ECLI:NL:RBROE:2011:BP4816

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
7 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 10 / 1184
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van bijzondere bijstand voor kosten van aanvullende ziektekostenverzekering

In deze zaak heeft de Rechtbank Roermond op 7 februari 2011 uitspraak gedaan over de toekenning van bijzondere bijstand voor de kosten van een aanvullende ziektekostenverzekering. Eiser had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Roerdalen, dat zijn aanvraag om bijzondere bijstand voor de kosten van een aanvullende ziektekostenverzekering bij [verzekeringsmaatschappij 1] had afgewezen. De rechtbank oordeelde dat het standpunt van verweerder, dat bijzondere bijstand voor de kosten van een aanvullende ziektekostenverzekering niet mogelijk is, niet houdbaar was. De rechtbank benadrukte dat de noodzaak van de kosten van een aanvullende verzekering moet worden beoordeeld aan de hand van de specifieke omstandigheden van het geval. Eiser had geen gebruik gemaakt van de collectieve zorgverzekering die door de gemeente was aangeboden, omdat hij specifieke medische kosten had die niet door deze verzekering gedekt werden. De rechtbank oordeelde dat de kosten van de aanvullende verzekering noodzakelijk waren en dat eiser recht had op bijzondere bijstand. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en aan eiser bijzondere bijstand toegekend tot een bedrag van € 22,05 per maand, ingaande 1 februari 2010. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, die op € 874,-- werden begroot, en moest het betaalde griffierecht van € 41,00 vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND
Sector bestuursrecht, enkelvoudige kamer
Procedurenummer: AWB 10 / 1184
Uitspraak van de rechtbank als bedoeld in artikel 8:70 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
inzake
[eiser] te [woonplaats], eiser,
gemachtigde mr. M.L.M. Klinkhamer,
tegen
het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Roerdalen, verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 3 augustus 2010 heeft verweerder eisers bezwaar tegen het besluit van
9 maart 2010 waarbij verweerder eisers aanvraag om bijzondere bijstand in de kosten van de aanvullende ziektekostenverzekering bij [verzekeringsmaatschappij 1] (hierna [verzekeringsmaatschappij 1]) voor het jaar 2010 heeft afgewezen gedeeltelijk gegrond verklaard. Tegen dat besluit is bij deze rechtbank beroep ingesteld.
De door verweerder ingezonden stukken zijn in afschrift aan de gemachtigde van eiser gezonden.
Het beroep is behandeld ter zitting van de rechtbank op 5 januari 2011. Eiser is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde voornoemd. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door A.J.G. Kuijpers.
2. Overwegingen
2.1. Verweerder heeft sinds 2006 een collectieve zorgverzekering bij [verzekeringsmaatschappij 2] afgesloten, welke aan alle inwoners met een minimuminkomen wordt aangeboden. Bij deelname aan die collectieve verzekering wordt aan daarvoor in aanmerking komende inwoners tevens bijzondere bijstand verstrekt voor de kosten van de aanvullende verzekering bij [verzekeringsmaatschappij 2], welke in 2010 € 22,71 per maand bedroegen.
2.2. Eiser heeft geen gebruik gemaakt van het aanbod van verweerder en is verzekerd gebleven bij [verzekeringsmaatschappij 1]. Redengevend daarvoor is geweest dat eiser lijdt aan slaapstoornissen waarvoor hem het gebruik van een apneu-apparaat/beademingsapparaat en inspuitingen met botuline zijn voorgeschreven en dat deze kosten op basis van de aanvullende verzekering bij [verzekeringsmaatschappij 1] worden vergoed. Bij besluit van 22 oktober 2009 heeft verweerder de aanvraag van eiser om bijzondere bijstand in de kosten van een aanvullende zorgverzekering bij de [verzekeringsmaatschappij 1] over 2009 ingewilligd tot het bedrag van de premie van de aanvullende verzekering bij [verzekeringsmaatschappij 2]. Daarbij is overwogen dat uit onderzoek is gebleken dat die collectieve verzekering niet gunstiger is voor eiser.
2.3. In nieuwe beleidsregels over bijzondere bijstand welke per 1 januari 2010 in werking zijn getreden (de Beleidsnotitie Bijzondere Bijstand 2010), heeft verweerder, in afwijking van eerdere beleidsregels, het standpunt ingenomen dat bijzondere bijstand voor een aanvullende ziektekostenverzekering niet mogelijk is, daar deze tot de algemeen noodzakelijke kosten van bestaan behoren, en dat alleen artikel 35, zesde lid, van de WWB daarop een uitzondering vormt in die zin dat bijzondere bijstand kan worden verleend in de vorm van een collectieve aanvullende verzekering, zijnde in dit geval de aanvullende verzekering bij [verzekeringsmaatschappij 2]. Volgens de beleidsregels kan voorts enkel voor specifieke ziektekosten bijzondere bijstand worden verleend, zulks onder voorwaarde dat een aanvullende verzekering is afgesloten en de zich voordoende kosten daardoor niet worden gedekt. In dat geval wordt nagegaan of de kosten voorkomen in een van de polissen van vier door verweerder aangeduide zorgverzekeraars en worden de als bijzondere bijstand te vergoeden kosten bepaald op het gemiddelde van de vergoeding op grond van bedoelde vier polissen. Voor het overige worden ziektekosten slechts vergoed, zo heeft verweerders gemachtigde ter zitting toegelicht, indien sprake is van zeer dringende redenen in de zin van artikel 16, eerste lid, van de WWB.
2.4. Op 13 januari 2010 heeft eiser bijzondere bijstand gevraagd voor extra stroomkosten voor een apneu-apparaat en de kosten voor een volledige aanvullende ziektekostenverzekering bij [verzekeringsmaatschappij 1] voor het jaar 2010. Bij besluit van 9 maart 2010 heeft verweerder eiser bijzondere bijstand toegekend in de extra stroomkosten. De aanvraag voor vergoeding van de kosten van de volledige aanvullende ziektekostenverzekering van [verzekeringsmaatschappij 1] is afgewezen onder verwijzing naar artikel 35, eerste lid van de WWB in verbinding met het onder 2.3. beschreven onderdeel van de Beleidsnotitie Bijzondere Bijstand 2010. Tegen dat besluit heeft eiser bezwaar gemaakt.
2.5. Bij het thans bestreden besluit van 3 augustus 2010 heeft verweerder het bezwaar van eiser gegrond verklaard ten aanzien van de maand januari 2010 en over die maand alsnog het maandelijkse bedrag van € 22,05 uitbetaald. Voor het overige is het bezwaar ongegrond verklaard.
2.6. In beroep heeft eiser zich -samengevat- op het standpunt gesteld dat van hem niet gevergd kan worden dat hij zijn eigen zorgverzekering opzegt en zich aansluit bij de collectieve verzekering die de gemeente heeft afgesloten. Dit mede gezien het feit dat de kosten waar hij nu voldoende voor verzekerd is en vergoed krijgt door de collectieve verzekering, onvoldoende worden gedekt door [verzekeringsmaatschappij 2]. Bij de beantwoording van de vraag of de kosten van een individuele aanvullende verzekering voor eiser noodzakelijke kosten zijn als bedoeld in artikel 35, eerste lid, van de WWB, heeft verweerder in de beslissing op bezwaar onvoldoende de vraag onderzocht of van eiser, gezien de polisvoorwaarden en het risico van uitsluiting, kan worden gevergd dat hij zijn eigen verzekering opzegt en zich aansluit bij de collectieve verzekering, aldus eiser.
2.7. De rechtbank dient op basis van de aangevoerde beroepsgronden te beoordelen of de bestreden besluiten de rechterlijke toetsing kunnen doorstaan.
2.7.1. Ingevolge artikel 35, eerste lid, van de WWB heeft de alleenstaande of het gezin recht op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm. Voor de vaststelling van de middelen en van het vermogen zijn artikel 31, tweede lid en artikel 34, tweede lid, niet van toepassing.
Bij de toepassing van artikel 35, eerste lid, van de WWB dient eerst beoordeeld te worden (1) of de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt gevraagd zich voordoen, vervolgens (2) of die kosten in het individuele geval van de alleenstaande of het gezin noodzakelijk zijn en daarna (3) of die kosten voortvloeien uit bijzondere individuele omstandigheden. Ten slotte dient de vraag te worden beantwoord (4) of de kosten kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm, op welk punt verweerder ingevolge genoemde bepaling een zekere beoordelingsvrijheid heeft. De omstandigheid dat de alleenstaande of het gezin al dan niet de mogelijkheid heeft gehad te reserveren voor de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt gevraagd, is een aspect dat moet worden beoordeeld in het kader van de vraag of de zich voordoende, noodzakelijke kosten, voortvloeien uit bijzondere individuele omstandigheden.
Ingevolge het zesde lid van artikel 35 van de WWB kan, in afwijking van het eerste lid, bijzondere bijstand ook aan een persoon worden verleend in de vorm van een collectieve aanvullende verzekering zonder dat wordt nagegaan of ten aanzien van die persoon de kosten van die verzekering ook daadwerkelijk noodzakelijk zijn of gemaakt zijn.
2.7.2. Ten aanzien van de voor dit geding relevante feiten stelt de rechtbank vast dat de noodzaak voor eiser om een apneu-apparaat te gebruiken en botuline-injecties toe te dienen niet in geschil is, zodat daarvan kan worden uitgegaan. Voorts moet op grond van de door eiser ingewonnen informatie bij [verzekeringsmaatschappij 2] welke zich onder de gedingstukken bevindt, als vaststaand worden aangenomen dat die kosten niet door de collectieve aanvullende verzekering bij [verzekeringsmaatschappij 2] worden gedekt, maar wel door eisers aanvullende verzekering bij [verzekeringsmaatschappij 1].
2.7.3. Voor de beoordeling van het geschil acht de rechtbank voorts van belang hetgeen is overwogen in de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 9 juni 2009, LJN: BJ0815. Die overwegingen behelzen in de eerste plaats dat in dat geval aan artikel 10, tweede lid, van de IWWB, dat gelijkluidend is aan het huidige artikel 35, zesde lid, van de WWB geen aanspraak op categoriale bijstand kon worden ontleend omdat de betrokken zich niet had aangesloten bij een collectieve aanvullende ziektekostenverzekering. De Centrale Raad heeft in die zaak voorts vastgesteld dat het bestuursorgaan uitsluitend heeft onderzocht of betrokkene recht heeft op categoriale bijzondere bijstand als bedoeld in artikel 10, tweede lid, van de IWWB, maar ten onrechte niet heeft onderzocht of hij recht had op bijzondere bijstand als bedoeld in artikel 35, eerste lid, van de WWB in de kosten van zijn individuele aanvullende ziektekostenverzekering. Tevens heeft de Centrale Raad overwogen dat bij het in een nieuw besluit op bezwaar te beantwoorden vraag of de kosten van een individuele aanvullende verzekering noodzakelijk zijn als bedoeld in artikel 35, eerste lid, van de WWB, mede aandacht moet worden besteed aan de vraag of van betrokkene, gezien de polisvoorwaarden en het risico van uitsluiting, kan worden gevergd dat hij zijn eigen verzekering opzegt en zich aansluit bij de collectieve verzekering van de gemeente. Daarbij heeft de Centrale Raad verder nog overwogen dat met het feit dat in de vorm van een collectieve aanvullende ziektekosten verzekering categoriale bijstand kan worden verleend, gegeven is dat de kosten van een (individuele) aanvullende ziektekostenverzekering niet behoren tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan die geacht moeten worden te kunnen worden bestreden uit de algemene bijstandsnorm.
2.7.4. De rechtbank is thans van oordeel dat uit de onder 2.7.3 omschreven overwegingen van de Centrale Raad van Beroep volgt dat verweerders standpunt dat buiten de toepassing van artikel 35, zesde lid, van de WWB het verlenen van bijzondere bijstand voor de kosten van een aanvullende ziektekostenverzekering in geen geval mogelijk is, in rechte niet houdbaar is. Aan de hand van de omstandigheden van het geval zal moeten worden beoordeeld of de kosten van een aanvullende ziektekostenverzekering noodzakelijk zijn als bedoeld in artikel 35, eerste lid van de Awb en, indien gebruik kan worden gemaakt van een door de gemeente afgesloten collectieve aanvullende verzekering, of die omstandigheden grond vormen om niettemin bijzondere bijstand te verlenen in de kosten van een andere aanvullende verzekering. De rechtbank is dienaangaande van oordeel dat het verlenen van zodanige bijzondere bijstand met name op zijn plaats is in geval aannemelijk is dat substantiële ziektekosten zijn te verwachten welke op grond van een individuele aanvullende verzekering kunnen worden vergoed, terwijl die kosten niet, of in beduidend mindere mate, worden gedekt door de collectieve verzekering die het bevoegde college aanbiedt. De beleidsregels van verweerder berusten in zoverre dan ook op een onjuiste uitleg van artikel 35, eerste lid, in samenhang met artikel 35, zesde lid, van de WWB. Dat die beleidsregels ruimte bieden om voor niet door de collectieve verzekering van de gemeente gedekte kosten bijzondere bijstand te verlenen, maakt dat niet anders, nu zulks slechts kan plaatsvinden onder voorwaarden en tot een gemaximeerd bedrag als omschreven onder 2.3 en voor het overige slechts indien sprake is van zeer dringende redenen, waarbij moet worden gedacht aan een levensbedreigende situatie of de aanzienlijke kans op ernstige invalidering.
2.8. Uit het voorgaande volgt dat het door verweerder als afwijzingsgrond gehanteerde onderdeel van zijn beleidsregels buiten toepassing moet blijven en dat het bestreden besluit wegens strijd met artikel 35 van de WWB moet worden vernietigd.
2.9. In het belang van finale geschillenbeslechting acht de rechtbank tevens grond aanwezig om gebruik te maken van de bevoegdheid ingevolge artikel 8:72, vierde lid, onder c, van de AWB om zelf in de zaak te voorzien. De rechtbank geeft daaraan toepassing door aan eiser ingaande 1 februari 2010 ten laste van verweerder bijzondere bijstand tot een bedrag van € 22,05 per maand toe te kennen.
2.10. De rechtbank acht verder termen aanwezig om verweerder op grond van artikel 8:75 van de Awb te veroordelen in de proceskosten die eiser redelijkerwijs heeft moeten maken in verband met de behandeling van dit beroep, een en ander overeenkomstig de normen van het Besluit proceskosten bestuursrecht. Voor de in aanmerking te nemen proceshandelingen worden 2 punten toegekend. Het gewicht van de zaak wordt bepaald op gemiddeld, hetgeen correspondeert met de wegingsfactor 1.
3. Beslissing
De rechtbank:
verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit;
kent aan eiser ingaande 1 februari 2010 bijzondere bijstand toe ten laste van verweerder tot een bedrag van € 22,05 per maand;
veroordeelt verweerder in de kosten van de beroepsprocedure bij de rechtbank, aan de zijde van eiser begroot op € 874,-- (wegens kosten van rechtsbijstand) te betalen aan eiser;
bepaalt dat verweerder aan eiser het betaalde griffierecht ten bedrage van € 41,00 volledig vergoedt.
Aldus gedaan door mr. T.M. Schelfhout in tegenwoordigheid van C.M.E. Geraedts als griffier en in het openbaar uitgesproken op 7 februari 2011.
w.g. C.M.E. Geraedts,
griffier w.g. mr. T.M. Schelfhout,
rechter
Voor eensluidend afschrift:
de griffier,
verzonden op: 7 februari 2011
Een belanghebbende en het bestuursorgaan kunnen tegen deze uitspraak binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Ingevolge artikel 6:5 van de Awb bevat het beroepschrift een of meer gronden tegen de uitspraak en moet een afschrift van de uitspraak bij het beroepschrift worden overgelegd.