RECHTBANK ROERMOND
Sector strafrecht
Parketnummer: 04/860435-10
Datum uitspraak: 17 december 2010
Vonnis van de rechtbank Roermond, meervoudige kamer voor strafzaken,
[verdachte],
geboren te [plaats],
thans gedetineerd in [detentieadres].
1.Het onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 3 december 2010.
De verdachte staat terecht ter zake dat:
hij op of omstreeks 02 juli 2010 in de gemeente Venlo ter uitvoering van het
door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van
het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer] bij de keel heeft
gegrepen en/of haar (vervolgens) met het hoofd onder water heeft gehouden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 287 / 45 Wetboek van Strafrecht)
althans indien terzake het vorenstaande geen veroordeling zou volgen:
hij op of omstreeks 02 juli 2010 in de gemeente Venlo ter uitvoering van het
door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die
[slachtoffer] bij de keel heeft gegrepen en/of haar (vervolgens) met
het hoofd onder water heeft gehouden, terwijl de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
(artikel 302 /45 Wetboek van Strafrecht)
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.
3.De geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
4.De bevoegdheid van de rechtbank
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
5.De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen.
6.Schorsing der vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
7.1.Standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 3 december 2010 gevorderd dat
het primair tenlastegelegde zal worden bewezen verklaard.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde.
7.2.Bewijsmiddelen en overwegingen van de rechtbank
De overtuiging van de rechtbank dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die zijn vervat in de volgende bewijsmiddelen.
Samenvatting van de bewijsmiddelen en oordeel van de rechtbank
Verdachte, wonende te [adres], heeft op 3 juli 2010 tegenover de politie een verklaring afgelegd.
Hij heeft toen onder meer verklaard dat hij op 2 juli 2010 met zijn scooter naar het [naam school] te Venlo is gegaan om te kijken of zijn dochter [slachtoffer] daar was. Nadat was gebleken dat zij niet op school was is hij haar gaan zoeken. Op het moment dat hij haar zag ontstond er tussen hen een woordenwisseling waarna verdachte erg boos werd. Toen zij vlak bij hun woning aankwamen, greep hij zijn dochter bij de keel, gooide haar op de grond en greep haar weer vast. Verdachte verklaarde dat hij door het roepen van een vrouw op straat als het ware wakker werd en hij zag wat hij aan het doen was. Hij zag ook striemen en de hals van [slachtoffer]. Hierna zei hij tegen zijn dochter dat ze mee naar huis moest waarna hij haar aan de haren trok en naar hun woning trok. Via de achtertuin gingen zij naar de woning. In de achtertuin liet [slachtoffer] zich op de grond vallen waarna hij haar vastgreep met alle kracht die hij in zich had. Hij greep haar weer bij de keel, duwde haar onder water in het zwembad en hij viel met haar mee het zwembad in. Haar hoofd was onder water. Hierna kwamen zijn vrouw en andere dochter die aan hem trokken waardoor [slachtoffer] los kwam. Verdachte heeft verder verklaard dat als zijn vrouw en dochter niet waren gekomen, [slachtoffer] was doodgegaan.
Tegenover de politie heeft [getuige 1], wonende te [adres], de echtgenote van verdachte en de moeder van [slachtoffer], op 3 juli 2010 een verklaring afgelegd omtrent de gebeurtenissen tussen haar dochter [slachtoffer] en haar man [verdachte].
Zij heeft verklaard dat haar dochter [slachtoffer] gisteren naar school is gegaan en dat haar man haar aan het eind van de dag is gaan zoeken. Op een gegeven moment kwamen haar man en [slachtoffer] achter hun woning aan. Zij zag dat haar man boos werd en dat hij haar dochter aan de haren mee haar huis trok. Hierna heeft hij haar dochter bij de keel vastgepakt. Op een gegeven moment heeft zij gezien dat [slachtoffer] in de tuin op de grond lag. Zij heeft verder gezien dat haar man bozer werd nadat [slachtoffer] geen antwoord gaf op gestelde vragen en dat hij [slachtoffer] bij haar keel en haren greep waarna hij haar in het zwembad dat in de tuin stond duwde. Zij zag dat haar man [slachtoffer] onder water hield en onder water bleef houden. Hierna hebben zij en haar dochter [getuige 2] aan verdachte getrokken waarna [slachtoffer] uit het bad kon worden gehaald. Haar zoon [getuige 3] sloeg tegen het hoofd van verdachte om hem zover te krijgen dat verdachte [slachtoffer] losliet opdat zij niet zou verdrinken.
De raadsvrouw heeft als verweer aangevoerd dat aan de zijde van verdachte het opzet als bedoeld in artikel 287 van het Wetboek van Strafrecht ontbreekt. Verdachte is door de deskundigen die hem hebben onderzocht volledig ontoerekingsvatbaar verklaard en hij had ten tijde van het plegen van het in de tenlastelegging vermelde feitencomplex geen enkel inzicht in de reikwijdte in en de gevolgen van zijn handelen.
De raadsvrouw heeft daarom geconcludeerd tot vrijspraak nu het vereiste opzet ontbreekt.
De rechtbank overweegt daaromtrent als volgt.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken en dat verdachte enige tijd onderweg is geweest als hij zijn dochter [slachtoffer], naar wie hij op zoek is, aantreft. Hierna ontstaat er tussen hem en zijn dochter een woordenwisseling waarbij en waarna verdachte zijn dochter diverse malen heeft vastgepakt. Als zij beiden in de achtertuin zijn, pakt hij haar wederom bij haar keel en duwt haar hoofd onder water van het in de tuin aanwezig zwembad en houdt haar hoofd onder water.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zowel op straat als in de achtertuin zijn dochter [slachtoffer] bij de keel heeft gegrepen, waarna hij haar in het zwembad in de achtertuin onder water heeft geduwd en hij haar pas heeft losgelaten nadat de overige familieleden hem van [slachtoffer] hadden losgetrokken.
De rechtbank is van oordeel dat uit dit feitelijk handelen van verdachte de opzet op zijn handelen blijkt. Verdachte grijpt zijn dochter meermalen bij de keel en houdt haar onder water. Dit handelen gaat niet per ongeluk. Dat dit handelen voortkwam uit de ernstige posttraumatische stressstoornis doet hieraan niet af.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat verdachte door zo te handelen zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat zijn handelen de dood van [slachtoffer] tot gevolg zou hebben en dat verdachte die kans ook heeft aanvaard door zo te handelen.
Op grond van voormelde bewijsmiddelen en overwegingen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 02 juli 2010 in de gemeente Venlo ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer] bij de keel heeft gegrepen en haar vervolgens met het hoofd onder water heeft gehouden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
8.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de kwalificatie
Het bewezenverklaarde is strafbaar
Het ten laste van verdachte bewezenverklaarde levert op het navolgende misdrijf:
Poging tot doodslag
Het misdrijf is strafbaar gesteld bij de artikelen 287 juncto 45 van het Wetboek van Strafrecht.
9.De strafbaarheid van verdachte
Door de GZ-psycholoog drs. A.F.J.M. Zwegers en is omtrent de geestvermogens van verdachte op 14 oktober 2010 rapportage uitgebracht. De psychiater J.L.M. Dinjens heeft op
8 oktober 2010 over verdachte gerapporteerd. De deskundigen komen tot de conclusie dat er bij verdachte sprake is van een omstandigheid die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluit.
Beiden komen elk in een uitgebreid en goed onderbouwd rapport tot de conclusie dat verdachte lijdende is aan een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens. Er is sprake van een chronische posttraumatische stressstoornis en van een psychotische stoornis met duidelijke stressveroorzaakte factoren. Deze stoornissen bestonden ten tijde van het begaan van het tenlastegelegde. De ziekelijke stoornis was van invloed op betrokkenes functioneren tijde van het tenlastegelegde en door de gebrekkige realiteitstoetsing kon er geen sprake zijn van wilsvrijheid.
Beiden deskundigen adviseren verdachte in relatie tot het ten laste gelegde feit te beschouwen als ontoerekeningsvatbaar.
De rechtbank kan zich vinden in de conclusies en adviezen, neemt die over en zal verdachte ontoerekeningsvatbaar achten.
10.1.De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij gelegenheid van de terechtzitting op 3 december 2010
gevorderd dat verdachte ter zake van de poging tot doodslag zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging en zal worden geplaatst in een psychiatrisch ziekenhuis.
10.2.Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangegeven dat zij primair pleit voor vrijspraak en dat zij zich zal refereren aan het oordeel van de rechtbank indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt.
10.3.De overwegingen van de rechtbank
Ten laste van verdachte is bewezen verklaard een poging tot doodslag op zijn dochter. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij veel spijt heeft van zijn handelen, dat hij niet weet waarom hij zo heeft gehandeld omdat hij veel van zijn dochter houdt en dat hij inziet dat hij een, waarschijnlijk langdurige, behandeling nodig heeft om een herhaling van een agressiedelict te voorkomen.
Verdachte heeft voorts aangegeven dat het al langer slecht met hem ging, maar dat hij niet de hulp heeft gevonden die hij nodig had. De rust en de behandeling die hij in het PPC waar hij de voorlopige hechtenis ondergaat heeft ondervonden, hebben hem al veel goed gedaan en het gaat nu al veel beter met hem.
Verdachte heeft verder aangegeven graag behandeld te worden en niet eerder terug te willen in zijn gezin dan wanneer er voldoende garanties zijn om niet meer in herhaling te vervallen.
De deskundigen die verdachte hebben onderzocht zijn tot de conclusie gekomen dat verdachte ontoerekeningsvatbaar is en dat, om een nieuwe agressieve impulsdoorbraak te voorkomen, plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis wordt geadviseerd.
De rechtbank kan zich vinden in dat advies, zal dat advies tot het hare maken en gelasten dat verdachte in psychiatrisch ziekenhuis wordt geplaatst.
11.Toepasselijke wetsartikelen
Na te melden beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 37, 45, 287
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verstaat dat het aldus bewezenverklaarde het hiervoor vermelde strafbare feit oplevert en verklaart verdachte ter zake niet strafbaar;
ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging;
gelast de plaatsing van verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van één jaar.
Vonnis gewezen door mrs. L.P. Bosma, M.J.A.G. van Baal en W.A.H.J. Poppeliers,
rechters, van wie mr. M.J.A.G. van Baal voorzitter, in tegenwoordigheid van
J.A.H. Bicker als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de
rechtbank op 17 december 2010.