ECLI:NL:RBROE:2010:BO6049

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
26 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 10/726, 10/1206, 10/1207, 10/1208 en 10/1209
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing subsidieaanvragen voor investeringen door suikerbietentelers na loting

In deze zaak heeft de Rechtbank Roermond op 26 november 2010 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een suikerbietenteler, en de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de afwijzing van subsidieaanvragen. Eiser had op 17 augustus 2009 negen aanvragen ingediend voor subsidie, maar deze werden afgewezen omdat het subsidieplafond was bereikt. De aanvragen zijn samengevoegd tot vijf, maar eiser betwistte de afwijzing en stelde dat zijn aanvragen ten onrechte geen lotnummer hadden gekregen en dus niet aan de loting hadden deelgenomen. De rechtbank oordeelde dat de aanvragen wel degelijk aan de loting hadden deelgenomen, maar dat de bestreden besluiten onvoldoende gemotiveerd waren. De rechtbank vernietigde de besluiten van 27 april en 6 augustus 2010, maar liet de rechtsgevolgen in stand, omdat de aanvragen van eiser te laag gerangschikt waren om voor subsidie in aanmerking te komen. De rechtbank concludeerde dat de koppeling van dummynummers aan de aanvragen van eiser op een zorgvuldige wijze had plaatsgevonden, maar dat de motivering van de besluiten niet voldeed aan de eisen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank veroordeelde de verweerder in de proceskosten van eiser.

Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND
Sector bestuursrecht, enkelvoudige kamer
Procedurenummer: AWB 10 / 726, 10 / 1206, 10 / 1207, 10 / 1208 en 10 / 1209
Uitspraak van de rechtbank als bedoeld in artikel 8:70 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
inzake
[naam] te Sevenum, eiser,
gemachtigde mr. M. Peeters,
tegen
de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 27 april 2010 en bij besluiten van 6 augustus 2010 heeft verweerder beslist op de bezwaren van eiser tegen de afwijzing van subsidieaanvragen. Tegen eerstgenoemde besluiten is bij deze rechtbank beroep ingesteld.
De door verweerder ter uitvoering van artikel 8:42 van de Awb ingezonden stukken en het verweerschrift zijn in afschrift aan eiser gezonden.
De beroepen zijn behandeld ter zitting van de rechtbank op 3 november 2010, waar eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, en waar verweerder zich heeft doen vertegenwoordigen door mr. P.M. Bakker Schut.
2. Overwegingen
2.1. Op 17 augustus 2009 heeft eiser negen aanvragen ingediend voor subsidie, voor investeringen door suikerbietentelers, ten bedrage van € 20.000,00 per aanvraag. Bij besluit van 11 december 2009 (hierna het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag met aanvraagnummer 4270003698237 afgewezen. Als reden is genoemd dat op 17 augustus 2009 het subsidieplafond is bereikt en dat is geloot onder alle aanvragen die op die dag zijn binnengekomen, waarbij de aanvraag van eiser te laag is gerangschikt om subsidie te krijgen. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit.
2.2. De negen aanvragen zijn met goedkeuring van eiser samengevoegd tot vijf aanvragen. Bij besluiten van 23 april 2010 heeft verweerder beslist op de vier aanvragen van eiser met de aanvraagnummers 4270003698789, 4270003698864, 4270003698954 en 4270003699027 (hierna de vier aanvragen).
2.3. Op 27 april 2010 heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit niet-ontvankelijk verklaard, waarbij is overwogen dat eiser geen belang meer had bij een beslissing op bezwaar, omdat inmiddels op de vier aanvragen was beslist.
2.4. Eiser heeft tegen de besluiten van 23 april 2010 bezwaarschriften ingediend. De bezwaren zijn bij besluiten van 6 augustus 2010 ongegrond verklaard.
2.5. Tegen het besluit van 27 april 2010 en de besluiten van 6 augustus 2010 (hierna de bestreden besluiten) is beroep ingesteld.
2.6. Eiser voert in beroep tegen het besluit van 27 april 2010 ten eerste het volgende aan.
Eiser had wel belang bij een beslissing op bezwaar tegen het primaire besluit. Telefonisch is hem medegedeeld dat de negen aanvragen werden samengevoegd tot vijf en onduidelijk was welke aanvragen zijn samengevoegd en hoe dit is gebeurd. Daarnaast was onduidelijk op welke van de aanvragen was beslist en hoe de afwijzing tot stand was gekomen.
2.7. De rechtbank dient eerst te beoordelen of verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard en overweegt als volgt.
Eiser heeft in bezwaar aangegeven dat hij meer openheid wilde over de vraag op welke aanvraag of aanvragen was beslist en de wijze waarop dat was gebeurd. Verweerder had er niet vanuit mogen gaan dat door te beslissen op de vier aanvragen, het bezwaar van eiser tegen de afwijzing van de eerste aanvraag zou worden weggenomen. Pas nadat verweerder had verduidelijkt hoe en op welke aanvraag was beslist, kon eiser immers zijn (nadere) inhoudelijke bezwaren tegen het primaire besluit aanvoeren en onderbouwen. Het belang van eiser bij een beslissing op zijn bezwaar was dus (mede) gelegen in een inhoudelijke beoordeling en heroverweging van de afwijzing van de eerste aanvraag en niet alleen in het verkrijgen van duidelijkheid over de andere aanvragen. Er was dan ook geen sprake van het ontbreken van procesbelang en verweerder heeft het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep tegen het besluit van 27 april 2010 is gegrond.
2.8. Eiser voert verder - samengevat - het volgende aan.
Op grond van artikel 1:6 van de Regeling subsidie voor de suikersector, openstelling Investeringen door suikerbietentelers (hierna de Subsidieregeling) hadden alle aanvragen die op dezelfde dag zijn ingediend een lotnummer moeten krijgen en mee moeten doen aan de loting. Verweerder heeft ten onrechte alleen aan de eerste 2000 aanvragen een lotnummer toegekend. Vervolgens stelt verweerder dat de aanvragen toch hebben mee gedaan aan de loting, door de koppeling aan zogenaamde dummynummers. Volstrekt onduidelijk is wat daarmee wordt bedoeld en oncontroleerbaar is of de aanvragen van eiser vooraf een dummy- of lotnummer hebben gekregen en of de aanvragen op een eerlijke wijze mee hebben gedaan aan de oorspronkelijke loting. De wijze waarop de koppeling van de aanvragen aan de dummynummers heeft plaatsgevonden is niet inzichtelijk. Het lijkt erop dat een tweede loting met dummynummers heeft plaatsgevonden, waaraan de aanvragen van eiser wel mee hebben gedaan. Bij een tweede loting kon eiser echter nooit meer in aanmerking komen voor subsidie, omdat het subsidieplafond op 17 augustus 2009 al was bereikt. De bestreden besluiten moeten worden vernietigd, omdat de toekenning van subsidie niet conform de geldende regels op een controleerbare en eerlijke manier is verlopen.
2.9. Verweerder neemt ten aanzien van voormelde beroepsgronden het volgende standpunt in.
Alle ontvangen aanvragen zijn geregistreerd en hebben een volgnummer gekregen dat gekoppeld was aan het relatienummer en het aanvraagnummer. Omdat op de eerste dag van de openstelling meer dan 10.000 aanvragen voor subsidie voor het onderdeel investeringen door suikerbietentelers zijn ingediend, bleek het beschikbare budget in het geheel niet toereikend. Om die reden heeft conform de regels van de Awb, de Subsidieregeling en het Openstellingsbesluit LNV-subsidies 2009 (hierna het Openstellingsbesluit) een loting plaatsgevonden, waarbij een notaris de gang van zaken heeft gecontroleerd. De eerste 2000 aanvragen hebben een lotnummer gekregen; de overige aanvragen, waaronder de aanvragen van eiser, zijn zonder lotnummer uitgeloot. De 8.197 aanvragen zijn zonder lotnummer uitgeloot, omdat op het moment van de loting al duidelijk was dat maximaal 600 aanvragen konden worden toegekend. Omdat de negen aanvragen van eiser waren samengevoegd tot één, heeft aanvankelijk alleen aanvraagnummer 4270003698237 een volgnummer gekregen, 6922. De vier aanvragen van eiser met de nummers 4270003698789, 4270003698864, 4270003698954 en 4270003699027 hebben ten onrechte niet meegedaan aan de loting, omdat de negen aanvragen tot vijf hadden moeten worden samengevoegd en niet tot één. Deze aanvragen zijn vervolgens gekoppeld aan dummynummers. Een dummynummer is een volgnummer waaraan geen relatie- en aanvraagnummer was gekoppeld, maar dat wel heeft meegedaan aan de oorspronkelijke loting. De dummynummers zijn speciaal gecreëerd voor de situatie dat aanvragen ten onrechte niet mee hebben gedaan aan de loting. Er heeft dus één loting plaatsgevonden, waaraan de aanvragen van eiser wel hebben deelgenomen. De toewijzing van de subsidie is aldus controleerbaar en heeft op zorgvuldige wijze plaatsgevonden. De nummers van eiser zijn niet ingeloot en dus te laag gerangschikt om voor subsidie in aanmerking te komen. Sommige andere dummynummers zijn wel ingeloot. De aanvragen zijn terecht afgewezen.
2.10. De rechtbank dient te beoordelen of de bestreden besluiten in stand kunnen blijven en overweegt als volgt.
Ingevolge artikel 4:22 van de Awb wordt onder subsidieplafond verstaan het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidie krachtens een bepaald wettelijk voorschrift.
In artikel 4:25, tweede lid, van de Awb is bepaald dat een subsidie wordt geweigerd voor zover door verstrekking van de subsidie het subsidieplafond zou worden overschreden.
Artikel 94g, sub a, van het Openstellingsbesluit bepaalt dat het subsidieplafond
€ 8.000.000,00 bedraagt voor aanvragen tot verlening van subsidie voor de activiteiten, bedoeld in artikel 5:3, tweede lid, aanhef en onder a van de Subsidieregeling.
Ingevolge artikel 4:26, eerste lid, van de Awb wordt bij of krachtens wettelijk voorschrift bepaald hoe het beschikbare bedrag wordt verdeeld. Het tweede lid van voormeld artikel bepaald dat bij de bekendmaking van het subsidieplafond de wijze van verdeling wordt vermeld.
In artikel 5:5, tweede lid, van de Subsidieregeling is bepaald dat op aanvragen tot subsidieverlening voor onder meer activiteiten als bedoeld in artikel 5:3, tweede lid, aanhef en onder a, artikel 1:6 van de Subsidieregeling van toepassing is.
Artikel 1:6, tweede lid, van de Subsidieregeling bepaalt dat de aanvragen die in eenzelfde aanvraagperiode zijn ingediend in volgorde van ontvangst worden gerangschikt, waarbij aanvragen met dezelfde ontvangstdatum worden gerangschikt door loting voor zover op die datum het subsidieplafond wordt overschreden. Ingevolge artikel 1:6, derde lid van Subsidieregeling komt de hoogst gerangschikte aanvraag het eerst voor subsidie in aanmerking.
2.11. Vast staat dat de aanvragen van eiser betrekking hebben op activiteiten als bedoeld in artikel 5:3, tweede lid, aanhef en onder a, zodat artikel 1:6 van de Subsidieregeling van toepassing is. In geschil tussen partijen is of de bestreden besluiten deugdelijk zijn gemotiveerd en of is gehandeld conform de regels voor de subsidieverlening.
Ter zitting is aan de orde gekomen dat alle 10.197 aanvragen die op 17 augustus 2009 zijn ingediend hebben meegedaan aan de loting door middel van het toegekende volgnummer. Alleen aanvragen die compleet en ontvankelijk waren, hebben een volgnummer gekregen. Daarnaast hebben 103 dummynummers met een opvolgend volgnummer (vanaf 10.198) meegedaan aan de loting. Vervolgens zijn 2000 volgnummers, van de in totaal 10.300 volgnummers, door middel van loting geselecteerd en die nummers hebben een rangnummer gekregen. Dit zodat subsidie kon worden toegekend aan de aanvraag met het hoogste rangnummer, totdat het subsidieplafond zou worden bereikt. In de bestreden besluiten duidt verweerder de rangnummers ten onrechte aan als lotnummers. Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting blijkt immers dat de volgnummers de lotnummers zijn en dat al de volgnummers inclusief de dummynummers hebben mee gedaan aan één loting. Voor het geval dat aanvragen ten onrechte geen volgnummer hebben gekregen, hebben de dummynummers met een volgnummer mee gedaan aan de loting. Die aanvragen zijn later gekoppeld aan een dummynummer. De 8.197 aanvragen zonder rangnummer hebben dus wel mee gedaan aan de loting, maar hebben geen rangnummer toegekend gekregen. Verweerder heeft voor de zekerheid een ruime marge genomen en 2000 rangnummers toegekend. In de bestreden besluiten wordt door verweerder ten onrechte de indruk gewekt dat 8.197 aanvragen zonder mee te hebben gedaan aan de loting zijn afgewezen. Die aanvragen hebben wel meegedaan aan de loting maar geen rangnummer gekregen, omdat de subsidie zou worden toegekend vanaf de hoogst gerangschikte aanvraag, dus de aanvraag met rangnummer 1, en het subsidieplafond rond rangnummer 600 zou worden bereikt. Nu door de inhoud van de bestreden besluiten onduidelijk is of de loting volgens de regels heeft plaats gevonden en of alle aanvragen, inclusief die van eiser, aan dezelfde en juiste loting hebben mee gedaan, is de rechtbank van oordeel dat de beroepen in zoverre gegrond zijn en de bestreden besluiten van 6 augustus 2010 vanwege een ondeugdelijke motivering dienen te worden vernietigd. In het belang van een finale geschilbeslechting overweegt de rechtbank nog als volgt.
2.12. Uit hetgeen hiervoor onder 2.11. is overwogen blijkt, in samenhang met het proces-verbaal van de loting en de lotinglijst, dat de loting volgens de geldende regels heeft plaatsgevonden. Van belang is echter nog of de koppeling van de dummynummers aan de vier aanvragen van eiser die ten onrechte geen volgnummer hebben gekregen, op een juiste, dat wil zeggen zonder dat sprake is geweest van enige interne of externe beïnvloeding, heeft plaatsgevonden. Ter zitting heeft verweerders gemachtigde toegelicht dat de aanvragen die ten onrechte geen volgnummer hebben gekregen aan een opvolgend dummynummer zijn gekoppeld, zodra bekend was dat zij ten onrechte geen volgnummer hadden gekregen. Die koppeling heeft volgens verweerder door een ambtenaar en zonder vooringenomenheid plaatsgevonden. De rechtbank is van oordeel dat de toekenning van de dummynummers op volgorde van ontdekking van het ten onrechte niet hebben mee gedaan aan de loting in beginsel niet in strijd is met artikel 1:6, tweede lid, van de Subsidieregeling, omdat in die bepaling in de eerste zin is bepaald dat de aanvragen die in eenzelfde aanvraagperiode zijn ingediend tevens in volgorde van ontvangst worden gerangschikt. Het had aanbeveling verdiend indien de koppeling van de dummynummers niet slechts op de zojuist beschreven wijze door één ambtenaar had plaatsgevonden. De werkwijze had vooraf kunnen worden vastgelegd en zodoende op eenvoudige wijze kunnen worden gecontroleerd, zodat iedere twijfel over mogelijke partijdigheid zou zijn weggenomen. De rechtbank is echter van oordeel dat de werkwijze van verweerder niet in strijd is met de eisen die de Awb en Subsidieregels daaraan stellen. Nu voorts niet is in te zien dat verweerder of enige ambtenaar van verweerder vanwege het subsidieplafond enig belang hebben bij het maken van een onderscheid tussen de verschillende aanvragen waaraan achteraf een dummynummer is toegekend en de koppeling van dummynummers slechts een ondergeschikt onderdeel van de lotingsprocedure uitmaakt, is ook voldoende aannemelijk dat de koppeling zonder vooringenomenheid heeft plaatsgevonden. Het betoog van eiser leidt dan ook niet tot vernietiging van de bestreden besluiten.
2.13. Gelet op het voorgaande is het beroep van eiser gegrond vanwege een ondeugdelijke motivering van de bestreden besluiten. De loting en de koppeling van dummynummers heeft echter conform de daarvoor geldende regels van de Awb en de Subsidieregeling plaatsgevonden. Aan de vier aanvragen van eiser zijn de dummynummers 10.214 tot en met 10.217 toegekend. Deze dummynummers hebben geen rangnummer gekregen en de aanvragen zijn derhalve te laag gerangschikt voor toekenning van de subsidieaanvraag. De aanvragen zijn om die reden terecht afgewezen. Eiser heeft dan ook geen belang bij een nieuwe beslissing op de bezwaren, zodat de rechtsgevolgen van de bestreden besluiten van 6 augustus 2010 in stand kunnen worden gelaten.
2.14. Het beroep tegen het bestreden besluit van 27 april 2010 is gegrond. De rechtbank kan zelf in de zaak voorzien. Het bezwaar tegen de afwijzing van de aanvraag wordt ontvankelijk en gegrond verklaard, vanwege een ondeugdelijke motivering van het primaire besluit. De eerste aanvraag heeft aan de loting meegedaan en is te laag gerangschikt om voor subsidie in aanmerking te komen, zodat de aanvraag terecht is afgewezen. Het primaire besluit kan dan ook in stand worden gelaten, met aanvulling van de motivering daarvan met hetgeen in deze uitspraak is overwogen.
2.15. De rechtbank acht verder termen aanwezig om verweerder op grond van het bepaalde in artikel 8:75 van de Awb te veroordelen in de proceskosten die eiser redelijkerwijs heeft moeten maken in verband met de behandeling van het beroep met nummer AWB 10 / 726, een en ander overeenkomstig de normen van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpk). Voor de in aanmerking te nemen proceshandelingen wordt 2 punten (indienen beroepschrift, verschijnen ter zitting) toegekend. Het gewicht van de zaak wordt bepaald op gemiddeld, hetgeen correspondeert met de wegingsfactor 1.
2.16. Ten aanzien van de beroepen met de nummers AWB 10 / 1206 tot en met 10 / 1209 wordt verweerder, gelet op de samenhang van de beroepen en artikel 3 en de bijlage van het Bpk, in de proceskosten van één zaak veroordeeld, vermenigvuldigd met de factor 1,5. Voor de in aanmerking te nemen proceshandelingen wordt tevens 2 punten (indienen beroepschrift, verschijnen ter zitting) toegekend en het gewicht van de zaken wordt bepaald op gemiddeld, hetgeen correspondeert met de wegingsfactor 1.
3. Beslissing
De rechtbank:
verklaart het beroep tegen het bestreden besluit van 27 april 2010 gegrond;
vernietigt het bestreden besluit van 27 april 2010;
verklaart het bezwaar tegen het primaire besluit ontvankelijk en gegrond;
laat het primaire besluit in stand, onder aanvulling van de motivering met hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
verklaart het beroep tegen de bestreden besluiten van 6 augustus 2010 gegrond;
vernietigt de bestreden besluiten van 6 augustus 2010;
bepaalt dat de rechtsgevolgen van de bestreden besluiten geheel in stand blijven;
veroordeelt verweerder in de kosten van de beroepsprocedure bij de rechtbank met nummer AWB 10 / 726, aan de zijde van eiser begroot op € 874,00 (wegens kosten van rechtsbijstand), te betalen aan eiser;
veroordeelt verweerder in de kosten van de beroepsprocedures bij de rechtbank met nummers AWB 10 / 1206 tot en met 10 / 1209, aan de zijde van eiser begroot op € 1.311,00 (wegens kosten van rechtsbijstand), te betalen aan eiser;
bepaalt dat verweerder aan eiser het door of namens deze betaalde griffierecht ten bedrage van vijf maal € 150,00 volledig vergoedt.
Aldus gedaan door mr. T.M. Schelfhout, in tegenwoordigheid van M.B.G. Cox-Vorage als griffier en in het openbaar uitgesproken op 26 november 2010.
w.g. M.B.G. Cox-Vorage,
griffier
w.g. mr. T.M. Schelfhout,
rechter
Voor eensluidend afschrift:
de wnd. griffier:
verzonden op: 29 november 2010
Een belanghebbende en het bestuursorgaan kunnen tegen deze uitspraak binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. Ingevolge artikel 6:5 van de Awb bevat het beroepschrift een of meer gronden tegen de uitspraak en moet een afschrift van de uitspraak bij het beroepschrift worden overgelegd.