ECLI:NL:RBROE:2010:BO9657

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
28 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
04/850359-10
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en zware mishandeling met een mes tijdens een feest

In deze zaak heeft de rechtbank Roermond op 28 december 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die op 11 september 2010 betrokken was bij een gewelddadig incident tijdens een feest. De verdachte heeft geprobeerd om [slachtoffer 1] van het leven te beroven door met een mes in zijn richting te steken, terwijl hij ook [slachtoffer 2] heeft bedreigd en verwond. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, na een aanzienlijke hoeveelheid alcohol te hebben genuttigd, in een agressieve gemoedstoestand verkeerde. De feiten zijn bewezen verklaard op basis van getuigenverklaringen en het gedrag van de verdachte. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan poging tot doodslag, poging tot zware mishandeling en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 301 dagen, waarvan 270 dagen voorwaardelijk, en een werkstraf van 240 uren. De verdachte moet zich tijdens de proeftijd houden aan de aanwijzingen van de reclassering. De rechtbank heeft de ernst van de feiten benadrukt, vooral gezien het gebruik van een mes en de impact op de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND
Sector strafrecht
Parketnummer : 04/850359-10
Datum uitspraak : 28 december 2010
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Roermond, meervoudige kamer voor strafzaken,
in de zaak tegen:
[verdachte],
[geboortedatum en plaats]
[adres en woonplaats].
1. Het onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
14 december 2010.
2. De tenlastelegging
De verdachte staat terecht ter zake dat:
1.
hij op of omstreeks 11 september 2010 te [plaats], in elk geval in de gemeente [gemeente], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet tegen die
[slachtoffer 1] heeft gezegd: "Rustig? Dan is dit je laatste dag geweest." en/of (vervolgens) met een mes in de richting van de hals/nek, in elk geval het lichaam, van die zich op korte afstand van hem, verdachte, bevindende [slachtoffer 1] heeft gestoken, althans gezwaaid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 287 jo. 45 Wetboek van Strafrecht)
Althans indien terzake het vorenstaande onder 1 geen veroordeling zou volgen:
hij op of omstreeks 11 september 2010 te [plaats], in elk geval in de gemeente [gemeente], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel
toe te brengen, met dat opzet tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd: "Rustig? Dan is dit je laatste dag geweest." en/of (vervolgens) met een mes in de richting van de hals/nek, in elk geval het lichaam, van die zich op korte afstand van
hem, verdachte, bevindende [slachtoffer 1] heeft gestoken, althans gezwaaid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 302 jo. 45 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 11 september 2010 te [plaats], in elk geval in de gemeente [gemeente], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
met dat opzet met een mes een slaande althans zwaaiende beweging heeft gemaakt in de richting van die zich op korte afstand van hem, verdachte, bevindende [slachtoffer 2], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is
voltooid;
(artikel 302 jo. 45 Wetboek van Strafrecht)
Althans indien terzake het vorenstaande onder 2 geen veroordeling zou volgen:
hij op of omstreeks 11 september 2010 te [plaats], in elk geval in de gemeente [gemeente], opzettelijk mishandelend [slachtoffer 2] met een mes in de hand heeft gesneden, waardoor voornoemde [slachtoffer 2] letsel heeft bekomen en/of
pijn heeft ondervonden;
(artikel 300 Wetboek van Strafrecht)
3.
hij op of omstreeks 11 september 2010 [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers is verdachte opzettelijk dreigend met een mes achter die [slachtoffer 1] aan gerend, althans heeft verdachte opzettelijk dreigend een mes getoond aan die [slachtoffer 1];
(artikel 285 Wetboek van Strafrecht)
4.
hij op of omstreeks 11 september 2010 [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers is verdachte opzettelijk dreigend met een mes achter die [slachtoffer 2] aan gerend, althans heeft verdachte opzettelijk dreigend een mes getoond aan die [slachtoffer 2];
(artikel 285 Wetboek van Strafrecht)
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.
3. De geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
4. De bevoegdheid van de rechtbank
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
5. De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen.
6. Schorsing der vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
7. Bewijsoverwegingen
7.1. Standpunten van de officier van justitie en de verdediging.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 14 december 2010 gevorderd dat de verdachte ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde zal worden vrijgesproken nu er geen wettig bewijs is. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat het onder 1 primair, 2 primair en 4 ten laste gelegde zal worden bewezen verklaard.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde. Ten aanzien van feit 2 primair heeft de raadsman betoogd dat verdachte het mes heeft terug getrokken. Wanneer verdachte letsel had willen toebrengen zou het meer voor de hand liggen een steekbeweging te maken. Een terugtrekkende beweging duidt niet op een poging tot zware mishandeling. Ten aanzien van feit 1 primair heeft de raadsman aangevoerd dat onduidelijkheid bestaat over de afstand tussen verdachte en aangever, terwijl dit van belang is in het licht van de zwaaiende en stekende bewegingen die gemaakt zouden zijn door verdachte en waarbij verdachte al dan niet een stap naar voren zou hebben gedaan.
7.2. Bewijsmiddelen en overwegingen van de rechtbank
De overtuiging van de rechtbank dat de verdachte het onder 1 primair, 2 primair, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die zijn vervat in de volgende bewijsmiddelen.
De hieronder vermelde bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit, waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Het genoemde geschrift is slechts gebruikt in verband met de inhoud van de overige bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen en oordeel van de rechtbank
De gebeurtenissen
Op 10 september 2010 vond in een feesttent aan de [adres] in [plaats] een optreden plaats. Aangever [slachtoffer 1] was die avond bij het evenement aanwezig en werkzaam als steward. Verdachte was hier aanwezig samen met een aantal vrienden. Verdachte had die avond een mes bij zich. Aangever [slachtoffer 2] was samen met zijn vrienden ook als bezoeker bij dit optreden aanwezig. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij zeer veel alcoholische consumpties had genuttigd, te weten een aantal glazen Pisang Ambon en ongeveer 30 glazen bier. Hij kan zich slechts flarden van de avond en de daarop volgende nacht herinneren. Wat hij zich wel kan herinneren is dat hij woorden heeft gehad met een steward.
[slachtoffer 1] heeft aangifte gedaan bij de politie naar aanleiding van een incident dat op 11 september 2010 bij de feesttent aan de [adres] te [plaats] zou hebben plaatsgevonden. De aangifte houdt onder meer het volgende in.
‘Op enig moment, dat zal zo ongeveer om 01.15 uur zijn geweest op zaterdag 11 september 2010, hoorde ik dat een van de mensen van de organisatie van het feest riep dat er buiten iets aan de hand was. Hij vroeg mij of ik daar wilde gaan kijken. (…) Ik draaide mij om en zag dat er achter mij inderdaad een jongeman stond. Ik zag dat die jongeman op een afstand van ongeveer 2 á 3 meter van mij af stond. (…) Ik hief mijn beide handen op naar de jongeman die mij was aangewezen. Ik deed dat met handpalmen naar beneden gekeerd en met open handen. Ik maakte zo een bezwerend teken en ik zei tegen die jongens: ‘Jongens, rustig’. Ik hoorde dat die jongeman die me was aangewezen tegen mij riep: ‘Rustig? Dan is dit je laatste dag geweest’, althans woorden van gelijke strekking. Ik zag dat die jongeman daarbij met zijn rechterhand uit zijn rechterbroekzak een voorwerp pakte. Toen hij zijn hand weer tevoorschijn had gehaald, zag ik dat hij in zijn hand een mes vasthield. (…) Ik zag dat die jongen dat mes in zijn rechterhand vasthield en ermee met de punt van het lemmet naar mij zwaaide. Ik zag dat hij een zwaaiende beweging maakte met het mes in zijn hand en dat hij dat deed ter hoogte van mijn hals. Ik zag dat die jongen dus zijn rechterarm met dat mes uitstrekte en ermee in mijn richting zwaaide. Kennelijk was hij echt van plan om mij met dat mes te raken. Ook zag ik dat die jongeman opeens een snelle stap voorwaarts deed en zodoende met dat mes in zijn naar mij uitgestrekte rechterarm nog dichterbij mijn lichaam kwam. Het was hem kennelijk menens. Uit puur lijfsbehoud sprong ik achteruit en draaide mij om. Ik ben daarop weggerend in de richting van het parkeerterrein achter de feesttent. Terwijl ik van die jongeman met dat mes wegrende, heb ik nog een keer omgekeken. Ik zag en hoorde toen dat die jongen met dat mes achter mij aangerend kwam. (…) Ik voelde mij echt bedreigd door die jongeman met dat mes.’
Tijdens een later verhoor heeft [slachtoffer 1] verklaard dat verdachte hem zeker in zijn nek gestoken zou hebben als hij geen stap achteruit had gedaan toen verdachte met een mes in zijn richting kwam. Verdachte mistte hem op ongeveer een halve meter na, omdat hij, aangever, achteruit ging.
Een collega van aangever [slachtoffer 1], [getuige 1], was getuige van dit incident. Hij heeft ten overstaan van de politie onder meer het volgende verklaard.
‘Vandaag, zaterdag 11 september 2010 (…) was ik werkzaam als steward/security in de feesttent van de fanfare Pey. De feesttent stond op het oude voetbalveld, (…) te [plaats]. Ik zag dat die jongen agressief reageerde, nadat [slachtoffer 1] hem had aangesproken. De afstand op dat moment tussen [slachtoffer 1] en die jongen was minder dan een halve meter. (…) Ik zag dat hij een mes uit zijn rechterbroekzak pakte. Ik zag dat hij een zwaaiende beweging maakte waarna het lemmet uitklapte. Vlak hiervoor hoorde ik dat hij zei: “Dit is je laatste dag.” Ik zag dat hij opzettelijk en met kracht een steekbeweging maakte met dat mes, naar [slachtoffer 1] toe. Ik zag dat hij hierna nog een aantal bewegingen maakte met dit mes, naar [slachtoffer 1] toe. Ik zag dat [slachtoffer 1] dit net nog kon ontwijken. Ik zag dat het echt niet veel scheelde. (…) Ik zag vervolgens dat [slachtoffer 1] wegrende richting feesttent.’
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij na de onenigheid met de steward naar de grote weg is gelopen. Daar kwam hij mensen tegen, tegen wie hij aan het schreeuwen was. Hij had daarbij het mes in zijn handen. Eén van de jongens uit die groep heeft hem vastgepakt bij de hand waar hij het mes in vast hield.
[slachtoffer 2] heeft aangifte gedaan en heeft daarbij onder meer het volgende verklaard.
‘Op zaterdag 11 september 2010 omstreeks 2.00 uur was ik samen met een aantal vrienden op stap. (…) Toen ik bij de kruising aankwam, zag ik een jongen schreeuwend op de straat staan. (…) De afstand tussen die jongen en mij bedroeg op dat moment zo’n 1,5 meter. (…) Ik zag dat hij een slaande beweging maakte met zijn rechtervuist naar mij. Ik zag dat hij dit opzettelijk en met kracht deed. Ik reageerde hierop door met mijn linkerarm naar zijn vuist te grijpen. En daarbij greep ik in zijn mes dat hij vasthield in zijn rechterhand. (…) Ik had niet gezien (…) dat ik een mes vasthad. Toen ik het mes vasthad trok hij terug. Op dat moment voelde ik hevige pijn. Ik rende weg en ik zag dat hij zwaaiend met het mes in zijn rechterhand achter mij aan kwam. Ik voelde mij hierdoor ernstig bedreigd.’
In een ‘Snelbericht Spoedeisende Hulp’ van het Laurentius staat - samengevat - het volgende vermeld. Op 11 september 2010 te 05:02 uur is [slachtoffer 2] behandeld. De diagnose betreft een snijwond van 2 cm aan de linkerhand. Deze wond is gehecht.
Een van de vrienden van [slachtoffer 2], [getuige 2], was getuige van een deel van de gebeurtenissen en heeft als volgt verklaard.
‘Plotseling hoorde ik achter mij wat kabaal. Ik draaide mij om op mijn fiets en ik zag dat [slachtoffer 2] (de rechtbank begrijpt: aangever [slachtoffer 2]) van zijn fiets afgesprongen was en dat hij te voet achtervolgd wordt door die jongeman die eerder zo ‘maf’ stond te doen op de straat. Ik zag dat die jongeman achter [slachtoffer 2] aanrende en onderwijl met een van zijn handen en armen een zwaaiende beweging maakte achter [slachtoffer 2] aan. Ik zag dat die jongen daarbij herhaalde malen van links naar rechts bewoog met zijn uitgestoken arm en hand. Ik zag ook dat hij kennelijk stekende bewegingen maakte naar het lichaam van [slachtoffer 2] die al die tijd voor hem uit rende en kennelijk van hem weg vluchtte. (…) Op dat moment kon ik dat nog niet zien, maar later hoorde ik dat die jongen [slachtoffer 2] met een mes in zijn hand gestoken had. (…) Die jongen met dat mes die kwam vervolgens naar ons toe gelopen. Ik zag en hoorde dat hij met een mes in zijn hand op ons afkwam.’
Ook de getuige [getuige 3] is een vriend van [slachtoffer 2]. Zijn verklaring houdt ter zake dienende het volgende in.
‘Ik zag dat die jongeman achter [slachtoffer 2] aanrende en hem kennelijk achtervolgde. Ik kon niet goed zien wat die jongeman deed terwijl hij achter [slachtoffer 2] aanrende, maar ik had wel al gezien dat die jongeman een mes in een van zijn handen beet hield. Ik zag namelijk dat hij het heft (…) in zijn rechterhand hield en dat het lemmet ongeveer 5 cm buiten zijn hand uitstak.’
De gewaarschuwde verbalisanten hebben als volgt geverbaliseerd.
‘Op zaterdag 11 september 2010 omstreeks 01.58 uur waren wij, verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] belast met de noodhulpsurveillance (…). Op genoemde dag, datum en tijd kregen wij van de regionale meldkamer de opdracht om te gaan naar de [adres] te [plaats] (…). Aldaar lag een feesttent waar een feest bezig was. In de feesttent was een persoon die de beveiliging met een mes had bedreigd en in de tent met een mes had lopen zwaaien. (…) Wij spraken met de beveiliging en deze deelde ons mede dat er zojuist een persoon met een mes had staan zwaaien in de feesttent. Op dat moment kregen wij van de regionale meldkamer een melding dat er op de [adres] in [plaats] een persoon zou zijn neergestoken die zwaar gewond zou zijn. (…) Op genoemde dag, datum omstreeks 2.10 uur meldde het slachtoffer genaamd [slachtoffer 2] zich bij ons, verbalisanten. Deze deelde mede dat hij door een persoon in zijn hand was gesneden en dat hij een snee had tot op het bot van zijn linkerhand. Wij zagen dat de linkerhand van [slachtoffer 2] in het verband zat. [slachtoffer 2] is door de medewerkers van de ambulancedienst verzorgd. (…) Wij verbalisanten zijn samen met het slachtoffer [slachtoffer 2] naar het politiebureau te [plaats] gegaan om daar een verklaring van hem op te nemen. Aangekomen op het bureau kregen we wederom van de regionale meldkamer een melding dat zij een vrouw aan de telefoon hadden die van haar zoon een bericht had gekregen dat hij zichzelf dood zou maken. De vrouw gaf aan dat haar zoon [verdachte] is en dat hij tegen haar had verteld dat hij een aantal personen in [plaats] bij de feesttent had neergestoken. Ik, [verbalisant 1], kreeg van de centralist van de meldkamer het telefoonnummer van [verdachte]. Ik, [verbalisant 1], heb meteen telefonisch contact opgenomen met [verdachte] (…) Ik, [verbalisant 1], hoorde dat [verdachte] zei: “Ik heb net in de feesttent op de [adres] mensen neergestoken, ik wil niet de gevangenis in. Ik ga mezelf van kant maken”. (…) Wij, verbalisanten, stapten uit het dienstvoertuig en zagen dat [verdachte] op ons af kwam lopen. Ik herkende deze persoon als zijnde [verdachte], geboren op [geboortedatum en plaats] en wonende op de [adres] te [plaats]. Wij zagen dat hij een mes in zijn rechterhand had. Wij zagen dat hij met het mes diverse malen in mijn, [verbalisant 1], richting wees. Ik, [verbalisant 1], praatte met [verdachte] en zei tegen hem dat hij het mes moest laten vallen (…). (…) Ik, [verbalisant 1], heb op zaterdag 11 september 2010 te 03:08 uur het mes in beslag genomen. Wij hoorden dat [verdachte] zei: “Ik ben in de feesttent geweest op de [adres] te [plaats]. Ik heb daar binnen in de tent een mes getrokken en heb met dat mes in het rond gezwaaid. Vervolgens ben ik naar buiten gelopen en ben ik in de richting van het centrum van [plaats] gelopen. Bij de [adres] kwam ik een groepje jongeren tegen. Ik dacht dat ze in mijn richting gelopen kwamen en ik heb het mes weer gepakt en heb er mee in het rond gezwaaid. Ik dacht dat de groep mij wilde aanvallen, ik ben para in mijn kop. Ik dacht bij mezelf ik snij ze allemaal open, ik steek iedereen uit de groep kapot”.’
Het mes dat onder verdachte in beslag is genomen is door de taakaccenthouder Wet wapens en munitie als volgt omschreven.
‘Het mes is volledig van metaal en gespoten in zogenaamde camouflage kleuren. (…) Het mes heeft een metalen lemmet van 9,2 cm gemeten over de langste afstand tot het heft. De totale lengte van het mes bedraagt in geopende toestand 20 cm. Het heft heeft een lengte van 10,8 cm. Het mes heeft 1 snijkant. Hij snijvlak van het lemmet bedraagt 7,8 cm. De overige 1,4 cm heeft geen snijvlak doch is voorzien van een halvemaanvormige uitsparing, waarin de wijsvinger houvast heeft bij het vasthouden van het mes. (…) ’
Bespreking van de verweren
Feit 1
Uit de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat verdachte heeft gepoogd om opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven. De door verdachte jegens [slachtoffer 1] gebezigde bewoordingen, (met als strekking: ‘dit is je laatste dag’) wijzen hierop, welke bewoordingen onmiddellijk worden gevolgd door een steekbeweging die verdachte met een mes in de richting van de hals van [slachtoffer 1] maakt. Dit terwijl verdachte op zeer korte afstand van hem stond. Ook uit de woorden die verdachte heeft geuit ten overstaan van de kort daarna gearriveerde verbalisanten leidt de rechtbank af dat verdachte in de bewuste nacht in een agressieve gemoedstoestand verkeerde. De rechtbank acht poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2
De rechtbank is op basis van de hiervoor opgesomde bewijsmiddelen van oordeel dat sprake is van een poging tot het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer 2]. De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte juist een terugtrekkende beweging heeft gemaakt met het mes, hetgeen niet duidt op het willen toebrengen van letsel. Aan deze terugtrekkende beweging is echter een slaande beweging van verdachte met het mes in de richting van aangever voorafgegaan. De afstand tussen aangever en verdachte bedroeg volgens aangever ongeveer 1,5 meter. Aangever, die op dat moment het mes in de hand van verdachte nog niet had waargenomen, heeft op de slaande beweging gereageerd door met zijn hand een afwerende beweging te maken. Dit is een logische reactie die te verwachten is wanneer een slaande beweging wordt gemaakt, er is sprake van reflexmatig handelen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte, door het maken van een slaande beweging met een mes in zijn hand, terwijl een afweerbeweging van aangever de enige logische reactie was, opzet had op het veroorzaken van zwaar lichamelijk letsel bij aangever. Aangever is ook daadwerkelijk gewond geraakt.
Feit 3
Anders dan de officier van justitie en de raadsman acht de rechtbank feit 3 wettig en overtuigend bewezen. Op grond van de aangifte van [slachtoffer 1], in onderlinge samenhang bezien met de overige bewijsmiddelen, komt de rechtbank tot het oordeel dat sprake is van wettig en overtuigend bewijs.
7.3. Bewezenverklaring
Op grond van voormelde bewijsmiddelen en overwegingen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het 1 primair, 2 primair, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 11 september 2010 te [plaats], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd: "Rustig? Dan is dit je laatste dag geweest." en vervolgens met een mes in de richting van de hals/nek, van die zich op korte afstand van hem, verdachte, bevindende [slachtoffer 1] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 11 september 2010 te [plaats], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een mes een slaande beweging heeft gemaakt in de richting van die zich op korte afstand van hem, verdachte, bevindende [slachtoffer 2], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op 11 september 2010 [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers is verdachte opzettelijk dreigend met een mes achter die [slachtoffer 1] aan gerend;
4.
hij op 11 september 2010 [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers is verdachte opzettelijk dreigend met een mes achter die [slachtoffer 2] aan gerend;
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
8. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de kwalificatie
8.1. Kwalificatie
Het ten laste van verdachte bewezenverklaarde levert op de navolgende misdrijven:
T.a.v. feit 1 primair:
Poging tot doodslag
T.a.v. feit 2 primair:
Poging tot zware mishandeling
T.a.v. feit 3 en 4 telkens:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
Het misdrijf onder 1 primair is strafbaar gesteld bij artikel 287 juncto artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht.
Het misdrijf onder 2 primair is strafbaar gesteld bij artikel 302 juncto artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht.
De misdrijven onder 3 en 4 zijn strafbaar gesteld bij artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht.
9. De strafbaarheid van verdachte
De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde nu niet is gebleken van enige omstandigheid die verdachtes strafbaarheid opheft.
10. De straffen
10.1. De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij gelegenheid van de terechtzitting op 14 december 2010 met betrekking tot de op te leggen straf gevorderd dat verdachte ter zake van de feiten 1 primair, 2 primair en 4 zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de tijd van 212 dagen, met aftrek ex artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht, ook als dat inhoudt het vervolgen van het reeds ingezette traject. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair te vervangen door 40 dagen hechtenis. Bij het formuleren van de hoogte van de te vorderen werkstraf heeft de officier van justitie rekening gehouden met hetgeen de reclassering in haar rapport heeft gesteld, namelijk dat verdachte zal worden toegeleid naar werk en het uitvoeren van een aanzienlijke werkstraf daarnaast mogelijkheid op uitval met zich brengt.
10.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van de gevorderde straf aangevoerd dat deze passend is.
10.3. De overwegingen van de rechtbank
Verdachte heeft zich, na het nuttigen van een overmatige hoeveelheid alcoholhoudende drank bij een tentfeest, schuldig gemaakt aan een tweetal geweldsdelicten waarbij hij gebruik heeft gemaakt van een mes en een tweetal bedreigingen. De aangevers hebben verklaard erg te zijn geschrokken van verdachtes handelen. De rechtbank is van oordeel dat het gaat om zeer ernstige feiten, waarbij van geluk kan worden gesproken dat de gevolgen niet veel ernstiger zijn en dat het bij een poging tot doodslag en een poging tot zware mishandeling is gebleven, hoewel aangever [slachtoffer 2] wel daadwerkelijk gewond is geraakt. De rechtbank neemt de verdachte deze feiten zeer kwalijk. Niet alleen zorgen zij voor een zeer angstige ervaring bij de aangevers, maar het feit dat iemand naar een druk bezocht feest gaat met een mes op zak en dit mes ook daadwerkelijk gebruikt, zorgt ook bij anderen voor gevoelens van onveiligheid. Temeer daar beide aangevers willekeurige slachtoffers zijn.
Door zijn overmatig alcoholgebruik kan verdachte zich weinig herinneren van de door hem gepleegde strafbare feiten. Wel heeft hij meermalen - bij de politie, reclassering en ter terechtzitting - te kennen gegeven dat hij erg geschrokken is van zijn eigen handelen en dat hij veel spijt heeft. Dit berouw komt de rechtbank oprecht voor. Uit verdachtes justitiële documentatie volgt dat hij niet eerder ter zake van geweldsdelicten is veroordeeld. De reclassering heeft gerapporteerd dat deze feiten niet passen bij de persoon van verdachte en dat de alcoholhoudende drank als boosdoener gezien moet worden. Verdachte heeft verklaard dat hij inmiddels een training heeft gevolgd die inzicht geeft in de mogelijke uitwerking van alcoholgebruik. Hij zou hiervan geleerd hebben en nauwelijks tot geen alcoholhoudende drank meer nuttigen.
Uit de jurisprudentie volgt dat in zaken waarin strafbare feiten zijn gepleegd, vergelijkbaar met de strafbare feiten in deze zaak, onvoorwaardelijke gevangenisstraffen van langere duur de norm zijn. De rechtbank zal van het opleggen van een dergelijke straf in deze zaak af zien gelet op de persoon van verdachte. De rechtbank is echter van oordeel dat de strafeis van de officier van justitie geen recht doet aan de ernst van de gepleegde feiten. Weliswaar is ten aanzien van de straf in een zaak als deze maatwerk geboden en daarbij is het terecht dat wordt gelet op de (persoon van) verdachte. De rechtbank meent echter dat in dit geval de focus te veel op verdachte is komen te liggen en dat er te weinig oog is voor hetgeen de aangevers is overkomen. Om deze reden zal de rechtbank zowel een hogere (voorwaardelijke) gevangenisstraf als werkstraf opleggen dan is geëist. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij vanaf februari 2011 drie dagen per week aan het werk zal gaan. De rechtbank is van oordeel dat hij naast deze dagbesteding in staat moet worden geacht een werkstraf uit te voeren.
Met de officier van justitie is de rechtbank wel van oordeel dat het onvoorwaardelijke deel van de op te leggen gevangenisstraf niet langer dient te zijn dan de tijd die verdachte al heeft vastgezeten.
11. Toepasselijke wetsartikelen
Na te melden beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 9, 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 27, 45, 57, 285, 287 en 302
12. Beslissing
De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het 1 primair, 2 primair, 3 en 4 ten laste gelegde zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
verstaat dat het aldus bewezenverklaarde de hiervoor vermelde strafbare feiten oplevert en verklaart verdachte ter zake strafbaar;
veroordeelt verdachte tot een taakstraf, te weten een werkstraf voor de duur van 240 uren, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid;
beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 120 dagen zal worden toegepast;
verstaat dat de taakstraf uiterlijk 1 jaar nadat dit vonnis onherroepelijk is geworden, zal zijn voltooid;
veroordeelt verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van 301 dagen;
beveelt dat van deze gevangenisstraf 270 dagen niet zullen worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt bepaald op 2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel gedurende die proeftijd de hierna te melden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende die proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die hem zullen worden gegeven door of namens de Reclassering Nederland, arrondissement Roermond, -ook als dat inhoudt een ambulante behandeling bij enige door de reclassering aan te wijzen instelling gedurende maximaal de periode van de proeftijd, waarbij verdachte zich heeft te houden aan de aanwijzingen van de behandelaars- zolang deze instelling dit noodzakelijk acht, met opdracht aan de Reclassering aan de verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze bijzondere voorwaarde;
draagt de verdachte op daartoe binnen 2 dagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis contact op te nemen met de Justitiële Verslavingszorg op het adres Laurentiusplein 10, 6043 CS Roermond, tel.nr. 0475-319747 (optie 2) om verdere
afspraken te maken;
beveelt dat de tijd door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de aan verdachte opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Vonnis gewezen door mrs. F. Oelmeijer, E.A.M. van Oorschot en P.E.M. Franssen, rechters, van wie mr. F. Oelmeijer voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. G.L.M. Verstegen als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 28 december 2010.
Mrs. E.A.M. van Oorschot, P.E.M. Franssen en de griffier zijn buiten staat dit vonnis te ondertekenen.