ECLI:NL:RBROE:2010:BO5396

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
30 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
04/050706-99
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorwaardelijke beëindiging van verpleging van overheidswege in het kader van terbeschikkingstelling

In deze zaak heeft de Rechtbank Roermond op 30 november 2010 uitspraak gedaan over de voorwaardelijke beëindiging van de terbeschikkingstelling (TBS) van de terbeschikkinggestelde, die eerder was veroordeeld voor poging tot doodslag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de terbeschikkingstelling is opgelegd vanwege de veiligheid van anderen en dat de terbeschikkinggestelde sinds zijn veroordeling in 1999 in een TBS-setting verblijft. De rechtbank heeft verschillende rapporten en adviezen in overweging genomen, waaronder die van de kliniek, de reclassering en deskundigen. De kliniek heeft aangegeven dat er onvoldoende zicht is op resocialisatie zonder het verlenen van verlof, terwijl de reclassering aanvankelijk positief stond tegenover een voorwaardelijke beëindiging, maar later een negatief advies heeft gegeven. De officier van justitie heeft ook een verlenging van de TBS gevorderd, omdat hij een voorwaardelijke beëindiging zonder de bescherming van de kliniek te risicovol acht. De rechtbank heeft geconcludeerd dat, hoewel er vooruitgang is geboekt, de terbeschikkinggestelde nog niet klaar is voor een volledige beëindiging van de TBS. De rechtbank heeft daarom besloten de TBS met twee jaar te verlengen, maar tegelijkertijd de verpleging voorwaardelijk te beëindigen onder strikte voorwaarden. Deze voorwaarden zijn gericht op het waarborgen van de veiligheid en het bevorderen van de resocialisatie van de terbeschikkinggestelde.

Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND
Sector strafrecht
Parketnummer: 04/ 050706-99
RK-nummer: 10/ 424
Uitspraakdatum: 30 november 2010
Beslissing verlenging terbeschikkingstelling
Beslissing van de rechtbank te Roermond op de op 15 april 2010 ter griffie van deze rechtbank ingekomen vordering van het openbaar ministerie in de zaak van
[de terbeschikking gestelde],
geboren [plaats],
thans verblijven[naam kliniek],
hierna te noemen [de terbeschikkinggestelde].
1.1.De terbeschikkingstelling is toegepast ter zake van poging tot doodslag, terwijl de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen het opleggen van die maatregel eiste.
Het hiervoor genoemde delict betreft een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
2. De stukken
In het dossier bevinden zich onder andere:
- de uitspraak van de rechtbank Roermond van 24 december 1999, waarbij de
terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege werd opgelegd;
- de omtrent [de terbeschikkinggestelde] gehouden wettelijke aantekeningen over de periode van 1 januari 2006 tot
en met 11 november 2010;
- het persoonsdossier van [de terbeschikkinggestelde];
- een (ongedateerde) brief van [de terbeschikkinggestelde];
- de tussenbeslissing van het gerechtshof te Arnhem d.d. 22 december 2008;
- een omtrent [de terbeschikkinggestelde] opgemaakt neuropsychologisch rapport d.d. 5 juni 2009, opgemaakt door
prof. dr. H.A.M. Middelkoop;
- de beslissing van het gerechtshof te Arnhem d.d. 17 augustus 2009;
- het advies op grond van artikel 509o, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering van
de inrichting waar betrokkene verblijft, d.d. 30 maart 2010;
- de tussenbeslissing van de rechtbank Roermond d.d. 1 juni 2010;
- het reclasseringsadvies ten behoeve van voorwaardelijke beëindiging van de TBS
d.d. 15 november 2010, opgemaakt door Tactus Reclassering Zwolle;
3. De procesgang
Bij vonnis van deze rechtbank d.d. 24 december 1999 is [de terbeschikkinggestelde] ter beschikking gesteld.
De termijn van de terbeschikkingstelling is gaan lopen op 19 mei 2000.
De terbeschikkingstelling is laatstelijk bij beslissing van deze rechtbank d.d. 21 mei 2008 met twee jaar verlengd. [de terbeschikkinggestelde] heeft tegen deze beslissing op 29 mei 2008 hoger beroep ingesteld. Op 22 december 2008 heeft het gerechtshof te Arnhem de beslissing op het hoger beroep van [de terbeschikkinggestelde] aangehouden voor onbepaalde tijd, in afwachting van een deskundigenrapport. Op 17 augustus 2009 heeft het gerechtshof te Arnhem op het beroep beslist, waarbij - met vernietiging van de beslissing van de rechtbank - de terbeschikkingstelling met dwangverpleging is verlengd met een termijn van twee jaar.
Op 15 april 2010 is bij de griffie van deze rechtbank de vordering van de officier van justitie ingekomen om de terbeschikkingstelling van [de terbeschikkinggestelde] met één jaar te verlengen.
Bij tussenbeslissing van de rechtbank Roermond d.d. 1 juni 2010 heeft de rechtbank de officier van justitie verzocht de reclassering te doen rapporteren omtrent de mogelijkheden van een eventuele voorwaardelijke beëindiging van de verpleging en de voorwaarden die daaraan dienen te worden gesteld.
Ter openbare zitting van deze rechtbank van 18 mei en 18 november 2010 zijn gehoord de officier van justitie, [de terbeschikkinggestelde] voornoemd, bijgestaan door zijn raadsman mr. D.W.H.M. Wolters, advocaat te Hoofddorp, G.M. Wieringa, arts/hoofdbehandelaar van [de terbeschikkinggestelde] en ter zitting van 18 november 2010 de heer R. Zandbergen, reclasseringswerker bij [naam].
4. Het standpunt van de inrichting
In voornoemd advies van het hoofd van de inrichting is, zakelijk weergegeven, onder meer het navolgende gesteld.
De inrichting stelt dat het inzetten op een verdere inhoudelijke behandeling een onveranderde weerstand op lijkt te wekken en de kans op succes hierbij gering tot nihil zal zijn. Volgens de kliniek zou bij blijvende weerstand en verzet tegen behandeling de behandelrelatie dusdanig scheef kunnen groeien dat een Longstay-aanvraag een reële optie wordt. Ten aanzien van een voorwaardelijk ontslag kan gesteld worden dat er op dit moment nog geen zicht is op het omgaan met de risicofactoren in de praktijk (in casu buiten de kliniek), omdat er tot op heden nog geen sprake was van verlof als onderdeel van de behandeling. Een eerdere aanvraag tot verlof is door de interne toetsingscommissie van de kliniek afgewezen. Vanwege het gegeven dat van verdere inhoudelijke behandeling weinig heil valt te verwachten is de kliniek van mening dat door het oefenen met verloven de resocialisatie vormgegeven dient te worden. Dit in tegenstelling tot het standpunt van de interne toetsingscommissie die blijft aandringen op verdergaande therapieën ten aanzien van de coping en ten aanzien van het accepteren van beperkingen, voordat men overgaat tot toestemming voor het aanvragen van verloven.
De insteek van de huidige behandelaar is om toch te trachten op een praktische wijze de behandeling voort te zetten en opnieuw verlof aan te vragen, zodat een gericht opbouwschema gemaakt kan worden, waarbij zowel de risicofactoren als de beschermende factoren beter hanteerbaar worden.
De getuige-deskundige G.M. Wieringa heeft ter terechtzitting verklaard dat het goed gaat met [de terbeschikkinggestelde]. Het streven van de kliniek is erop gericht dat hij uit de terbeschikkingstelling gaat. De eerder afgewezen verlofverzoeken zijn herschreven. Na de zitting van 18 mei 2010 is er weer een nieuwe, aangepaste aanvraag begeleid verlof ingediend bij de interne toetsingscommissie. Echter deze aanvraag is wederom afgewezen. Thans wordt gewerkt aan aanpassingen van de verlofaanvraag. De vraag is echter of de verlofaanvraag met een nieuw behandelplan als onderbouwing zal worden goedgekeurd. De kans op recidive bij begeleid verlof is gering.
Getuige-deskundige Wieringa geeft aan dat zowel degenen die dagelijks met [de terbeschikkinggestelde] werken als hij van mening zijn dat [de terbeschikkinggestelde] de kans om met begeleid verlof te gaan gegeven moet worden. Dit gold in het verleden ook al voor de voormalig behandelaarcoördinator
P.J.C. Bakx en psycho-therapeut C.N. Stolwijk. De externe deskundigen, dat wil zeggen mensen die [de terbeschikkinggestelde] niet kennen en slechts afgaan op de stukken, wijzen keer op keer verlofaanvragen af. Hierdoor worden de trajecten om [de terbeschikkinggestelde] te resocialiseren geblokkeerd. Het verleden heeft geleerd dat het mis ging op momenten dat vanuit therapeutische processen te veel druk op [de terbeschikkinggestelde] werd gelegd. Zolang [de terbeschikkinggestelde] geen therapiedruk ervaart vertoont hij adequaat gedrag. Zolang hij niets “moet” is hij behulpzaam en sociaal binnen de groep. [de terbeschikkinggestelde] gedijt het beste in een omgeving die voor hem duidelijk en overzichtelijk is (heldere opdrachten, goede daginvulling, bezig zijn) en waar erkenning en waardering prevaleren boven macht en krenking.
De kliniek bevindt zich thans dan ook in een patstelling. Het beoogde resocialisatie traject kan niet ingezet worden zonder verloven. Zonder zicht op resocialisatie doemt de longstay op. Dit leidt tot een voor [de terbeschikkinggestelde] uitzichtloze situatie met een toenemende kans op terugtrekgedrag of verbale- dan wel fysieke agressie.
Indien de TBS voorwaardelijk wordt beëindigd zijn er volgens Wieringa voldoende mogelijkheden om dit goed te begeleiden zodat de resocialisatie geleidelijk kan plaatsvinden. [de terbeschikkinggestelde] is al jaren heel gemotiveerd en zet zich naar vermogen in om resocialisatieplannen vorm te geven. Het afgelopen jaar heeft [de terbeschikkinggestelde] spanningen ondervonden, mede gelet op de voor hem teleurstellende uitspraak van het Hof, onlangs de zoveelste afwijzing van de toetsingscommissie en laatstelijk het negatief advies van de reclassering. Ondanks deze spanningen heeft het niet tot incidenten geleid.
5. Het standpunt van de reclassering
De getuige-deskundige Zandbergen heeft tijdens de terechtzitting van 18 november 2010 onder meer naar voren gebracht dat de inzet van [de terbeschikkinggestelde] erg goed is en dat dit ook een reden voor de reclassering is geweest om, als het verantwoord is, te komen tot een positief advies.
[de terbeschikkinggestelde] is zeer actief geweest op het gebied van werk en huisvesting; daarom heeft de reclassering de verantwoordelijkheid voor het vinden van werk en huisvesting bij hem gelegd. Inmiddels heeft [de terbeschikkinggestelde] werk gevonden, hij kan met behoud van uitkering 26 uur per week aan de slag bij de sociale werkvoorziening [naam]. Het vinden van woonruimte is nog niet gelukt, ter overbrugging zou [de terbeschikkinggestelde] echter terecht kunnen bij het Leger des Heils. Ook hebben C.J.M. Vredeveld, psychiater en C.N. Stolwijk, psychotherapeut, beiden verbonden aan [naam kliniek] zich op persoonlijke titel bereid verklaard [de terbeschikkinggestelde] tijdens een voorwaardelijke beëindiging te blijven begeleiden totdat de behandeling door een forensische polikliniek overgenomen zal worden.
Hoewel de reclassering aanvankelijk positief stond ten aanzien van een voorwaardelijke beëindiging heeft de reclassering, na intern beraad, toch besloten een negatief advies te geven met betrekking tot een voorwaardelijke beëindiging. Dit gelet op het gegeven dat de kliniek kennelijk zelf verloven niet aandurft. Omdat er nog geen verloven hebben plaatsgevonden heeft [de terbeschikkinggestelde] niet kunnen oefenen. De reclassering vindt het daarom een te grote stap om nu al achter een voorwaardelijke beëindiging te staan. [de terbeschikkinggestelde] heeft al tien jaar niet deelgenomen aan de huidige samenleving. Het heeft dan ook de voorkeur van de reclassering om de resocialisatie stapsgewijs op te bouwen en niets te forceren.
De getuige-deskundige Zandbergen heeft nog aangevoerd dat de reclassering toch voorwaarden ten behoeve van een voorwaardelijke beëindiging heeft geformuleerd en dat zij, indien de rechtbank overgaat tot een voorwaardelijke beëindiging, [de terbeschikkinggestelde] zal begeleiden.
6. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft naar voren gebracht dat hij een voorwaardelijke beëindiging niet geïndiceerd acht. [de terbeschikkinggestelde] voornoemd verblijft al vele jaren in een TBS-setting. Een voorwaardelijke beëindiging zonder de bescherming van de kliniek acht hij een te groot risico. Een stapsgewijze resocialisering door middel van verloven heeft de voorkeur van het openbaar ministerie. De officier van justitie vordert de verlenging van de terbeschikkingstelling met één jaar zodat [de terbeschikkinggestelde] eerst met begeleid verlof kan gaan.
7. Het standpunt van de terbeschikkinggestelde en zijn raadsman
[de terbeschikkinggestelde] heeft tijdens de terechtzittingen van 18 mei en 18 november 2010 aangegeven dat hij de afgelopen jaren veel inspanningen heeft geleverd om aan de randvoorwaarden voor voorwaardelijke beëindiging te voldoen en dat hij ook diverse malen aan die voorwaarden heeft voldaan. De interne toetsingcommissie weigert echter telkens haar fiat te geven aan het door de inrichting gedane voorstel voor begeleid verlof.
[de terbeschikkinggestelde] heeft verder aangegeven dat binnen [naam kliniek] diverse personen van mening zijn dat hij onbegeleid verlof aan kan en dat een door hem benaderde werkgever bereid is hem in dienst te nemen. Woonruimte buiten de inrichting kan hij ook krijgen doch een specifieke woning kan hij niet krijgen zolang hij geen verlof heeft, dan wel op korte termijn krijgt. Verder heeft [de terbeschikkinggestelde] naar voren gebracht dat hij vindt dat hij zich thans op een doodlopende weg bevindt als gevolg van de wijze waarop met de aanvragen tot begeleid verlof door de commissie wordt omgegaan. Als laatste heeft [de terbeschikkinggestelde] naar voren gebracht dat hij de rechtbank verzoekt de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging uit te spreken en dat hij bereid is alle aan die voorwaardelijke beëindiging verbonden voorwaarden na te komen.
De raadsman heeft tijdens voornoemde terechtzitting naar voren gebracht dat hij van [de terbeschikkinggestelde] heeft begrepen dat de woonruimte een cruciale voorwaarde is voor een voorwaardelijke beëindiging van de terbeschikkingstelling. De raadsman heeft verder naar voren gebracht dat hij diverse makelaars heeft benaderd en dat enkele van hen bereid zijn om met [de terbeschikkinggestelde] in zee te gaan.
De raadsman heeft verder aangevoerd dat er thans sprake lijkt te zijn van een patstelling in die zin dat de interne toetsingscommissie van de kliniek zich, mogelijk als gevolg van de aanwezige maatschappelijk druk, formeel opstelt en dat daardoor de verlofaanvragen worden afgewezen, de reclassering zich uiteindelijk daarbij aansluit, terwijl diverse personen binnen de kliniek, net als [de terbeschikkinggestelde] en hij, raadsman, van mening zijn dat een voorwaardelijke beëindiging met goede voorwaarden wel mogelijk is.
De verdediging heeft derhalve geconcludeerd dat [de terbeschikkinggestelde] een kans gegund moet worden, zeker nu de randvoorwaarden voor en de strakke voorwaarden waaronder de verpleging voorwaardelijke kan worden beëindigd, er zijn.
8. De beoordeling
Zowel de kliniek, de officier van justitie, als de verdediging zijn het er over eens dat een verlenging van de TBS aangewezen is. De rechtbank sluit zich hierbij aan.
[de terbeschikkinggestelde] is vanaf zijn jong volwassenheid herhaalde malen veroordeeld voor vermogens- en/of geweldsdelicten waarvan de laatste jaren voor de TBS de ernst toenam. Uiteindelijk leidt dit tot het TBS delict, een poging doodslag, waarvoor [de terbeschikkinggestelde] veroordeeld wordt tot een gevangenisstraf van 18 maanden en TBS met dwangverpleging. Uit het dossier komt naar voren dat [de terbeschikkinggestelde] reeds op zeer jeugdige leeftijd verslaafd is geraakt aan alcohol en harddrugs en dat hij lange tijd gefunctioneerd heeft aan de criminele zelfkant van de maatschappij, waar imponerende agressiviteit een middel is om zich te kunnen handhaven.
Volgens het verlengingsadvies is er sprake van een antisociale persoonlijkheidsstoornis die verweven is met voornoemde verslavingsproblematiek. Mocht de TBS zonder meer beëindigd worden is volgens de kliniek het recidiverisico hoog. Er is sprake van een onveranderde antisociale persoonlijkheidsstoornis en onvoldoende inzicht in de ernst en de complicaties van zijn verslavingsgeschiedenis. Gezien [de terbeschikkinggestelde] beperkt probleembesef en
- inzicht is de kans op hernieuwd alcohol - en drugsgebruik zeer aannemelijk. [de terbeschikkinggestelde] zal op dit moment nog onvoldoende in staat zijn om op adequate en geoorloofde wijze om te gaan met onverwachte situaties en problemen. Vandaar dat de verlenging van de TBS aangewezen is.
Centraal in deze is niet de vraag of de TBS verlengd moet worden maar meer welk resocialisatietraject ingezet moet worden.
Met betrekking tot het recidivegevaar overweegt de rechtbank dat het indexdelict gezien moet worden tegen de achtergrond van het criminele drugsmilieu waarin [de terbeschikkinggestelde] destijds verkeerde. Voorts heeft de kliniek aangegeven dat [de terbeschikkinggestelde] sinds de aanvang van de TBS drugs- en alcoholvrij is. Het laatste incident stamt uit 2005. [de terbeschikkinggestelde] stelt zich begeleidbaar op en is zeer gemotiveerd voor een resocialisatietraject.
De rechtbank merkt op dat [de terbeschikkinggestelde] thans al zo’n tien jaar in de TBS verblijft en dat al vanaf 2006 de mogelijkheid en wenselijkheid van een in te zetten resocialisatietraject benoemd worden, maar dat dit ook vier jaar later, ondanks de inspanningen dienaangaande van de behandelaars en van [de terbeschikkinggestelde] zelf, nog op geen enkele wijze van de grond is gekomen. De door het Hof op 8 december 2008 gehoorde getuigen-deskundigen Bakx en Van Stolwijk waren uitdrukkelijk voorstander van een voorwaardelijke beëindiging, mits die omgeven zou worden door strakke voorwaarden en een hoge frequentie van het contact met de reclassering waarin [de terbeschikkinggestelde] duidelijke instructies worden gegeven. Ook omschrijven voornoemde deskundigen dat [de terbeschikkinggestelde] het veel beter doet in een individuele benadering en dat de behandeling in de kliniek averechts werkt.
Uit het verlengingsadvies komt tevens naar voren dat [de terbeschikkinggestelde] is aangekomen tegen de grens wat er door middel van behandeling ten aanzien van gedrag en functioneren kan worden bereikt. Het is zaak om te gaan oefenen en van daaruit verder te groeien. Dit oefenen kan echter alleen plaats vinden door middel van verloven. Nu deze telkenmale geweigerd worden is men in een patstelling gekomen. Aannemelijk is dat deze voordurende patstelling op termijn wel eens beschadigend zou kunnen werken.
De huidige hoofdbehandelaar getuige-deskundige Wieringa heeft aangegeven dat het verantwoord is [de terbeschikkinggestelde] verdergaande vrijheden zoals verloven te verlenen, maar ook dat de nog verdergaande voorwaardelijke beëindiging van de TBS een realistische voortzetting van de TBS is, mits onder goede en strakke begeleiding, zoals ook al eerder door Bakx en Van Stolwijk betoogd.
Uit de verklaringen van de getuigen-deskundigen Wieringa, Bakx en Van Stolwijk blijkt dat bij een stringente begeleiding [de terbeschikkinggestelde] geholpen kan worden bij het op verantwoorde wijze afbouwen van opgedane stress en spanningen en dat tijdig ingegrepen kan worden indien [de terbeschikkinggestelde] tengevolge van toenemende stress zou vervallen in alcohol- en/of drugsgebruik en de daarmee verweven zijnde agressieproblematiek op gaat spelen. Hierdoor is het recidiverisico beheersbaar en van een aanvaardbaar niveau. Voorts heeft ook de reclassering zich bereid verklaard [de terbeschikkinggestelde] in het kader van een voorwaardelijke beëindiging te begeleiden.
De hiervoor genoemde aard van het indexdelict en het beheersbare recidivegevaar afgezet tegen de termijn die de TBS inmiddels geduurd heeft, gezien tegen de achtergrond van de overige hierboven genoemde omstandigheden, maken dat de rechtbank het beëindigen van de dwangverpleging verantwoord acht. De rechtbank zal dan ook overgaan tot een voorwaardelijke beëindiging van de TBS onder de in het dictum genoemde voorwaarden.
9. Toepasselijke wetsartikelen
Wetboek van Strafrecht: artikel 38d, 38e en 38g;
Wetboek van Strafvordering: artikel 509o, 509q, 509t.
10. DE BESLISSING
De rechtbank:
verlengt de termijn gedurende welke de terbeschikkinggestelde ter beschikking is gesteld met twee jaren;
beëindigt de verpleging van overheidswege voorwaardelijk;
verbindt aan deze voorwaardelijke beëindiging de navolgende voorwaarden:
- de terbeschikkinggestelde houdt zich aan de voorschiften en aanwijzingen hem te geven
door of namens de toezichthoudende instantie te weten de [naam];
- de terbeschikkinggestelde zal zich niet schuldig maken aan strafbare feiten of zich in
situaties begeven die voor hem risicovol zijn en/of zijn resocialisatie in gevaar brengen;
- de terbeschikkinggestelde zal zich, zonder toestemming van de reclassering, niet buiten de
Nederlandse grenzen begeven;
- de terbeschikkinggestelde zal, zolang er geen andere passende woonruimte is gevonden,
zich melden bij en verblijven in de opvang van het Leger des Heils te [plaats],
[adres];
- de terbeschikkinggestelde zal verblijven op een door [naam] goedgekeurd
adres en zal niet veranderen van woonadres tenzij met toestemming van [naam];
- de terbeschikkinggestelde zal een passende dagbesteding hebben (betaald dan wel
onbetaald);
- de terbeschikkinggestelde zal een vast inkomen hebben, geen schulden maken en inzage in
zijn financiën geven;
- de terbeschikkinggestelde zal openheid over zijn sociale contacten die hij onderhoudt geven
en zal sociale contacten die een verkeerde invloed op hem hebben en hem in de problemen
zullen brengen, vermijden;
- de terbeschikkinggestelde zal, indien geïndiceerd door de [naam], meewerken
aan verwijzing en behandeling door [naam], forensische polikliniek van [naam] of een soortgelijke instelling;
- de terbeschikkinggestelde zal zich voor een time-out opname melden in [naam kliniek] te [plaats] indien [naam] dit geïndiceerd
acht. Deze time-outplaatsing duurt zolang, maar maximaal twee keer zeven weken, als
nodig is om de terbeschikkinggestelde op verantwoorde en veilige wijze te laten terugkeren
naar de omstandigheden voorafgaand aan de time-out;
- de terbeschikkinggestelde zal [naam] en de behandelinstelling toestemming
geven om onderlinge informatie uit te wisselen, dit met als doel om stagnatie in de
begeleiding te voorkomen en risicovolle situaties tijdig te signaleren.
Deze beslissing is gegeven door mrs. M.J.A.G. van Baal, E.A.M. van Oorschot en
P.E.M. Franssen, rechters, van wie mr. M.J.A.G. van Baal voorzitter, in tegenwoordigheid van J.A.H. Bicker, griffier en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 30 november 2010.
Typ:JB