RECHTBANK ROERMOND
Sector strafrecht
Parketnummer: 04/860626-08
Datum uitspraak: 10 december 2010
Vonnis van de rechtbank Roermond, meervoudige kamer voor strafzaken,
[verdachte],
geboren te [plaats],
wonende te [adres].
1.Het onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 26 november 2010.
De verdachte staat terecht ter zake dat:
hij op of omstreeks 13 mei 2008 te Panningen, in elk geval in de gemeente
Helden, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig
(vrachtauto), daarmede rijdende over de weg, de Nobisstraat en gekomen bij de
T-kruising van voornoemde Nobisstraat met de Groenstraat, zich zodanig heeft
gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft
plaatsgevonden door zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of
onoplettend, genoemde T-kruising over te steken - teneinde de oprit van een aan die
Groenstraat (nr. 7b) gelegen bedrijf op te rijden - op het moment dat een van
rechts komende fietser hem reeds dicht genaderd was, waardoor een aanrijding
of botsing is ontstaan tussen de door hem, verdachte, bestuurde vrachtauto en
die fietser, door welk verkeersongeval [slachtoffer] werd gedood;
(artikel 6 Wegenverkeerswet 1994);
Althans indien terzake het vorenstaande onder 1 geen veroordeling zou volgen:
hij op of omstreeks 13 mei 2008 te Panningen, in elk geval in de gemeente
Helden, als bestuurder van een voertuig (vrachtauto), daarmee rijdende op de
weg, de Nobisstraat en gekomen bij de T-kruising van voornoemde Nobisstraat
met de Groenstraat, genoemde T-kruising over is gestoken - teneinde de oprit van een aan die Groenstraat (nr. 7b) gelegen bedrijf op te rijden - op het moment dat een van
rechts komende fietser hem reeds dicht genaderd was, waardoor een aanrijding
of botsing is ontstaan tussen de door hem, verdachte, bestuurde vrachtauto en
die fietser, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op de weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op de weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
(artikel 5 Wegenverkeerswet 1994);
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.
3.De geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
4.De bevoegdheid van de rechtbank
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
5.De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen.
6.Schorsing der vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
7.1.Standpunten van de officier van justitie en de verdediging.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 26 november 2010 gevorderd dat
de verdachte ten aanzien van het primair ten laste gelegde zal worden vrijgesproken en dat het subsidiair ten laste gelegde zal worden bewezen verklaard. Op enig moment heeft verdachte de mogelijkheid gehad het slachtoffer kunnen waarnemen, zeker als hij zich in de cabine van zijn vrachtauto naar voren en achteren zou hebben bewogen, hetgeen gebruikelijk is bij onoverzichtelijke verkeerssituaties als in deze zaak het geval is.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van zowel het primair als subsidiair ten laste gelegde. Verdachte heeft niet anders gehandeld dan van een redelijk handelend verkeersdeelnemer verwacht mag worden. Er is geen sprake van schuld in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994. Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde geldt eveneens dat verdachte niet anders heeft gehandeld dan van een redelijk handelend verkeersdeelnemer verwacht mag worden. Daarnaast moet het bij overtreding van artikel 5 Wegenverkeerswet 1994 gaan om gevaarscheppend gedrag van een bepaalde minimale ernst. Dat is in deze zaak niet het geval nu geen sprake is van een evidente vorm van gevaarzettend gedrag.
7.2.Vrijspraakoverweging van de rechtbank
In overeenstemming met hetgeen door de officier van justitie en verdediging is bepleit, is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde.
7.3.Bewijsmiddelen en overwegingen van de rechtbank
De overtuiging van de rechtbank dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de volgende bewijsmiddelen. Het genoemde geschrift is slechts gebruikt in verband met de inhoud van de overige bewijsmiddelen.
Samenvatting van de bewijsmiddelen en oordeel van de rechtbank
Op 13 mei 2008 vond in Panningen een verkeersongeval plaats tussen een vrachtauto en een fietsster. De vrachtauto werd bestuurd door verdachte. De fietsster bleek te zijn mevrouw [slachtoffer]. Zij is ter plaatse overleden ten gevolge van het verkeersongeval. Verdachte heeft, samengevat, het volgende verklaard tegenover de politie.
Verdachte heeft over de Nobisstraat gereden tot aan de T-kruising van deze straat met de Groenstraat. Iets aan de rechterzijde tegenover de Nobisstraat is de firma [naam] gelegen, aan de Groenstraat 7b . Dit was de bestemming van verdachte. Verdachte heeft bij het naderen van de T-kruising zijn snelheid verminderd door af te remmen, zodat hij beter zicht zou hebben op verkeer dat hem van links en rechts nadert. Vanuit de linkerkant nadert hem een voertuig, dat hij voorbij laat rijden. Verdachte heeft verklaard dat hij, om het terrein van de firma [naam] op te kunnen rijden, het beste de vrachtauto een stukje naar links kan manoeuvreren, zodat hij meer ruimte in de bocht creëert. Na het passeren van de auto van links heeft verdachte met een snelheid van ongeveer twintig of dertig kilometer per uur de vrachtauto naar de linkerhelft van de Nobisstraat gereden. Van hieruit heeft hij de bocht naar rechts genomen en is hij het kruisingsvlak van de Nobisstraat/Groenstraat opgereden. Op de manier reed hij schuin het terrein op van de firma [naam], dat aan de overzijde van de T-kruising was gelegen. Bij het oprijden van het kruisingsvlak had verdachte naar zijn eigen inschatting nog steeds een snelheid van ongeveer twintig á dertig kilometer per uur. Vóór hij het kruisingsvlak is opgereden heeft hij ook naar rechts gekeken. Op dat moment heeft hij niemand aan zien komen. Op het moment dat hij het terrein van het tegenover de kruising gelegen bedrijf opreed zag hij in zijn rechterbuitenspiegel een doos eieren door de lucht vliegen. Hierop heeft verdachte meteen zijn vrachtauto tot stilstand gebracht waarna hij is uitgestapt. Hij zag toen aan de rechterzijde van de vrachtauto een vrouw onder de vrachtauto liggen. Verdachte vermoedt dat zij vanuit de rechterzijde is komen fietsen maar hij heeft haar niet zien aankomen.
Over het zicht op de Nobisstraat heeft verdachte -samengevat- verklaard dat aan het einde van de Nobisstraat aan de rechterzijde een woning is gelegen. Aan de voorzijde heeft deze woning een tuin met struiken. Door de zithoogte van de vrachtauto kan over deze struiken heen gekeken worden en is er redelijk ver zicht over de Groenstraat in de richting van de Kaumeshoek. Aan de linkerzijde is ook een woning gelegen. Om goed zicht naar links te hebben moet vrij dicht voor het kruisingsvlak worden gestaan. Verdachte had goed zicht en er waren geen weersinvloeden die hem het zicht zouden kunnen belemmeren.
In het proces-verbaal VerkeersOngevalsAnalyse wordt het volgende opgemerkt door verbalisant [naam]. ‘Voor zover kon worden nagegaan bleek mij, dat het zicht door de voorruit en zijruiten van dit voertuig wel nadelig werd belemmerd. Namelijk werd het zicht belemmerd door: de rechter raamstijl en de spiegels van de vrachtauto. Hieronder zijn een aantal foto’s geplaatst, die weergeven dat het uitzicht van de bestuurder van de vrachtauto wel degelijk werd belemmerd. Op diverse foto’s is te zien dat een fietser helemaal wegvalt achter de raamstijl of achter de spiegels.’
Anders dan door de verdediging is bepleit is de rechtbank op grond van het vorenstaande van oordeel dat verdachte, door met zijn vrachtauto de T-kruising over te steken op het moment dat de fietsster, het latere slachtoffer, hem dicht genaderd was en waardoor een aanrijding is ontstaan tussen de door verdachte bestuurde vrachtauto en het fietsende slachtoffer, gevaar op de weg heeft veroorzaakt, welk gevaar zich ook heeft verwezenlijkt.
Op grond van voormelde bewijsmiddelen en overwegingen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 13 mei 2008 te Panningen, als bestuurder van een voertuig (vrachtauto), daarmee rijdende op de weg, de Nobisstraat en gekomen bij de T-kruising van voornoemde Nobisstraat met de Groenstraat, genoemde T-kruising over is gestoken - teneinde de oprit van een aan die Groenstraat (nr. 7b) gelegen bedrijf op te rijden - op het moment dat een van
rechts komende fietser hem reeds dicht genaderd was, waardoor een aanrijding is ontstaan tussen de door hem, verdachte, bestuurde vrachtauto en die fietser, door welke gedraging van verdachte gevaar op de weg werd veroorzaakt, en het verkeer op de weg werd gehinderd;
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
8.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de kwalificatie
Het ten laste van verdachte bewezenverklaarde levert op de navolgende strafbare overtreding:
Overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
De overtreding is strafbaar gesteld bij artikel 177 van de Wegenverkeerswet 1994.
9.De strafbaarheid van verdachte
Ten aanzien van verdachte is bewezen verklaard overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994. In beginsel is verdachte hiervoor strafbaar. Door de verdediging is betoogd dat verdachte heeft gehandeld zoals van een redelijk handelend verkeersdeelnemer kan worden verwacht. De rechtbank begrijpt dat de verdediging een beroep heeft willen doen op de strafuitsluitingsgrond afwezigheid van alle schuld.
Uit de onder punt 7.3. weergegeven bewijsmiddelen volgt dat verdachte ter plaatse snelheid heeft geminderd. Hij heeft naar eigen zeggen zowel naar links als rechts gekeken. Daarbij heeft hij een auto van links voorrang gegeven. Kijkend naar rechts heeft hij geen andere verkeersdeelnemer(s) waargenomen. Deze handelwijze laat zien dat verdachte voorzichtigheid heeft betracht en als een correct verkeersdeelnemer heeft gehandeld. Uit de VerkeersOngevalsAnalyse blijkt dat niet uit te sluiten valt dat het slachtoffer zich, vanuit het blikveld van verdachte bezien, voortdurend achter de spiegels en/of raamstijl van de vrachtauto heeft bevonden en daardoor niet zichtbaar is geweest voor hem. In tegenstelling tot hetgeen de officier van justitie hieromtrent heeft betoogd is de rechtbank van oordeel dat geen sprake was een onoverzichtelijke verkeerssituatie en dat geen extra maatregelen of bijzondere voorzichtigheid van verdachte hoefde te worden verwacht. Verdachte heeft de vereiste voorzorgsmaatregelen genomen en gedaan wat van hem mocht worden verlangd.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat sprake is van afwezigheid van alle schuld. De verdachte is derhalve niet strafbaar dader en zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
10.Toepasselijke wetsartikelen
Na te melden beslissing is gegrond op de artikelen:
Wegenverkeerswet 1994: artikel 5 en 177
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
verstaat dat het aldus bewezenverklaarde het hiervoor vermelde strafbare feit oplevert;
verklaart verdachte ter zake niet strafbaar en ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging.
Vonnis gewezen door mrs. M.J.A.G. van Baal, V.P. van Deventer en C. Aretz, rechters, van wie mr. V.P. van Deventer voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. G.L.M. Verstegen als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 10 december 2010.