De rechtbank is van oordeel, voor zover dit tussen partijen nog in geschil is, dat de aanbieding zoals die door de [gebroeders A] is gedaan in de brief van
7 september 2006 niet als geldige aanbieding als bedoeld in de akte van [datum] beschouwd kan worden, reeds omdat daarin als vraagprijs is vermeld € 395.000,-- in plaats van € 104.369,44. Vanwege die ongeldige aanbieding kan er ook geen sprake van zijn, zoals vermeld in de brief van de [gebroeders A] van 10 oktober 2006, dat de aanbiedingsplicht is geëindigd.
Voorts is de rechtbank van oordeel, dat uit de omstandigheid dat [erflater A] na diens brief van 15 september 2006 niet meer van zich heeft laten horen, niet de conclusie getrokken kon worden dat hij afzag van zijn recht op aanbieding van het pand tegen de koopprijs van [datum]. Uit de brief van 15 september 2006, volgend op de
-hierboven als ongeldig geoordeelde- aanbieding van 7 september 2006, valt immers niet anders af te leiden dan dat [erflater A] zijn ook al in zijn e-mail van 5 september 2006 gedane beroep op de aanbiedingsplicht volgens de voorwaarden als vervat in de leveringsakte van [datum] handhaafde, en de [gebroeders A] (nogmaals) verzocht daarmee rekening te houden.
Het voorgaande betekent dat er geen aanknopingspunten zijn voor de stelling van [Y c.s.], dat deze er gelet op het zwijgen van [erflater A] na 15 september 2006 op mocht vertrouwen dat laatstgenoemde afzag van zijn recht op aanbieding. Overigens kan de vraag gesteld worden of dat vertrouwen er bij [Y c.s.] ooit daadwerkelijk is geweest. De inhoud van de brief van [Y c.s.] van 19 december 2008 aan [L], daarvan bladzijde 1, laatste alinea, wijst allesbehalve in die richting: blijkbaar had ook [Y c.s.] zelf, naast de accountant van de [gebroeders A], de nodige twijfels. Nog sterker geldt dit voor de inhoud van het telefoongesprek tussen de accountant van de [gebroeders A] en de medewerker van [Y c.s.] van 20 juni 2007 (hierboven aangehaald onder 2.9.), waaruit blijkt dat de [gebroeders A] blijkbaar het risico van verbeurte van de boete op het niet nakomen van de aanbiedingsplicht op de koop toe nemen. Daaruit zal niet licht de indruk kunnen zijn ontstaan dat die aanbiedingsplicht van de baan was.