ECLI:NL:RBROE:2010:BP3761

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
17 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/1143
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om schadevergoeding na inverzekeringstelling en de toepassing van artikel 89 Sv

In deze zaak heeft de Rechtbank Roermond op 17 november 2010 uitspraak gedaan in een verzoek om schadevergoeding op grond van artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Verzoeker, geboren in 1994 en domicilie kiezende te Venlo, had een verzoekschrift ingediend voor schadevergoeding voor de dagen die hij in verzekering had doorgebracht. Het verzoek werd behandeld in een met gesloten deuren gehouden raadkamer op 3 november 2010, waarbij de officier van justitie en de raadsman van verzoeker, mr. A.B.E. van Kan, aanwezig waren.

De rechtbank overwoog dat, gezien de levensomstandigheden van verzoeker, er gronden van billijkheid aanwezig waren om een schadevergoeding toe te kennen. Bij het bepalen van het aantal dagen dat verzoeker in een politiecel had doorgebracht, werd aansluiting gezocht bij artikel 136 lid 1 Sv, dat bepaalt dat de eerste dag van de inverzekeringstelling als een volledige dag wordt vergoed, terwijl de dag van invrijheidstelling niet voor vergoeding in aanmerking komt. Verzoeker had één dag in een politiecel doorgebracht, waarvoor de rechtbank een schadevergoeding van € 105,00 toekende.

De rechtbank wees het verzoek om een hogere schadevergoeding van € 210,00 per dag af, aangezien de officier van justitie geen bezwaar had tegen de toewijzing van het verzoek voor de ene dag. De rechtbank concludeerde dat de zaak was geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel, omdat de strafzaak tegen verzoeker was geseponeerd wegens onvoldoende wettig bewijs. De beslissing werd genomen op basis van de artikelen 89 en 90 Sv, en de rechtbank beval de griffier om het toegekende bedrag aan verzoeker uit te betalen.

Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND
Proces-verbaalnummer: 2010020700-6
Rekestnummer: 10/1143
Beschikking van de enkelvoudige raadkamer in strafzaken, op het op 28 september 2010 ter griffie van deze rechtbank ingekomen verzoekschrift, op grond van het bepaalde in de artikelen 89 van het Wetboek van Strafvordering (Sv), van
[verzoeker],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1994,
domicilie kiezende te 5913 AN Venlo, Burgemeester van Rijnsingel 20, ten kantore van diens raadsman, mr. A.B.E. van Kan, hierna te noemen: verzoeker.
Het verzoekschrift is in een met gesloten deuren gehouden raadkamer behandeld op 3 november 2010.
Gehoord zijn de officier van justitie, en de raadsman van verzoeker, mr. A.B.E. van Kan, advocaat te Venlo.
Verzoeker, alhoewel behoorlijk opgeroepen, is niet verschenen.
Het verzoek strekt er toe dat voor elke, door verzoeker in het kader van voormelde strafzaak in verzekering doorgebrachte dagen, een schadevergoeding van € 210,00 zal worden toegekend.
De officier van justitie heeft geen bezwaar tegen toewijzing van het verzoek.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de processtukken.
Voormelde zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel nu de strafzaak tegen verzoeker blijkens mededeling van de officier van justitie te Roermond d.d. 19 juli 2010 is geseponeerd wegens onvoldoende wettig bewijs.
De rechtbank is van oordeel dat het onvoorwaardelijk sepot de zaak doet eindigen in de zin van art. 89 Sv. Verzoeker kan immers alleen nog in rechte worden betrokken indien er sprake is van ‘nieuwe bezwaren’ dan wel wanneer een klachtprocedure ex art. 12 Sv succesvol wordt ingezet. Deze nieuwe situaties kunnen zich evenzeer voordoen na een kennisgeving niet (verdere) vervolging ex art. 243 Sv, ten aanzien waarvan de wetgever in art. 246 lid 1 Sv nu juist expliciet heeft bepaald dat daardoor de zaak eindigt. De rechtbank ziet in de uitleg van de wetgever alsmede in de jurisprudentie geen reden in het kader van art. 89 Sv onderscheid te maken tussen een onvoorwaardelijk sepot en een kennisgeving niet (verdere) vervolging nu de gevolgen voor verzoekster identiek zijn. De rechtbank is dan ook van oordeel dat door het onvoorwaardelijke sepot de zaak is geëindigd in de zin van art. 89 Sv.
De rechtbank acht, alle omstandigheden in aanmerking genomen, waaronder de levensomstandigheden van verzoeker, gronden van billijkheid aanwezig een schadevergoeding toe te kennen.
Bij het bepalen van het aantal dagen dat de verzoeker in een politiecel heeft doorgebracht, dient aansluiting te worden gezocht bij art. 136 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering. Ingevolge deze bepaling wordt onder één dag verstaan een tijd van vierentwintig uren. Dit brengt mee dat de dag van de invrijheidstelling niet voor vergoeding in aanmerking komt. De eerste dag van de inverzekeringstelling wordt echter altijd naar de maatstaf van een volledige dag vergoed.
Verzoeker heeft derhalve één dag op een politiebureau doorgebracht. De rechtbank kent dan ook een vergoeding toe van € 105,00.
Gelet op de artikelen 89 en 90 van het Wetboek van Strafvordering.
Beslissing:
De rechtbank:
- stelt het bedrag van de aan verzoeker [verzoeker] voornoemd toekomende vergoeding ten laste van de Staat vast op € 105,00 (inclusief BTW),
(zegge: eenhonderdenvijf euro);
- wijst het meer of anders verzochte af;
- beveelt de griffier van deze rechtbank voormeld bedrag aan verzoeker uit te betalen op rekeningnummer 66 43 40 091 t.n.v. Stichting Beheer Derdengelden Advocatenkantoor Oudijk te Venlo.
Deze beslissing is gewezen door mr. J.J.M. Wassenberg, kinderrechter, als lid van de enkelvoudige raadkamer, in tegenwoordigheid van J.H.J. van Daal, griffier en uitgesproken in openbare raadkamer van deze rechtbank van 17 november 2010.