer 4] en [ slachtoffer 1] op de kermis in Haelen. [slachtoffer 1] liep op een gegeven moment naar enkele mannen en een vrouw bij een attractie met een boksbal. Ik zag dat het fout ging. [slachtoffer 1] draaide zich om en liep terug in mijn richting. Op dat moment werd hij van achteren aangevallen door twee mannen. [slachtoffer 1] viel daarop de grond. Vervolgens zag ik dat er twee of drie mannen op [slachtoffer 1] aan het schoppen waren. Ik zag dat ze allebei met volle kracht tegen zijn hoofd schopten. Ik schat dat hij zeker vijftien keer door een schoen tegen zijn hoofd geraakt is. Er werd tegen zijn hoofd getrapt zoals er tegen een voetbal getrapt wordt. Ik zag dat er bloedspetters van [slachtoffer 1] tijdens het trappen rondvlogen. Een van hen had een oranje T-shirt aan. Ik ben toen direct samen met [slachtoffer 4] naar [slachtoffer 1] toe gerend. Ik zag [slachtoffer 1] liggen. Op dat moment waren ze nog steeds tegen het hoofd aan het schoppen. Ik probeerde er tussen te komen maar werd door een vrouw tegengehouden. Ze hoorde duidelijk bij deze twee mannen. Ik probeerde bij [slachtoffer 1] te komen maar werd door een van die mannen tegengehouden. Vervolgens zag en voelde ik dat die man mij tegen mijn gezicht schopte. Hij schopte mij met kracht opzettelijk tegen de linker kant van mijn gezicht. Dit deed hij met zijn geschoeide voet. Dit deed pijn.
Door aangever [slachtoffer 4] is aangifte gedaan . Hij verklaart het volgende. Ik wil aangifte doen van mishandeling op [straat] te Haelen. Door deze mishandeling heb ik letsel en pijn opgelopen. Dit betreft tanden door mijn bovenlip, drie afgebroken tanden, pijnlijk gevoel in mijn linker wang ter hoogte van mijn linkerbovenlip en een pijnlijk gevoel aan mijn ribben aan de linker borstzijde. Op 23 mei 2010 omstreeks 23.45 uur zat ik samen met [slachtoffer 3] en [ slachtoffer 1] op een bankje op de hoek van de [straat] en [straat] in Haelen. Op een gegeven moment is [slachtoffer 1] opgestaan en naar de boksbal automaat gelopen. Ik zag dat [slachtoffer 1] daar met enkele mensen aan het praten was. Toen [slachtoffer 1] net een stap uit deze groep mensen had gezet zag ik dat hij van achteren door twee mannen werd aangevallen. Ik zag dat beide mannen met kracht met hun gebalde vuisten [slachtoffer 1] sloegen. Ik zag dat deze slagen [slachtoffer 1] ergens op zijn hoofd , gezicht of nek/bovenzijde rug raakten. Ik zag dat [slachtoffer 1] als gevolg van de slagen op de grond viel. Ik zag dat [slachtoffer 1] toen hij op de grond lag nog steeds door deze twee mannen met kracht geslagen en geschopt werd. Ik zag dat deze mannen ook nu weer met kracht sloegen en schopten. Ik ben toen naar [slachtoffer 1] gegaan. Op dat moment voelde ik dat ik een enorme klap c.q. schop in mijn linkerzijde kreeg. Als gevolg van deze klap/schop viel ik op de grond. Toen ik op de grond lag voelde ik dat ik een onbekende persoon in de richting van hoofd schopte. Deze schop kon ik nog afweren, de tweede schop niet. Deze schop raakte mij op de linker kant van mijn gezicht. Deze schop deed enorm zeer. Ik zag, terwijl ik nog op de grond kwam of daar lag, dat man 2, een blanke man van 27-30 jaar oud, 1,65-1,70 m lang, kort donker haar, gespierd postuur, gouden ketting en oranje T-shirt, nog sloeg en trapte naar [slachtoffer 1].
Uit het proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 mei 2010 blijkt het volgende . Op 24 mei 2010 omstreeks 00.17 uur kregen de verbalisanten [naam] en [naam], van de meldkamer van de politie de melding dat er een man bewusteloos op de grond zou liggen bij de kermis in Haelen. Er zou op dat moment door een persoon op de bewusteloze man ingeschopt worden. De man die de bewusteloze man schopte zou een fors postuur hebben en een grijs hemd dragen. Ter plaatse werden zij aangesproken door [slachtoffer 2]. Deze verklaarde dat hij zojuist tegen zijn hoofd geslagen was door een forse man die momenteel in de shoarma zaak in Haelen zat. De man zou een grijs hemd dragen. [slachtoffer 2] verklaarde dat er een vechtpartij voor zijn attractie gaande was geweest waarbij een persoon die op de grond lag door de forse man werd geschopt. Toen [slachtoffer 2] deze man aansprak draaide deze zich om en sloeg hierop [slachtoffer 2] met een vuist in zijn gezicht.
[slachtoffer 2] zei dat de forse man aan het eerste tafeltje bij het open raam zat van de shoarmazaak. [slachtoffer 2] verklaarde ook dat de forse man naast de man zat in het oranje shirt. Hierop hebben de verbalisanten de forse man aangesproken. De man legitimeerde zich als [verdachte], geboren op [datum]. Op het moment dat verbalisant [naam] de gegevens van [verdachte] noteerde werd door een andere patrouille aangegeven dat de persoon die de verbalisanten voor zich hadden staan dezelfde persoon was [slachtoffer 2] had mishandeld. Hierop is [verdachte] aangehouden ter zake van mishandeling.
Door de verbalisanten is waargenomen dat [slachtoffer 2] een linker rood oor had.
Door verbalisant [naam] is waargenomen dat links van de verdachte [verdachte] een manspersoon zat, gekleed met een oranje t-shirt. Deze persoon had een jong uiterlijk. Naar aanleiding van een foto die verbalisant [naam] op het politiebureau had gezien herkende zij de persoon met het oranje t-shirt als zijnde [medeverdachte], geboren op [datum] te [plaats], wonende [adres].
Medeverdachte [naam] heeft bij de politie een verklaring afgelegd . Hij verklaart het volgende. Ik ben het hele weekend in Haelen op de kermis geweest. Ik droeg onder andere een blouse blauw met oranje en gouden ketting. Met uitgaan draag ik altijd mijn gouden ketting.
De verdachte heeft bij de politie een verklaring afgelegd . Hij verklaart het volgende. Ik was op 23 mei 2010 omstreeks 19.00 uur op stap gegaan met mijn vrienden [naam], [medeverdachte] en [naam]. Wij troffen ons op het kermisterrein. Bij ons in het gezelschap was ook [naam], de zus van [naam]. Ik denk dat [medeverdachte] een gouden ketting droeg om zijn hals. Hij heeft die altijd om. Zover ik weet droegen de anderen geen sieraden. Op een gegeven moment ontstond er ruzie. Dat was even voor mijn aanhouding. Die ruzie was op het kermisterrein nabij de botsauto’s. Op een gegeven moment kwam er een jongen naar mij toe gelopen. Toen ik hem aan zag komen sloeg ik hem. Op het moment dat ik die jongen sloeg zag ik dat verschillende mensen met elkaar aan het vechten waren. Ik droeg die avond een grijze blouse. Daarna zijn wij naar de shoarmatent gelopen. In de shoarmatent zaten [naam] en [medeverdachte], [naam] en [naam] bij mij aan het tafeltje.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard . Op 24 mei 2010 ben ik op de kermis in Haelen geweest. Ik heb toen een persoon één klap gegeven. Ik kan mij mijn aanhouding kort daarna nog herinneren. De medeverdachte [betrokkene] was bij mijn aanhouding aanwezig.
Door de verdediging is ter terechtzitting als verweer gevoerd dat uit de verklaringen niet kan worden afgeleid dat verdachte heeft geschopt. Immers de verschillende getuigen en aangevers verklaren tegenstrijdig. Daarbij heeft het voorval in het donker plaatsgevonden zodat er sprake was van slecht zicht. Daarbij is het onwaarschijnlijk dat verdachte heeft geschopt. Indien hij dit namelijk zou hebben gedaan zou het slachtoffer dit niet hebben overleefd aangezien verdachte op die bewuste dag schoenen droeg van circa 1,5 kilo per stuk, welke schoenen bovendien voorzien waren van een stalen neus en een metalen plaatje op de zool.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is de rechtbank gebleken dat verdachte en zijn medeverdachte herhaaldelijk met geschoeide voet en met kracht tegen het hoofd van [slachtoffer 1] hebben geschopt. Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de verklaringen op hoofdpunten overeenstemmen. Tevens heeft de getuige [slachtoffer 2] verklaard dat de plaats waar alles gebeurde goed verlicht was en dat hij goed zicht had op de ruzie.
De rechtbank is van oordeel dat het een feit van algemene bekendheid is dat het krachtig en met geschoeide voet schoppen tegen het hoofd van een persoon die in een weerloze positie op de grond ligt, een aanmerkelijke kans oplevert dat het slachtoffer komt te overlijden. De aanmerkelijk kans neemt alleen maar toe nu verdachte dit schoppen tegen het hoofd van [slachtoffer 1] heeft gedaan met zware schoenen voorzien van een stalen neus en een metalen plaatje aan de voorzijde van de zool. Het hoofd is, zoals algemeen bekend, op zich al zeer kwetsbaar en het hoofd heeft bovendien bijzonder kwetsbare plekken, zoals de slapen. Ook verdachte en zijn medeverdachte hebben dit moeten weten. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte door meermalen met schoenen aan en met kracht tegen het hoofd van het slachtoffer te schoppen, terwijl deze op de grond lag, willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer als gevolg van die schoppen tegen zijn hoofd zou kunnen komen te overlijden. Verdachte heeft mitsdien gehandeld met het voor poging tot doodslag vereiste opzet in de zin van voorwaardelijk opzet.
Op grond van voormelde bewijsmiddelen en overwegingen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het sub 1 primair en sub 2 primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 24 mei 2010 te Haelen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet [slachtoffer 1] heeft geslagen en geschopt en getrapt tengevolge waarvan [slachtoffer 1] op de grond terecht is gekomen en (vervolgens) -terwijl [slachtoffer 1] op de grond lag- meermalen met kracht tegen het hoofd van [slachtoffer 1] heeft geschopt en getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
hij op 24 mei 2010 te Haelen met anderen op de openbare weg [straat] openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4], welk geweld bestond uit het slaan en schoppen tegen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4]
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen.
Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
8.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de kwalificatie
De verdachte heeft tere terechtzitting verklaard dat hij het slachtoffer [slachtoffer 2] met zijn vuist één klap heeft gegeven uit zelfverdediging. Voorzover verdachte bedoeld heeft aan te geven dat hij uit noodweer heeft gehandeld als bedoeld in artikel 41 van het Wetboek van Strafrecht wordt dit verweer door de rechtbank verworpen. De rechtbank acht op grond van het verhandelde ter terechtzitting het geenszins aannemelijk dat verdachte zich heeft moeten verdedigen tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding door [slachtoffer 2]. Uit het onderzoek ter terechtzitting blijkt immers dat het verdachte is geweest [slachtoffer 2] zonder enige aanleiding met gebalde vuist tegen het oor heeft geslagen.
Er zijn ook overigens geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.
Het ten laste van verdachte bewezenverklaarde levert op de navolgende strafbare misdrijven:
T.a.v. feit 1 primair:
medeplegen van poging tot doodslag.
T.a.v. feit 2 primair:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen
Het misdrijf sub 1 primair is strafbaar gesteld bij artikel 287 junctis de artikelen 45 en 47 van het Wetboek van Strafrecht.
Het misdrijf sub 2 primair is strafbaar gesteld bij artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht.
9.De strafbaarheid van verdachte
De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde nu niet is gebleken van enige omstandigheid die verdachtes strafbaarheid opheft.
10.De straffen en/of maatregelen
10.1.De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij gelegenheid van de terechtzitting op 4 februari 2011 met betrekking tot de op te leggen straf gevorderd dat verdachte ter zake van het sub 1 primair en sub 2 primair zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van achttien maanden, met aftrek ex artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan zes maanden voorwaardelijk met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht met een proeftijd van 2 jaren.
10.2.Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van de gevorderde straf aangevoerd dat, gelet op verdachtes geringe aandeel in de vechtpartij, welke geweld enkel en alleen zou hebben bestaan in het geven van klap tegen het oor van [slachtoffer 2], eveneens tot uitdrukking dient te komen in de strafmaat.
10.3.De overwegingen van de rechtbank
De verdachte heeft zich samen met zijn medeverdachte [naam] schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag door zonder enige aanleiding het slachtoffer [slachtoffer 1] van achteren aan te vallen. Daarbij hebben zij onder invloed van veel alcoholhoudende drank ongeremd met geschoeide voeten en met kracht meermalen tegen het hoofd en lichaam van [slachtoffer 1] geschopt en geslagen toen deze al (bewusteloos) op de grond lag.
De rechtbank acht dit een bijzonder ernstig feit waarbij het niet aan verdachte en zijn medeverdachte is te danken dat het slachtoffer geen dodelijk letsel heeft opgelopen. Aan de slagen en trappen tegen zijn hoofd heeft slachtoffer [slachtoffer 1] fysiek gezien “slechts” een zwelling/bloeduitstorting aan zijn neus en een hersenschudding overgehouden.
Verdachte heeft zich bovendien met anderen schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging. Daarbij zijn ook nog eens drie omstanders, die allen alleen maar het zinloze geweld tegen het slachtoffer [slachtoffer 1] probeerden te stoppen, door leden van de groep waar verdachte deel van uitmaakte mishandeld.
Door zo te handelen hebben verdachte en zijn medeverdachte(n) veel leed aan het slachtoffers toegebracht en zijn in sterke mate gevoelens van onveiligheid bij de direct betrokken slachtoffers opgewekt en vergroot en is de rechtsorde in ernstige mate geschokt.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmaat voorts rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte eerder voor een geweldsmisdrijf is veroordeeld.
De rechtbank heeft ook acht geslagen op de omtrent verdachte uitgebrachte reclasseringsadviezen van 30 juni 2010 en 12 augustus 2010. Door de reclassering is geadviseerd een deels voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarde toezicht door de reclassering en gedragsinterventie.
De rechtbank is van oordeel dat met het oog op een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of lagere straf dan de hierna vermelde vrijheidsstraf.
Door de gevangenisstraf deels voorwaardelijk op te leggen wordt enerzijds de bijzondere ernst van het bewezen verklaarde niet uit het oog verloren en wordt anderzijds de strafoplegging conform het advies van de reclassering dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat inbeslaggenomen is:
1.00 STK Telefoontoestel Kl: grijs Nokia
Nu met betrekking tot dit voorwerp niet (meer) wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering, dient dit voorwerp te worden teruggegeven aan degene aan wie het toebehoort, zoals hierna in het dictum genoemd.
11.Toepasselijke wetsartikelen
Na te melden beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 45, 47, 141,
287.
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het sub 1 primair en sub 2 primair ten laste gelegde zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
verstaat dat het aldus bewezenverklaarde de hiervoor vermelde strafbare feiten oplevert en verklaart verdachte ter zake strafbaar;
veroordeelt verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een
gevangenisstraf voor de tijd van achttien maanden;
beveelt dat van deze gevangenisstraf zes maanden niet zullen worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt bepaald op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel gedurende die proeftijd de hierna te melden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende die proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die hem zullen worden gegeven door of namens de Reclassering Nederland, arrondissement Roermond, ook
als dat inhoudt het volgen van een agressie regulatie training (ART) gedurende maximaal de periode van de proeftijd, waarbij verdachte zich heeft te houden aan de aanwijzingen van de reclassering, zolang deze instelling dit
noodzakelijk acht, met opdracht aan de Reclassering aan de verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze bijzondere voorwaarde;
beveelt dat de tijd door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de aan verdachte opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
gelast de teruggave aan verdachte van het inbeslaggenomene, te weten:
1.00 STK Telefoontoestel Kl: grijs Nokia;
Vonnis gewezen door mrs. E.H.M. Druijf, V.P. van Deventer en C.C.W.M. Aretz, rechters, van wie mr. V.P. van Deventer voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. P.C.M. Müller als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 18 februari 2011.
Mrs. V.P. van Deventer en C.C.W.M. Aretz zijn buiten staat om dit vonnis mede te ondertekenen.