RECHTBANK ROERMOND
Sector strafrecht
Parketnummer: 04/610057-08
04/610113-09 (ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 8 december 2010
Tegenspraak overeenkomstig artikel 279 Wetboek van Strafvordering
Vonnis van de rechtbank Roermond, meervoudige kamer voor strafzaken,
[verdachte],
geboren [geboortedatum en plaats],
wonende te [adres]
1.Het onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 24 november 2010.
De verdachte, staat na wijziging van de tenlastelegging, terecht ter zake dat:
Tenlastelegging met parketnummer: 610057-08
hij op of omstreeks 12 april 2008 in de gemeente Roermond tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (personen)auto (merk
Peugeot, type 106 XR, kenteken [kenteken]) met hierin diverse goederen, in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of
[slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte
en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld
en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen genoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal
voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op
heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk
te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of
welke bedreiging met geweld heeft bestaan in:
- het op dreigende c.q. agressieve toon tegen genoemde [slachtoffer 1] zeggen
dat hij de sleutel in de auto moest laten en uit moest stappen en/of
- het geven van een klap aan deze [slachtoffer 1],
zulks terwijl dit feit werd gepleegd op de Knevelsgraafstraat, in elk geval op
de openbare weg;
art. 312 van het Wetboek van Strafrecht;
hij op of omstreeks 14 april 2008 in de gemeente Roermond, met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een horloge (merk Breitling,
type Chronomat Evolution) , in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende
aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen genoemde [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk
om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij
betrapping op heterdaad aan zichzelf, hetzij de vlucht mogelijk te maken,
hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke
bedreiging met geweld heeft bestaan in:
- het op/tegen het hoofd, van deze [slachtoffer 3], zetten van een pistool, in elk
geval een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp,
zulks terwijl dit feit werd gepleegd op de Burgemeester Brouwersstraat, in
elk geval op de openbare weg;
art. 312 van het Wetboek van Strafrecht;
hij op of omstreeks 26 april 2008 in de gemeente Roermond [slachtoffer 4] heeft
bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware
mishandeling, immers is verdachte opzettelijk dreigend, naar aanleiding van
een onenigheid in het verkeer, met zijn, verdachtes, auto dicht achter de door
genoemde [slachtoffer 4] bestuurde auto aan gereden en/of is hij, verdachte, nadat de
inzittenden van beide auto's waren uitgestapt, opzettelijk dreigend met een
mes, in elk geval een scherp voorwerp, in zijn hand op [slachtoffer 5] toe
gelopen, hetwelk door deze [slachtoffer 4] is waargenomen, althans heeft hij,
verdachte, een mes, in elk geval een scherp voorwerp, getoond;
art. 285 van het Wetboek van Strafrecht;
hij op of omstreeks 12 mei 2008 in de gemeente Roermond
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
10 Euro en/of een mobiele telefoon, in elk geval een hoeveelheid geld en/of
enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 6], in elk geval aan een ander
of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 6],
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te
maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn
mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat
- genoemde [slachtoffer 6] in een personenauto is geduwd en (vervolgens) het portier
van deze auto dicht is gedaan en/of
- tegen deze [slachtoffer 6] op dreigende toon is gezegd: "We schieten je dood, we
binden je ouders vast, we brengen je naar een bos" en/of "Anders pak even een
mes, gaan we leuke dingen aanrichten op hem" en/of
- deze [slachtoffer 6] meermalen is geslagen;
art. 312 Wetboek van Strafrecht;
Althans indien terzake het vorenstaande onder 4 geen veroordeling zou volgen:
hij in of omstreeks de periode van 12 mei 2008 tot en met 26 juni 2008 in de
gemeente Roermond, in elk geval in Nederland,
een mobiele telefoon (merk Nokia) heeft verworven en/of voorhanden heeft
gehad,
terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die
mobiele telefoon wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het
een door misdrijf verkregen telefoon betrof;
art. 416 juncto 417bis Wetboek van Strafrecht;
Tenlastelegging met parketnummer: 610113-09
hij in of omstreeks de periode van 12 april 2009 tot en met 9 mei 2009 in de
gemeente Roermond met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te
bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 7] heeft gedwongen
tot de afgifte van 1000,= EURO, in elk geval van enig bedrag aan geld, geheel
of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 7], in elk geval aan een ander of anderen
dan aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond uit:
het op dreigende toon tegen genoemde [slachtoffer 7] zeggen dat hij, verdachte, de
vrienden en/of ouders van deze [slachtoffer 7] zou neersteken, althans iets zou
aandoen, in elk geval woorden van soortgelijke dreigende aard en strekking;
art. 317 van het Wetboek van Strafrecht;
hij in of omstreeks de periode van 12 april 2009 tot en met 9 mei 2009 in de
gemeente Roermond ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf
om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 7] te dwingen tot de afgifte van
een bedrag aan geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer 7], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte, met dat oogmerk op dreigende toon tegen genoemde [slachtoffer 7] heeft
gezegd, dat hij, verdachte, hem kapot zou slaan, in elk geval woorden van
soortgelijke dreigende aard en strekking, terwijl de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art. 317 jo. 45 van het Wetboek van Strafrecht.
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.
3.De geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaardingen aan alle wettelijke eisen voldoen en dus geldig zijn.
4.De bevoegdheid van de rechtbank
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
5.De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen.
6.Schorsing der vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
7.1.Standpunten van de officier van justitie en de verdediging.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 24 november 2010 gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld voor de feiten 1, 2, 3 en 4 primair van parketnummer 610057-08 en de feiten 1 en 2 van parketnummer 610113-09. Zij heeft daartoe -zakelijk weergegeven- aangevoerd dat de navolgende bewijsmiddelen zich in het dossier bevinden.
Ten aanzien van feit 1 van parketnummer 610057-08: de aangifte van [slachtoffer 1], de verklaring van [slachtoffer 2], de verklaring van [naam] waarin zij de namen van [medeverdachte] en [bijnaam verdachte] noemt, meerdere tapverslagen van afgeluisterde gesprekken van verdachte waarin hij onder meer probeert anderen ervan te overtuigen dat hij niet degene is die op de foto’s staat met de Replaytrui, en de camerabeelden waarop de verbalisanten verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] herkennen.
Ten aanzien van feit 2 van parketnummer 610057-08: de aangifte van [slachtoffer 3], de fotoconfrontatie, het feit dat verbalisanten bij verdachte een verse brandwond op diens rechterhand hebben gezien, de verklaring van [naam], de verklaring van [slachtoffer 7] dat verdachte een verse wond had op zijn rechterhand, en meerdere tapverslagen van afgeluisterde gesprekken van verdachte.
Nu verdachte nooit van plan was om het horloge te kopen en hij zich enkel voordeed als koper, is er naar de mening van de officier van justitie sprake van diefstal en niet van verduistering.
Ten aanzien van feit 3 van parketnummer 610057-08: de aangifte van [slachtoffer 4], de verklaring van [naam], de verklaringen van [slachtoffer 5], [naam],
[naam] en [naam], twee tapverslagen van afgeluisterde gesprekken en de verklaring van verdachte dat hij een mes heeft getrokken omdat hij zich niet veilig voelde.
Aangezien vier getuigen hebben verklaard dat verdachte en [naam] als eersten uit de auto kwamen, kan naar de mening van de officier van justitie van een dreigende omsingeling van hun auto geen sprake zijn.
Ten aanzien van feit 4 van parketnummer 610057-08: de aangifte van [slachtoffer 6], de verklaring van [naam], de waarnemingen van verbalisanten, de fotoconfrontaties waarbij [slachtoffer 6] en [naam] weliswaar twijfelen maar wel verdachte aanwijzen, het feit dat de gestolen gsm met imei[nummer]] bij verdachte in zijn cel is aangetroffen, en de printgegevens en zendmastgegevens ten aanzien van deze gsm.
Ten aanzien van feit 1 en 2 van parketnummer 610113-09: de verklaring die [slachtoffer 7] bij de politie heeft afgelegd, de verklaring van [naam] bij de rechter-commissaris, en de bankgegevens van de rekening van [slachtoffer 7].
De raadsvrouw heeft -zakelijk weergegeven- het navolgende aangevoerd.
Ten aanzien van feit 1 van parketnummer 610057-08: De hele zaak is opgebouwd uit de prints van de camerabeelden. In het proces-verbaal wordt ervan uitgegaan dat verdachte op die beelden staat. Maar verdachte wordt door de verbalisant herkend op de beelden van 04.00 uur ’s nachts. Op de beelden van de carjacking om 06.00 uur ’s nachts herkennen ze alleen het Replay-vest. Wellicht is dit iemand anders geweest die inmiddels dat vest droeg.
Dat verdachte blijkens de taps heeft gezegd ‘ze hebben me herkend’, kan ook om de beelden van 04.00 uur gaan. Het feit dat [naam] op de taps zegt ‘wie is die hoer met wie je op de foto staat’ kan enkel over de beelden van 04.00 uur gaan. Het is bovendien de vraag of [naam] verdachte daadwerkelijk heeft herkend op de foto’s, of dat haar door de verbalisanten is medegedeeld dat verdachte op de foto’s staat.
Nu er enkel sprake is van insinuaties en lezingen van taps, dient verdachte te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 2 van parketnummer 610057-08: Het gebruik van geweld is niet wettig en overtuigend te bewijzen, nu daarvoor enkel de verklaring van aangever voorhanden is. Verdachte heeft in de taps ook gezegd dat hij geen pistool had. Voorts is het hoogst ongeloofwaardig en onwaarschijnlijk dat aangever achter de dader is aangerend, terwijl hij met een pistool zou zijn bedreigd en erg bang zou zijn.
Voorts kan evenmin de diefstal (zonder geweld) bewezen worden verklaard, gelet op het feit dat aangever het doosje van het horloge aan de dader heeft aangereikt en de dader het derhalve anders dan door een misdrijf onder zich had. Nu verduistering niet is ten laste gelegd, dient verdachte te worden vrijgesproken.
De fotoconfrontatie heeft plaatsgevonden zonder dat verdachtes advocaat daarvan op de hoogte is gesteld. Bovendien heeft aangever bij de rechter-commissaris aangegeven dat hij bij de fotoconfrontatie 99 % zeker wist dat het verdachte betrof. Dit betreft geen herkenning aangezien het dus voor 1% ook iemand anders geweest kan zijn.
Ten aanzien van feit 3 van parketnummer 610057-08: Ten laste is gelegd dat verdachte [slachtoffer 4] zou hebben bedreigd door met een mes naar [slachtoffer 5] toe te lopen. Nu dit geen bedreiging van [slachtoffer 4] betreft, dient verdachte te worden vrijgesproken.
Dat [slachtoffer 4] zich bedreigd voelde door het bumperkleven door verdachte, betreft geen bedreiging in de zin van artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Bovendien heeft [slachtoffer 4] tegenstrijdig verklaard omtrent de vraag of zij het mes heeft gezien.
Voorts was er sprake van een dreigende situatie voor verdachte. Blijkens de getuigenverklaringen was [slachtoffer 5] dronken en verklaard wordt dat hij dan niet te houden is. Verdachte hield het mes naast zijn lichaam en toen hem werd gevraagd om het mes weg te doen, heeft hij dat ook gedaan. Subsidiair dient verdachte derhalve te worden ontslagen van alle rechtsvervolging nu er sprake was van noodweer.
Ten aanzien van feit 4 van parketnummer 610057-08: Uit het dossier blijkt niet dat verdachte de gsm zijn cel heeft binnengesmokkeld. Het is aannemelijk dat hij deze heeft gekregen van een van zijn vriendschappelijke contacten. Enkel is vast te stellen dat verdachte op het moment dat hij vast zat de beschikking had over deze gsm, met deze simkaart en het betreffende telefoonnummer. Daaruit kan niet worden opgemaakt dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft gepleegd, zodat vrijspraak dient te volgen. De subsidiair ten laste gelegde variant (heling) staat niet vermeld op de vordering nadere omschrijving tenlastelegging d.d. 1 april 2009 die de raadsvrouw in haar bezit heeft.
Aangezien verdachte niet bekend is met deze tenlastelegging, kan dit feit niet worden meegenomen. Indien de rechtbank daar anders over denkt, is de raadsvrouw van mening dat verdachte niet kon weten dat deze gsm van misdrijf afkomstig was en derhalve dient te worden vrijgesproken van het subsidiair ten laste gelegde.
Ten aanzien van feit 1 en 2 van parketnummer 610113-09: De pintransacties in het dossier zijn van de [bank] aan de Willem II singel te Roermond en niet van de [bank] in Herten. In het dossier bevindt zich geen aangifte van [slachtoffer 7]. De verklaring die hij bij de politie heeft afgelegd komt op meerdere punten niet overeen met de verklaring die zijn moeder bij de rechter-commissaris heeft afgelegd. Bovendien verklaart zijn moeder dat [slachtoffer 7] geld zou hebben geleend en zegt zij niets over een bedreiging. Het enkele feit dat [slachtoffer 7] blijkens de pintransacties € 0,00 heeft gepind, wil niet zeggen dat hij deze pinpogingen deed onder dreiging van verdachte. Nu er teveel twijfel bestaat, dient verdachte te worden vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten.
7.2.Vrijspraakoverwegingen van de rechtbank
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder feit 3 van parketnummer 610057-08 is ten laste gelegd.
Blijkens het dossier was er bijna sprake van een aanrijding tussen de auto waarin verdachte zich bevond (alsmede de inzittende [naam]) en de auto waarin aangeefster [slachtoffer 4] zich bevond (alsmede de inzittenden [slachtoffer 5], [naam], [naam] en [naam]).
Blijkens de verklaringen van de betrokkenen maakten beide partijen zich hier druk om en bij een stoplicht stapte iedereen uit de auto’s. Er waren irritaties over en weer. De inzittenden van aangeefster [slachtoffer 4] waren onder invloed van alcoholhoudende drank.
Verdachte heeft verklaard dat hij een mes heeft gepakt en dat hij dit opengeklapt in zijn rechterhand gestrekt langs zijn lichaam naar beneden hield. Hieruit blijkt derhalve niet dat verdachte met het mes had gedreigd. Hij had het mes gepakt omdat hij zich bedreigd voelde. Toen een vrouw riep dat hij het mes weg moest doen, heeft hij het mes weer dichtgeklapt.
Deze verklaring wordt ondersteund door de getuigenverklaring van [naam] bij de rechter-commissaris , waarin hij heeft verklaard dat verdachte zei dat hij dacht dat zij hem wilden aanvallen en dat hij het mes alleen had om zich te verdedigen.
Gelet op voornoemde omstandigheden waarbij beide partijen hebben bijgedragen aan de ontstane consternatie, is de rechtbank van oordeel dat in deze geen sprake is van een bedreiging in de zin van artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht. Verdachte dient derhalve van het onder feit 3 van parketnummer 610057-08 ten laste gelegde te worden vrijgesproken.
7.3.Bewijsmiddelen en overwegingen van de rechtbank
De overtuiging van de rechtbank dat de verdachte het onder 1, 2 en 4 primair van parketnummer 610057-08 en het onder 1 en 2 van parketnummer 610113-09 ten laste gelegde heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die zijn vervat in de volgende bewijsmiddelen.
De hieronder vermelde bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit, waarop zij in het bijzonder betrekking hebben. De genoemde geschriften zijn slechts gebruikt in verband met de inhoud van de overige bewijsmiddelen.
Feit 1 van parketnummer 610057-08
Op 12 april 2008 heeft [slachtoffer 1] aangifte gedaan van beroving . Hij heeft verklaard dat hij op 12 april 2008 omstreeks 6.00 uur als bestuurder van zijn personenauto (Peugeot 106 XR, kenteken [kenteken]) reed over de Knevelgraafstraat te Roermond. Zijn vriend [sl[slachtoffer 2]toffer 2] zat naast hem op de bijrijdersplaats. Hij wilde de auto parkeren en stopte halverwege in de straat. Op dat moment kwamen twee jongens richting de auto gelopen. De grootste opende het bestuurdersportier. Hij boog zich voorover in aangevers richting. Aangever zag en hoorde dat de grootste jongen op een agressieve, bedreigende manier van hem eiste dat hij zou uitstappen, de autosleutels in het contactslot moest laten en achter de auto moest gaan staan. Aangever zag dat die grootste jongen zich agressief tegen hem opstelde en hem bedreigde. Aangever zag aan zijn gelaatsuitdrukking en lichaamstaal dat de grootste jongen kwaad was. Aangever werd bang en raakte van streek. Aangever zag dat de grootste jongen kwaad en agressief uit zijn ogen keek en op luide toon naar hem riep. Aangever kreeg vaag mee dat bij [slachtoffer 2] aan het bijrijdersportier tegelijkertijd hetzelfde gebeurde door een andere man. Aangever heeft de sleutel van de auto uit het contactslot gehaald en in zijn hand gehouden. Hij hoorde dat de grootste jongen tegen hem op indringende en agressieve wijze riep dat hij de sleutel in de auto moest laten liggen en uit moest stappen. Uit angst dat die grootste jongen hem zou neerslaan danwel zou neersteken heeft aangever de autosleutel in de auto achtergelaten en is hij uitgestapt.
Aangever zag dat de grootste jongen op de bestuurderszitplaats van de auto plaatsnam. De kleinste jongen zat op de bijrijdersplaats rechts voor in de auto. Aangever ging naast de bestuurderszitplaats van zijn auto staan, in de opening van het openstaande bestuurdersportier. Hij zag en hoorde vervolgens dat de grootste jongen de auto startte en onmiddellijk in de achteruitversnelling schakelde. Aangever zag en hoorde dat de grootste jongen achteruit reed met zijn auto. Aangever stond nog steeds achter het openstaande bestuurdersportier en moest wegrennen, teneinde te voorkomen dat hij door de auto geraakt zou worden.
Aangever heeft het navolgende signalement van de daders opgegeven. Grootste man: circa 1.80 m, licht getinte huidskleur, donkere ogen, sprak Nederlands met een licht buitenlands accent, circa 25 jaar, normaal tot stevig postuur, donker haar, hij droeg een soort lichtkleurig stoffen trui of vest met capuchon. Kleinste man: circa 1.70 m, smal iel postuur, licht getinte huidskleur, van buitenlandse afkomst, leeftijd 23 á 24 jaar, droeg iets met een capuchon.
Voorts heeft aangever verklaard dat zich in de auto diverse goederen bevonden, zoals een Nokia mobiele telefoon, een Pioneer autoradio, 60 cd’s, 2 nieuwe shirts, 2 laptops in tassen (waarvan één eigendom is van [slachtoffer 2]), kentekenbewijs, paspoort, mp3 speler, sleutels, en portemonnee met inhoud.
Voorts is op 12 april 2008 [slachtoffer 2] gehoord. Hij heeft verklaard dat hij op 12 april 2008 omstreeks 05.45 uur met zijn vriend [slachtoffer 1] van Ittervoort naar Roermond is gereden. Beiden hadden een Dell Lattitude laptop in de auto bij zich. Op het moment dat zij halverwege de Knevelsgraafstraat waren en [slachtoffer 1] stopte om te parkeren, stonden twee jongens in de deuropening. Een jongen trok aan de bestuurderszijde het portier open en riep tegen [slachtoffer 1] dat hij moest uitstappen. Dit was op zeer dreigende toon. [slachtoffer 2] stapte als eerste uit. Hij was bang dat ze klappen zouden krijgen en zei tegen [slachtoffer 1] dat hij ook beter kon uitstappen. De tweede jongen stond links achter de auto. [slachtoffer 1] moest van de eerste jongen de sleutels in de auto laten zitten. [slachtoffer 2] pakte zijn laptop uit de auto maar die tweede jongen zag dat en hij moest de laptop laten liggen.
[slachtoffer 2] heeft het navolgende signalement van de daders opgegeven. Kleinste man: ongeveer tussen de 1.65 en 1.70 m, droeg een grijze trui met capuchon over zijn hoofd, voor zijn gevoel was het een Marokkaan. De tweede man die bij [slachtoffer 1] stond: ongeveer 1.85 tot
1.90 m, droeg een capuchontrui met capuchon over zijn hoofd.
[slachtoffer 2] heeft voorts verklaard dat [slachtoffer 1] in de portieropening bleef staan, terwijl die andere jongen in de auto ging zitten en achteruit reed terwijl [slachtoffer 1] nog in de deuropening stond. [slachtoffer 1] moest hard rennen om niet onder zijn eigen auto of klem tussen andere auto’s te komen.
De camerabeelden van de vroege ochtend van 12 april 2008 werden veiliggesteld, bekeken en geanalyseerd. Van de beelden werden diverse foto’s afgedrukt, deze gaan als bijlage bij diverse processen-verbaal bevindingen in dit dossier.
Blijkens het proces-verbaal bevindingen d.d. 12 april 2008 zijn de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] diverse camerabeelden getoond van de diefstal van een personenauto, gepleegd op 12 april 2008 omstreeks 06:16 uur op de Knevelsgraafstraat te Roermond en van het openbare orde gebied in Roermond. Op deze beelden zagen zij dat er twee personen uit café [naam] aan de Veldstraat liepen. Één van deze personen droeg een vest in de kleur wit met donker opschrift ‘Replay’. De andere persoon droeg een grijze joggingsbroek met 2 donkere strepen aan de onderzijde, een donker petje en een donkere jas met bontkraag.
Op andere beelden kort hierna bij voormalig café [naam] zagen de verbalisanten dat de persoon met de opdruk ‘Replay’ de hen ambtshalve bekende [verdachte] betrof.
Deze beelden werden gemaakt door beveiligingscamera’s te 04:33:47 uur en 04:34:21 uur in het openbare orde gebied te Roermond. Op de getoonde beelden te 6:16:59 uur en 06:17:00 uur van de diefstal zagen de verbalisanten dat een van de betrokken personen een wit vest droeg met de opdruk ‘Replay’ en de tweede persoon een grijze joggingsbroek met donkere strepen aan onderzijde. De verbalisanten hebben voorts gerelateerd dat gezien de combinatie van kleding, uiterlijk en eerder opgedane bevindingen aangenomen kon worden dat de persoon met de opdruk ‘Replay’ de eerder genoemde [verdachte] betrof.
De verbalisant [verbalisant 3] heeft eveneens de videobeelden van 12 april 2008 bekeken.
Hij heeft op de beelden waargenomen dat omstreeks 04:32:58 uur de hem ambtshalve bekende [verdachte] de Veldstraat te Roermond overstak. [verdachte] was gekleed in een sweater, aan de voorzijde voorzien van de letters ‘Rep’, vermoedelijk van ‘Replay’. Op de beelden van omstreeks 04:34:57 uur stonden [verdachte], [naam], [naam] en een voor hem onbekende persoon bij elkaar. De onbekende persoon droeg een lichte joggingsbroek welke aan de onderzijde van de pijpen was voorzien van twee donkere horizontale banden. Verder droeg deze persoon een donkerkleurig sweatshirt voorzien van een witte capuchon.
Voorts heeft de verbalisant de beelden bekeken van de Knevelgraafstraat te Roermond, vanaf tijdstip 06:16 uur. Op deze beelden nam de verbalisant waar dat een persoon gekleed in een sweater met opschrift en donkerkleurige capuchon een auto benaderde welke de Knevelgraafstraat is ingereden. Het portier werd door deze persoon aan de bestuurderskant opengetrokken. De persoon wees naar de persoon achter het stuur. Een tweede persoon naderde de auto. Hij droeg een zwarte jas met witte capuchon. De bestuurder en de bijrijder stapten uit de auto. De persoon met de zwarte jas en witte capuchon liep naar de rechterzijde van de auto. Te zien was dat deze persoon een lichte broek droeg welke aan de voorzijde van de pijpen was voorzien van twee donkerkleurige horizontale banden.
Vervolgens nam de persoon met het sweatshirt met donkere capuchon plaats op de bestuurdersstoel en de andere persoon met donkere jas en witte capuchon op de bijrijdersplaats. De eigenaar van de auto probeerde de auto tegen te houden, maar de auto reed achteruit waarbij de eigenaar meegenomen werd.
Naar aanleiding van het bovenstaande heeft de verbalisant geconcludeerd dat als verdachte van de diefstal kunnen worden aangemerkt; [verdachte] en een onbekend gebleven persoon, gekleed in een zwarte jas met witte capuchon en lichte joggingsbroek met aan de onderzijde van de pijpen twee horizontale banden.
De verbalisant [verbalisant 4] is op 2 juli 2008 een aantal foto’s getoond, met daarop een aantal personen afgebeeld. Deze foto’s zijn als bijlage gevoegd aan het proces-verbaal van bevindingen. [verbalisant 4] heeft op ambtseed verklaard op deze foto’s de persoon omcirkeld met de letter A te herkennen als de hem ambtshalve bekende [medeverdachte]. Verbalisant [verbalisant 4] heeft aangegeven [medeverdachte] te kennen uit de periode 2000-2005 dat hij in Weert werkte. Hij heeft in die periode meermalen [medeverdachte] aangehouden en verhoord. Voorts is het [verbalisant 4] bekend dat [medeverdachte] een relatie heeft of had met [naam].
Uit het dossier blijkt dat op 12 april 2008 om 13:08 uur bij de 112-centrale van de Politie Limburg-Noord een gesprek is binnengekomen waarin een meisje, [naam], een melding maakt van het feit dat zij wist wie een carjacking in Roermond heeft gepleegd.
Zo heeft zij in dit gesprek o.a. verklaard:
- is er gisteren een carjacking geweest in Roermond?
- omdat ik misschien weet wie de dader is?
- [medeverdachte]
- (Heeft die jou dat verteld?) Ja
- Ik weet ook de andere man, waar die mee was, met [andere bijnaam].
Naar aanleiding van deze melding is de verbalisant [verbalisant 5] op 12 april 2008 te 13.45 uur naar [naam] thuis gegaan . Zij verklaarde onder meer dat [medeverdachte] tegen haar had gezegd dat er gisteravond een carjacking bij het station in Roermond had plaatsgevonden.
Voorts is [naam] op 21 juni 2008 gehoord bij de politie. Hier heeft zij verklaard dat zij wist dat [medeverdachte] een van de daders [bijnaam verdachte] noemde. Zij wist zeker dat de naam [bijnaam verdachte] werd genoemd en niet [andere bijnaam].
Bij de politie is ambtshalve bekend dat verdachte [verdachte] ook wel ‘[bijnaam verdachte]’ wordt genoemd.
De medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard dat hij in de nacht van 12 april 2008 in Roermond was.
Op 23 mei 2008 is verdachte [verdachte] terzake een ander feit aangehouden, waarna hij op
27 mei 2008 in bewaring is gesteld in het Huis van Bewaring te Breda. Nadat het via een tapaansluiting aannemelijk werd dat [verdachte] in het bezit was van een mobiele telefoon met nummer [nummer] welke hij bewaarde in zijn cel in het Huis van Bewaring te Breda, is dit nummer getapt. In de cel van [verdachte] is op 26 juni 2008 een zwartkleurige gsm Nokia aangetroffen.
In de periode van 30 mei 2008 tot en met 27 juni 2008 is het telefoonnummer [nummer] afgeluisterd en opgenomen. Op 17 juni 2008 werd een gesprek opgenomen. Bij dit gesprek zijn de stemmen van [verdachte] en [naam] herkend door de verbalisant [verbalisant 6] .
De verbalisanten [verbalisant 7] en [verbalisant 8] hebben in het gesprek de stem van de persoon die door [naam] [medeverdachte] wordt genoemd, de stem van [medeverdachte] herkend.
In dit betreffende gesprek zegt [verdachte] tegen [medeverdachte] dat hij moet zeggen dat die lange jongen op de foto [andere bijnaam] was en niet [bijnaam verdachte] en dat de vriendin van [medeverdachte] heeft gezegd [andere bijnaam] en niet [bijnaam verdachte].
In het dossier bevinden zich meer uitgewerkte tapgesprekken. In een aantal van deze gesprekken probeert [verdachte] meerdere mensen ervan te overtuigen dat zij moeten verklaren dat niet hij op de foto’s staat.
Van belang in deze zijn met name de navolgende gesprekken.
- op 2 juni 2008 zegt [verdachte] tegen NN man; “[naam] moet zeggen dat is [naam].”
- op 4 juni 2008 zegt [verdachte] tegen NN man; “zeg tegen [naam] als ze die foto ziet, ik ben die jongen niet.”
- op 6 juni 2008 zegt [verdachte] tegen [naam]; “je moet gewoon zeggen dat je die [andere bijnaam] kent die op [bijnaam verdachte] lijkt.”
- op 6 juni 2008 zegt [verdachte] tegen [naam]; “als politie jou vraagt wie is dat dan moet je zeggen dat is [bijnaam verdachte] niet dat is [andere bijnaam], dat is [andere bijnaam]” en “als politie naar jou toekomt die vragen jou wie is die jongen met die bruine Replay trui he… dat is [naam] [andere bijnaam] [andere bijnaam], hun denken dat ik dat ben.”
- op 7 juni 2008 zegt [verdachte] tegen NN man [naam]; “Hey luister he zij moet getuigen voor mij. Wij staan op een foto staan we met [naam] he een jongen die [naam] hij was daar op die foto, zijn vriendin”
- op 16 juni 2008 zegt [verdachte] tegen NN vrouw; “als ze jou pakken weet je wat je tegen de politie moet zeggen, die kleine jongen ik weet niet wie dat is maar die lange jongen is [naam] [andere bijnaam] hij lijkt vet veel op mij.”
- op 16 juni 2008 zegt [verdachte] tegen NN vrouw; “die jongen [naam] heb ik ook vandaag gesproken, hij staat ook op de foto.”
Blijkens het proces-verbaal bevindingen d.d. 23 juni 2008 is omstreeks 19.30 uur
[naam], de ex-vriendin van [verdachte], verzocht een getuigenverklaring af te leggen in verband met diefstal met geweld c.q. een diefstal met bedreiging met geweld en wel van een personenauto, gepleegd op 12 april 2008 omstreeks 06:00 uur in de Knevelsgraafstraat te Roermond. Tijdens haar verhoor zijn kleurenkopieën getoond van beelden in het openbare orde gebied te Roermond. Deze kleurenkopieën zijn als bijlagen gevoegd bij het proces-verbaal. Zij heeft verklaard dat zij daarover niets hoeft te vertellen.
Voorts is [verdachte] op 23 juni 2008 te 20:08 uur gebeld door NN vrouw die hem vraagt “wie is die hoer met wie jij op de foto staat” NN vrouw zegt in dit gesprek bovendien “ze hebben me een foto laten zien en vroeg of ik iemand herkende. Ik zei ik hoef hier geen antwoord op te geven.”
Gelet op alle vorenstaande bewijsmiddelen in samenhang bezien is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte tezamen met [medeverdachte] het ten laste gelegde feit heeft gepleegd.
Dit met uitzondering van het tweede gedachtestreepje ‘het geven van een klap aan deze [slachtoffer 1]’, aangezien enkel de getuige [slachtoffer 2] hierover melding heeft gemaakt, terwijl aangever [slachtoffer 1] hier niets over heeft verklaard en het evenmin door de verbalisanten op de camerabeelden is waargenomen.
Het verweer van de raadsvrouw dat verdachte weliswaar op de beelden van 04.00 is herkend, maar dat op de beelden van 06.00 uur wellicht een ander persoon staat aangezien verdachte zijn trui met die ander kan hebben gewisseld, wordt verworpen. Immers, gelet op alle overige bewijsmiddelen vindt deze stelling van de raadsvrouw geen steun in de feiten.
Feit 2 van parketnummer 610057-08
Op 14 april 2008 heeft [slachtoffer 3] aangifte gedaan van diefstal van een Breitling horloge onder bedreiging van een vuurwapen. Hij heeft verklaard dat hij op 4 april 2008 een advertentie op marktplaats.nl heeft geplaatst waarin hij zijn Breitling horloge (type Chronomat Evolution horloge, verkoopprijs € 3.530,00, besteld via [naam] juwelier te Gelsenkirchen, serienummer [[nummer]], referentienummer [nummer]) te koop aanbood.
Op 12 april 2008 werd aangever gebeld door een persoon die zich voorstelde als zijnde Rob. Deze Rob vroeg of het mogelijk was dat aangever het horloge naar Roermond zou brengen. Hij zou aangever € 50,00 betalen voor de brandstof. Ze spraken af dat aangever op 14 april 2008 het horloge naar Roermond zou brengen en dat Rob € 3.550,00 zou betalen.
Op 14 april 2008 heeft aangever Rob een sms-bericht gestuurd voor het adres. Hij kreeg een bericht met de inhoud: “mijn adres is [adres]”. Rob smste vanaf het nummer [nummer].
Aangever kwam op 14 april 2008 om 16.18 uur aan bij de [adres]. Hij heeft om 16.20 uur naar Rob gebeld op zijn 06-nummer omdat de huisnummers maar tot 28 gingen. Rob zei dat aangever bij de flatjes moest zijn. Rob zou er over 5 minuten zijn. Aangever heeft zijn auto geparkeerd bij de flats. Ongeveer 5 minuten later zag aangever dat een jongen naar zijn auto liep en het portier vastpakte. De jongen nam plaats op de bijrijderstoel en stelde zich voor als Rob. Aangever heeft het doosje van het horloge opengemaakt en aan Rob gegeven. Rob bekeek het horloge en zei vervolgens dat de papieren niet klopten. Terwijl aangever in het garantieboekje en echtheidscertificaat keek vroeg Rob of aangever hem probeerde te bedonderen. Terwijl aangever nogmaals in het boekje keek, hoorde hij een klik en voelde dat er iets hards tegen zijn slaap werd gedrukt. Hij zag dat er een vuurwapen tegen zijn hoofd werd gedrukt. Rob keek aangever recht aan en kroop richting het portier met het vuurwapen nog op aangevers hoofd. Hij had zijn vinger op de trekker. Vervolgens opende Rob het portier en rende weg. Aangever is nog achter Rob aangerend, totdat hij na 50 meter besefte dat hij achter iemand aanrende met een vuurwapen.
Het vuurwapen dat Rob op aangevers slaap zette, leek volgens aangever veel op een politiepistool. Aangever heeft zijn zwager gebeld en is vervolgens naar het politiebureau gereden.
Aangever heeft het navolgende signalement van de dader gegeven: ongeveer 20-25 jaar, lengte 1.80-1.85 m, smal postuur, Marokkaans uiterlijk, zwart haar dat aan de zijkanten een beetje opgeschoren is, opvallend lange bakkenbaarden, beige/crème trui met capuchon, verse brandwond op zijn rechterhand.
Voorts bevindt zich in het dossier een proces-verbaal bevindingen d.d. 14 april 2008 , waarin de verbalisanten [verbalisant 9] en [verbalisant 10] hebben gerelateerd dat zij op 14 april 2008 tijdens hun dienst de hun ambtshalve bekende [verdachte] zagen, terwijl [verdachte] op zijn rechterpols een behoorlijke wond had. Het was een wond die zich ter hoogte van de linkerzijde van de rechterpols bevond en die een klein stukje doorliep over de handrug in het verlengde van de duim. Desgevraagd verklaarde [verdachte] dat hij zich had verbrand. Verbalisant [verbalisant 9] zag dat de brandwond nog vers was omdat deze glom.
Vlak voordat de verbalisanten [verdachte] op straat hadden aangesproken, hadden zij van verbalisant [verbalisant 1] vernomen dat een aangifte was opgenomen van een gewapende beroving van een Breitling horloge. Het signalement van de verdachte luidde: Marokkaans uiterlijk, kort opgeschoren haar aan de zijkant en brandwond op rechterhand. De verbalisanten zagen dat [verdachte] voor wat betreft haardracht, huidskleur/Marokkaans uiterlijk en brandwond voldeed een het signalement dat de verbalisant [verbalisant 1] van de aangever had gekregen.
Op 23 mei 2008 is verdachte [verdachte] terzake een ander feit aangehouden, waarna hij op 27 mei 2008 in bewaring is gesteld in het Huis van Bewaring te Breda. Nadat het via een tapaansluiting aannemelijk werd dat [verdachte] in het bezit was van een mobiele telefoon met nummer [nummer] welke hij bewaarde in de cel in het Huis van Bewaring te Breda, is dit nummer getapt. In de cel van [verdachte] is op 26 juni 2008 een zwartkleurige gsm Nokia aangetroffen.
Gedurende het onderzoek van de telecommunicatie werd een aantal identificatie- en/of stemherkenningsonderzoeken gedaan betreffende personen die deelnamen aan afgetapte telefoongesprekken.
Op 15 juni 2008 werd een gesprek opgenomen tussen verdachte en [naam], welk gesprek onder meer het navolgende inhoudt:
P: “welke horloges waren dat?”
B: “eentje van Breitling.”
P: “van wie heb je die dan.”
B: “Ik heb die gepakt.”
P: “Vertel, vertel, wat heb je gedaan.”
B: “…..en weggerend.”
P: “Waar?”
B: “gewoon in Roermond, marktplaats.”
P: “Markplaats?”
B: “Ja, ik liep gewoon zo in het Veld, ik had niks te doen. Kwam ik [naam] (fon) tegen. Hij riep me kom, kom, kom. Ik stap in de auto. Hij zegt in een keer tegen mij van daar achter staat een man, ik heb hem gebeld, dit dat ik heb met hem een afspraak gemaakt, krijg die en die horloge bij zich. Pak die, krijg je drie doezoe voor, dit en dat. Ik pak die fabi komt die zegt die zo je krijgt niet zoveel, zoveel man. Maar omdat ik weet…heb ik die gewoon aan hun verkocht, heb ik zelf 7 en half barkie, ik weet niet hoe…”
P: “Zeg maar 7 en half barkie…”
B: “…..vanuit het Veld ben ik helemaal naar de Kemp gerend fabi en nu zo doen.”
Op 6 juni 2008 heeft een fotoconfrontatie plaatsgevonden, waarbij aangever 12 foto’s zijn getoond. Bij foto 8 verklaarde aangever; “Ik weet voor 99 procent zeker dat hij het is.”
Blijkens het proces-verbaal bevindingen d.d. 6 juni 2008 zag verbalisant [verbalisant 11] dat in deze fotobewijsconfrontatie foto nummer 8 de foto was van verdachte [ver[verdachte], gemaakt op 24 mei 2008.
Bij de rechter-commissaris heeft [slachtoffer 3] verklaard : “Ik heb bij de politie verklaard dat ik de jongen voor 99% herkende. Ik herkende hem aan zijn gezicht en aan zijn uiterlijk. De foto’s waren tot borsthoogte. Als ik zijn hand ook gezien had, dan had ik het helemaal zeker geweten.”
Ten aanzien van het verweer van de raadsvrouw dat de fotoconfrontatie heeft plaatsgevonden terwijl de toenmalige raadsman daarvan niet op de hoogte is gebracht, overweegt de rechtbank als volgt.
Blijkens artikel 9 van het Besluit toepassing maatregelen in het belang onderzoek worden de officier van justitie en de raadsman van de verdachte zo mogelijk in de gelegenheid gesteld om voorafgaand aan de meervoudige confrontatie opmerkingen te maken omtrent de te tonen selectie, zonder dat de confrontatie daardoor mag worden opgehouden.
Tijdens de inverzekeringstelling op 24 mei 2008 heeft verdachte verklaard dat hij een raadsman had, te weten mr. Oudijk te Venlo. Uit het dossier is niet kunnen blijken dat deze raadsman op de hoogte is gebracht van het feit dat op 6 juni 2008 een fotoconfrontatie zou plaatsvinden. Evenmin is hij in de gelegenheid gesteld om daaraan voorafgaand opmerkingen te maken omtrent de te tonen selectie. In deze heeft derhalve een vormverzuim plaatsgevonden.
Echter naar aanleiding van het bevel van de rechter-commissaris (ex artikel 177 van het Wetboek van Strafvordering) d.d. 28 april 2009 is de fotomap die is gebruikt bij de fotoconfrontatie van de getuige [slachtoffer 3] op 18 juni 2009 aan het dossier toegevoegd.
Nu de raadsvrouw (kantoorgenoot van mr. Oudijk) naar aanleiding van deze fotomap niet heeft aangevoerd dat de samenstelling van deze fotomap anders behoorde te zijn en de rechtbank bovendien heeft kunnen waarnemen dat de in deze fotomap opgenomen personen een soortgelijk signalement hebben, is verdachte naar het oordeel van de rechtbank niet in zijn belangen geschaad en zal aan dit vormverzuim derhalve geen rechtsgevolgen worden verbonden.
Gelet op de bovenstaande bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft gepleegd.
Het verweer van de raadsvrouw dat niet bewezen kan worden verklaard dat geweld is gebruikt en dat evenmin sprake is van diefstal, verwerpt de rechtbank gelet op de inhoud van de aangifte en het tapgesprek, waaruit blijkt dat het nooit de bedoeling is geweest van verdachte om het horloge te kopen, waardoor er sprake is van wederrechtelijk toe-eigenen.
Feit 4 primair van parketnummer 610057-08
De verdediging heeft zich met betrekking tot de dagvaarding onder parketnummer
610057-08 op het standpunt gesteld dat zij niet beschikt over de nadere omschrijving tenlastelegging met daarop bij feit 4 een subsidiair feit. Ook het proces-verbaal van de zitting van 1 april 2009 verwijst slechts naar de op voorhand toegezonden nadere omschrijving tenlastelegging, waarop dit subsidiair niet staat vermeld.
De rechtbank begrijpt de stelling van de raadsvrouw aldus, dat het subsidiaire van feit 4 geen deel uit maakt van de door de rechtbank goedgekeurde tenlastelegging.
De officier van justitie heeft daarop aangevoerd dat zij ter terechtzitting van 1 april 2009 de door haar ondertekende nadere omschrijving tenlastelegging met daarop tevens het subsidiaire van feit 4 eigenhandig aan de kantoorgenoot van de raadsvrouw heeft overhandigd en dat dit ook de omschrijving is die de rechtbank heeft toegestaan.
De rechtbank constateert dienaangaande dat uit het origineel dossier blijkt dat de door de officier van justitie ondertekende nadere omschrijving (met het subsidiaire van feit 4) de versie is die door de rechtbank is toegestaan.
Voorts overweegt de rechtbank ten aanzien van de bewezenverklaring als volgt.
Op 12 mei 2008 heeft [slachtoffer 6] aangifte gedaan van beroving, vrijheidsbeneming, bedreiging en mishandeling . Hij heeft verklaard dat hij op 12 mei 2008 omstreeks 02.00 uur met zijn vriend [naam] bij café [naam] te Roermond is weggegaan. Toen ze buiten liepen hoorde hij iemand van achteren roepen “we gaan jullie beroven”. Aangever zag twee personen aan komen rennen. Een van die personen pakte zijn fiets vast om te zorgen dat ze stopten. De ander pakte [naam] vast van achteren. [naam] werd de hoek omgetrokken richting het Zwartbroekplein en de persoon die aangevers fiets vasthad zei “kom mee naar de auto”. Aangever moest blijven staan. Aangever is weggefietst en later teruggefietst om te kijken of hij [naam] kon zien op de plek waar ze hem weggesleurd hadden. Bij de Schuitenberg stopte een auto vlak voor hem en de bijrijder rende hard op aangever af. Hij pakte aangevers rechterschouder vast en aangever werd van zijn fiets getrokken. Die persoon voelde zijn zakken na en pakte zijn portemonnee uit zijn broekzak. Aangever werd geduwd richting de auto. De persoon had zijn jas bij de schouder vast, waardoor aangever niet kon wegrennen. De bestuurdersstoel was naar voren geklapt. Het was een auto met alleen voorportieren. Aangever moest instappen en zat aan de rechterzijde achter de bijrijder. Ze zeiden dat ze [naam] hadden geslagen en dat hij was weggerend. Ze reden naar de parkeerplaats bij Brugman keukens en zijn daar gestopt. De bestuurder haalde het geld uit aangevers portemonnee. Aangever moest zijn pincode geven maar heeft dat niet gedaan. Hij is diverse keren door beide personen met vuisten in zijn gezicht geslagen. De bestuurder heeft hem ook met een ijzeren ding geslagen. Hij werd hiermee op zijn hoofd en knieën geslagen. Op een gegeven moment ging de telefoon van de bestuurder. Hij pakte op en zei “Hee schatje. Ik kom later, er is een probleempje, even oplossen.” Tussendoor werd door beiden gezegd: “We schieten je dood, we binden je ouders vast, we brengen je naar een bos.” Toen aangever vroeg wat ze daar wilden gaan doen, zeiden ze dat ze hem zouden laten neuken voor geld. Even later zei de bestuurder tegen de bijrijder: “Anders pak even een mes, gaan we leuke dingen aanrichten op hem.” Op een gegeven moment vroeg de bestuurder waar aangever woonde. Hij zei tegen aangever dat hij hem vast zou gaan binden, zijn huis binnen zou gaan, zijn ouders vast zou binden en geld zou stelen. Aangever zat al die tijd tegen zijn wil in de auto en kon daar niet uitkomen. Ze zijn weggereden van de parkeerplaats. Op een parkeerplaats in de buurt van de brandweer begonnen ze weer over aangevers pincode en weer kreeg aangever klappen van de bijrijder. Ook de bestuurder sloeg hem af en toe. Hij werd meerdere keren op zijn hoofd, kaak en neus geraakt. Op deze parkeerplaats hebben ze weer de zakken van aangevers jas en broek nagevoeld. Vervolgens zijn ze teruggereden naar aangevers fiets omdat daar zijn sleutels nog in zaten. Ze hebben de sleutels van zijn fiets gehaald. In de auto werd weer gepraat over het pinnen en weer werd aangever meerdere keren geslagen. Ze zijn langzaam langs aangevers huis gereden. Ze zijn gestopt en de bestuurder begon weer over het vastbinden en de woning binnengaan. De bestuurder zei tegen aangever dat hij de test moeilijk had doorstaan, dat hij mensen had gehad die ouder waren en die in hun broek gepiest hadden. Ze zeiden dat hij een apart slachtoffer was. Zij zijn weggereden en de bestuurder begon weer over de pinpas en weer werd aangever meerdere keren geslagen.
Bij de Kapelaan Sarsstraat is aangever uit de auto gelaten. Hij kreeg zijn fietssleutel, sleutel van het werk, pet en huissleutels terug. Zijn beurs had hij al eerder teruggekregen. Uiteindelijk heeft aangever alles teruggekregen behalve ongeveer € 10,00 en zijn mobiele telefoon.
Aangever heeft de navolgende signalementen gegeven van de daders.
Bestuurder: klein snorretje, lang, 18-20 jaar, smal, getinte huidskleur, krullend haar.
Bijrijder; getinte huiskleur, kleiner en breder dan de bestuurder, dezelfde leeftijd als de bestuurder of iets jonger, breder vierkantachtig hoofd, donkere haren plat naar voren.
Voorts heeft aangever verklaard dat de telefoon die weggenomen een zwarte Nokia 3250 betreft, met telefoonnummer [nummer] en imeicode [nummer].
Op 23 mei 2008 is verdachte [verdachte] terzake een ander feit aangehouden, waarna hij op
27 mei 2008 in bewaring is gesteld in het Huis van Bewaring te Breda. Nadat het via een tapaansluiting aannemelijk werd dat [verdachte] in het bezit was van een mobiele telefoon met nummer [nummer] welke hij bewaarde in de cel in het Huis van Bewaring te Breda, is dit nummer getapt. In de cel van [verdachte] is op 26 juni 2008 een zwartkleurige gsm Nokia aangetroffen.
Blijkens het proces-verbaal onderzoek telecommunicatie d.d. 25 juli 2008 betrof de inbeslaggenomen telefoon een Nokia 3250, kleur zwart, voorzien van imeinummer [nummer].
Blijkens de afgeluisterde gesprekken van het telefoonnummer [nummer] werd gebruik gemaakt van een telefoontoestel met het imeinummer: [nummer]. Met betrekking tot dit imeinummer zijn de eerste 14 getallen van belang. Het 15e getal is de Check Digit (CD). Dit is een controlegetal dat uiteindelijk volgens Luhn Formula berekening het imei-nummer deelbaar door tien maakt waardoor een echtheidskenmerk ontstaat voor een imei-nummer. In tapgegevens en historische printgegevens wordt het 15e getal weergegeven met een nul (0). Blijkens de Luhn Formula was het 15e getal (Check Digit) van dit imeinummer een vijf (5), zodat het imeinummer van het getapte toestel in werkelijkheid was: [nummer].
Van het telefoonnummer [nummer] en het imeinummer [nummer] zijn de historische printgegevens opgevraagd van de periode 1 maart 2008 tot 26 juni 2008.
Uit de analyse printgegevens is onder meer het navolgende gebleken.
In de mobiele telefoon met imeinummer [nummer] werd tussen 13 maart 2008 23:58:14 uur en 12 mei 2008 01:54:09 uur het simkaartje met telefoonnummer [nummer] ([slachtoffer 6]) gebruikt.
In de mobiele telefoon met imeinummer [nummer] werd tussen 12 mei 2008 11:44:29 uur en 26 juni 2008 02:18:11 uur het simkaartje met telefoonnummer [nummer] ([verdachte]) gebruikt.
Voorts is gebleken ten aanzien van de contacten die de gebruiker van het telefoonnummer [nummer] ([verdachte]) tussen 11 mei 2008 22:00 uur en 12 mei 2008 15:00 uur had, dat [verdachte] om onder meer om 2:27:53 uur kort (14 seconden) is gebeld door het nummer [nummer], toebehorende aan [naam].
Voorts is blijkens het proces-verbaal onderzoek telecommunicatie d.d. 25 augustus 2008 onderzoek gedaan om na te gaan waar de mobiele telefoon, in gebruik bij verdachte [verdachte], met het telefoonnummer [nummer], geweest kon zijn op 12 mei 2008 rondom het tijdstip van de beroving cq vrijheidsbeneming van [slachtoffer 6].
Geconcludeerd is dat uitgaande van de onderzoeksresultaten en uitgaande van het feit dat de verdachte [verdachte] de telefoon gebruikte waarin zich een simkaartje bevond met het telefoonnummer [nummer], in relatie met de verklaring van aangever en het onderzoek met TEMS, het mogelijk is geweest dat de verdachte [verdachte] zich op 12 mei 2008 te 02:27:53 uur bevonden heeft op de parkeerplaats bij Brugmans keukens, gelegen aan de Berg te Roermond toen deze kort telefonisch contact had met zijn vriendin [naam].
Gelet op de vorenstaande bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan. Blijkens deze bewijsmiddelen heeft verdachte op 12 mei 2008 een paar uur na de diefstal van de mobiele telefoon met imeinummer [nummer] zijn simkaart in deze telefoon gebracht (tussen 01:54:09 uur en 11:44:29 uur). Bovendien heeft aangever verklaard dat tijdens zijn vrijheidsbeneming de bestuurder van de auto werd gebeld en tijdens dat gesprek “hee schatje” zei. Dit terwijl verdachte blijkens het onderzoek om 02:27:53 uur is gebeld door [naam]. Van belang in dit verband is dat het de rechtbank door het dossier van het thans tevens ter beoordeling staande feit 1 van parketnummer 610057-08 (‘carjacking’) bekend is dat [naam] een (ex)vriendin is van verdachte.
Feit 1 en 2 van parketnummer 610113-09
Blijkens het proces-verbaal bevindingen d.d. 11 mei 2009 heeft [slachtoffer 7] op 9 mei 2009 bij de politie verklaard dat hij bedreigd was door [verdachte].
[slachtoffer 7] heeft verklaard dat ongeveer 2 tot 4 weken geleden [verdachte] bij hem thuis aan de ouderlijk woning te Herten kwam. [verdachte] belde aan bij de woning en de moeder van [slachtoffer 7] heeft de voordeur geopend. [verdachte] vroeg aan zijn moeder of [slachtoffer 7] thuis was en zijn moeder riep hem vervolgens. [slachtoffer 7] heeft [verdachte] te woord gestaan aan de voordeur, zijn moeder stond daarbij. [verdachte] had een heel verhaal dat onder andere ging over een verklaring die [slachtoffer 7] had afgelegd over een brandplek en met betrekking tot een horloge. Hiervoor had [verdachte] een jaar vastgezeten en [slachtoffer 7] moest hem daar nu voor betalen anders kwam hij niet van hem af. [slachtoffer 7] moest hem € 1000,00 betalen hiervoor anders zou hij zijn vrienden, ouders en [slachtoffer 7] wat aandoen. Hij had het over neersteken. Het kwam op [slachtoffer 7] zeer bedreigend over. Daar hij zichzelf, zijn familie en zijn vrienden niet in de problemen wilde brengen is hij naar de [bank] in Herten gereden. Hier heeft hij € 1000,00 gepind. [slachtoffer 7] was samen met zijn moeder. Zijn rekeningnummer is [nummer]. Vervolgens is [slachtoffer 7] met zijn moeder naar het Total tankstation in Herten gereden waar [verdachte] op hem zou wachten. Op het terrein van het tankstation heeft [slachtoffer 7] [verdachte] de € 1000,00 overhandigd. Hij was nog steeds samen met zijn moeder.
In de afgelopen 2 weken kwam [slachtoffer 7] [verdachte] tegen in Roermond. [verdachte] zei dat hij geld wilde hebben en dreigde [slachtoffer 7] dat hij hem kapot zou slaan. [slachtoffer 7] is toen met [verdachte] meegegaan en heeft bij de [bank] in Roermond en de [bank] in Maasniel proberen te pinnen. [verdachte] keek mee en hij zag dat er niks op de rekening stond.
Op 4 september 2009 heeft de verbalisant [verbalisant 3] telefonisch contact opgenomen met mevrouw [naam], de moeder van [slachtoffer 7], om een afspraak te maken voor het opnemen van een getuigenverklaring ten aanzien van het afpersen van haar zoon [slachtoffer 7] door [verdachte] . De verbalisant hoorde dat mevrouw [naam] tegen hem zei dat zij wel wist dat haar zoon was afgeperst, maar dat zij daar geen getuigenverklaring over wilde afleggen.
[naam] heeft vervolgens bij de rechter-commissaris verklaard dat een jongen bij hen aan de deur stond. De jongen vroeg € 1000,00 aan [slachtoffer 7]. Toen de jongen bij hen aan de deur stond, heeft hij gezegd dat als [slachtoffer 7] niet zou betalen hij terug zou komen met grotere vrienden. Ze zijn naar de [bank] in Herten gereden en hebben samen € 1000,00 van de rekening van [slachtoffer 7] gepind. Ze hebben met de jongen afgesproken bij een tankstation in Herten en daar hebben [slachtoffer 7] en zij dat geld aan die jongen overhandigd. [naam] voelde zich ongemakkelijk bij de situatie. Ze had een beetje een eng gevoel.
[naam] heeft de jongen beschreven als ongeveer 1.85 meter, lang en smal, van Marokkaanse afkomst en kort geschoren haar. Volgens [naam] noemden ze de jongen [bijnaam verdachte].
Bij de politie is ambtshalve bekend dat verdachte [verdachte] ook wel ‘[bijnaam verdachte]’ wordt genoemd.
Verdachte heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat hij in de tijd dat hij in Roermond was wel contact heeft gehad met [slachtoffer 7].
In het dossier bevindt zich voorts een overzicht (mis)transacties van april 2009 , waarop staat vermeld dat op 12 april 2009 van het rekeningnummer [nummer] zowel om 20.57.13 uur als om 20.58.25 uur € 500,00 is gepind. Uit dit overzicht blijkt derhalve dat op 12 april 2009 van de rekening van [slachtoffer 7] (binnen ruim een minuut tijd) € 1000,00 is gepind.
Tevens bevindt zich in het dossier een overzicht (mis)transacties van mei 2009 , waarop staat vermeld dat 2 mei 2005 om 22.20.55 uur, en op 4 mei 2009 om 20.10.09 en 20.20.36 uur met het rekeningnummer [nummer] € 0,00 is gepind.
De rechtbank is op grond van de voormelde bewijsmiddelen van oordeel dat de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen verklaard, waarbij de rechtbank opmerkt dat zij de bewijsmiddelen van feit 2 ziet in samenhang bezien met de voorhanden zijnde bewijsmiddelen van feit 1 en het geheel van omstandigheden waaronder deze beide feiten zijn gepleegd.
Anders dan door de raadsvrouw van verdachte is aangevoerd ziet de rechtbank geen reden om te twijfelen aan de inhoud van de verklaringen van [slachtoffer 7] en [naam]. Hun verklaringen zijn immers gedetailleerd en komen op wezenlijke punten overeen en zo heeft [naam] ook verklaard dat zij een eng en ongemakkelijk gevoel had bij de situatie en dat [bijnaam verdachte] zei dat hij terug zou komen met grotere vrienden als [slachtoffer 7] niet zou betalen.
De vermelde transactieoverzichten ondersteunen de verklaringen van [slachtoffer 7] en [naam].
Bovendien is de rechtbank van oordeel dat de geloofwaardigheid van het verhaal van [slachtoffer 7] wordt ondersteund door zijn opmerking dat “[verdachte] een heel verhaal had dat onder andere ging over een verklaring die [slachtoffer 7] had afgelegd over een brandplek en met betrekking tot een horloge. Hiervoor had [verdachte] een jaar vastgezeten.”
Immers in het dossier van het thans tevens ter beoordeling staande feit 2 van parketnummer 610057-08 (diefstal met geweld van een horloge) heeft de rechtbank een getuigenverklaring d.d. 12 april 2008 aangetroffen van [slachtoffer 7], waarin hij heeft verklaard dat [bijnaam verdachte] een verse wond had op zijn rechterhand . Verdachte zat mede voor dit feit in voorlopige hechtenis. Deze voorlopige hechtenis is geschorst op 2 april 2009, zodat verdachte ten tijde van het plegen van de onderhavige feiten net was vrijgekomen.
Voorts overweegt de rechtbank dat nu blijkens het overzicht van pintransacties [slachtoffer 7] op 12 april 2010 de € 1000,00 heeft gepind, zij bewezen zal verklaren dat verdachte feit 1 op die datum heeft gepleegd en niet zoals ten laste is gelegd, in de langere periode van 12 april 2009 tot en met 9 mei 2009.
Op grond van voormelde bewijsmiddelen en overwegingen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 4 primair van parketnummer 610057-08 en het onder 1 en 2 van parketnummer 610113-09 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Tenlastelegging met parketnummer: 610057-08
hij op 12 april 2008 in de gemeente Roermond tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (personen)auto (merk Peugeot, type 106 XR, kenteken [kenteken]) met hierin diverse goederen, toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld van bedreiging met geweld tegen genoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal
voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, welke bedreiging met geweld heeft bestaan in:
- het op dreigende c.q. agressieve toon tegen genoemde [slachtoffer 1] zeggen
dat hij de sleutel in de auto moest laten en uit moest stappen,
zulks terwijl dit feit werd gepleegd op de Knevelsgraafstraat;
hij op 14 april 2008 in de gemeente Roermond, met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een horloge (merk Breitling,
type Chronomat Evolution), toebehorende aan [slachtoffer 3], welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld van bedreiging met geweld tegen genoemde [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, welke bedreiging met geweld heeft bestaan in:
- het tegen het hoofd, van deze [slachtoffer 3], zetten van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp,
zulks terwijl dit feit werd gepleegd op de Burgemeester Brouwersstraat;
hij op 12 mei 2008 in de gemeente Roermond tezamen en in vereniging met een ander
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 10 Euro en een mobiele telefoon, toebehorende aan [slachtoffer 6], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 6],
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken,
welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat
- genoemde [slachtoffer 6] in een personenauto is geduwd en (vervolgens) het portier
van deze auto dicht is gedaan en
- tegen deze [slachtoffer 6] op dreigende toon is gezegd: "We schieten je dood, we
binden je ouders vast, we brengen je naar een bos" en "Anders pak even een
mes, gaan we leuke dingen aanrichten op hem" en
- deze [slachtoffer 6] meermalen is geslagen;
Tenlastelegging met parketnummer: 610113-09
hij op 12 april 2009 in de gemeente Roermond met het oogmerk om zich wederrechtelijk te
bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 7] heeft gedwongen tot de afgifte van 1000,= EURO, toebehorende aan [slachtoffer 7], welke bedreiging met geweld bestond uit:
het op dreigende toon tegen genoemde [slachtoffer 7] zeggen dat hij, verdachte, de vrienden en/of ouders van deze [slachtoffer 7] zou neersteken, in elk geval woorden van soortgelijke dreigende aard en strekking;
hij in de periode van 2 mei 2009 tot en met 9 mei 2009 in de gemeente Roermond ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 7] te dwingen tot de afgifte van een bedrag aan geld, toebehorende aan [slachtoffer 7], met dat oogmerk op dreigende toon tegen genoemde [slachtoffer 7] heeft gezegd, dat hij, verdachte, hem kapot zou slaan, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen.
Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
8.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de kwalificatie
Het ten laste van verdachte bewezenverklaarde levert op de navolgende strafbare misdrijven:
T.a.v. 04/610057-08 feit 1:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg.
Het misdrijf is strafbaar gesteld bij artikel 312 juncto 310 van het Wetboek van Strafrecht.
T.a.v. 04/610057-08 feit 2:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg.
Het misdrijf is strafbaar gesteld bij artikel 312 juncto 310 van het Wetboek van Strafrecht.
T.a.v. 04/610057-08 feit 4 primair:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Het misdrijf is strafbaar gesteld bij artikel 312 juncto 310 van het Wetboek van Strafrecht.
T.a.v. 04/610113-09 feit 1:
afpersing.
Het misdrijf is strafbaar gesteld bij artikel 317 van het Wetboek van Strafrecht.
T.a.v. 04/610113-09 feit 2:
poging tot afpersing.
Het misdrijf is strafbaar gesteld bij artikel 317 juncto 45 van het Wetboek van Strafrecht.
9.De strafbaarheid van verdachte
De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde nu niet is gebleken van enige omstandigheid die verdachtes strafbaarheid opheft.
10.De straffen en/of maatregelen
10.1.De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting d.d. 24 november 2010 gevorderd dat verdachte ter zake van de feiten 1, 2, 3 en 4 primair van parketnummer 610057-08 en de feiten 1 en 2 van parketnummer 610113-09 zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van 4 jaren, met aftrek ex artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Zij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte zeer kwalijke feiten heeft gepleegd. Bovendien is hij reeds vaker veroordeeld, weigert hij mee te werken aan een onderzoek naar zijn geestvermogens en wil hij geen verantwoording afleggen. De feiten zijn weliswaar ouder, maar er is vertraging opgetreden doordat de toenmalige raadsman van verdachte vorig jaar veel getuigen wilde horen. Met deze vertraging behoeft in de strafmaat derhalve geen rekening te worden gehouden.
10.2.Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van de strafmaat.
10.3.De overwegingen van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan drie berovingen (parketnummer 610057-08), een afpersing en een poging tot afpersing (parketnummer 610113-09).
De omstandigheid dat verdachte louter met het oogmerk van zelfverrijking, er niet voor terugdeinst om op brutale wijze slachtoffers met geweld en bedreiging met geweld te beroven danwel af te persen, zulks zonder zich ook maar enigszins te bekommeren om de gevolgen voor de slachtoffers, getuigt van een mentaliteit waaruit een volkomen gebrek aan respect voor andere mensen en hun bezittingen blijkt. Met name de wijze waarop het slachtoffer [slachtoffer 6], een jongen van 17 jaar, onder dwang is meegenomen in de auto, mishandeld en verschrikkelijke angst is ingeboezemd, acht de rechtbank verwerpelijk. De rechtbank acht het zeer zorgelijk dat de verdachte tot dergelijke ernstige misdrijven in staat is. Verdachte heeft bovendien geen openheid van zaken gegeven en hij heeft geweigerd mee te werken aan een psychologisch onderzoek naar zijn persoonlijkheid.
De rechtbank houdt ook rekening met het feit dat verdachte, ondanks zijn jonge leeftijd, reeds meerdere malen is veroordeeld ter zake van geweldsmisdrijven en inbraken.
Verdachte lijkt derhalve geen lering te trekken uit eerder opgelegde straffen.
Dit blijkt naar het oordeel van de rechtbank tevens uit het feit dat de bewezenverklaarde (poging tot) afpersing zelfs heeft plaatsgevonden vlak nadat de voorlopige hechtenis van verdachte was geschorst. Kennelijk is gevangenisstraf de enige manier om de samenleving tegen verdachte te beschermen.
De rechtbank neemt ook in aanmerking dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht in deze van toepassing is.
De rechtbank neemt bij de strafmaat tevens in aanmerking de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals die zijn gebleken tijdens het onderzoek ter terechtzitting.
Gelet op alle vorenstaande omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de ernst van de feiten onvoldoende in de eis van de officier van justitie tot uitdrukking komt en dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur dan de gevorderde 4 jaren in beginsel een gepaste bestraffing vormt.
Ten slotte overweegt de rechtbank dat er ten aanzien van parketnummer 610057-08 een onwenselijk lang tijdsverloop heeft plaatsgehad tussen de inverzekeringstelling van verdachte op 24 mei 2008 – het moment waarop verdachte naar het oordeel van de rechtbank redelijkerwijs kon opmaken dat het openbaar ministerie het ernstige voornemen had tegen verdachte een vervolging in te stellen – en het moment van het wijzen van deze uitspraak, te weten 8 december 2010. Met deze overschrijding van de redelijke termijn en de nadelige gevolgen die dit voor verdachte heeft gehad, houdt de rechtbank bij het bepalen van de strafmaat ten gunste van verdachte rekening.
Alles in aanmerking genomen is de rechtbank van oordeel dat met het oog op een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of lagere straf dan een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf voor de duur van 4 jaren.
10.4.De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
De vordering van [slachtoffer 1] (feit 1 van parketnummer 610057-08)
[slachtoffer 1], [adres], heeft een vordering benadeelde partij ingediend met betrekking tot de als gevolg van het onder feit 1 van parketnummer 610057-08 ten laste gelegde feit geleden materiële schade en immateriële schade.
De rechtbank merkt in dit verband op dat zich in het dossier een handgeschreven vordering bevindt d.d. 20 januari 2009 (met een bedrag van € 5000,00), alsmede een toelichting van Slachtofferhulp Nederland welke op 27 maart 2009 is gefaxt (met een bedrag van
€ 1636,90). Deze beide bescheiden bevatten verschillende gevorderde bedragen. Gelet op het feit dat de versie van Slachtofferhulp van latere datum is en geschriften bevat ter onderbouwing van bepaalde bedragen die ook al in de handgeschreven versie zijn genoemd, ziet de rechtbank deze tweede versie als een aanvulling en verduidelijking van de eerdere, handgeschreven, versie.
Uitgegaan wordt derhalve van een gevorderd bedrag van in totaal € 1636,90, betreffende
€ 1136,90 materiële schade en € 500,00 immateriële schade.
Ten laste van verdachte is het ten laste gelegde feit bewezen. Het is een strafbaar feit en verdachte zal ter zake van dat feit worden veroordeeld.
Ten aanzien van de gevorderde materiële schade is de rechtbank van oordeel dat de navolgende posten voor toewijzing vatbaar zijn;
- de schade ten aanzien van het gestolen paspoort en kentekenbewijs, welke schade de rechtbank (naar schatting) vaststelt op € 100,00;
- de post betreffende de nieuwe kleding die zich in de auto bevond (met de bon) ad
€ 100,00, welke bedrag de rechtbank aannemelijk en redelijk acht;
- de post van diverse dvd’s ad € 136,90, welke is onderbouwd met bankafschriften.
De rechtbank zal derhalve het materiële schadebedrag vaststellen op een bedrag van
€ 336,90, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag, te rekenen vanaf 12 april 2008 tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien de materiële vordering voor het overige niet is onderbouwd, is deze naar het oordeel van de rechtbank niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. Derhalve zal de benadeelde partij voor dat deel niet ontvankelijk in haar vordering dienen te worden verklaard en zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij het deel van de vordering waarin zij niet ontvankelijk dient te worden verklaard, slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Met betrekking tot de gevorderde immateriële schade overweegt de rechtbank dat het gelet op de aard en de impact van het bewezenverklaarde het een ervaringsregel is dat daardoor bij het slachtoffer immateriële schade van enige omvang wordt veroorzaakt. Nu het gevorderde bedrag van € 500,00 haar in deze redelijk voorkomt, is de vordering immateriële schade naar het oordeel van de rechtbank voor toewijzing vatbaar. Het bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag, te rekenen vanaf 12 april 2008 tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal gelet op het vorenoverwogene het schadebedrag vaststellen op een totaalbedrag van (€ 336,90 + € 500,00 = ) € 836,90, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag, te rekenen vanaf 12 april 2008 tot de dag der algehele voldoening.
Verdachte is naar burgerlijk recht, samen met zijn mededader, aansprakelijk voor deze schade.
De rechtbank zal de verdachte veroordelen in de kosten van het geding door de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag gemaakt, begroot op nihil.
De rechtbank zal tevens aan verdachte de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van € 836,90, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag, te rekenen vanaf 12 april 2008 tot de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 16 dagen, te betalen ten behoeve van [slachtoffer 1] voornoemd, zoals hierna in het dictum genoemd.
De vordering van [slachtoffer 3] (feit 2 van parketnummer 610057-08)
[slachtoffer 3], [adres], heeft een vordering benadeelde partij ingediend met betrekking tot de als gevolg van het hiervoor onder feit 2 van parketnummer 610057-08 ten laste gelegde feit geleden materiële schade en immateriële schade.
[slachtoffer 3] voornoemd heeft de materiële schade op een bedrag van € 3537,27 en de immateriële schade op een bedrag van € 1600,00 gesteld, en wil die schades vergoed krijgen.
Ten laste van verdachte is het hiervoor onder 2 van parketnummer 610057-08 ten laste gelegde feit bewezen. Het is een strafbaar feit en verdachte zal ter zake van dat feit worden veroordeeld.
Het materiële gevorderde schadebedrag is opgebouwd uit de navolgende 2 posten;
- Breitling horloge € 3530,00;
- reiskosten Slachtofferhulp € 7,27.
Ten aanzien van de kosten van het horloge overweegt de rechtbank dat [slachtoffer 3] bij de vordering benadeelde partij heeft overgelegd het garantiecertificaat van het horloge, dat het referentienummer ([nummer]) en het serienummer ([nummer]) weergeeft, alsmede een labeltje van het horloge dat een prijs van € 3530,00 weergeeft. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [slachtoffer 3] daarmee deze schadepost genoegzaam onderbouwd.
De post ‘reiskosten’ heeft [slachtoffer 3] weliswaar niet onderbouwd, maar acht de rechtbank alleszins redelijk.
De rechtbank zal derhalve het materiële schadebedrag vaststellen op een bedrag van
€ 3537,27.
Met betrekking tot de gevorderde immateriële schade overweegt de rechtbank als
volgt. Gelet op de aard van het bewezenverklaarde is het een ervaringsregel dat daardoor bij het slachtoffer immateriële schade van enige omvang wordt veroorzaakt. Of de door het slachtoffer opgelopen immateriële schade een bedrag van € 1600,00 rechtvaardigt, kan de rechtbank op basis van de haar beschikbare informatie niet beoordelen. De vordering immateriële schade, die door verdachte is weersproken, is naar het oordeel van de rechtbank wel gedeeltelijk voor toewijzing vatbaar, te weten voor een bedrag van € 200,00.
Voor zover het gevorderde immateriële bedrag voormeld bedrag van € 200,00 overstijgt, is deze vordering in het strafproces niet van eenvoudige aard. In zoverre kan [slachtoffer 3] derhalve niet in zijn vordering bij de strafrechter worden ontvangen. Hij kan deze restantvordering, desgewenst, bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal gelet op het vorenoverwogene het totale schadebedrag vaststellen op een bedrag van (€ 3537,27 + € 200,00 =) € 3737,27.
De rechtbank zal de verdachte veroordelen in de kosten van het geding door de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag gemaakt, begroot op nihil.
De rechtbank zal tevens aan verdachte de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van € 3737,27, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 47 dagen, te betalen ten behoeve van [slachtoffer 3] voornoemd, zoals hierna in het dictum genoemd.
De vordering van [slachtoffer 6] (feit 4 van parketnummer 610057-08)
[slachtoffer 6], [adres], heeft een vordering benadeelde partij ingediend met betrekking tot de als gevolg van het hiervoor onder feit 4 van parketnummer 610057-08 ten laste gelegde feit geleden materiële schade.
[slachtoffer 6] voornoemd heeft de materiële schade op een bedrag van € 299,00 gesteld, en wil die schade vergoed krijgen.
Ten laste van verdachte is het hiervoor onder 4 primair van parketnummer 610057-08 ten laste gelegde feit bewezen. Het is een strafbaar feit en verdachte zal ter zake van dat feit worden veroordeeld.
Het materiële gevorderde schadebedrag is opgebouwd uit de navolgende 2 posten;
- mobiele telefoon € 289,00;
- contant geld € 10,00.
Ten aanzien van het contante geld overweegt de rechtbank dat dit bedrag kan worden toegewezen, mede gelet op de inhoud van de aangifte.
Nu de kosten van de mobiele telefoon in het geheel niet zijn onderbouwd, is deze post naar het oordeel van de rechtbank niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. Derhalve zal de benadeelde partij voor dat deel niet ontvankelijk in haar vordering dienen te worden verklaard en zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij het deel van de vordering waarin zij niet ontvankelijk dient te worden verklaard, slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
De rechtbank zal gelet op het vorenoverwogene het totale schadebedrag vaststellen op een bedrag van € 10,00.
De rechtbank zal de verdachte veroordelen in de kosten van het geding door de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag gemaakt, begroot op nihil.
De rechtbank zal tevens aan verdachte de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van € 10,00 bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 1 dag, te betalen ten behoeve van [slachtoffer 6] voornoemd, zoals hierna in het dictum genoemd.
11.Toepasselijke wetsartikelen
Na te melden beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 24c, 27, 36f, 45, 57, 63, 310, 312, 317.
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 3 van parketnummer 610057-08 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 4 primair van parketnummer 610057-08 en het onder 1 en 2 van parketnummer 610113-09 ten laste gelegde zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
verstaat dat het aldus bewezenverklaarde de hiervoor vermelde strafbare feiten oplevert en verklaart verdachte ter zake strafbaar;
veroordeelt verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van 4 jaren;
beveelt dat de tijd door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de aan verdachte opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
wijst gedeeltelijk toe de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1], [adres] tot een bedrag van € 836,90, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf 12 april 2008 tot de dag der algehele voldoening;
veroordeelt verdachte om tegen bewijs van betaling aan benadeelde partij te betalen een bedrag van € 836,90, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen
vanaf 12 april 2008 tot de dag der algehele voldoening;
bepaalt dat de verdachte zal zijn bevrijd voor zover voornoemde benadeelde partij - al dan niet via de betaling aan de Staat - door verdachtes mededader is voldaan;
legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat te betalen een som geld ten bedrage van
€ 836,90, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen
vanaf 12 april 2008 tot de dag der algehele voldoening, subsidiair 16 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de opgelegde verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
bepaalt dat indien verdachte en/of zijn mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 836,90, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf 12 april 2008 tot de dag der algehele voldoening ten behoeve van voornoemd slachtoffer daarmede de verplichting van verdachte om dit bedrag aan voornoemde benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien dit bedrag door verdachte en/of zijn mededader aan voornoemde benadeelde partij is betaald, daarmee de
verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat ten behoeve van voornoemd slachtoffer komt te vervallen;
veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil;
verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk, met bepaling dat de benadeelde partij het deel van de vordering waarin zij niet ontvankelijk is slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
wijst gedeeltelijk toe de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3], [adres], tot een bedrag van € 3737,27;
veroordeelt verdachte om tegen bewijs van betaling aan benadeelde partij te betalen een bedrag van € 3737,27;
legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat te betalen een som geld ten bedrage van
€ 3737,27 subsidiair 47 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de opgelegde verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
bepaalt dat indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 3737,27, ten behoeve van voornoemd slachtoffer daarmede de verplichting van verdachte om dit bedrag aan voornoemde benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien dit bedrag door verdachte aan voornoemde benadeelde partij is betaald, daarmee de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat ten behoeve van voornoemd slachtoffer komt te vervallen;
veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil;
verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk, met bepaling dat de benadeelde partij het deel van de vordering waarin zij niet ontvankelijk is slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
wijst gedeeltelijk toe de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 6], [adres] tot een bedrag van € 10,00;
veroordeelt verdachte om tegen bewijs van betaling aan benadeelde partij te betalen een bedrag van € 10,00;
legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat te betalen een som geld ten bedrage van
€ 10,00 subsidiair 1 dag hechtenis ten behoeve van het slachtoffer, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de opgelegde verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
bepaalt dat indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 10,00, ten behoeve van voornoemd slachtoffer daarmede de verplichting van verdachte om dit bedrag aan voornoemde benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien dit bedrag door verdachte aan voornoemde benadeelde partij is betaald, daarmee de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat ten behoeve van voornoemd slachtoffer komt te vervallen;
veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil;
verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk, met bepaling dat de benadeelde partij het deel van de vordering waarin zij niet ontvankelijk is slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
heft op de schorsing van de voorlopige hechtenis met onmiddellijke ingang.
Vonnis gewezen door mrs. E.H.M. Druijf, M.J.A.G. van Baal en E.A.M. van Oorschot, rechters, van wie mr. M.J.A.G. van Baal voorzitter, in tegenwoordigheid van
mr. I.E.A. van Eijk-Bronkhorst als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 8 december 2010.