ECLI:NL:RBROE:2010:BP3763

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
29 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/1144
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vergoeding kosten rechtsbijstand in strafzaak

In deze zaak heeft de rechtbank Roermond op 29 december 2010 uitspraak gedaan over een verzoek tot vergoeding van kosten voor rechtsbijstand, ingediend door verzoeker, geboren in 1994 en domicilie kiezende te Venlo. De raadsman, mr. A.B.E. van Kan, heeft na de piketmelding het piketformulier laten aftekenen voor zijn bezoek aan de verdachte en betoogd dat dit formulier moet worden beschouwd als een stelbrief voor zijn optreden als gekozen raadsman. De rechtbank heeft de inhoud van het verzoekschrift en eerdere beschikkingen in overweging genomen. Tijdens de zittingen op 3 november en 15 december 2010 zijn zowel de officier van justitie als de raadsman gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat de raadsman kosten heeft gedeclareerd voor werkzaamheden verricht in de periode van 2 maart 2010 tot en met 2 augustus 2010. De rechtbank heeft de relevante artikelen uit het Wetboek van Strafvordering (Sv) besproken, die de rechten van de verdachte en de rol van de gekozen raadsman regelen. De rechtbank concludeert dat de raadsman op basis van de piketregeling heeft opgetreden en dat hij geen andere vergoeding kan ontvangen voor de periode waarin hij als piketadvocaat heeft gefunctioneerd. De rechtbank heeft echter, gezien de omstandigheden van de zaak, besloten om een vergoeding van € 1.230,72 aan verzoeker toe te kennen, inclusief BTW. Deze beslissing is genomen in het kader van artikel 591a Sv, dat bepaalt dat een vergoeding kan worden toegekend voor de kosten van een raadsman indien de zaak eindigt zonder oplegging van straf of maatregel. De rechtbank heeft de uitbetaling van de vergoeding geregeld via de griffier van de rechtbank.

Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND
Sector strafrecht
Proces-verbaalnummer : 2010020700-6
Kenmerk : 10/1144
Beslissing van de rechtbank Roermond op een verzoek ex artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verzoeker],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1994,
domicilie kiezende te 5913 AN Venlo, Burgemeester Van Rijnsingel 20, ten kantore van diens raadsman, mr. A.B.E. van Kan,
hierna te noemen: verzoeker.
Het verzoekschrift, gedateerd 21 september 2010, houdt, voor zover thans nog ter beoordeling voorligt, gelet op de beschikkingen van 3 november 2010 en 29 december 2010, in de zaken met respectievelijk kenmerk 10/1136 en 10/1143, in een verzoek tot toekenning van een vergoeding ten laste van de Staat ter zake van de door Van Kan voornoemd gemaakte kosten voor rechtsbijstand in de strafzaak en de verzoekschriftprocedure.
De rechtbank verwijst naar de inhoud van dat verzoekschrift.
De rechtbank heeft op 3 november 2010 en 15 december 2010 gehoord:
- de officier van justitie;
- verzoekers raadsman mr. A.B.E. van Kan.
Verzoeker, alhoewel behoorlijk opgeroepen, is beide keren niet verschenen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de processtukken, waaronder een kopie van een declaratieformulier “piketbijstand aan minderjarige verdachte”, hierna piketformulier, vermeldende de gegevens van mr. Van Kan en verzoeker, betreffende de door mr. Van Kan verleende bijstand op 2 maart 2010. De rechtbank leest het jaartal als 2010 nu uit de overige processtukken is gebleken dat verzoeker op 2 maart 2010 in verzekering is gesteld en niet op 2 maart 2009, zoals op het piketformulier is vermeld.
De raadsman heeft aangegeven als gekozen raadsman te hebben opgetreden en dat het piketformulier dient te worden gezien als een stelbriefje voor zijn optreden als gekozen raadsman, welk stelbriefje vormvrij is en mitsdien niets eraan in de weg staat dat hij zijn gegevens middels de onderhavige verklaring heeft opgegeven. De raadsman heeft bovendien aangegeven het piketformulier altijd te gebruiken als hij een piketmelding heeft gekregen. Na het gesprek met de verdachte wordt met de ouders gesproken of de rechtsbijstand dient plaats te vinden op basis van het piketformulier of als gekozen raadsman. Desgevraagd heeft de raadsman verklaard dat hij na het gesprek met de ouders geen brief heeft gestuurd om zich als gekozen raadsman te stellen. De raadsman heeft voorts aangegeven niet te kunnen zeggen of op basis van het piketformulier is gedeclareerd bij de Raad voor Rechtsbijstand en zo dat al zou zijn, dat dan de op grond van het piketformulier toe te kennen vergoeding in mindering kan worden gebracht op de thans gedeclareerde kosten.
Bij gelegenheid van de behandeling ter terechtzitting heeft de officier van justitie medegedeeld geen bezwaar te hebben tegen toewijzing van de verzochte vergoeding, voor zover de kosten niet gedekt worden door de piketvergoeding.
De rechtbank overweegt als volgt.
Ingevolge artikel 591a Sv kan, indien de zaak eindigt zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, aan de gewezen verdachte of zijn erfgenamen, op een verzoek ingediend binnen drie maanden na beëindiging van de zaak, uit 's Rijks kas een vergoeding worden toegekend voor de kosten van een raadsman. Die bepaling ziet op de kosten van de raadsman die overeenkomstig de artikelen 38 en 39, eerste lid, Sv als gekozen raadsman is opgetreden.
In casu staat niet ter discussie dat de zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, immers de strafzaak tegen verzoeker is, blijkens de afzonderlijke gegeven beslissing van deze rechtbank van 29 december 2010, beëindigd.
De vraag die in het onderhavige geval evenwel beantwoord dient te worden is of de raadsman zich bij zijn optreden gedurende de inverzekeringstelling heeft gesteld als gekozen raadsman, door gebruik te maken van het piketformulier als stelbriefje.
Bij beantwoording van deze vraag is van belang dat uit de wetsgeschiedenis blijkt dat het moment van toevoeging het moment van inverzekeringstelling is.
Voorts is van belang de constatering dat op het piketformulier is aangegeven dat de raadsman mr. A.B.E. van Kan verrichtingen in het kader van het reguliere piket als bedoeld in artikel 23 van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand heeft verricht, te weten een bezoek aan verdachte op 2 maart 2009 (de rechtbank leest ook hier 2010).
Door de raadsman is voorts niet bestreden dat door hem bij gelegenheid van zijn optreden op 2 maart 2010 gebruik is gemaakt van het piketformulier.
Het wettelijk kader is neergelegd in de artikel 38, 39 en 40 Sv.
Artikel 38, eerste lid, Sv luidt:
1. De verdachte is te allen tijde bevoegd een of meer raadslieden te kiezen.
Artikel 39, eerste lid, Sv luidt:
1. De gekozen raadsman geeft van zijn optreden als zoodanig, wanneer de officier van justitie reeds in de zaak betrokken is, schriftelijk kennis aan den griffier. Is dat nog niet het geval, dan geeft hij van zijn optreden schriftelijk kennis aan den in de zaak betrokken hulpofficier.
Artikel 40, eerste lid, Sv luidt:
1. Het bureau rechtsbijstandvoorziening kan ingeschreven advocaten die zich daartoe bereid hebben verklaard, aanwijzen voor het beurtelings verlenen van rechtsbijstand aan in verzekering gestelde verdachten.
Het kader als voormeld geeft weer de zogenaamde piketregeling.
De piketdienst is nader uitgewerkt in de beschikking van de minister van Justitie (Beschikking 9 januari 1987, Stcrt. Nr. 20) waarin onder meer is geregeld het voorkeurspiket waardoor de inverzekeringgestelde de raadsman van eigen keuze als piketadvocaat kan laten fungeren.
Het piketformulier dient door advocaten te worden gebruikt ten bewijze aan de Raad voor de rechtsbijstand van de werkzaamheden die zij in het kader van de piketregeling hebben verricht en ter declaratie van de daarvoor geldende vergoeding. Hoewel de stelbrief als gekozen raadsman vormvrij is, ligt het, gezien vorenstaande bedoeling van het piketformulier, niet in de rede het piketformulier als stelbrief gekozen raadsman te gebruiken. Uit de door de raadsman geschetste gang van zaken, maakt de rechtbank op dat op het moment van gebruikmaking van het piketformulier het de raadsman niet altijd duidelijk is of hij als piketadvocaat dan wel als gekozen raadsman zal gaan optreden, omdat daarover nog nadere afspraken gemaakt dienen te worden tussen de raadsman en in het geval van minderjarige verdachten, met diens ouders. Pas na een gesprek met de ouders van de minderjarige verdachte is de raadsman duidelijk op welke basis hij verdachte van rechtsbijstand voorziet. Hierdoor ontkomt de raadsman niet om het piketformulier ter ondertekening aan te bieden aan de politie ter verificatie dat de raadsman verdachte heeft bezocht.
Op het moment dat de raadsman bekend is dat hij verdachte als gekozen raadsman bijstaat, zal de raadsman daarvan, ingevolge artikel 39 eerste lid Sv, schriftelijk kennis dienen te geven aan de betrokken hulpofficier. De raadsman heeft aangegeven dat hij zich niet gesteld heeft zoals in voornoemd artikel is voorgeschreven. De rechtbank is van oordeel dat er dan van uitgegaan dient te worden dat de raadsman verdachte op basis van de piketregeling heeft bijgestaan, temeer nu de raadsman desgevraagd niet kan aangeven of de op basis van de piketregeling aan de raadsman toekomende vergoeding is gedeclareerd.
Op grond van bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat de raadsman bij de inverzekeringstelling is opgetreden als piketadvocaat en dat hem mitsdien geen andere vergoeding toekomt voor de periode dat de raadsman uit dien hoofde heeft opgetreden.
De raadsman heeft kosten gedeclareerd voor werkzaamheden verricht in de periode van 2 maart 2010 tot en met 2 augustus 2010. De rechtbank zal derhalve dienen te beoordelen welke kosten vallen onder de piketregeling en dus geacht worden in de piketvergoeding te zijn begrepen.
De werkzaamheden in het kader van de piketregeling vangen aan op het moment dat de piketadvocaat een melding krijgt van een inverzekeringstelling (tekst en commentaar, artikel 40 Sv, aantekening 3 onder a) en eindigen voor zover hier van belang bij de invrijheidsstelling van verdachte (aantekening 3 onder b). Verdachte is op 2 maart 2010 in verzekering gesteld en op 3 maart 2010 in vrijheid gesteld. Naar het oordeel van de rechtbank komen dan ook alleen de kosten voor werkzaamheden na 3 maart 2010 in aanmerking voor een vergoeding, zijnde:
honorarium 135 minuten 337,50
kantoorkosten 6% 20,25
19%BTW 67,97
Totaal 425,72
De rechtbank is van oordeel dat er -alle omstandigheden in aanmerking genomen- gronden van billijkheid aanwezig zijn hierna te melden vergoeding aan verzoeker toe te kennen.
De rechtbank stelt de kosten met betrekking tot rechtsbijstand in de verzoekschriftprocedure als volgt vast.
Indien inhoudelijke behandeling niet nodig is, wordt in beginsel als vergoeding een standaardtarief van € 275,00 (inclusief BTW) toegekend en als inhoudelijke behandeling nodig is, in beginsel als vergoeding een standaardtarief van € 540,00 (inclusief BTW).
Hieruit kan worden geconcludeerd dat voor de behandeling ter terechtzitting een bedrag wordt toegekend van € 265,00 (€ 540,00 - € 275,00 = € 265,00).
Gelet op de omstandigheid dat in onderhavige zaak, inclusief de behandeling van de overige verzoekschriften onder de kenmerken als hiervoor vermeld, twee inhoudelijke behandelingen ter zitting hebben plaatsgevonden, zal de rechtbank het standaardtarief van € 540,00, verhoogd met een bedrag van € 265,00 voor de tweede behandeling, toekennen aan verzoeker.
Gelet op artikel 90 en 591a van het Wetboek van Strafvordering.
B E S L I S S I N G:
De rechtbank:
stelt het bedrag van de aan verzoekster [verzoeker] voornoemd toekomende vergoeding ten laste van de Staat vast op € 1.230,72 (inclusief BTW) (zegge: twaalfhonderddertig euro en tweeënzeventig eurocent);
wijst af het meer of anders verzochte;
verstaat dat de uitbetaling geschiedt door de griffier van deze rechtbank;
bepaalt dat de uitbetaling geschiedt op ING rekeningnummer 66.43.40.091 ten name van Stichting Beheer Derdengelden Advocatenkantoor Oudijk te Venlo.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, kinderrechter in tegenwoordigheid van J.H.J. van Daal als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 december 2010.
jvd