RECHTBANK ROERMOND
Sector strafrecht
Parketnummer : 04/650340-09, 04/856638-10
Parketnummer : 04/860186-06 (TUL)
Datum uitspraak: 9 december 2010
Vonnis van de rechtbank Roermond, meervoudige kamer voor strafzaken,
[verdachte],
geboren te [plaats] op [geboortedatum],
wonende te [adres],
thans gedetineerd in [detentie adres]
1.Het onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 6 oktober 2010, waarna op 20 oktober 2010 het onderzoek ter terechtzitting is heropend, en voorts naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 25 november 2010.
De verdachte staat na wijziging van de tenlastelegging terecht ter zake dat:
In de zaak met parketnummer 04/650340-09:
1.
hij op of omstreeks 29 januari 2010 te Tegelen, in elk geval in de gemeente Venlo, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een tas, inhoudende onder meer een portemonnee met daarin onder meer een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen genoemde [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld heeft bestaan in het losrukken van de door genoemde [slachtoffer 1] om haar schouder gedragen tas, welk feit werd gepleegd op de openbare weg de [straat],
welk feit zwaar lichamelijk letsel voor genoemde [slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 27 februari 2010 te Tegelen, in elk geval in de gemeente Venlo, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning, gelegen aan de [adres], heeft weggenomen een laptop, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming en/of door middel van een valse sleutel;
3.
hij op of omstreeks 3 december 2009 in de gemeente Venlo tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een bedrijfspand, gelegen aan [adres], heeft weggenomen een portemonnee, inhoudende een hoeveelheid geld en een geldkistje, inhoudende een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
4.
hij op of omstreeks 09 december 2009 te Tegelen, in elk geval in de gemeente Venlo, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een bedrijfspand, gelegen [adres], heeft weggenomen een hoeveelheid geld uit een kassalade en een fooienpot, inhoudende een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
5.
hij op of omstreeks 07 februari 2010 te Reuver, in elk geval in de gemeente Beesel, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een personenauto,[merk], in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) die weg te nemen personenauto onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel;
6.
hij op of omstreeks 17 februari 2010 te Tegelen, in elk geval in de gemeente Venlo, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een bankgebouw, gelegen aan de [adres], weg te nemen een kluis en/of een hoeveelheid geld, geheel of ten dele toebehorende aan de [slachtoffer 6], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot dat bankgebouw te verschaffen en/of die weg te nemen kluis en/of dat weg te nemen geld onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking, met dat oogmerk met een door hem, verdachte, althans met een door (een van) zijn, verdachtes, mededader(s) bestuurde personenauto meermalen, althans eenmaal, tegen een muur van dat bankgebouw is gereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
7.
hij op of omstreeks 28 december 2009 te Tegelen, in elk geval in de gemeente Venlo, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een ID-kaart en een pinpas, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 7], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
8.
hij in of omstreeks de periode van 17 tot en met 18 april 2010 te Melick, in elk geval in de gemeente Roerdalen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een kapsalon, gelegen aan [adres], heeft weggenomen een fooienpot, inhoudende een hoeveelheid geld, een tas, een föhn, een aantal potten gel en een kluis, inhoudende onder meer een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 8], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
9.
hij op of omstreeks 19 mei 2010 te Tegelen, in elk geval in de gemeente Venlo, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 4,6 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
10.
hij op of omstreeks 11 mei 2010 te Nettetal (Bondsrepubliek Duitsland), tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een winkel, gelegen aan [adres], heeft weggenomen onder meer een hoeveelheid kleding, cosmetica en juwelen (waaronder armbanden en kettingen), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 9], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
11.
hij op of omstreeks 13 mei 2010 in de gemeente Venlo tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een personenauto, [merk], in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 10], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) die weg te nemen personenauto onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel;
Althans indien terzake het vorenstaande onder 11 geen veroordeling zou volgen:
hij in of omstreeks de periode van 13 tot en met 19 mei 2010 te Tegelen, in elk geval in de gemeente Venlo, in elk geval in Nederland, een aantal sleutels en/of een personenauto, [merk], heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van de verwerving en/of het voorhanden krijgen van die sleutels en/of die personenauto wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het door misdrijf verkregen goed betrof;
12.
hij op of omstreeks 3 april 2009 in de gemeente Venlo [slachtoffer 11] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 11] dreigend de woorden toegevoegd: "Hier heb je niets mee te maken en als je niet oppast dan gooi ik je van de trap af" en/of "Ik doe aan gevechtsport en kan je met een klap neerslaan", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
In de zaak met parketnummer 04/856638-10:
hij in of omstreeks de periode van 2 tot en met 19 mei 2010 te Tegelen, in elk geval in de gemeente Venlo, in elk geval in Nederland, een GSM, [merk], heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van de verwerving en/of het voorhanden krijgen van die GSM wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Voor zover in de tenlasteleggingen kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.
3.De geldigheid van de dagvaarding
Ten aanzien van feit 1 (zaak met parketnummer 04/650340-09) heeft de raadsman ter terechtzitting d.d. 6 oktober 2010 aangevoerd dat de dagvaarding partieel nietig dient te worden verklaard voor wat betreft de zinsnede “welk feit zwaar lichamelijk letsel voor genoemde [slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad”. Deze zinsnede is volgens de raadsman onvoldoende feitelijk omschreven, in de zin van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: WvSv), nu de aard van het letsel niet is omschreven.
De functie van de dagvaarding is om verdachte te informeren voor welk voorval hij terecht moet staan en ter zitting is gebleken dat verdachte heeft begrepen wat het in dit feit aan hem gemaakte verwijt inhoudt. Het verweer van de raadsman wordt verworpen.
Ten aanzien van feit 12 (zaak met parketnummer 04/650340-09) heeft de raadsman ter terechtzitting d.d. 6 oktober 2010 aangevoerd dat de dagvaarding partieel nietig dient te worden verklaard voor wat betreft het onderdeel “Ik doe aan gevechtsport en kan je met een klap neerslaan”, aangezien dit feitelijke deel niet aansluit op het kwalificatieve deel van de tenlastelegging en dus innerlijk tegenstrijdig is.
De rechtbank is van oordeel dat de tenlastelegging van feit 12 als geheel dient te worden beschouwd en als zodanig begrijpelijk moet zijn. Nu niet voor de hand ligt dat het feitelijk deel van de tenlastelegging, waarvan de bewuste passage deel uitmaakt, niet aansluit op het kwalificatieve deel, is geen sprake van innerlijke tegenstrijdigheid die de dagvaarding onbegrijpelijk zou maken. Overigens is het de rechtbank ook niet gebleken dat het verdachte niet duidelijk was wat hem verweten wordt. Het beroep op partiële nietigheid wordt afgewezen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
4.De bevoegdheid van de rechtbank
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
5.De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Algemeen
De raadsman heeft ter terechtzitting d.d. 6 oktober 2010 aangevoerd dat het openbaar ministerie niet ontvankelijk dient te worden verklaard, dan wel dat sprake moet zijn van bewijsuitsluiting, nu de processtukken waarin de bijzondere opsporingshandelingen zijn geverbaliseerd (hierna: het BOB-dossier) in strijd met de artikelen 126aa WvSv en artikel 21 van het Besluit orde van dienst gerechten niet in afschrift aan de verdediging zijn verstrekt en zodoende sprake is geweest van het onmogelijk maken van het werk van de verdediging. Voorts heeft de raadsman, toen hij zich bij de strafgriffie meldde om de BOB-dossiers in te zien, geen inzage gekregen in de BOB-dossiers van de medeverdachten, terwijl die dossiers mogelijk ook van belang konden zijn voor verdachte. Daarmee is ook het inzagerecht van de verdediging gefrustreerd. De raadsman concludeert uit vorenstaande dat opzettelijk dan wel met grove onachtzaamheid van de belangen van verdachte inbreuk is gemaakt op zijn recht op een eerlijke behandeling van de zaak.
Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat hij in onderhavige zaak ten onrechte niet kennis heeft kunnen nemen van alle relevante BOB-dossiers. Dit leidt echter niet tot de door de raadsman aan dit gebrek verbonden gevolgen. De rechtbank heeft op 20 oktober 2010 het onderzoek ter terechtzitting heropend en de voeging van alle BOB-dossiers bevolen, waardoor de verdediging alsnog kennis heeft kunnen nemen van deze BOB-dossiers en hiervan een afschrift heeft verkregen. Daarmee is het geconstateerde gebrek hersteld, zodat het verweer wordt verworpen.
Ten aanzien van feit 3
De raadsman heeft zich ter terechtzitting d.d. 6 oktober 2010 op het standpunt gesteld dat het openbaar ministerie niet ontvankelijk moet worden verklaard nu sprake is geweest van “storend eenzijdig en op veroordeling van verdachte gericht onderzoek”.
Als resultaat van het onderzoek is inderdaad alleen verdachte bij dit feit concreet in beeld, maar niet is gebleken dat dit ook het vooropgezette doel van het onderzoek is geweest, zodat het verweer van de raadsman geen doel treft.
Ten aanzien van feit 6
De raadsman heeft aangevoerd dat het onderzoek is gedaan door Nederlandse opsporingsambtenaren op Duits grondgebied. Daarvoor is weliswaar achteraf toestemming verkregen van de Leitenden Oberstaatsanwalt in Krefeld, maar die toestemming werd verkregen door verstrekking van onjuiste en/of onvolledige informatie. Volgens de raadsman is het onjuist dat de Nederlandse ambtenaren niet wisten dat het Duits grondgebied betrof, nu uit het proces-verbaal van bevindingen van de verbalisanten [naam] en [naam] blijkt dat het voertuig brandend werd aangetroffen door de Marechaussee ‘net op Duits grondgebied’. Op pagina 821 van het proces-verbaal staat vermeld dat het voertuig werd aangetroffen op het parkeerterrein ‘[adres]’. Op pagina 823 staat een foto van het straatnaambordje ‘[naam]’. Volgens de raadsman is dit geen Nederlands en is de Duitse autoriteiten valse informatie verstrekt met de bedoeling om alsnog toestemming te krijgen. Deze gang van zaken dient, aldus de raadsman, te leiden tot niet ontvankelijkheid van het openbaar ministerie, subsidiair tot bewijsuitsluiting.
De rechtbank merkt daartoe het volgende op. Uit het rechtshulpverzoek d.d. 22 maart 2010 blijkt onder meer het volgende: “Op 17 februari 2010 werd voornoemde personenauto brandend aangetroffen door leden van de Koninklijke Marechaussee. De personenauto werd aangetroffen aan [straat] te Tegelen. Als Leider Plaats Delict werd opgetreden door brigadier [naam]. Verbalisant was ervan overtuigd dat het Nederlands grondgebied betrof, doch de volgende dag bleek, bij nader onderzoek, dat de auto op Duits grondgebied stond. De auto stond ongeveer 50 meter Duits grondgebied landinwaarts vanaf de Nederlandse grens. Ter plaatse werd door verbalisanten geen grensbord of grenspaal gezien.”
De rechtbank is derhalve van oordeel dat de stelling van de raadsman, dat door verstrekking van valse informatie toestemming is gevraagd aan de Duitse autoriteiten, feitelijk onjuist is. Het verweer wordt derhalve gepasseerd.
Ten aanzien van feit 10
Volgens de raadsman heeft verdachte uitsluitend de Marokkaanse nationaliteit. De Nederlandse rechter heeft geen rechtsmacht over door Marokkanen in Duitsland ten nadele van Duitsers gepleegde vermogensdelicten. De raadsman heeft aangevoerd dat het openbaar ministerie niet ontvankelijk dient te worden verklaard.
De rechtbank is van oordeel dat de stelling van de raadsman dat verdachte alleen beschikt over de Marokkaanse nationaliteit niet aannemelijk is, aangezien in de processen-verbaal van verhoor van verdachte bij de politie staat vermeld dat verdachte, naast de Marokkaanse, ook de Nederlandse nationaliteit bezit. Dit blijkt onder meer uit de processen-verbaal van verhoor van verdachte , waarin persoonsgegevens van verdachte [verdachte] zijn vermeld en waarin tevens onder meer de navolgende gegevens worden vermeld:
Burgerservicenummer:[nummer];
Nationaliteiten: Nederlandse en Marokkaanse;
GBA-nummer: [nummer].
Verdachte is Nederlander en het onder 10 ten laste gelegde feit wordt door de Nederlandse strafwet als misdrijf beschouwd. Op grond van artikel 4 sub 17 van het WvSv is de Nederlandse strafwet op verdachte toepasselijk. Het verweer van de raadsman wordt verworpen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn overigens geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen.
6.Schorsing der vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
7.1.Standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 6 oktober 2010 gevorderd dat de verdachte ten aanzien van het onder 4, 7, 9, 10 en 11 primair ten laste gelegde zal worden vrijgesproken.
Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat het onder 1, 2, 3, 5, 6, 8, 11 subsidiair, 12 en feit 04/856638-10 ten laste gelegde zal worden bewezen verklaard.
De verdediging heeft zich in de op 6 oktober 2010 overgelegde pleitaantekeningen op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 3, 4, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12 en feit 04/856638-10 ten laste gelegde. Op 25 november 2010 heeft de verdediging zich blijkens de overgelegde pleitaantekeningen op het standpunt gesteld dat verdachte eveneens dient te worden vrijgesproken van het onder 5 ten laste gelegde feit. De rechtbank zal de vrijspraakverweren voor zoveel nodig bespreken bij de respectievelijke feiten.
7.2.Vrijspraakoverwegingen van de rechtbank
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 3, 4, 7, 8, 9, 10, 11 primair en het feit met parketnummer 04/856638-10 is ten laste gelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 3
De rechtbank is van oordeel dat het enkele feit dat DNA van verdachte op de helm is aangetroffen die is gevonden bij [slachtoffer 3] te Venlo, onvoldoende is om te komen tot bewijs van de betrokkenheid van verdachte bij de inbraak bij [slachtoffer 3]. De aanwezigheid van het DNA van verdachte toont aan dat verdachte ooit in aanraking is geweest met de helm, maar niet dat hij daadwerkelijk bij de inbraak aanwezig is geweest. Verdachte wordt van dit feit vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 4, 7 en 8
Het dossier bevat enkel aanwijzingen, maar geen wettig en overtuigend bewijs. Verdachte wordt van deze feiten vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 9
Het dossier bevat geen NFI-rapport omtrent het onderzoek naar het aangetroffen poeder in de kamer van verdachte, zodat niet kan worden vastgesteld dat het inderdaad amfetamine was. Verdachte dient te worden vrijgesproken van dit feit.
Ten aanzien van feit 10
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten biedt om dit feit wettig en overtuigend bewezen te verklaren. Verdachte wordt van dit feit vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 11 primair
In het dossier bevindt zich geen bewijs voor het feit dat verdachte met een ander de betreffende auto heeft gestolen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.
Ten aanzien van het feit met parketnummer 04/856638-10
Naar het oordeel van de rechtbank bevindt zich in het dossier geen bewijs voor het feit dat verdachte wist of had moeten vermoeden dat de betreffende GSM door misdrijf was verkregen. De prijs die verdachte hiervoor heeft betaald is naar het oordeel van de rechtbank niet dusdanig, dat bij verdachte wetenschap dan wel vermoeden van misdrijf aanwezig moest zijn. Verdachte wordt van dit feit vrijgesproken.
7.3.Bewijsmiddelen en overwegingen van de rechtbank
De overtuiging van de rechtbank dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die zijn vervat in de volgende bewijsmiddelen.
De hieronder vermelde bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit, waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Het genoemde geschrift is slechts gebruikt in verband met de inhoud van de overige bewijsmiddelen.
7.4.Samenvatting van de bewijsmiddelen en standpunten van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1
Op 29 januari 2010 doet [slachtoffer 1] aangifte van diefstal met geweld van haar schoudertas met inhoud op 29 januari 2010 te Tegelen. Zij verklaarde het volgende: “Op 28 januari 2010 heb ik in het casino [naam] te Tegelen achter meerdere speelautomaten gezeten. Ik zag dat aan een roulettetafel ongeveer 15 personen zaten met een Marokkaans of Turks uiterlijk in de leeftijd van 20 tot 25 jaar. Omstreeks 22.00 uur had ik al € 1.000,-- gewonnen. Twee personen van deze groep zeiden tegen mij: “Zo, u heeft veel geld gewonnen”. Omstreeks 00.00 uur zag ik dat de groep personen het casino verlieten. Echter zag ik dat een persoon van de groep bleef zitten. Rond deze tijd had ik inmiddels € 1.700,--gewonnen. Op 29 januari 2010 verliet ik het casino. Ik had een totaal bedrag van € 1.700,-- gewonnen. Ik had mijn geld in mijn portemonnee gestopt die ik vervolgens in mijn schoudertas heb gestopt. Ik liep de [straat] in richting mijn personenauto. Ik droeg mijn schoudertas over mijn rechterschouder tegen mijn lichaam gedrukt. Ter hoogte van de [straat] zag en voelde ik opeens dat iemand met veel kracht en opzet aan mijn schoudertas trok. Hierdoor liet ik mijn schoudertas los en viel ik op de grond. Ik zag dat de persoon rechtdoor met mijn schoudertas wegrende. De persoon droeg een donkere capuchon over zijn hoofd en had een normaal postuur. Ik had erg veel pijn aan de achterzijde van mijn hoofd, rechterbeen en binnenzijde. In mijn schoudertas, middel bruin van kleur, zat onder meer een portemonnee met € 1.700,-- winst van het casino en € 600,-- van mijzelf. Op de eerste hulp heb ik van de behandelend arts begrepen dat ik een breuk had in mijn schaambeen.”
Blijkens de medische informatie omtrent [slachtoffer 1] d.d. 12 februari 2010 is [slachtoffer 1] op de SEH gezien en behandeld. Volgens het SEH verslag is er sprake van een schaambeenfractuur (van het bekken) rechts. De geschatte duur van de genezing is tussen de 8 en 12 weken.
De getuige [getuige 1] verklaart onder meer als volgt: “Ik ben werkzaam als medewerker bij casino [naam] te Tegelen. In ons casino hebben wij regelmatig bezoek van zo’n zeven tot acht jongens van Noord-Afrikaanse afkomst. Op 28 januari 2010 waren vijf van deze jongens aanwezig. Ik weet dat een van deze jongens [verdachte] heet en van geboortejaar 1991 is. Tegen sluitingstijd werd mij duidelijk dat een oudere dame een groter geldbedrag aan het winnen was. Op 29 januari 2010 zag ik dat voornoemde groep jongens het casino verliet, met uitzondering van deze [verdachte]. Het viel mij op dat [verdachte] het spel van deze in dame in kwestie aan het volgen was. Ik zag hierbij dat [verdachte] met zijn gsm op de tafel aan het tikken was. Ik zag ook dat [verdachte] aan het sms’en was. Om 1.00 uur zie ik [verdachte] het casino verlaten. Na ongeveer vijf tot tien minuten verlaat voornoemde dame ons casino met een gewonnen geldbedrag van naar ik meen € 2.650,--. Ongeveer vijf tot tien minuten hierna meldt voornoemde dame zich weer bij de gesloten toegangsdeur van ons casino. Van een collega die deze mevrouw te woord stond, hoorde ik dat deze dame op straat is overvallen.”
Medeverdachte [medeverdachte] verklaart op 1 juni 2010 bij de politie onder meer: “Die nacht, ik weet de datum niet meer, was ik samen met anderen waaronder [verdachte] in het casino [naam] in Tegelen. Ik zag toen dat er een vrouw bij een speelkast stond waarop [verdachte] en ook anderen steeds hadden verloren. Die vrouw won op die kast keer op keer. [verdachte] en ik kregen toen het idee om deze vrouw te gaan overvallen. Omdat [verdachte] en ik ons ervan bewust waren dat we op camerabeelden stonden, besloten wij om een derde persoon te laten komen. Met deze persoon hebben wij buiten afgesproken dat hij de vrouw zou beroven. Toen de vrouw naar buiten ging, heb ik in de auto gewacht om de hoek, tot de beroving had plaatsgevonden. Daarna zijn wij naar Duitsland gereden waar [verdachte] geld heeft gepind.”
Verbalisanten houden medeverdachte voor dat op de camerabeelden te zien is dat hij om 22.51 uur de [naam] alleen verlaat. Hij komt terug om 23.22 uur. Hij is dan alleen te zien op de camerabeelden.
[medeverdachte] verklaart daarop onder meer: “Ik denk dat ik toen de auto van mijn vader thuis ben gaan halen. Ik heb toen met de gsm van [verdachte] een sms naar mijn vader gestuurd en vroeg hem of ik zijn auto mocht lenen. De jongen die de overval heeft gepleegd zat in de auto van mijn vader te wachten toen ik weer terug naar [naam] ben gelopen. [verdachte] is denk ik ook naar de auto gelopen. We hadden afgesproken dat we regelmatig naar de auto zouden komen om de derde persoon te blijven informeren hoe de stand van zaken binnen was. Om 00.18 uur ben ik wederom naar de auto gelopen en heb ik met die jongen in de auto gewacht. Ik wist op een gegeven moment dat het bijna sluitingstijd was. Ik zei toen tegen die andere jongen: ‘Stap maar uit en loop maar richting [naam]’. Ik ben toen met de auto weggereden. Ik zag de andere jongen richting het steegje lopen dat op de [straat] uitkomt. Die jongen en ik hadden met elkaar afgesproken dat die jongen de vrouw van haar geld zou beroven en dat wel elkaar bij de [flat] zouden treffen. [verdachte] is ook naar de auto gekomen bij de [flat]. Hij heeft mij gebeld en vroeg waar ik stond. [verdachte] was iets eerder bij de auto dan de derde jongen. Die jongen had een bruine schoudertas bij zich. Die jongen vertelde dat tijdens de beroving de vrouw gevallen was. Ik heb in totaal ongeveer € 1.200,-- van de buit gekregen.”
Ter terechtzitting d.d. 6 oktober 2010 heeft verdachte het volgende verklaard: “Er is een derde bij betrokken. De verklaring die [medeverdachte] heeft afgelegd klopt helemaal. Ik sluit me daar bij aan. Het klopt dat ik het met [medeverdachte] heb bedacht. Wij zijn naar Duitsland gegaan, hebben daar gepind en de buit verdeeld.”
Ten aanzien van feit 2
Op 27 februari 2010 doet [slachtoffer 2] aangifte van inbraak in haar woning en zij verklaarde het volgende: “Op 27 februari 2010 werd op de [adres] te Tegelen, het in de aanhef vermelde feit gepleegd. Ik doe aangifte van diefstal door middel van braak. De weggenomen goederen zijn eigendom van mij en mijn zoon. Op 27 februari 2010 verlieten mijn man en ik onze woning welke is gelegen aan de [adres] te Tegelen. Op dat moment was alles aan de woning intact en afgesloten. Die dag keerden wij omstreeks 22.30 uur terug bij genoemde woning. Onze zoon had mij en mijn man namelijk om 22.15 uur gebeld om ons te vertellen dat er ingebroken was. Mijn zoon vertelde mij verder dat hij zag dat de sleutel niet meer aan de binnenzijde van de voordeur in het slot stak en dat er een laptop weggenomen was van zijn slaapkamer die op de tweede etage van de woning gelegen is. Voor zover mijn man en ik zien, is er buiten de laptop niets weggenomen.”
Medeverdachte heeft op 27 mei 2010 bij de politie het volgende verklaard: “Ik ben als dader betrokken bij de inbraak in de woning gelegen aan de [adres] te Tegelen op 27 februari 2010. [verdachte] had op de avond van de inbraak veelvuldig sms contact met mij. [verdachte] heeft mij benaderd om de inbraak te plegen. Ik was van plan om in te breken. Ik zat op een paaltje voor de woning op de uitkijk. Ik en de andere daders zijn de woning ingegaan. Er is eerst iemand geweest die de ruit ingegooid heeft en die heeft vervolgens voor mij de voordeur open gemaakt. Toen wij binnen in de woning waren, hebben wij in de lades gezocht en zijn naar boven gegaan. We hebben alleen een laptop gevonden. Toen wij weggingen hebben ik en mijn mededaders de sleutel die op de voordeur stak meegenomen.”
Ter terechtzitting d.d. 6 oktober 2010 heeft verdachte onder meer verklaard: “Ik had het paspoort van [naam] in mijn bezit, want ik had hem geld geleend. Ik ben betrokken bij de inbraak in de woning. Ik ben bij [naam] aan de deur gegaan en ik heb hem gevraagd om geld. Dat is niet gelukt en ik ben weggegaan. Ik ben daarna weer aan de deur geweest en weer is het niet gelukt. Ik heb [medeverdachte] opgebeld en ik heb het voorstel gedaan dat hij mee zou gaan naar het huis. Ik weet niet hoe het huis is binnengegaan. Ik heb met [naam] een frietje gegeten. Ik had de sleutel van het huis niet. Ik heb die sleutel ook niet van de deur gehaald. Het huis was leeg en je kon er inbreken. De laptop heeft een paar weken bij iemand rondgeslingerd.”
De raadsman heeft aangevoerd dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich de toegang heeft verschaft of de goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking of inklimming. Uit het proces-verbaal van bevindingen van de verbalisanten [naam] van [naam] blijkt dat het onmogelijk was om door het gat in de ruit te klimmen. Verdere braakschade is niet aangetroffen.
De rechtbank volgt de raadsman hierin en zal verdachte van dat deel van de telastelegging dat ziet op braak, verbreking en inklimming vrijspreken. Voor wat betreft het gebruik van een valse sleutel komt de rechtbank ook tot vrijspraak, nu niet is vast te stellen hoe het nu precies met de huissleutel is gegaan. Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen wordt derhalve wettig en overtuigend bewezen geacht dat verdachte tezamen en in vereniging met anderen uit de woning een laptop heeft weggenomen.
Ten aanzien van feit 5
Op 7 februari 2010 doet [slachtoffer 5] aangifte ter zake diefstal van een personenauto, [merk], kleur grijs, kenteken en hij verklaarde het volgende: “Op 7 februari 2010 werd op [adres], Reuver, het in aanhef vermelde feit gepleegd. Wij zijn op vakantie bij vakantiepark [naam] te Reuver. Omstreeks 17.30 uur hebben wij onze kleren achtergelaten in twee kluisjes van het zwembad gelegen bij dit vakantiepark. Omdat wij geen muntjes hadden, heb ik de kluisjes niet af kunnen sluiten. Ik had er alleen niet bij stilgestaan dat er nog een sleutelbos in de jaszak van mijn vrouw zat. Toen wij diezelfde dag omstreeks 19.00 uur terug kwamen bij de kluisjes, zag ik dat de kluisjes leeg waren. Mijn vrouw merkte toen direct op dat de sleutelbos uit de jaszak was weggehaald. Aan deze sleutelbos zaten diverse sleutels zoals: autosleutels en huissleutel. Hierop ben ik gaan kijken of onze auto nog op het parkeerterrein stond. Dit is het parkeerterrein aan de voorzijde van het park. Daar aangekomen zag ik dat de auto weg was. Mijn auto betreft een [merk], bouwjaar 2003, kleur grijs/zilver, benzine, ongeveer 105.000 kilometer op de teller. In de auto lagen een TomTom 510, de autopapieren en een aantal cd’s. Al deze goederen zijn mijn eigendom.”
Aangever [slachtoffer 5] verklaart nader: “Op 8 februari 2010 waren mijn vriendin en ik vanuit het bungalowpark in Reuver weer thuis gekomen, in Leiderdorp, [adres]. Om 02.30 uur hoorde mijn vriendin een auto door de straat rijden. Zij vertelde mij dat onze auto in de straat stond. Ze zag twee jongens uitstappen en mijn vriendin zag dat ze bij onze woning naar binnen aan het kijken waren. Vervolgens zijn ze weggelopen. Ik ben direct naar buiten gegaan. Ik zag ze nog net lopen in de straat. Toen ze mij zagen gingen ze rennen. Beiden waren mannen van ongeveer 20 jaar met een lichte huidskleur, vermoedelijk Marokkaans.”
De vriendin van aangever [slachtoffer 5] verklaart: “Mijn vriend heeft aangifte gedaan van de diefstal van onze personenauto te Reuver. Die nacht, van 7 op 8 februari 2010, omstreeks 02.30 uur, zat ik in de woonkamer van onze woning aan de [adres] te Leiderdorp. Ik zag toen een auto langzaam voorbij rijden. Ik deed het gordijn open en ging kijken wie het was. De auto reed stapvoets. Ik zag dat de auto werd geparkeerd en zag dat er twee jonge mannen uitstapten. Die jongens liepen mijn kant op en keken heel erg naar binnen. Ik zag ze niet bij andere huizen naar binnen kijken. Ik zat helemaal in het donker. Toen de jongens doorliepen keek ik naar het kenteken van de auto waarmee de jongens waren gekomen. Ik vroeg mijn vriend wat het kenteken van onze auto was. Toen bleek dat onze auto in de straat stond. Mijn vriend is toen meteen onze woning uitgegaan. Hij ging achter de jongens aan. Op een gegeven moment renden de jongens naar de auto. Ik zag dat ze snel instapten en weg reden. Het signalement van de bestuurder: man van rond de 20 jaar, kort zwart haar, getinte huidskleur. Het signalement van de bijrijder: man van rond de 20 jaar, iets langer zwart haar, getinte huidskleur.”
In verband met de diefstal van een personenauto op 7 februari 1010 vanaf het parkeerterrein van recreatiepark [naam] te Reuver bleek bij het doen van onderzoek dat het recreatiepark op diverse plaatsen is beveiligd door middel van beveiligingscamera’s. Ook bij het gebouw “De Plaza”, waarin zich het zwembad en de kleedruimtes bevinden. Hiervan zijn enkele fotoprints gemaakt om 16.18 uur, bij de ingang van “De Plaza”. De verbalisant [naam] bekeek deze prints en herkende voor 100% [verdachte] (betrokkene 1] en [betrokkene 2].
Op 23 juni 2010 heeft getuige [betrokkene 2] onder meer het volgende verklaard: “Op de foto die op [naam] is gemaakt op 7 februari 2010, herken ik mezelf. Ik ben de linker persoon op deze foto. Naar aanleiding van de andere foto die u mij toont zie ik rechts op de foto [betrokkene 1] en de linker persoon op de foto is [verdachte]. Ik herken [betrokkene 1] aan zijn gezicht en [verdachte] aan zijn lengte. Ik weet gewoon dat dat [verdachte] is.”
Op 26 mei 2010 is een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt, waaruit onder meer het volgende blijkt: “Op 19 mei 2010 tijdens de doorzoeking van de woning [adres], onder leiding van de rechter-commissaris, was ik verbalisant aanwezig. Uiteindelijk werden uit drie vertrekken van de woning goederen inbeslaggenomen. Te weten de woonkamer op de begane grond, de slaapkamer van [verdachte] en [broer] en de slaapkamer van [vader] en [moeder]. De slaapkamer van de zonen werd door mij gecodeerd als 2.1. Door mij is na afloop van de doorzoeking een excellijst samengesteld, waarop de inbeslaggenomen goederen vermeld staan.
Excellijst:
2.1 (eerste verdieping): [vakantiepark] zwemmen, d.d. 7 februari 2010, toegangskaart.”
Het dossier bevat voorts een proces-verbaal onderzoek telecommunicatie d.d. 22 juli 2010. Hieruit blijkt onder meer het volgende: “Volgens het onderzoeksteam hebben voornoemde personen de beschikking gehad over de volgende telefoonnummers:
-[verdachte]: [nummer], [nummer], [nummer];
-[betrokkene 1]: [nummer], [nummer];
-[betrokkene 2]: [nummer], [nummer], [nummer], [nummer].
Het signaal van een mobiele telefoon wordt opgevangen door een zendmast. Een zendmast bestaat hoofdzakelijk uit drie antennes. Een antenne wordt een Cell id genoemd.
[verdachte]:
-dat het toestel met telefoonnummer [nummer] (in gebruik bij [verdachte]) op 7 februari 2010 tussen 14.05 uur en 14.30 uur tijdens de registraties in Tegelen was en wel hoofdzakelijk in een geografisch gebied dat bereikt kan worden door cell id 19283 in welk gebied ook de woning van [verdachte] gelegen is;
-dat het toestel met telefoonnummer [nummer] (in gebruik bij [verdachte]) op 7 februari 2010 tussen 18.01 en 18.29 uur tijdens de registraties in Reuver was, in een geografisch gebied dat bereikt kan worden door cell id 11291;
-dat in het geografisch gebied van cell id 11291 de parkeerplaats gelegen is van recreatiepark [vakantiepark] te Reuver alwaar omstreeks 18.40 uur een personenauto is ontvreemd;
-dat bij de eerstvolgende registratie van het telefoonnummer [nummer] (in gebruik bij [verdachte]), op 7 februari 2010 te 20.56.15 uur het toestel was in het gebied van cell id 8021, in welk gebied ook de woning van [verdachte] gelegen is (deze woning ligt ook in het gebied wat bereikt kan worden door cell id 19283 en 19992).
[betrokkene 1]:
- dat het toestel met telefoonnummer [nummer] (in gebruik bij [betrokkene 1]) op 7 februari 2010 tussen 14.15 uur en 14.38 uur tijdens de registraties in Tegelen was en wel hoofdzakelijk in een geografisch gebied dat bereikt kan worden door cell id 19282 en 19281 in welk gebied ook de woning van [betrokkene 1] gelegen is;
- dat het toestel met telefoonnummer [nummer] (in gebruik bij [betrokkene 1]) op 7 februari 2010 tussen 18.27 en 18.29 uur tijdens de registraties in Reuver was, in een geografisch gebied dat bereikt kan worden door cell id 11291;
- dat in het geografisch gebied van cell id 11291 de parkeerplaats gelegen is van recreatiepark [vakantiepark] te Reuver alwaar omstreeks 18.40 uur een personenauto is ontvreemd;
-dat bij de eerstvolgende registratie van het telefoonnummer [nummer] (in gebruik bij [betrokkene 1]) op 7 februari 2010 te 18:56 uur het toestel was in het gebied van cell id 19282, in welk gebied ook de woning van [betrokkene 1] is gelegen.
[betrokkene 1]
- dat het toestel met telefoonnummer [nummer] (in gebruik bij [betrokkene 1]) op 7 februari 2010 te 22:51 uur tijdens de registratie in Tegelen was, in een geografisch gebied dat bereikt kan worden door cell id 8023;
- dat het toestel met telefoonnummer [nummer] (in gebruik bij [betrokkene 1]) op 7 februari 2010 te 23:16 uur en 23:43 uur tijdens de registratie in Venlo was, in een geografisch gebied dat bereikt kan worden door cell id 1212 in welk gebied het toestel van [verdachte] zich op 23:43 uur ook bevond;
- dat het toestel met telefoonnummer [nummer] (in gebruik bij [betrokkene 1]) op 8 februari 2010 te 00:32 uur tijdens de registratie in Ewijk was, in een geografisch gebied dat bereikt kan worden door cell id 44872 behorend bij de mast welke staat op [adres] te Ewijk en geografisch gebied bestrijkt ten Zuidwesten van deze mast waarin ook de snelweg A50 is gelegen;
- dat het toestel met telefoonnummer [nummer] (in gebruik bij [betrokkene 1]) op 8 februari 2010 te 00:43 uur tijdens de registratie in Ochten was, in een geografisch gebied dat bereikt kan worden door cell id 33672 behorend bij de mast welke staat op [adres] te Ewijk en geografisch gebied bestrijkt ten Westen van deze mast en waarin ook de snelweg A15 is gelegen;
- dat het toestel met telefoonnummer [nummer] (in gebruik bij [betrokkene 1]) op 8 februari 2010 te 03:12 en 03:13 uur tijdens de registratie in Amsterdam was, in een geografisch gebied dat bereikt kan worden door cell id 33672;
- dat het toestel met telefoonnummer [nummer] (in gebruik bij [betrokkene 1]) op 8 februari 2010 te 08:2l uur weer Tegelen was, in een geografisch gebied dat bereikt kan worden door cell id 19282.”
De raadsman heeft blijkens zijn pleitaantekeningen op 25 november 2010 – na kennisneming van de BOB-stukken – aangevoerd dat het feit sub 5, gelet op het feit dat de vordering tot verstrekking van de camerabeelden als verdachte “NN” vermeldt, terwijl verdachte reeds bekend was, niet bewezen kan worden. De raadsman is van mening dat sprake is geweest van een vormfout, waarmede inbreuk is gemaakt op de belangen van de verdachte. De raadsman heeft daarbij onder meer verwezen naar een uitspraak van de rechtbank Haarlem d.d. 13 oktober 2008, LJN BF 8365. Volgens de raadsman moeten de vruchten van deze actie worden uitgesloten van het bewijs (camerabeelden en hetgeen daaruit is voortgevloeid). Naar de mening van de raadsman zijn de gegevens van het onderzoek naar het telefoonverkeer van verdachte onvoldoende om tot bewezenverklaring van dit feit te komen, verdachte heeft immers verklaard over het onderling uitlenen van telefoontoestellen. Gelet hierop heeft de raadsman alsnog gepleit voor vrijspraak van feit 5.
Met betrekking tot dit verweer overweegt de rechtbank als volgt. Op 7 februari 2010 werd aangifte gedaan van diefstal van de personenauto. Daarop is op 10 februari 2010 door de officier van justitie een vordering tot verstrekking van de camerabeelden van het vakantiepark [vakantiepark] afgegeven op naam van “NN”. Op 18 februari 2010 zijn de camerabeelden door de verbalisant bekeken. De door de officier van justitie gedane vordering was naar het oordeel van de rechtbank rechtmatig. Vervolgens is verdachte op 18 februari 2010 op de van de camerabeelden gemaakte afdrukken herkend. Gelet hierop kan de rechtbank de raadsman volgen in zijn stelling dat er vanaf dat moment aanleiding was om de vordering verstrekking gegevens op naam van verdachte [verdachte] te zetten. De rechtbank constateert dan ook dat de door de officier van justitie op 24 februari 2010 gedane vordering ten onrechte “NN” vermeldt. Op 24 februari 2010 is de politie gaan tappen. Ten onrechte is de vordering van de officier van justitie van 24 februari 2010 niet op naam van verdachte gezet. Nadien zijn alle vorderingen met betrekking tot verstrekking van gegevens wel op naam van verdachte gezet. De vraag die vervolgens gesteld moet worden is of verdachte hierdoor in zijn belangen is geschaad. Naar het oordeel van de rechtbank is dat niet het geval. De rechtbank overweegt daartoe dat het op de weg van verdachte ligt om bij het zich beroepen op een gebrek als het onderhavige, aan te geven welk, verdachte betreffend, belang met dat gebrek is geschonden. Nu zulks niet is gedaan, wordt het verweer verworpen. Dit is niet anders met het beroep van verdachte op de uitspraak van de rechtbank Haarlem d.d. 13 oktober 2008, LJN BF 8365, nu deze uitspraak ziet op een wezenlijk andere situatie dan de onderhavige. De rechtbank is van oordeel dat op grond van het vorenstaande het feit 5 wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Ten aanzien van feit 6
Op 17 februari 2010 deed [naam] aangifte van poging diefstal door middel van braak namens de benadeelde [slachtoffer 6] te Reuver en hij verklaarde het volgende: “Ik ben namens de benadeelde gerechtigd tot het doen van aangifte. Ik doe namens het bedrijf [slachtoffer 6] aangifte van poging diefstal door middel van braak van [slachtoffer 6] welke gelegen is aan [adres] te Tegelen. Op 17 februari 2010 werd ik door mijn collega gebeld dat een medewerker van de alarmcentrale een inbraakalarm van [slachtoffer 6] had gekregen. Omstreeks 3.40 uur kwam ik ter plaatse aan en ik zag dat aan de zijde van [straat] bij [slachtoffer 6] een ramkraak was gepleegd. Ik zag dat de deur was opengebroken. Ik zag een groot gat in de muur zitten. Ik zag dat de muur zwaar beschadigd was.”
De getuige [getuige 2] heeft op 17 februari 2010 het volgende verklaard: “Ik wil verklaren over hetgeen ik afgelopen nacht heb gezien. Ik was thuis in mijn woning gelegen op [adres] te Tegelen. Ik werd uit mijn slaap gewekt door een bonkend geluid. Mijn vriendin wekte mij en zei: ‘Ze zijn [slachtoffer 6] aan het kraken.’ Hierop zijn wij beiden opgestaan en hebben vanuit de woonkamer uit het raam gekeken. Ik kon vanuit mijn woonkamer de deur en de ruimte zien van [slachtoffer 6] welke gebruikt wordt om de automaat te vullen. Ik zag een personenauto op de rijbaan van [straat] staan. Ik zag dat de auto vanuit het aldaar gelegen café achteruit in de richting van de bijvulruimte van de pinautomaat reed. Ik hoorde enkel de knal die van de auto afkwam op het moment dat deze tegen de muur van de bijvulruimte af kwam. Na de knal reed de auto weer in de richting van het café en zette de auto wederom in de achteruit. Hierop ramde hij wederom de ruimte van de bijvulruimte. Dit voor en achteruit rijden gebeurde ongeveer drie keer. Bij de bijvulruimte zit een deur. Ik zag dat de personenauto zijn auto tot drie maal toe achteruit tegen deze deur aanreed. De auto kan ik als volgt omschrijven: een zilvergrijze personenauto, type stationwagon. Toen ik belde dacht ik vier personen gezien te hebben, maar ik weet dit niet zeker. Ik zag buiten de auto nog twee personen. Ik zag dat allebei deze personen flink geweld uitoefenden tegen de deur van de bijvulruimte. Ik zag dat deze beide personen tegen de deur schopten en met een soort van moker tegen de deur aan sloegen.
Ik zag dat de deur van de bijvulruimte er half uit hing. Tevens zat rechts van de deur een gat in de muur zelf.”
Uit het proces-verbaal d.d. 10 april 2010 blijkt onder meer het volgende:
“Middels een bevel wordt door het onderzoeksteam de gesprekken gevoerd met het
telefoonnummer [nummer] opgenomen en afgeluisterd, zijnde lijn 10.
Uit het onderzoek blijkt dat de gebruiker van dit telefoonnummer betreft: [betrokkene 3], geboren op [geboortedatum] te [plaats] en wonende [adres] te [plaats].Naar aanleiding van bovenstaande zijn de opgenomen telefoongesprekken van lijn 10 nagegaan op mogelijke betrokkenheid bij de poging ramkraak.
Uit de telefoongesprekken blijkt het volgende:
Op 10 februari 2010 te 23:23 uur wordt er door [betrokkene 3] met het telefoonnummer [nummer] gebeld naar telefoonnummer [nummer] (Gesprek 276600873. 824. lijn 10)Dit betreft een gesprek tussen [betrokkene 3] en een NN man. De NN man zegt die gereedschap kopen, je weet toch. [betrokkene 3] zegt hierop ja is goed. Uit onderzoek blijkt dat de gebruiker van het telefoonnummer [nummer] vermoedelijk [betrokkene 4] betreft.
Op 10 februari 2010 te 23:24 uur wordt er door [betrokkene 3] met het telefoonnummer [nummer] gebeld naar telefoonnummer [nummer]. (Gesprek 276600874, 825, lijn 10)
In dit gesprek praat [betrokkene 3] met een NN man. (Betrokkenen 3) zegt: luister [naam] (fon.) Vanavond wordt moeilijk man, er is sneeuw man, gevaar man in de sneeuw. NN man: Ja dus?
[betrokkene 3]: plus we hebben nog steeds geen materiaal gehaald, we zouden die vandaag toch halen?
NN man: Heb je niet gedaan?
[betrokkene 3]: Nee man ik was de hele dag daar met jou man.
NN man: Ohh, lelijk man Ik kan toch dingen meenemen kw..
[betrokkene 3]: Een moker?
NN man: ja, [betrokkene 4] heeft misschien
[betrokkene 3]: Nee [betrokkene 4] heeft niet. Ik heb net gebeld, hij zegt, ook beter morgen.
NN man: Dus?
[betrokkene 3]: Beter morgen
NN man: Morgen 100%
[betrokkene 3]: Ja zeker we gaan zo wie zo.
Op 11 februari 2010 te 11:02 uur wordt er door [medeverdachte] de gebruiker van het telefoonnummer [nummer] (Gesprek 276601626, 836, lijn 10) een sms bericht gestuurd naar [betrokkene 3]. In deze sms stond: Vergeet moker niet.
Op 11 februari 2010 te 11:03 uur wordt er door [betrokkene 3] (Gesprek 276601628, 838, lijn10) een sms bericht gestuurd naar [medeverdachte] de gebruiker van het telefoonnummer [nummer]. In deze sms stond: Nee.
Op 12 februari 2010 te 17:35 uur wordt [betrokkene 3] gebeld door vermoedelijk [betrokkene 4] met het telefoonnummer [nummer] (Gesprek 276625670, 978, lijn 10)
NN man: Heb je toevallig handschoen voor mij, daar bij jou
[betrokkene 3]: He
NN man: Handschoenen, handschoenen. Is die Pijpert daar bij jou.
[betrokkene 3]: Ja
NN man: Geef die eens
NN man zegt He [betrokkene 6]
[betrokkene 6]: ja
NN man: Je was toch laatst hij mij osso (Thuis). Heb je geen handschoenen in mijn kamer gepakt
[betrokkene 6]: Nee man ben je gek of zo
NN man: Volgens mij heeft die kanker, die gepakt maar die wil niet zeggen.
[betrokkene 6]: Tank
NN man: Ja
[betrokkene 6]: Ik heb handschoenen van jou gepakt man
NN man: Is goed.
Op 12 februari 2010 te 19:50 uur wordt [betrokkene 3] gebeld door vermoedelijk [medeverdachte] met het telefoonnummer [nummer]. (Gesprek 276625691. 999, lijn 10)
[betrokkene 3]: Ik heb die dinge gefixt he
NN man: Ja
[betrokkene 3]: Waar ben je
NN man: Ik ben in Tegelen
[betrokkene 3]: Wat ga je doen
NN man: Niks meer, ik denk dat ik naar café ga tafelvoetballen. Wat gaan we morgen doen.
[betrokkene 3]: We zien wel. We gaan uit toch
NN man: We zien wel. Ik Sms je morgen.
Op 12 februari 2010 te 21:10 uur wordt er door [medeverdachte] de gebruiker van het
telefoonnummer [nummer] (Gesprek 276625596, 1003, lijn 10) een sms bericht gestuurd naar [betrokkene 3]. In deze sms stond: Heb je geen zin om deze kant op te komen om te knallen nu je toch die ding hebt gehaald.
Op 12 februari 2010 te 2 1:30 uur wordt er door [betrokkene 3] (Gesprek 276625597, 1004, lijn 10) een sms bericht gestuurd naar [medeverdachte] de gebruiker van het telefoonnummer [nummer]. In deze sms stond: Is daar garant.
Op 12 februari 2010 te 21:32 uur wordt er door [medeverdachte] de gebruiker van het
telefoonnummer [nummer] (Gesprek 276625598. 1005. lijn 10) een sms bericht gestuurd naar [betrokkene 3]. In deze sms stond: Ja man en hoe zelfde als wij eigenlijk wouden doen ik heb geen auto anders was ik komen uitleggen maar die is dik.
Op 12 februari 2010 te 21:33 uur wordt er door [betrokkene 3] (Gesprek 276625599, 1006, lijn 10) een sms bericht gestuurd naar [medeverdachte] de gebruiker van het telefoonnummer [nummer]. In deze sms stond: Ik ga overleggen met collega x.
Op 12 februari 2010 te 21:33 uur wordt er door de gebruiker van het telefoonnummer [nummer] (Gesprek 276625600. 1007. lijn 10) een sms bericht gestuurd naar [betrokkene 3], In deze sms stond: Maar is toch weer anders makkelijker.
Op 12 februari 2010 te 21:47 uur wordt er door [medeverdachte] de gebruiker van het
telefoonnummer [nummer] (Gesprek 276625603. 1010. lijn 10) een sms bericht gestuurd naar [betrokkene 3]. In deze sms stond: Ok laat weten.
Op 14 februari 2010 te 14:34 uur wordt er door [medeverdachte] de gebruiker van het
telefoonnummer [nummer] (Gesprek 276630582, 1169, lijn 10 een sms bericht gestuurd naar [betrokkene 3], in deze sms stond: ewa kan je vanavond na Tegelen komen om die ene te doen die ik je gister zei.
Op 14 februari 2010 te 23:03 uur wordt er door [medeverdachte] de gebruiker van het
telefoonnummer [nummer] (Gesprek 276632570. 1196, lijn 10) een sms bericht gestuurd naar [betrokkene 3]. In deze sms stond: Kom op msn.
Op 14 februari 2010 te 23:11 uur wordt er door [medeverdachte] de gebruiker van het telefoonnummer [nummer] (Gesprek 276632572. 1197, lijn 10) een sms bericht gestuurd
naar [betrokkene 3]. In deze sms stond: Kom je vanavond of niet hoeft geen waggie alleen mok.
Op 14 februari 2010 te 23:22 uur wordt er door de gebruiker van het telefoonnummer [nummer] (Gesprek 276632575, 1198, lijn 10) gebeld naar het telefoonnummer [nummer]. In dit gesprek praat [betrokkene 3] met een NN man die zich [betrokkene 7] noemt.
NN man zegt, met mij [betrokkene 7], kom je vandaag of niet
[betrokkene 3] zegt, he ja ik heb geen Auto
NN man zegt, heb jij dat ene
[betrokkene 3] zegt, wat zeg je nou
NN man zegt, dat ene wat je zei in de auto het zelfde als ik heb
[betrokkene 3] zegt, die van mij
NN man zegt ja
[betrokkene 3] zegt, wij zijn daar nog niet geweest plus die sneeuw en zo
[betrokkene 7]: maakt niet uit, haal gewoon die
[betrokkene 3]: ik ga niet zomaar daarheen met deze weer
[betrokkene 7]: het is zeker
[betrokkene 3]: nee nee gaat niet man
[betrokkene 7]: kom je dus niet
[betrokkene 3] zegt dat hij geen auto heeft.
[betrokkene 7]; heb je dat niet
[betrokkene 7] zegt: de ene
[betrokkene 7]; dat gene wat je tegen mij zei in de auto, hetzelfde wat ik heb.
[betrokkene 3] zegt; Die van mij, ow die?
[betrokkene 7] zegt; ja
[betrokkene 3] zegt; jongen wij zijn daar nog niet geweest, plus die sneeuw enzo.
[betrokkene 7] zegt; Geeft niet, Haal gewoon die
[betrokkene 3] zegt; ik ga niet zomaar daarheen met deze weer, jij bent gek man.
[betrokkene 7] zegt; is zeker man
[betrokkene 3] zegt; Nee nee ga niet man
[betrokkene 7] zegt; Kom je dus niet
[betrokkene 3] zegt kijk wat voor weer het is vriend
[betrokkene 7] zegt; maakt niet uit zo is beter, lul, ik ben vlak bij huis
[betrokkene 3] zegt; waar ben je
[betrokkene 7] zegt; Casino
[betrokkene 3] zegt; Gokken he
[betrokkene 7] zegt, Nee nee, profiteren jongen, maar luister
[betrokkene 7] zegt; dicht bij dat huis van die man, die man is eenmans (alleen), daarom dan gaan wij gelijk naar zijn huis.
[betrokkene 3]; ik weet, morgen de hele dag toch
[betrokkene 7] zegt; nee vanavond vannacht
[betrokkene 3] zegt; Wanneer komen zijn ouders
[betrokkene 7] zegt; hij zegt tegen mij morgenvroeg
[betrokkene 3] zegt; Kijk luister ik wij wel gaan maar niet in deze.
[betrokkene 7]; wanneer wil je dan gaan?
[betrokkene 3] zegt; He
[betrokkene 7]; Deze tijd/tijdstip is perfect
[betrokkene 3] zegt; is echt moeilijk man deze weer, wij moeten wachten tot de sneeuw een beetje weg is.
[betrokkene 7]; Moet ik je komen ophalen
[betrokkene 3] zegt; wij moeten wachten totdat de sneeuw een beetje weg is.
[betrokkene 7] zegt; ik weet niet of de andere jongens ook willen wachten
[betrokkene 3] zegt; die andere jongen zegt ook tegen mij.
[betrokkene 7]; kijk die dikkop wil niet wachten, die niet Marokkaan wil ook niet wachten
[betrokkene 3]; gaan jullie maar
[betrokkene 7]; wij hebben het materiaal niet, daarom moet jij komen
[betrokkene 3]; ik kan wel, ik kan de andere boy vragen dat hij jou dat geeft weet je
[betrokkene 7] zegt; ja vraag eens man
[betrokkene 3] heeft geen beltegoed. [betrokkene 7] gaat [betrokkene 3] zo terugbellen. [betrokkene 3] gaat het proberen en laat het [betrokkene 7] zo weten.
Op 14 februari 2010 te 23:29 uur wordt er door (vermoedelijk [verdachte]) de gebruiker van het telefoonnummer [nummer] (Gesprek 276632577, 1199, lijn 10) gebeld naar het telefoonnummer [nummer]. [betrokkene 3] praat in dit gesprek met een NN man.
[betrokkene 3] zegt tegen de NN man dat hij hem nog niet heeft gebeld.
Op 14 februari 2010 te 23:37 uur wordt er door (vermoedelijk [verdachte]) de gebruiker van het telefoonnummer [nummer] (Gesprek 276632579. 1200 lijn 10) gebeld naar het telefoonnummer [nummer]. [betrokkene 3] praat in dit gesprek met een NN man.
[betrokkene 3] zegt dat hij “Hem” gesmst heeft maar nog niets gehoord heeft.
[betrokkene 3] geeft NN man het nummer van hem. [betrokkene 3] zegt dat NN man ‘hem’ niet kent
[betrokkene 3] zegt; [nummer]
[betrokkene 3] zegt: zeg maar dat je het nummer van mij hebt.
Op 15 februari 2010 te 21:38 uur wordt er door ([betrokkene 4]) de gebruiker van het telefoonnummer [nummer] (Gesprek 276637422, 1278. lijn 10) een sms bericht gestuurd naar [betrokkene 3]. In deze sms stond: Wat zijn die boys van plan [medeverdachte] en [betrokkene 7] en [naam]?
Op 15 februari 2010 te 21:44 uur wordt er door [betrokkene 3] (Gesprek 276637424. 1280. lijn
10) een sms bericht gestuurd naar ([betrokkene 4]) de gebruiker van het telefoonnummer [nummer]. In deze sms stond: Geen idee.
Op 15 februari 2010 te 21:45 uur wordt er door (betrokkene 4]) de gebruiker van het
telefoonnummer [nummer] (Gesprek 276637425. 1281, lijn 10) een sms bericht gestuurd naar [betrokkene 3]. In deze sms stond: Ik weet al heb ze net mk gegeven! Ze gaan tegelen krakoes banka!
Op 16 februari 2010 te 20:26 uur wordt er door [betrokkene 3] met het telefoonnummer [nummer] (Gesprek 276642816, 1368 lijn 10) geheid naar [medeverdachte] de gebruiker van het
telefoonnummer [nummer]. [betrokkene 3] praat in dit gesprek met een NN man.
NN man 7058 neemt op met: “Ja”
Er wordt dan geroepen vanaf de lijn van [betrokkene 3] door meerdere verschillende personen: [medeverdachte], [medeverdachte].
NN man 7058 zegt : ja
Er wordt weer geroepen vanaf de lijn van [betrokkene 3]: “[medeverdachte], [medeverdachte] doe dat nou niet dadelijk zien de wouten je nog.
Daarna wordt nog 2 maal geroepen [medeverdachte], [medeverdachte].
[betrokkene 3]: Waar ben je
NN man 7058: Ik ben in Tegelen, en jij?
[betrokkene 3]: In Venray, weet je toch Over een uurtje weer naar TC, dagelijkse routine. Vandaag weertje een beetje goed. Zon heeft geschenen.
NN man 7058: Ja
[betrokkene 3]: Heb je moker bij daar?
NN man 7058: ja
[betrokkene 3]: Misschien vanavond, kom je deze kant op
NN man 7058: Naar Venray toe.
Achtergrond geluiden bij NN man 7058.
NN man 7058 zegt hij komt niet deze kant op.
[betrokkene 3] zegt: Wie is dat. Vleermuis?
NN man 7058: Ja vleermuis
[betrokkene 3]: Kom maar dikke lul zitten.
NN man 7058: Kom maar dikke lul zitten zegt hij.
Op de achtergrond bij NN man 7058 is een reactie te horen
[betrokkene 3]: ik hoor van je als je deze kant op komt
man 7058: Ja is goed
[betrokkene 3]: anders probeer ik die kant op te komen later
Achtergrond geschreeuw, he [betrokkene 7]
[betrokkene 3]: Dikke lul in jou neus, he luister,
Beschik jij vanavond over en auto
NN man 7058: Dat heb, dat heb ik
[betrokkene 3]: dat is goed dan gaan vanavond chillen
NN man 7058: ja wij hebben ook een plan voor vanavond
[betrokkene 3]: Is goed, is goed.
Op 17 februari 2010 te 00:30 uur wordt er door de gebruiker van het telefoonnummer
[nummer] (Gesprek 276642853, 1402, lijn 10) een sms bericht gestuurd naar [betrokkene 3]. In deze sms stond: Is er wat te eten?
Op 17 februari 2010 te 00:31 uur wordt er door [betrokkene 3] (Gesprek 276642854, 1403, lijn 10) een sms bericht gestuurd naar de gebruiker van het telefoonnummer [nummer].
In deze sms stond: Nee man ik zit een kluis in de gaten te houden.
Op 17 februari 2010 te 00:32 uur wordt er door de gebruiker van het telefoonnummer [nummer] (Gesprek 276642855, 1404, lijn 10) een sms bericht gestuurd naar [betrokkene 3]. In deze sms stond: Kom dan.
Op 17 februari 2010 te 00:32 uur wordt er door [betrokkene 3] (Gesprek 276642856, 1405, lijn 10) een sms bericht gestuurd naar de gebruiker van het telefoonnummer [nummer]. In deze sms stond: Ben er nog mee bezig.
Op 17 februari 2010 te 00:36 uur wordt er door [betrokkene 3] (Gesprek 276673341, 1406. lijn 10) een sms bericht gestuurd naar de gebruiker van het telefoonnummer [nummer]. In deze sms stond: Slaap je al.
Op 17 februari 2010 te 00:39 uur wordt er door de gebruiker van het telefoonnummer [nummer] (Gesprek 276642858, 1407, lijn 10) een sms bericht gestuurd naar [betrokkene 3]. In deze sms stond: Nee baby ben bij ilona nog en beetje op pc.. Ben je al richting huisje xxx.
Op 17 februari 2010 te 00:40 uur wordt er door [betrokkene 3] (Gesprek 276642859, 1408, lijn 10) een sms bericht gestuurd naar de gebruiker van het telefoonnummer [nummer]. In deze sms stond: Nee ik rij nu richting venlo moet daar effe zijn dikke knuffel Mwaaaah x.
Op 17 februari 2010 te 00:54 uur wordt er door de gebruiker van het telefoonnummer [nummer] (Gesprek 276642865, 1414, lijn 10) een sms bericht gestuurd naar [betrokkene 3], In deze sms stond: Heb jij schroevendr.
Op 17 februari 2010 te 00:55 uur wordt er door [betrokkene 3] (Gesprek 276642866. 1415. lijn 10) een sms bericht gestuurd naar de gebruiker van het telefoonnummer [nummer]. In deze sms stond: Ben niet in de buurt hoezo?
([betrokkene 3] bevindt zich op dat moment in omgeving van de zendmast [adres], Tegelen).
Op l7 februari 2010 te 00:55 uur wordt er door de gebruiker van het telefoonnummer [nummer] (Gesprek 27664286 1416 lijn 10 een sms bericht gestuurd naar [betrokkene 3]In deze sms stond: Voor iets.
Op 18 februari 2010 00:11 uur wordt er door [betrokkene 3] met het telefoonnummer [nummer] (Gesprek 276648343, 1554, lijn 10) gebeld naar de gebruiker van het telefoonnummer [nummer].
[betrokkene 3] praat in dit gesprek met een NN man,
[betrokkene 3]: Had je mij gebeld
NN man: Nee man
[betrokkene 3]: kreeg sms gemiste oproep
NN man: van daar straks
[betrokkene 3]: Waar ben je
NN man: Ben Osso (Thuis) en Jij?
[betrokkene 3]: Ik ben ook in de buurt. Wat wil je gaan doen?
NN man: Ik weet niet man
[betrokkene 3]: Hoe laat ga je
NN man: Ik weet niet. Misschien. Ik spreek hen zo meten
misschien op MSN
[betrokkene 3]: Is goed
NN man: Heb [betrokkene 7] gebeld vanwege die mootje, weet je wel
[betrokkene 3]: Mootje
NN Man: Die mootje, die [betrokkene 7] had geleend
[betrokkene 3]: Die heb ik
NN man: Ja dat zei ik ook tegen hem.
[betrokkene 3]: Is goed.”
Ter terechtzitting d.d. 6 oktober 2010 heeft verdachte het volgende verklaard: “Mensen noemen mij [betrokkene 7].”
Uit het proces-verbaal onderzoek Telecommunicatie d.d. 22 juli 2010 , blijkt onder meer het volgende: “Naar aanleiding van hetgeen omschreven is in dit proces-verbaal kan ik het volgende verklaren aan de hand van de mij ter beschikking staande verkeersgegevens in het schema van 16 en 17 februari 2010 weergegeven:
-dat het toestel met telefoonnummer [nummer] (in gebruik bij [medeverdachte]) op 17 februari 2010 tussen 2.27 en 2.32 uur tijdens diverse contacten met het telefoonnummer [nummer] (in gebruik bij [verdachte]) zich bevonden in een geografisch gebied van cell id 19282;
-dat het toestel met telefoonnummer [nummer] (in gebruik bij [verdachte]) op 17 februari 2010 tussen 2.27 en 2.32 uur tijdens diverse contacten met het telefoonnummer [nummer] (in gebruik bij [medeverdachte]) zich bevonden in een geografisch gebied van cell id 8022;
-dat het toestel met telefoonnummer [nummer] (in gebruik bij [betrokkene 3]) op 17 februari 2010 te 2.52 uur tijdens een registratie zich bevond in een geografisch gebied van cell id 19282;
-dat zowel de plaats delict op de [adres] te Tegelen als restaurant [naam] te Kaldenkirchen gelegen zijn in het geografisch gebied van cel lid 19282. Op beide plaatsen werd met TEMScell id 19282 als sterkste cell id gemeten.
Op 17 februari 2010, omstreeks 03.00 uur, kregen de verbalisanten een melding dat in Tegelen met behulp van een auto getracht zou zijn om een geldautomaat van de [slachtoffer 6] te overvallen. Er zouden drie personen zijn weggerend en een persoon in een auto zou zijn weggereden. Dit zou een grijze auto moeten betreffen met schade aan de achterzijde van de auto. De verbalisanten hoorden via de mobilofoon dat collega’s van de Koninklijke Marechaussee een auto brandend hadden aangetroffen op het parkeerterrein van [restaurant] op de [adres] te Kaldenkerken. De verbalisanten reden naar Kaldenkerken. Daar zagen zij aan de linkerzijde van de [adres] op het parkeerterrein van [restaurant] een grijze personenauto van het merk [merk] staan, voorzien van het kenteken [kenteken]. De verbalisanten zagen dat de auto aan de achterzijde beschadigd was. Tevens zagen zij dat de trekhaal geheel in de bumper zat en dat aan de rechterzijkant van de auto de tankklep verdwenen was.
Op 17 februari 2010, omstreeks 03.15 uur, begaf de verbalisant [naam] zich na een melding van een ramkraak op een bankpinautomaat, naar [adres] te Tegelen. De verbalisant zag (op plaats delict 1) dat de zijgevel van de pinautomaat geheel ontzet was. De verbalisant zag op de plaats delict een ruitenwisser, een dopje van een trekhaak, glas, een gedeelte van een remlicht en een tankdop lag. Vervolgens arriveerde de verbalisant op [straat] bij de achtergebleven auto (plaats delict 2). De verbalisant zag dat het kenteken van deze auto, een zilverkleurige stationwagon, [kenteken] betrof. Hij zag dat de ruit van de bijrijder ontbrak en dat deze auto aan de binnenzijde in brand gestaan had. De verbalisant zag voorts dat de achterruitenwisser ontbrak en dat de tankdop ontbrak. Hij zag dat de tankdop, die aangetroffen was op plaats delict 1, op deze auto paste.
De verbalisant Kersten heeft naar aanleiding van een ramkraak als forensisch onderzoeker op een tweetal locaties een forensisch onderzoek ingesteld :
-onderzoekslocatie, plaats delict 1:
een pand, gelegen aan [adres] te Tegelen, waar een ramkraak had plaatsgevonden. In dit pand was een betaalautomaat van [slachtoffer 6] gesitueerd.
-onderzoekslocatie, plaats delict 2:
een onderzoek aan een personenauto voorzien van het kenteken [kenteken], die geparkeerd stond op een parkeerplaats, gelegen in de nabijheid van [straat] te Tegelen.
“Onderzoekslocatie, plaats delict 1:
Op 17 februari 2010, omstreeks 05.20 uur, werd door mij een onderzoek ingesteld aan en in genoemd pand. Het betrof hier een hoekpand, waar een betaalautomaat van [slachtoffer 6] was gesitueerd. Ik zag onder meer glas aan de buitenzijde van het pand liggen. Eveneens lagen hier rood, blank en oranjekleurige lichtdoorlatende stukken kunststof op de grond. Deze stukken waren zeer waarschijnlijk afkomstig van een achterlichtunit van een voertuig. Ik zag een ronde afdekklep, grijs van kleur, zeer waarschijnlijk afkomstig van een benzinetank op de grond liggen. Eveneens zag ik een zwartkleurig beschermkapje van een trekhaak en een zwartkleurige, afgebroken, ruitenwisser op de grond liggen.
Onderzoekslocatie, plaats delict 2:
Het betrof hier een parkeerplaats, gelegen aan de linkerzijde van [adres], rijrichting Duitsland. Deze parkeerplaats ligt ter hoogte van een eetgelegenheid, genaamd [restaurant], te Nettetal-Kaldenkirchen te Duitsland. Ik zag op deze parkeerplaats een personenauto, merk [merk], [type], kleur grijs, voorzien van het kenteken
[kenteken], geparkeerd staan. Ik zag dat de achterzijde van dit voertuig beschadigd was. Ik zag dat de trekhaak beschadigd was. De trekhaak was naar voren, richting het voertuig, gebogen. Op de kogel van de trekhaak zat geen beschermkapje. Ik zag dat het rechter achterlicht armatuur beschadigd was en dat deze niet voorzien was van rood-, blank- en oranjekleurige lichtdoorlatende kunststoffen kap. Ik zag dat het voertuig aan de linkderzijde niet voorzien was van een ronde afdekklep ter hoogte van de benzinetank. Ik zag dat de geharde achterruit beschadigd was en dat er diverse stukken glas in het voertuig lagen. Ik zag dat de ruitenwisserarmatuur, die in het midden en aan de onderzijde van deze ruit gesitueerd zat, niet voorzien was van een ruitenwisser.
Conclusie:
Uit het door mij aangetroffen schadebeeld aan het pand en het door mij aangetroffen sporenbeeld aan en rondom dit pand lijkt het mij zeer waarschijnlijk dat deze schade werd veroorzaakt door een voertuig. Zeer waarschijnlijk werd met de achterzijde van een voertuig tegen de gevel en deuren van dit pand gereden. Gezien het schade- en sporenbeeld aan dit pand en het schade- en sporenbeeld aan het voertuig, voorzien van het kenteken [kenteken], lijkt het mij zeer waarschijnlijk dat de schade werd veroorzaakt door dit voertuig.”
De rechtbank overweegt met betrekking tot dit feit dat de personenauto [merk], die gebruikt is bij deze ramkraak dezelfde auto betreft als die genoemd is onder feit 5, waarvan de rechtbank, zoals hiervoor is vermeld, bewezen acht dat deze door verdachte is gestolen.
De raadsman heeft ter terechtzitting van 6 oktober 2010 aangevoerd dat de tekening op pagina 974 van het proces-verbaal van politie in vergelijking met de beschrijving op pagina 970 niet overeenkomt. Volgens de tekst moet de cel 19282 de sterkste cel zijn op de vindplaats van de auto. Op de tekening ligt die redelijk ver buiten elke cel. En als hij al nog enig bereik zou moeten hebben, dan zou dat volgens de tekening cel 19281 moeten zijn.
De woning van [medeverdachte] ligt bijvoorbeeld in cel 19282. Verdachte en [medeverdachte] zijn volgens het proces-verbaal (pagina 971) na het feit in Tegelen gebleven. Dat zou kunnen, want zij wonen in Tegelen. Volgens de raadsman valt uit de zendmastgegevens geen bewijs te halen voor betrokkenheid van verdachte bij deze ramkraak.
De rechtbank overweegt daartoe als volgt. Uit het proces-verbaal onderzoek Telecommunicatie blijkt dat verbalisant [naam] heeft verklaard dat op beide plaatsen, [adres] te Tegelen en restaurant [naam], met TEMScell id 19282 als sterkste cell id werd gemeten. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de bevindingen van de verbalisant. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman.
Voorts heeft de raadsman ter terechtzitting van 25 november 2010 aangevoerd dat ook ten aanzien van het feit sub 6 de vorderingen van de officier van justitie ex artikel 127 ng Sv met betrekking tot het telefoonverkeer ten onrechte op “NN” zijn gezet.
De rechtbank overweegt te dien aanzien mutatis mutandis hetzelfde heeft te gelden als hetgeen hiervoor onder feit 5 met betrekking tot de vordering verstrekking gegevens op “NN” is overwogen (pag. 14 en 15 hiervoor). Het verweer wordt mitsdien verworpen. Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank het feit wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 11 subsidiair
Op 13 mei 2010 doet [slachtoffer 10] aangifte ter zake diefstal van personenauto en hij verklaarde het volgende: “Op 12 mei 2010 parkeerde ik de auto voor mijn woning. Ik sloot de deuren af en ben mijn woning binnengegaan. Op 13 mei 2010 keek ik naar buiten en zag dat mijn auto was weggenomen. Hierbij werd weggenomen: Personenauto, [merk], met kenteken [kenteken].”
Op 14 mei 2010, omstreeks 07.30 uur ontvangen verbalisanten [naam] en [naam] de melding dat een gestolen personenauto in het bosgebied nabij de zandgroeve te Belfeld was aangetroffen, met daarin een slapend persoon. Dit betrof een blauwe [merk], voorzien van het kenteken [kenteken]. Ter plaatse treffen de verbalisanten de blauwe [merk], type [type], met kenteken [kenteken] aan. De portieren van de auto waren op slot. De verbalisant [naam] zag dat in deze auto twee personen zaten. Hij zag dat de bestuurder een getinte huidskleur had.
De verbalisant [naam] relateert over het aantreffen op 14 mei 2010 van de blauwe [merk], dat hij naar de bestuurderszijde is gelopen. Het zicht in het voertuig was redelijk tot goed. Hij zag in het voertuig twee personen met een getint uiterlijk van ongeveer 20 à 25 jaar oud, beiden met korte, zwarte haren, op de voorstoelen in het voertuig liggen. Tot de verbalisant riep dat ze het portier moesten openmaken, zag hij dat de bestuurder overeind kwam en hem recht in de ogen aankeek.
Uit het proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 juli 2010 blijkt onder andere: “Ik, verbalisant, heb ik het door mij opgemaakte proces-verbaal van bevindingen destijds verklaard dat in het betreffende voertuig, een licht blauwe [merk] met kenteken [kenteken], twee personen op de voorstoelen zaten met een getint uiterlijk van ongeveer 20 a 25 jaar oud en dat beide korte zwarte haren hadden. Ook verklaarde ik dat het zicht op beide verdachten goed was en ik beide personen gedurende enige tijd goed en recht in het gezicht heb kunnen aankijken.“
“Ik, verbalisant [naam], ben vervolgens een onderzoek gestart om de personalia te achterhalen van de genoemde verdachten en ik ben naar de smoelenboeken van de basiseenheden Tegelen en Venlo gaan kijken om te zien of de verdachten hierbij zaten. In het smoelenboek van de basiseenheid Tegelen zag ik een foto waarop ik kan verklaren dat ik hierop de persoon herken als zijnde de persoon die op de bijrijdersstoel van het genoemde voertuig zat. Deze persoon bleek te zijn genaamd:
[verdachte], geboren op [geboortedatum] te Venlo.”
Op 26 mei 2010 is een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt, waaruit onder meer het volgende blijkt: “Op 19 mei 2010 tijdens de doorzoeking van de woning [adres], onder leiding van de rechter-commissaris, was ik verbalisant aanwezig. Uiteindelijk werden uit drie vertrekken van de woning goederen inbeslaggenomen. Te weten de woonkamer op de begane grond, de slaapkamer van [verdachte] en [broer] en de slaapkamer van [vader] en [moeder]. De slaapkamer van de zonen werd door mij gecodeerd als 2.1. Door mij is na afloop van de doorzoeking een excellijst samengesteld, waarop de inbeslaggenomen goederen vermeld staan.
Excellijst:
2.1. (1e slaapkamer, 1e verdieping): 2 sleutels, [merk], elektrische vergrendeling. Sleutels werden aangetroffen in de bokshandschoen.”
Uit het proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 mei 2010 blijkt onder meer het volgende: “Na de doorzoeking van de woning [adres] te Tegelen op 19 mei 2010 heb ik, verbalisant (naam), nader onderzoek ingesteld met betrekking tot twee sleutels die aangetroffen waren op de slaapkamer van [verdachte], verstopt in een bokshandschoen. Het betroffen een autosleutel van een [merk] en een klein model sleutel.
Op 21 mei 2010 werd in Venray in de [adres] een blauwe [merk] [type] personenauto voorzien van het kenteken [kenteken] aangetroffen. Door de dienstdoende patrouille van de basiseenheid Venray werd ter plaatse een onderzoek ingesteld en vastgesteld werd dat het om een gestolen auto ging. Het aantreffen van de gestolen auto werd opgevangen door hoofdagente van politie [naam], die op 19 mei 2010 tijdens de doorzoeking als zoeker was aangesteld in de woning [adres] te Tegelen. Zij combineerde de aangetroffen [merk] met de aangetroffen en inbeslaggenomen [merk] sleutel in de woning van [verdachte]. De sleutels werden ter beschikking gesteld aan de forensisch rechercheur [naam] die forensisch onderzoek deed aan de auto.
Door [naam] werd vastgesteld dat met de [merk] sleutel de auto geopend en gestart kon worden.”
De raadsman heeft ter terechtzitting van 6 oktober 2010 aangevoerd dat vrijspraak dient te volgen voor het het subsidiair (gewijzigd) tenlastegelegde voor zover het ziet op de auto, aangezien de bijrijder geen beschikkingsmacht heeft over de auto. Ten aanzien van de sleutels heeft de raadsman aangegeven dat het enkele feit dat de sleutels in de kamer van verdachte lagen, niet betekent dat verdachte wist de ze iets met een misdrijf te maken hadden.
De rechtbank overweegt als volgt. Op 13 mei 2010 wordt de auto ([merk]) gestolen. De volgende dag wordt verdachte in die auto aangetroffen. Op 19 mei 2010 worden de sleutels behorend bij diezelfde gestolen auto op verdachtes slaapkamer aangetroffen op een wel heel bijzondere plaats, te weten in een bokshandschoen. Verdachte heeft geen verklaring voor aantreffen of bergplaats van de sleutels. Gelet op vorenstaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte wist dat auto en de daarbij behorende sleutels van misdrijf afkomstig waren.
Ten aanzien van feit 12
Op 7 april 2009 doet [slachtoffer 11] aangifte ter zake bedreiging en hij verklaarde het volgende: “Ik ben werkzaam als beveiliger bij [bedrijf]. Ik ben vaker werkzaam op het station te Venlo, gelegen [adres] te Venlo. Op 3 april 2009 liep ik mijn ronde. Ik bevond mij op dat moment voor het station te Venlo. Ik werd aangesproken door een voor mij onbekende man. Ik hoorde dat die man iets tegen mij zei, ik meende iets te horen van: ‘heb je die mafkees weer.’ Later werd ik wederom aangesproken door deze onbekende man. Ik hoorde dat deze manspersoon tegen mij zei: ‘He mafketel, ben je er weer’. Ik heb deze man aangesproken en gevraagd hem te wachten, maar deze man liep gewoon door. Ik heb toen mijn linkerarm uitgestrekt om deze man tegen te houden. Ik ben toen voor deze man gaan staan. Ik vroeg de man om zijn vervoersbewijs te laten zien. Ik hoorde dat deze man tegen mij zei: ‘Hier heb je niets mee te maken en als je niet oppast dan gooi ik je van de trap af.’ Ik ben toen naar perron 1 gelopen en heb via de telefoon contact opgenomen met de veiligheidscentrale van de Nederlandse Spoorwegen. Deze man liep toen direct met mij mee. Terwijl ik aan het bellen was, ging de man half voor mij staan. Ik voelde mij bedreigd, gezien zijn houding. Ik hoorde deze man tegen mij zeggen: ‘Ik doe aan gevechtsport en kan je met een klap neerslaan.’ Ik voelde mij door deze man bedreigd gezien zijn houding en uitlatingen.”
Op 3 april 2009 heeft getuige [getuige 3] onder meer het volgende verklaard: “Op 3 april 2009 stond ik met mijn collega [naam] op het perron van het station Venlo. Wij werden aangesproken door een man die zei dat een collega van ons hulp nodig had. Vervolgens zag ik een beveiligingsbeambte staan. Ik zag dat er een man heel dicht op de beveiligingsman stond en hinderlijk in de buurt bleef. Ik en mijn collega zijn in de richting van de beveiligingsman gelopen voor het geval het zou escaleren. Wij hebben deze man aangesproken, echter deze man was niet voor rede vatbaar. De man had een donkere huidskleur, 25 jaar, 1.80 meter, slank postuur. Ik zag dat de beveiligingsman op perron 1 stond. De beveiligingsman had de OV kaart van deze man in de hand. Ik hoorde dat deze man tegen de beveiligingsman zei: ‘Ik zit op een gevechtsport en kan jou met een klap neer slaan.’
De getuige [getuige 4] heeft op 26 mei 2009 het volgende verklaard: “Op 3 april 2009 stond ik samen met een collega uit Venlo, genaamd [naam], op het perron bij spoor 1 van het station Venlo. Mijn collega en ik werden aangesproken door een man die zei dat een collega hulp nodig had. Vervolgens zag ik een beveiligingsman staan. Ik zag dat een man heel dicht op de beveiligingsman stond. Ik zag dat de beveiligingsman stond te bellen. Ik hoorde deze man schreeuwen tegen de beveiligingsman. Ik zag dat deze man hinderlijk in de buurt bleef van de beveiligingsman, zodat de beveiligingsman geen gesprek kon voeren. De man had een Marokkaans uiterlijk, 20 jaar, 1.85 meter, slank postuur.
Het klopt dat ik heb gehoord dat de man tegen de beveiligingsman zei: ‘Ik zit op een gevechtsport en kan jou met een klap neerslaan.’ ”
De raadsman heeft op 6 oktober 2010 aangevoerd dat bedreiging met neerslaan op zichzelf nog geen bedreiging met zware mishandeling oplevert als bedoeld in artikel 285 WvSr. Voorts is in de processtukken geen steunbewijs te vinden voor de bedreiging met van de trap te gooien. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat verdachte dient te worden vrijgesproken van dit feit.
De rechtbank verwerpt de verweren van de raadsman en overweegt daartoe als volgt.
De aangifte wordt op zodanige wijze ondersteund door twee getuigenverklaringen dat het onderdeel van de tenlastelegging dat ziet op het van de trap gooien, ook al wordt dat enkel daarover enkel door aangever gesproken, bewezen kan worden verklaard. De rechtbank is van oordeel dat de uitlatingen van verdachte, die vlak na elkaar in een en dezelfde confrontatie zijn gedaan, gelet op de situatie niet ieder voor zich maar in combinatie en samenhang moeten worden bezien. Door deze uitlatingen kon bij aangever wel degelijk de gerechtvaardigde vrees ontstaan dat hem zwaar lichamelijk letsel zou worden toegebracht. In dat licht komt ook aan het onderdeel met betrekking tot het neerslaan betekenis toe.
Op grond van voormelde bewijsmiddelen en overwegingen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 29 januari 2010 te Tegelen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een tas, inhoudende een portemonnee met daarin onder meer een hoeveelheid geld, toebehorende aan [slachtoffer 1], welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen genoemde [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld heeft bestaan in het losrukken van de door genoemde [slachtoffer 1] om haar schouder gedragen tas, welk feit werd gepleegd op de openbare weg de [straat], welk feit zwaar lichamelijk letsel voor genoemde [slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad;
2.
hij op 27 februari 2010 te Tegelen, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning, gelegen aan de [adres], heeft weggenomen een laptop, toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte en zijn mededaders;
5.
hij op 07 februari 2010 te Reuver, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een personenauto, merk [merk], toebehorende aan [slachtoffer 5], waarbij verdachte de weg te nemen personenauto onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel;
6.
hij op 17 februari 2010 te Tegelen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een bankgebouw, gelegen aan [adres], weg te nemen een kluis en een hoeveelheid geld, toebehorende aan [slachtoffer 6], en zich daarbij de toegang
tot dat bankgebouw te verschaffen en die weg te nemen kluis en dat weg te nemen geld onder hun bereik te brengen door middel van braak, met dat oogmerk met een door hem, verdachte, althans met een door (een van) zijn, verdachtes, mededaders bestuurde personenauto meermalen tegen een muur van dat bankgebouw is gereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
11 subsidiair.
hij in de periode van 13 tot en met 19 mei 2010 te Tegelen, een aantal sleutels en een personenauto, [merk], voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die sleutels en die personenauto wist, dat het door misdrijf verkregen goed betrof;
12.
hij op 3 april 2009 in de gemeente Venlo [slachtoffer 11] heeft bedreigd met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 11] dreigend de woorden toegevoegd: "Hier heb je niets mee te maken en als je niet oppast dan gooi ik je van de trap af" en "Ik doe aan gevechtsport en kan je met een klap neerslaan".
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen.
Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Het ten laste van verdachte bewezenverklaarde levert op de navolgende strafbare misdrijven:
ten aanzien van feit 1:
diefstal door twee of meer verenigde personen, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg en terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft.
ten aanzien van feit 2:
diefstal door twee of meer verenigde personen.
ten aanzien van feit 5:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.
ten aanzien van feit 6:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
ten aanzien van feit 11 subsidiair:
opzetheling.
ten aanzien van feit 12:
bedreiging met zware mishandeling.
Het misdrijf sub 1 is strafbaar gesteld bij artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht.
De misdrijven sub 2 en 5 zijn beide strafbaar gesteld bij artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Het misdrijf sub 6 is strafbaar gesteld bij artikel 311 juncto artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht.
Het misdrijf sub 11 is strafbaar gesteld bij artikel 416 van het Wetboek van Strafrecht.
Het misdrijf sub 12 is strafbaar gesteld bij artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht.
9.De strafbaarheid van verdachte
De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde nu niet is gebleken van enige omstandigheid die verdachtes strafbaarheid opheft.
10.De straffen en/of maatregelen
10.1.De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij gelegenheid van de terechtzitting op 6 oktober 2010 met betrekking tot de op te leggen straf gevorderd dat verdachte ter zake van 1, 2, 3, 5, 6, 8, 11 subsidiair, 12 en feit 04/856638-10 zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van 4 jaar en 6 maanden, met aftrek ex artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht. Op 25 november 2010 heeft de officier van justitie bij deze vordering gepersisteerd.
10.2.Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft op 6 oktober 2010 ten aanzien van de gevorderde straf aangevoerd dat de reclassering een deels voorwaardelijke straf adviseert. Het jeugdstrafrecht heeft bij verdachte veel schade aangericht met betrekking tot zijn opleiding. Er is veel mis gegaan en dat is deels te wijten aan verdachte zelf. Verdachte heeft geen diploma en hij is niet tevreden met zijn leven. Hij heeft hulp nodig en een sterke externe motivatie. Volgens de raadsman kan verdachte een laatste kans worden gegeven met een grote stok achter de deur. De raadsman heeft een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaar waarvan 1 jaar voorwaardelijk, met alle voorwaarden daaraan verbonden die de rechtbank bedenkt, als passende straf aangevoerd. De raadsman heeft op 25 november 2010 aangevoerd dat de mogelijkheden voor gedragsbeïnvloeding dienen te worden aangegrepen. Volgens de raadsman zou een straf van 23 maanden (18 + 3 + 2 maanden), met een voorwaardelijk strafdeel, meer passend zijn voor de volgens hem eventueel te bewijzen feiten.
10.3.De overwegingen van de rechtbank
Bewezen verklaard zijn: een straatroof, een poging tot een ramkraak van een bankgebouw, een gekwalificeerde diefstal van een personenauto, een diefstal uit een woning, opzetheling en een bedreiging met zware mishandeling. Door toedoen van verdachte en zijn mededader(s) heeft het slachtoffer van de straatroof (feit 1) ernstig letsel opgelopen. Het is een feit van algemene bekendheid dat er bij slachtoffers van een delict als het onderhavige lange tijd gevoelens van angst en onzekerheid (kunnen) blijven bestaan, waardoor zij in hun deelname aan het maatschappelijk verkeer ernstig kunnen worden belemmerd. De poging tot ramkraak (feit 6) heeft naast maatschappelijke onrust, veel schade opgeleverd, ook aan de personenauto die door verdachte is gestolen (feit 5), en welke auto door verdachte en zijn mededaders bij deze ramkraak is gebruikt. Een diefstal uit een woning (feit 2) betekent een ernstige schending van de persoonlijke levenssfeer van anderen, die hun woning als een veilige basis moeten kunnen beschouwen. Er is sprake van zeer ernstige feiten.
Verdachte zelf en ook zijn raadsman hebben bepleit verdachte niet op te geven door oplegging van een al te lange gevangenisstraf. De rechtbank overweegt dat verdachte reeds eerder ter zake van vermogens- en geweldsdelicten tot substantiële straffen is veroordeeld. Hij liep zelfs nog in een proeftijd van (nog) 6 maanden jeugddetentie. Er is er maar een die er voor kan zorgen dat hij niet wordt opgegeven en dat is verdachte zelf. Het is aan verdachte zelf zijn leven te beteren en de verantwoording daarvoor te nemen. Het feit dat verdachte in de onderhavige strafzaak geen volledige openheid van zaken geeft en niet voor de draad komt met zijn aandeel in een aantal feiten stemt niet bepaald hoopvol.
De rechtbank zal verdachte echter wel minder zwaar straffen dan door de officier was gevorderd. Niet alleen omdat zij minder feiten bewezen heeft geacht dan de officier, maar ook gelet op de jeugdige leeftijd van verdachte. Daarin ziet de rechtbank aanleiding hem nog enig perspectief te bieden, waarbij verdachte tijdens zijn detentie alvast kan werken aan zijn toekomst. Gelet op het reclasseringsrapport acht de rechtbank het van belang dat als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht wordt opgelegd.
De rechtbank is van oordeel dat, met het oog op een juiste normhandhaving, na te noemen, deels voorwaardelijke, gevangenisstraf geboden is en recht doet aan de ernst van de feiten en de persoon van verdachte.
10.4.De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
[slachtoffer 1] wonende te [adres], heeft een vordering benadeelde partij ingediend met betrekking tot de als gevolg van het hiervoor onder 1 ten laste gelegde feit geleden materiële schade.
[slachtoffer 1] voornoemd heeft de materiële schade op een bedrag van € 450,-- gesteld, en wil die schade vergoed krijgen.
Ten laste van verdachte is het hiervoor onder 1 ten laste gelegde feit (artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht) bewezen. Het is een strafbaar feit en verdachte zal ter zake van dat feit worden veroordeeld.
Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering, aan welke vordering de rechtbank geen reden heeft te twijfelen en die haar alleszins redelijk voorkomt, door verdachte onvoldoende weersproken. De vordering is derhalve voor toewijzing vatbaar, zodat de rechtbank het schadebedrag zal vaststellen op een totaalbedrag van € 450,--.
Verdachte is naar burgerlijk recht, samen met zijn mededaders, aansprakelijk voor deze schade.
De rechtbank zal de verdachte veroordelen in de kosten van het geding door de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag gemaakt, begroot op nihil.
De rechtbank zal tevens aan verdachte de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van € 450,-- bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 1 dag, te betalen ten behoeve van [slachtoffer 1] voornoemd, zoals hierna in het dictum genoemd.
[slachtoffer 3] wonende te [adres], heeft een vordering benadeelde partij ingediend met betrekking tot de als gevolg van het hiervoor onder 3 ten laste gelegde feit geleden materiële schade.
[slachtoffer 3] voornoemd heeft de materiële schade op een bedrag van € 225,-- gesteld, en wil die schade vergoed krijgen.
Aangezien aan de vordering een feitencomplex ten grondslag ligt waarvoor verdachte niet zal worden veroordeeld, dient de benadeelde partij niet ontvankelijk in haar vordering te worden verklaard.
Aangezien de benadeelde partij niet ontvankelijk in haar vordering zal worden verklaard, zal de verdachte niet worden veroordeeld in de kosten die door de benadeelde partij zijn gemaakt. Niet gebleken is dat verdachte (extra) kosten heeft gemaakt ten aanzien van de civiele vordering. De rechtbank zal deze kosten vaststellen op nihil.
[slachtoffer 11] wonende [adres], heeft een vordering benadeelde partij ingediend met betrekking tot de als gevolg van het hiervoor onder 12 ten laste gelegde feit geleden immateriële schade.
[slachtoffer 11] voornoemd heeft de immateriële schade op een bedrag van € 500,-- gesteld, en wil die schade vergoed krijgen.
Ten laste van verdachte is het hiervoor onder 12 ten laste gelegde feit (artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht) bewezen. Het is een strafbaar feit en verdachte zal ter zake van dat feit worden veroordeeld.
Met betrekking tot de gevorderde immateriële schade overweegt de rechtbank als volgt. Gelet op de aard van het bewezenverklaarde is het een ervaringsregel dat daardoor bij het slachtoffer immateriële schade van enige omvang wordt veroorzaakt. Of de door het slachtoffer opgelopen immateriële schade een bedrag van € 500,-- rechtvaardigt, kan de rechtbank op basis van de haar beschikbare informatie niet beoordelen. De vordering immateriële schade is naar het oordeel van de rechtbank wel gedeeltelijk voor toewijzing vatbaar, waarbij de rechtbank een bedrag van € 275,-- alleszins redelijk acht, op welk bedrag de rechtbank het schadebedrag zal vaststellen.
Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade.
Aangezien de vordering met betrekking tot het overige deel naar het oordeel van de rechtbank niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding, zal de benadeelde partij voor dat deel niet ontvankelijk in haar vordering dienen te worden verklaard en zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij het deel van de vordering waarin zij niet ontvankelijk dient te worden verklaard, slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
De rechtbank zal de verdachte veroordelen in de kosten van het geding door de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag gemaakt, begroot op nihil.
De rechtbank zal tevens aan verdachte de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van € 275,--, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 1 dag, te betalen ten behoeve van [slachtoffer 11] voornoemd, zoals hierna in het dictum genoemd.
[slachtoffer 6] gevestigd te [adres], heeft een vordering benadeelde partij ingediend met betrekking tot de als gevolg van het hiervoor onder 6 ten laste gelegde feit geleden materiële schade.
[slachtoffer 6] voornoemd heeft de materiële schade op een bedrag van € 1.270,82 gesteld, en wil die schade vergoed krijgen.
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat deze vordering dient te worden afgewezen dan wel niet ontvankelijk dient te worden verklaard, nu niet blijkt uit de bijlagen van de vordering dat de indiener bevoegd was de vordering te doen.
De rechtbank stelt vast dat de machtiging die bij de vordering is gevoegd door (naam) niet is ondertekend. Naar het oordeel van de rechtbank kan daaruit geen volmacht blijken en zal de benadeelde partij niet ontvankelijk in haar vordering dienen te worden verklaard en zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Aangezien de benadeelde partij niet ontvankelijk in haar vordering zal worden verklaard, zal de verdachte niet worden veroordeeld in de kosten die door de benadeelde partij zijn gemaakt. Niet gebleken is dat verdachte (extra) kosten heeft gemaakt ten aanzien van de civiele vordering. De rechtbank zal deze kosten vaststellen op nihil.
[slachtoffer 5], wonende te [adres], heeft een vordering benadeelde partij ingediend met betrekking tot de als gevolg van het hiervoor onder 12 ten laste gelegde feit geleden materiële schade. Nu deze vordering te laat – immers nadat de officier van justitie zijn requisitoir op 6 oktober 2010 heeft gehouden – is ingediend, komt de rechtbank niet toe aan behandeling van deze vordering.
11.Toepasselijke wetsartikelen
Na te melden beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht: 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 27, 36f, 45, 57, 285, 310, 311, 312, 416.
12.De vordering tot tenuitvoerlegging
De rechtbank is van oordeel dat nu gebleken is dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd heeft schuldig gemaakt aan de hiervoor bewezen verklaarde strafbare feiten omtrent de vordering tot tenuitvoerlegging van een aan de verdachte bij een vroegere veroordeling opgelegde voorwaardelijke straf beslist dient te worden zoals hierna is vermeld.
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het sub 3, 4, 7, 8, 9, 10, 11 primair en feit 04/856638-10 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
verstaat dat het aldus bewezenverklaarde de hiervoor vermelde strafbare feiten oplevert en verklaart verdachte ter zake strafbaar;
veroordeelt verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van 40 maanden;
beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van 12 maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt bepaald op 2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel gedurende die proeftijd de hierna te melden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
beveelt dat de tijd door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de aan verdachte opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende die proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die hem zullen worden gegeven door of namens de Reclassering Nederland, arrondissement Roermond, waaronder deelname aan de gedragsinterventie: "Cognitieve vaardigheidstraining", met opdracht aan de Reclassering aan de verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze bijzondere voorwaarde.
Wijst toe de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] van € 450,--;
veroordeelt verdachte om tegen bewijs van betaling aan benadeelde partij [slachtoffer 1], [adres], te betalen een bedrag van € 450,--;
bepaalt dat de verdachte zal zijn bevrijd voor zover voornoemde benadeelde partij - al dan niet via de betaling aan de Staat - door (één van) verdachtes mededaders is voldaan;
legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat te betalen een som geld ten bedrage van € 450,-- subsidiair 1 dag hechtenis ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 1] voornoemd, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de opgelegde verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
bepaalt dat indien verdachte en/of (een van) zijn mededader(s) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 450,-- ten behoeve van voornoemd slachtoffer daarmede de verplichting van verdachte om dit bedrag aan voornoemde benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien dit bedrag door verdachte en/of (een van) zijn mededader(s) aan voornoemde benadeelde partij is betaald, daarmee de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat ten behoeve van voornoemd slachtoffer komt te vervallen;
veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 3], [adres], niet ontvankelijk;
stelt de door verdachte (extra) gemaakte kosten ten aanzien van deze civiele vordering op nihil.
Wijst gedeeltelijk toe de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 11] tot een bedrag van € 275,--
veroordeelt verdachte om tegen bewijs van betaling aan benadeelde partij [slachtoffer 11], wonende te [adres], te betalen een bedrag van € 275,--;
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 11] voornoemd voor het overige niet ontvankelijk, met bepaling dat de benadeelde partij het deel van de vordering waarin zij niet ontvankelijk is slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat te betalen een som geld ten bedrage van € 275,-- subsidiair 1 dag hechtenis ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 11] voornoemd, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de opgelegde verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
bepaalt dat indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 275,--, ten behoeve van voornoemd slachtoffer daarmede de verplichting van verdachte om dit bedrag aan voornoemde benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien dit bedrag door verdachte aan voornoemde benadeelde partij is betaald, daarmee de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat ten behoeve van voornoemd slachtoffer komt te vervallen;
veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 6], gevestigd te [adres], niet ontvankelijk, met bepaling dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
stelt de door verdachte (extra) gemaakte kosten ten aanzien van deze civiele vordering op nihil.
Beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging
gelast de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de meervoudige strafkamer te Roermond d.d. 16 februari 2007 in de zaak met parketnummer 04/860186-06 aan de veroordeelde opgelegde jeugddetentie voor de duur van 6 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht ten aanzien waarvan was bepaald dat dit voorwaardelijk niet zou worden tenuitvoergelegd.
Vonnis gewezen door mrs. E.H.M. Druijf, M.B.T.G. Steeghs, en N.H.W. Montulet-van der Meer, rechters, van wie mr. M.B.T.G. Steeghs voorzitter, in tegenwoordigheid van C. van Est en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 9 december 2010.
Mr. N.H.W. Montulet-van der Meer is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.