RECHTBANK ROERMOND
Sector strafrecht
Parketnummer: 04/610144-09
Datum uitspraak: 30 november 2010
Vonnis van de rechtbank Roermond, meervoudige kamer voor strafzaken,
[verdachte],
geboren te [plaats],
wonende te [adres].
1.Het onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 16 november 2010.
De verdachte staat terecht ter zake dat:
hij op of omstreeks 04 juli 2009 in de gemeente Nederweert tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een portemonnee inhoudende Euro 345,--, in elk geval een hoeveelheid geld en/of een tomtom en/of (een)
sleutel(s), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen genoemde [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om
bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld heeft bestaan uit het vasthouden van genoemde [slachtoffer 1] en/of het houden en/of het richten van een vuurwapen, in elk geval een op een wapen gelijkend voorwerp, tegen/op het hoofd en/of het
lichaam van genoemde [slachtoffer 1] en/of op dreigende wijze tegen genoemde [slachtoffer 1] te zeggen: "Dit is een overval" en/of "de kluis",welk feit werd gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning, gelegen aan de [adres];
(artikel 312 Wetboek van Strafrecht)
hij op of omstreeks 01 juli 2009 te Budel Dorplein, in elk geval in de gemeente Cranendonck, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een portemonnee en/of een identiteitsbewijs en/of een bankpas (Rabobank) en/of een bromfietscertificaat, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
(artikel 310 Wetboek van Strafrecht)
althans indien terzake het vorenstaande onder 2 geen veroordeling zou volgen:
hij in of omstreeks 01 juli 2009 tot en met 9 juli 2009 te Budel Dorplein, in de gemeente Cranendonck, opzettelijk een identiteitsbewijs en/of een bankpas (Rabobank), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk(e) goed(eren) verdachte anders dan door misdrijf, te weten als gevonden voorwerp,
onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
(artikel 321 Wetboek van Strafrecht)
hij op of omstreeks 09 juli 2009 te Sittard, in elk geval in de gemeente Sittard-Geleen, munitie van categorie III, te weten een patroon (type salve-blank, kaliber 8 mm) voorhanden heeft gehad;
(artikel 26 Wet wapens en munitie).
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.
3.De geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
4.De bevoegdheid van de rechtbank
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
5.De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen.
6.Schorsing der vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
7.Bewijsoverwegingen
7.1.Standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 16 november 2010 gevorderd dat de verdachte ten aanzien van het onder 2 primair ten laste gelegde zal worden vrijgesproken en dat het onder 1, 2 subsidiair en 3 ten laste gelegde zal worden bewezen verklaard. De officier van justitie heeft ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde – zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd:
De officier van justitie heeft verwezen naar de aangifte en de verklaringen van [slachtoffer 1], waaruit blijkt dat zij op 4 juli 2009 tussen 22.30 uur en 22.45 uur is overvallen door een smalle en een dikkere jongen, die zich voordeden als klanten die kleding wilde kopen. [slachtoffer 1] hoort hen praten over haar zoon [naam] als zij zijn foto in de woning zien hangen. Wanneer door haar zoon na de overval foto’s worden opgehaald van de site ‘Hyves.nl’ reageert [slachtoffer 1] emotioneel bij het zien van de foto van verdachte en wijst hem aan als één van de daders. Over deze herkenning kan geen twijfel bestaan nu [slachtoffer 1] heeft aangegeven met deze jongen te hebben gepraat over een eerdere aankoop, waardoor zij hem goed in zich heeft kunnen opnemen, en de getoonde foto een duidelijke foto van verdachte betreft waar hij alleen op staat.
Verdachte heeft voor wat betreft zijn bezigheden op de betreffende avond voortdurend wisselende verklaringen afgelegd, welke naar de mening van de officier van justitie als kennelijk leugenachtig kunnen worden aangemerkt. Ook [naam], die de betreffende avond bij verdachte was, heeft wisselende verklaringen afgelegd over de gebeurtenissen op 4 juli 2009. De verklaringen van [naam] en verdachte komen overeen voor wat betreft het samen naar Helmond rijden op 4 juli 2009. Zij verklaren beiden in elkaars gezelschap te zijn geweest en vanuit Weert direct naar Helmond te zijn gegaan met de auto van [naam], een lichtkleurige Suzuki. Over de tijdstippen zijn beiden niet helemaal duidelijk oftewel wanneer het net zich sluit, worden de verklaringen aangepast of herinneren zij zich niet meer precies hoe het zat.
Uit de analyse van de telecomgegevens van de gsm toebehorende aan [naam] blijkt dat zijn toestel op 4 juli 2009 tussen 22.29 uur en 22.38 uur in de kern van Nederweert was, in welk gebied zich ook de woning van [slachtoffer 1] bevindt. Het is ook precies de tijd waarop de overval plaatsvond. Met een normale snelheid rijdend, is het vanaf de woning van [slachtoffer 1] ruim 26 minuten rijden naar het opgegeven adres in Helmond. Dit komt nagenoeg overeen met de tijd tussen 23.38 uur en 23.04 uur, het tijdstip waarop de gsm van [naam] in Helmond wordt aangestraald. Het is ook de tijd die verdachte en [naam] in hun verklaringen niet gedicht krijgen.
Tenslotte is door getuigen verklaard dat zij de dag voor de overval een lichtkleurige Suzuki Swift met daarin drie Marokkaanse jongens hebben zien rijden op [adres] en zijn er twee ‘de-auditu’-verklaringen met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij de overval.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde, wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs. Daartoe heeft de raadsman – zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd:
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat geen enkel van de door de officier van justitie aangevoerde bewijsmiddelen overtuigend is en niet kan worden weersproken, zodat deze niet in een zodanige samenhang kunnen worden geplaatst dat dit wettig en overtuigend bewijs oplevert.
Het onderzoek in onderhavige zaak is gebaseerd op een herkenning van foto’s die de zoon van [slachtoffer 1] via de site ‘Hyves’ naar boven heeft gehaald. [slachtoffer 1] heeft aangegeven verdachte voor 100% te herkennen en wijst daarnaast [naam] als de andere dader aan. Ten aanzien van [naam] blijkt echter al snel dat hij niet één van de daders geweest kan zijn, waardoor ook getwijfeld kan worden aan de herkenning van verdachte op basis van de internetfoto’s. Tijdens de fotoconfrontatie wordt verdachte echter niet door [slachtoffer 1] herkend en geeft zij aan dat de mannen in de selectie ouder zijn dan de daders. Ook door de andere getuigen vindt geen herkenning plaats tijdens de fotoconfrontatie. Verder is opvallend dat niemand heeft verklaard over de bijzondere lichaamskenmerken van verdachte, zijnde zijn oren die ver van zijn hoofd staan. Ook het verschil in de door [slachtoffer 1] omschreven Replay-broek en de bij verdachte aangetroffen broek is een aanwijzing dat verdachte niet bij de overval is betrokken.
Voorts wordt gesuggereerd dat verdachte kort na de overval de buitgemaakte TomTom getracht heeft te verkopen, maar verdachte kreeg deze via jongens die hij in het park had getroffen aangeboden. Dit wordt bevestigd door getuige [naam].
De verklaringen van verdachte worden door de officier van justitie aangeduid als leugenachtig. De wisselende verklaringen zijn echter te verklaren vanuit het feit dat verdachte reeds wist waarvan hij werd verdachte toen hij werd aangehouden, alsmede zijn beperkte verstandelijke vermogens waardoor hij de impact van hetgeen hij verklaarde niet kon overzien.
Ook de telefoongegevens van de gsm van [naam] kunnen niet bijdragen aan het bewijs, nu hieruit blijkt dat de telefoon tussen 22.29 uur en 22.38 uur in de buurt van Nederweert is geweest en uit de aangifte blijkt dat de overval om 22.45 uur plaatsvond. Daarna moesten de daders nog wegrijden en zou de telefoon ook nog in de buurt van Nederweert geweest moeten zijn. Vervolgens wordt de telefoon om 23.04 gepeild in Helmond, hetgeen gelet op de reistijd van Nederweert naar Helmond onmogelijk is.
Tenslotte kan noch op basis van de door [slachtoffer 1] gegeven omschrijving van de door verdachte gedragen handschoenen in vergelijking met de bij verdachte aangetroffen handschoenen, noch op basis van DNA-onderzoek aan deze handschoenen worden vastgesteld dat verdachte één van de daders is geweest.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte ten aanzien van de bij hem aangetroffen identiteitsgegevens van [slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij deze heeft gevonden toen hij met vrienden bij het strandje in Budel ging zwemmen, maar dat hij vergeten is deze bij de politie af te geven. Niets wijst erop dat verdachte deze spullen heeft gestolen en ook verduistering is niet aan de orde. Uit het enkele feit dat verdachte deze spullen onder zich had en niet naar de politie heeft gebracht, kan – ingevolge het arrest van de Hoge Raad van 29 september 2009 (NJ 2009/497) – nog niet worden opgemaakt dat verdachte zich deze spullen wederrechtelijk heeft toegeëigend, nu er geen sprake is van andere omstandigheden die duiden op wederechtelijke toe-eigening.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde heeft de raadsman aangegeven dat de broek waarin de patroon is aangetroffen, door de moeder van verdachte naar het politiebureau is gebracht. Verdachte is zelf diverse malen gefouilleerd waarbij niets is aangetroffen en hij weet ook niet waar de patroon vandaan komt.
7.2.Vrijspraakoverwegingen van de rechtbank
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 2 is ten laste gelegd.
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat er geen wettig en overtuigend bewijs voorhanden is dat verdachte de betreffende spullen heeft gestolen. Voorts is de rechtbank van oordeel dat niet uit de inhoud van het dossier kan worden vastgesteld dat verdachte zich deze spullen wederrechtelijk heeft toegeëigend. Verdachte heeft verklaard dat hij deze spullen heeft gevonden en dat hij vervolgens is vergeten deze naar de politie te brengen. Uit het dossier kunnen voorts ook geen andere omstandigheden worden afgeleid die wijzen op wederrechtelijke toe-eigening en derhalve moet verdachte van het onder 2 ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 3 is ten laste gelegd. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
De patroon is aangetroffen in een broek van verdachte welke in een tas door de moeder van verdachte naar het politiebureau is gebracht. Verdachte heeft voorts verklaard dat hij niet wist dat er een patroon in de broek zat. Nu verdachte niet constant de beschikkingmacht over de betreffende broek heeft gehad en voorts uit het dossier niet kan worden afgeleid dat verdachte enige wetenschap heeft gehad van de aanwezigheid van de patroon in zijn broek, dient verdachte van het onder 3 ten laste gelegde te worden vrijgesproken.
7.3.Bewijsmiddelen en overwegingen van de rechtbank
De overtuiging van de rechtbank dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die zijn vervat in de volgende bewijsmiddelen .
Het strafdossier bevat de aangifte van [slachtoffer 1] (hierna te noemen: [slachtoffer 1]), waarin staat weergegeven dat zij op 4 juli 2009 omstreeks 22.30 uur in haar woning aan de [adres] te Nederweert tv aan het kijken was. Op een gegeven moment ging de deurbel. [slachtoffer 1] heeft de deur opengedaan en zag dat er twee onbekende buitenlandse jongens voor de deuropening stonden. De stevige jongen zei tegen haar: “Sorry mevrouw dat wij niet hebben gebeld en geen afspraak hebben gemaakt”. Haar zoon [naam] verkoopt via marktplaats T-shirts en [slachtoffer 1] dacht derhalve dat het kopers betrof. [slachtoffer 1] liet de jongens binnen en op het moment dat zij zich omdraaide om de deur dicht te doen, legde de stevige jongen zijn linkerarm om haar nek heen en zette hij een vuurwapen tegen haar rechterslaap. De stevige jongen had het vuurwapen in zijn rechterhand en zei daarbij: “Dit is serieus, dit is een overval. De kluis”. [slachtoffer 1] antwoordde dat zij geen kluis had. Toen zei een van hen: “Iedereen heeft een kluis, kom op dit is serieus”. [slachtoffer 1] heeft daarop aangegeven dat zij boven in de woning een kluis had, maar dat daar niets in zat. De smalle jongen liep vervolgens voorop de trap op, [slachtoffer 1] liep daar achter en de stevige jongen liep weer vlak achter haar. Zij voelde daarbij iets tegen haar rug drukken en dacht dat het een vuurwapen was. [slachtoffer 1] voelde zich erg bedreigd en was bang dat de jongens het vuurwapen zouden gebruiken en haar dood zouden schieten. Toen zij boven waren, wees [slachtoffer 1] de jongens de kluis en de smalle jongen zei tegen haar: “Open die kluis”. [slachtoffer 1] antwoordde dat zij de code niet kende en dat zij de kluis maar mee naar beneden moesten nemen. De jongens spraken daarop tegen elkaar in het Marokkaans. Vervolgens pakte de smalle jongen de kluis op en droeg deze naar beneden. De smalle jongen liep weer voorop, [slachtoffer 1] daarachter en de stevige jongen liep weer vlak achter haar met het vuurwapen tegen haar rug gedrukt. Eenmaal beneden hield de stevige jongen het vuurwapen weer tegen haar slaap en zo heeft hij ook constant naast haar gestaan. De smalle jongen liep de woonkamer in en gooide de kluis op de eettafel. [slachtoffer 1] deed het licht aan, maar dat mocht niet. Vervolgens deed de smalle jongen de gordijnen dicht en de achterdeur op slot. De smalle jongen vroeg wederom wat de code was om de kluis te openen. [slachtoffer 1] zei dat zij wel de sleutels van de kluis had en vroeg of zij deze mocht pakken. De smalle jongen gaf toestemming. Op dat moment viel het [slachtoffer 1] op dat de smalle jongen zwarte dunne handschoenen droeg. [slachtoffer 1] liep richting de kelderkast om de sleutels te pakken en hoorde dat de dikke jongen aan de smalle jongen vroeg of hij moest schieten. De smalle jongen zei toen “nee”. [slachtoffer 1] gaf de smalle jongen de sleutels van de kluis. De smalle jongen probeerde de kluis te openen. De stevige jongen stond toen nog met het vuurwapen tegen haar slaap. [slachtoffer 1] gaf op enig moment aan dat zij naar het toilet moest en liep weg. Toen de stevige jongen daarop niet reageerde, is zij naar buiten gevlucht. Toen zij met een te hulp geschoten buurman weer richting haar woning liep, zag zij dat de jongens op straat liepen. In de woning constateerde zij dat haar portemonnee, inhoudende 350,- uit de lade van het dressoir was weggenomen alsmede dat haar TomTom en haar huissleutel met autosleutels waren weggenomen.
[slachtoffer 1] heeft aanvullend verklaard dat de twee jongens eerder die avond omstreeks 21.30 uur al bij de woning hadden aangebeld en dat zij op zolder naar kleding hadden gekeken. De jongens zouden geld gaan halen en zijn later weer terug gekomen. De smalle jongen herkende in de woning een foto van haar zoon [naam].
Naar aanleiding hiervan worden nog dezelfde avond door [naam] in het bijzijn van verbalisant [naam] op de huiscomputer diverse foto’s van de internetsite ‘Hyves.nl’ aan [slachtoffer 1] getoond. Bij de eerste vijf foto’s reageerde [slachtoffer 1] negatief, maar bij de zesde foto schreeuwde [slachtoffer 1]: “Dat is hem, dat is hem, als die gezegd had dat de ander moest schieten dan had hij geschoten”. [slachtoffer 1] reageerde erg emotioneel. Verbalisant heeft de persoon op de betreffende foto herkend als de hem ambtshalve bekende [verdachte].
Uit het onderzoek telecommunicatie blijkt dat de gsm van [naam] (hierna te noemen: [naam]), bij wie verdachte zich – volgens zowel de verklaring van [naam] als zijn eigen verklaring – op de betreffende avond bevond, op 4 juli 2009 tussen 22.29 uur en 22.38 uur in Nederweert was. De woning van [slachtoffer 1] bevindt zich ook in het gebied dat door de mast(en) die de gsm hebben aangestraald, bereikt kan worden. De gsm wordt om 23.04 uur aangestraald in Helmond.
Gelet op bovenstaande bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat verdachte op 4 juli 2009 omstreeks 22.30 uur betrokken is geweest bij de overval op [slachtoffer 1]. Daarbij overweegt de rechtbank dat verdachte voortdurend wisselende verklaringen heeft afgelegd, waarbij hij telkens op het moment dat hij met nieuwe feiten werd geconfronteerd, zijn verklaring bijstelde, hetgeen maakt dat de rechtbank ook de meest recente verklaring met betrekking tot de gevolgde route van Weert naar Helmond en de tijdens deze rit gehouden rookpauze te Nederweert, ongeloofwaardig acht.
De rechtbank is, anders dan door de raadsman is aangevoerd, van oordeel dat de herkenning van verdachte door [slachtoffer 1] naar aanleiding van de foto’s van de internetsite ‘Hyves.nl’ betrouwbaar is en derhalve tot het bewijs kan worden gebezigd. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat deze herkenning vlak na de overval heeft plaatsgevonden, [slachtoffer 1] een zeer duidelijke en emotionele reactie heeft gegeven bij het zien van de foto van verdachte en zij verdachte goed in zich heeft kunnen opnemen, nu deze – in tegenstelling tot zijn mededader – zich telkens in het gezichtsveld van [slachtoffer 1] heeft bevonden en zij voorts heeft aangegeven dat zij met hem heeft gesproken over een eerdere aankoop. Voorts betreft het een duidelijke foto van verdachte waarop alleen hij te zien is. Daarbij komt dat verdachte blijkens de gsm gegevens die avond samen met [naam] in Nederweert was ten tijde van de overval en verdachte blijkens de tapgesprekken de dag na de overval een TomTom wil verkopen.
Het enkele feit dat [slachtoffer 1] tijdens de fotoconfrontatie niemand heeft herkend, doet daaraan niet af, nu de rechtbank aan de hand van de inhoud van het dossier niet kan vaststellen of de aan haar getoonde foto’s de fotoselectie betrof waarin verdachte was opgenomen.
Nu de rechtbank de bevindingen betreffende de handschoenen en de TomTom niet als bewijs zal bezigen, behoeven de door de verdediging dienaangaande aangevoerde verweren dan ook geen verdere bespreking.
Op grond van voormelde bewijsmiddelen en overwegingen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 04 juli 2009 in de gemeente Nederweert tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee inhoudende
Euro 345,--, en een tomtom en sleutels toebehorende aan [slachtoffer 1], welke diefstal werd vergezeld van bedreiging met geweld tegen genoemde [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welke bedreiging met geweld heeft bestaan uit het vasthouden van genoemde [slachtoffer 1] en het houden van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen het hoofd en het lichaam van genoemde [slachtoffer 1] en op dreigende wijze tegen genoemde [slachtoffer 1] te zeggen: "Dit is een overval" en "de kluis", welk feit werd gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning, gelegen aan de [adres].
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Het ten laste van verdachte bewezenverklaarde levert op het navolgende strafbare misdrijf:
diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning.
Het misdrijf is strafbaar gesteld bij de artikelen 310 juncto 312 van het Wetboek van Strafrecht.
9. De strafbaarheid van verdachte
De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde nu niet is gebleken van enige omstandigheid die verdachtes strafbaarheid opheft.
10.De straffen en/of maatregelen
10.1.De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij gelegenheid van de terechtzitting op 16 november 2010 met betrekking tot de op te leggen straf gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1, 2 subsidiair en 3 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de tijd van 24 maanden, met aftrek ex artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht.
10.2.Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van de gevorderde straf aangevoerd dat verdachte tijdens zijn detentie heeft ingezien dat hij zijn leven anders moet gaan inrichten. Na zijn detentie is hij direct aan het werk gegaan en heeft hij bewindvoering aangevraagd. Thans krijgt hij naast budgethulp ook verdere intensieve begeleiding. Voorts heeft de raadsman gewezen op het feit dat de behandeling van de zaak lang op zich heeft laten wachten en heeft hij verzocht conform het reclasseringsadvies een voorwaardelijke straf met reclasseringstoezicht op te leggen eventueel gecombineerd met een forse werkstraf.
10.3.De overwegingen van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een overval in een woning, gedurende de voor de nachtrust bestemde uren. Verdachte en zijn mededader hebben zich aanvankelijk voorgedaan als kledingkopers en hebben, toen zij die avond voor de tweede keer werden binnen gelaten, het slachtoffer vastgegrepen en hebben haar vervolgens onder constante dreiging van een vuurwapen of een daarop gelijkend voorwerp gehouden.
Een dergelijke ernstig feit, waarbij op gewelddadige wijze inbreuk wordt gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer op de plaats waar zij zich bij uitstek veilig moet kunnen voelen, veroorzaakt veel onrust in de maatschappij. Verdachte heeft voorts door zijn handelwijze op geen enkele wijze rekening gehouden met de gevolgen die zijn daden voor het slachtoffer zouden kunnen hebben. Uit het dossier en hetgeen ter terechtzitting is besproken, komt naar voren dat [slachtoffer 1] ook thans nog steeds deels arbeidsongeschikt is vanwege angstklachten. Mocht zij niet spoedig herstellen, dan loopt zij het risico haar werk te verliezen met alle inkomensschade van dien. Voorts durft zij nog enkel de voordeur te openen als er bezoek aan de deur staat dat zich van te voren telefonisch heeft aangemeld. Kortom, bij [slachtoffer 1] bestaan al lange tijd gevoelens van angst en onzekerheid waardoor zij in haar deelname aan het maatschappelijke verkeer ernstig wordt belemmerd.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging ten bezware van verdachte rekening gehouden met het feit dat verdachte blijkens het uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister reeds eerder ter zake van gewelds- en vermogensdelicten is veroordeeld. De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van het Reclasseringsadvies, d.d. 18 februari 2010, betreffende verdachte.
De rechtbank zal een hogere straf opleggen dan door de officier van justitie gevorderd, nu de aard en de ernst van het bewezenverklaarde, onvoldoende in de eis van de officier van justitie tot uitdrukking komen.
De rechtbank is van oordeel dat met het oog op een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of lagere straf dan de hierna vermelde vrijheidsstraf met een voorwaardelijk deel, waardoor de strafoplegging eveneens dienstbaar wordt gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten. Conform het advies van de Reclassering zal de rechtbank als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht opleggen, zoals weergegeven in voornoemd adviesrapport.
10.4.Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank is van oordeel dat het navolgende inbeslaggenomene, dient te worden onttrokken aan het verkeer:
2009068127 4 1.00 STK Munitie
8 mm gfl
patroon
2009068127 5 1.00 STK Onderdelen
-
helft kastgroep wapen aangetroffen op PD;
Genoemde voorwerpen zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet, terwijl die voorwerpen bij gelegenheid van het onderzoek naar het door hem begane misdrijf zijn aangetroffen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat onder meer inbeslaggenomen zijn:
2009068127 1 1.00 PR Handschoen Kl: zwart
latex
2009068127 2 1.00 STK Handschoen Kl: wit
ROMED latex
2009068127 3 1.00 STK Handschoen Kl: wit
latex
aangetroffen op PD
Nu met betrekking tot dit voorwerp niet (meer) wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering, dient dit voorwerp te worden teruggegeven aan degene onder wie het is inbeslaggenomen, zoals hierna in het dictum genoemd.
10.6.De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
[slachtoffer 1] wonende [adres] te [plaats] heeft een vordering benadeelde partij ingediend met betrekking tot de als gevolg van het hiervoor onder 1 ten laste gelegde feit geleden materiële schade en immateriële schade.
[slachtoffer 1] voornoemd heeft de materiële schade op een bedrag van € 1.096,17 en de immateriële schade op een bedrag van € 2.000,- gesteld, en wil die schades vergoed krijgen.
Ten laste van verdachte is het hiervoor onder 1 ten laste gelegde feit (artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht) bewezen. Het is een strafbaar feit en verdachte zal ter zake van dat feit worden veroordeeld.
Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering, die door de verdediging niet is weersproken, voor toewijzing vatbaar, zodat de rechtbank het schadebedrag zal vaststellen op een totaalbedrag van € 3.096,17 , te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag met betrekking tot de materiële schade (ad € 1096,17) te rekenen vanaf 30 dagen na uitspraak van dit vonnis tot de dag der algehele voldoening en met betrekking tot de immateriële schade (ad € 2.000,-) te rekenen vanaf 4 juli
2009 tot de dag der algehele voldoening.
Verdachte is naar burgerlijk recht samen met zijn mededader hoofdelijk aansprakelijk voor deze schade.
De rechtbank zal over de vordering van de benadeelde partij, overeenkomstig het hiervoren overwogene, beslissen zoals hierna is vermeld, alsmede over de kosten die door de benadeelde partij zijn gemaakt, thans begroot op nihil.
De rechtbank zal tevens aan verdachte en zijn mededader, hoofdelijk, de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van € 3.096,17 , te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag met betrekking tot de materiële schade (ad € 1096,17) te rekenen vanaf 30 dagen na uitspraak van dit vonnis tot de dag der algehele voldoening en met betrekking tot de immateriële schade (ad € 2.000,-) te rekenen vanaf 4 juli 2009 tot de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 40 dagen, te betalen ten behoeve van [slachtoffer 1] voornoemd, zoals hierna in het dictum genoemd.
11.Toepasselijke wetsartikelen
Na te melden beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 27, 36b, 36c, 36f, 310, 312.
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
verstaat dat het aldus bewezenverklaarde het hiervoor vermelde strafbare feit oplevert en verklaart verdachte ter zake strafbaar;
veroordeelt verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van 30 maanden;
beveelt dat de tijd door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de aan verdachte opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
beveelt dat van deze gevangenisstraf 6 maanden niet zullen worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt bepaald op 2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel gedurende die proeftijd de hierna te melden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende die proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die hem zullen worden gegeven door of namens de Reclassering Nederland, arrondissement Roermond , - ook als dat inhoudt deelname aan de gedragsinterventie Cognitieve Vaardigheden gedurende maximaal de periode van de proeftijd, waarbij verdachte zich heeft te houden aan de aanwijzingen van de behandelaars -, zolang deze instelling dit noodzakelijk acht, met opdracht aan de Reclassering aan de verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze bijzondere voorwaarde;
vordering benadeelde partij
wijst toe de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1];
veroordeelt verdachte om tegen bewijs van betaling aan voornoemde benadeelde partij te betalen een bedrag van € 3.096,17, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag met betrekking tot de materiële schade (ad € 1.096,17) te rekenen vanaf 30 dagen na uitspraak van dit vonnis tot de dag der algehele voldoening en met betrekking tot de immateriële schade (ad € 2.000,-) te rekenen vanaf 4 juli 2009 tot de dag der algehele voldoening;
legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat te betalen een som geld ten bedrage van € 3.096,17 subsidiair 40 dagen hechtenis ten behoeve van het voornoemd slachtoffer van feit 1 (artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht), met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de opgelegde verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft
veroordeelt verdachte tevens tot betaling aan de Staat van de wettelijke rente over voormeld bedrag met betrekking tot de materiële schade (ad € 1.096,17) te rekenen vanaf 30 dagen na uitspraak van dit vonnis tot de dag der algehele voldoening en met betrekking tot de immateriële schade (ad
€ 2.000,-) te rekenen vanaf 4 juli 2009 tot de dag der algehele voldoening;
bepaalt dat indien verdachte en/of zijn mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 3.096,17, te vermeerderen met de wettelijke rente zoals hiervoor genoemd ten behoeve van voornoemd slachtoffer daarmede de verplichting van verdachte om dit bedrag aan voornoemde benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien dit bedrag door verdachte en/of zijn mededader aan voornoemde benadeelde partij is betaald, daarmee de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat ten behoeve van voornoemd slachtoffer komt te vervallen;
veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil;
verklaart onttrokken aan het verkeer:
2009068127 4 1.00 STK Munitie
8 mm gfl
patroon
2009068127 5 1.00 STK Onderdelen
-
helft kastgroep wapen aangetroffen op PD
gelast de teruggave aan verdachte van:
2009068127 1 1.00 PR Handschoen Kl: zwart
latex
2009068127 2 1.00 STK Handschoen Kl: wit
ROMED latex
2009068127 3 1.00 STK Handschoen Kl: wit
latex
Vonnis gewezen door mrs. M.J.A.G. van Baal, A.K. Kleine en W.A.H.J. Poppeliers, rechters, van wie mr. M.J.A.G. van Baal voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.M.E. de Beukelaer als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 30 november 2010.