RECHTBANK ROERMOND
Sector bestuursrecht, meervoudige kamer
Procedurenummer: AWB 09 / 1623 en AWB 09 / 1624
Uitspraak van de rechtbank als bedoeld in artikel 8:70 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
[naam 1] te Arcen, en
[naam 2] te Geldern-Walbeck,
eisers,
gemachtigde mr. E.E. Frenken,
het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Venlo, verweerder.
Bij besluit van 22 september 2009 heeft verweerder opnieuw beslist op het verzoek van Forum Real Estate B.V. (hierna Forum Real Estate) om vrijstelling te verlenen ten behoeve van het huisvesten van maximaal 510 buitenlandse werknemers op het oostelijke gedeelte van de Camping Maasvallei te Arcen. Tegen dat besluit is bij deze rechtbank beroep ingesteld door eisers.
Met toepassing van het bepaalde in artikel 8:26, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is Forum Real Estate in de gelegenheid gesteld als partij aan het geding deel te nemen. Deze heeft daarvan gebruik gemaakt. Daarnaast is VeVeVe B.V. (hierna VeVeVe) op haar verzoek door de rechtbank als belanghebbende aangemerkt en in de gelegenheid gesteld als partij aan het geding deel te nemen.
De beroepen zijn behandeld ter zitting van de rechtbank op 9 juni 2010. De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek heropend en op 5 juli 2010 een tussenuitspraak als bedoeld in artikel 8:51a van de Awb gedaan.
Op 22 juli 2010 heeft verweerder aanvullende stukken aan de rechtbank toegestuurd, waarmee naar zijn mening het door de rechtbank in de tussenuitspraak geconstateerde gebrek is hersteld.
Bij brief van 17 augustus 2010 heeft de gemachtigde van eisers zijn zienswijze kenbaar gemaakt. Bij brieven van 24 augustus 2010, respectievelijk 10 september 2010, hebben Forum Real Estate en VeVeVe hun zienswijze kenbaar gemaakt.
Met toepassing van het bepaalde in artikel 8:57, tweede lid onder c van de Awb is een nadere zitting achterwege gelaten en op 2 november 2010 is het onderzoek door de rechtbank gesloten.
2. Overwegingen
2.1. Voor de relevante feiten verwijst de rechtbank naar hetgeen zij heeft overwogen in de tussenuitspraak van 5 juli 2010.
2.2. In de tussenuitspraak is onder overweging 2.21 door de rechtbank het volgende gebrek geconstateerd:
(2.21) Om te waarborgen dat de huisvesting van buitenlandse werknemers alleen plaatsvindt ten aanzien van legale werknemers die tijdelijk op de camping verblijven en binnen een straal van 50 km van de gemeente werkzaam zijn, heeft verweerder voorwaarden aan de vrijstelling verbonden. Daarnaast is op 31 oktober 2006 een intentieovereenkomst gesloten tussen Forum Real Estate, verweerder en het uitzendbureau Verbeek B.V. Laatstgenoemde B.V. is een 100% dochter van VeVeVe. VeVeVe is, na levering van de aandelen, 100% eigenaar van Maasvallei Oost Invest B.V. geworden en is daarmee (via Maasvallei Oost Invest B.V.) eigenaar van het oostelijk deel van de camping.
In voorwaarde 3 bij de vrijstelling wordt de registratieplicht opgelegd aan ‘aanvrager’, zijnde Forum Real Estate, en wordt verwezen naar de overeenkomst, waarin Forum Real Estate als eigenaar van het oostelijk gedeelte van de camping is opgenomen. Forum Real Estate is echter geen (indirecte) eigenaar meer van het oostelijk gedeelte van de camping, zodat voor haar geen belang en mogelijkheid bestaat tot naleving van de aan de vrijstelling verleende voorwaarde onder 1 en de verplichtingen uit de intentieovereenkomst. In beginsel volgt uit de jurisprudentie dat naleving van voorwaarden aan een besluit kunnen worden gewaarborgd door een privaatrechtelijke overeenkomst te sluiten. Door te verwijzen naar ‘aanvrager’, terwijl de vrijstelling zaaksgebonden en niet persoonsgebonden is, is het echter de vraag of naleving van de randvoorwaarden uit het beleid door het verbinden van voormelde voorwaarde aan de vrijstelling, voldoende is gewaarborgd. Dit geldt eveneens voor de verwijzing in de voorwaarden naar de intentieovereenkomst, waarbij enkel Forum Real Estate als eigenaar partij is en geen kettingbeding ten aanzien van toekomstige eigenaren van (het oostelijk gedeelte van) de camping is opgenomen. De rechtbank is van oordeel dat hierdoor een gebrek kleeft aan de verleende vrijstelling. Overeenkomstig de op 1 januari 2010 in werking getreden Wet bestuurlijke lus Awb ziet de rechtbank in het belang bij een spoedige beëindiging van het geschil aanleiding verweerder op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb in de gelegenheid te stellen het hiervoor geconstateerde gebrek in het bestreden besluit te herstellen. Om het gebrek te herstellen kan verweerder de aan de vrijstelling verbonden voorwaarde(n) aldus formuleren dat naleving van die voorwaarden ten aanzien van zowel de huidige als eventueel toekomstige eigenaar van het oostelijk deel van de camping kan worden afgedwongen. Daarnaast kan naleving van de intentieovereenkomst door de huidige en eventueel toekomstige eigenaar van het oostelijk deel van de camping worden verzekerd door opname van een zogenaamd kettingbeding in de overeenkomst. Verweerder zal in de gelegenheid worden gesteld het gebrek aan het besluit binnen vier weken na de verzending van deze tussenuitspraak te herstellen.
2.3. Zoals de rechtbank in haar tussenuitspraak onder 2.21 heeft aangegeven, is verweerder in de gelegenheid gesteld het geconstateerde gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen. Bij brief van 22 juli 2010 heeft verweerder een wijziging in en aanvulling op het bestreden besluit en een aanvulling op de intentieovereenkomst aan de rechtbank toegezonden. De verleende vrijstelling is als volgt gewijzigd en aangevuld:
- In voorwaarde 3 van de vrijstelling komt te vervallen de zinsnede ‘door de aanvrager’
- Na voorwaarde 6 wordt de volgende passage toegevoegd:
‘De vrijstelling en de daaraan verbonden voorwaarden zijn zaaks- en niet persoonsgebonden. Dit wil zeggen dat diegenen die al dan niet na rechtsopvolging gebruik maken van de vrijstelling in welke hoedanigheid dan ook, gehouden zijn de aan de vrijstelling verbonden voorwaarden in acht te nemen en na te leven.’
Daarnaast is als artikel 12a een kettingbeding aan de intentieovereenkomst toegevoegd, met terugwerkende kracht, luidende:
‘Partijen verplichten zich de op hun rustende verplichting ingevolge deze intentieovereenkomst, over te dragen op hun rechtsopvolgers onder bijzondere titel en deze te verplichten dit weer middels een kettingbeding over te dragen op hun rechtsopvolgers, e.e.a. op straffe van een direct opeisbare boete van € 10.000,00.’
2.4. Gelet op de jurisprudentie inzake de toepassing van de artikelen 6:18 en 6:19 van de Awb zal de rechtbank het beroep tevens gericht achten tegen de wijziging van en aanvulling op het bestreden besluit gedateerd 22 juli 2010 en dit besluit bij de beoordeling van het bestreden besluit betrekken.
2.5. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld hun zienswijze te geven ten aanzien van de aanvullende stukken. Eisers betogen in hun zienswijze onder meer dat het gebrek dat door de rechtbank is geconstateerd, geen gebrek is dat door middel van toepassing van de bestuurlijke lus kan worden hersteld. De rechtbank heeft in de tussenuitspraak geoordeeld dat aan het bestreden besluit een gebrek kleeft dat zich leent voor toepassing van artikel 8:51a van de Awb. Volgens de memorie van toelichting kan de rechtbank bij de einduitspraak in beginsel niet terugkomen op door haar bij de tussenuitspraak gegeven oordelen. De rechtbank ziet daartoe ook geen aanleiding. Indien eisers het inhoudelijk niet eens zijn met dit oordeel van de rechtbank, staat dan ook de mogelijkheid van hoger beroep voor eisers open.
2.6. Eisers betogen verder - samengevat - dat niet kan worden afgedwongen dat de verplichtingen uit de intentieovereenkomst en het aan de intentieovereenkomst toegevoegde kettingbeding door VeVeVe zullen worden nageleefd, omdat het kettingbeding ten tijde van de verkoop van het oostelijk deel van de camping niet bestond en derhalve niet aan haar kan worden tegen geworpen. Daardoor is volgens eisers niet gewaarborgd dat VeVeVe de verplichtingen uit de intentieovereenkomst zal nakomen en zal overdragen aan haar rechtsopvolgers.
2.7. De rechtbank overweegt als volgt.
Forum Real Estate heeft zich door het aanvullen van de intentieovereenkomst met een kettingbeding verplicht de verplichtingen uit die overeenkomst over te dragen aan haar rechtsopvolger, in dit geval VeVeVe, op straffe van een boete. Derhalve is verzekerd dat Forum Real Estate die verplichtingen overdraagt, althans dient over te dragen, op VeVeVe. VeVeVe heeft ter zitting bovendien verklaard die verplichtingen al op zich te hebben genomen en feitelijk reeds zorg te dragen voor de nakoming van de verplichtingen. Dit is schriftelijk bevestigd in de zienswijze van zowel Forum Real Estate als VeVeVe. Door de formulering van het kettingbeding is VeVeVe vervolgens, op straffe van een boete, verplicht de verplichtingen over te dragen aan haar (eventuele) rechtsopvolger. Daarnaast is in de wijziging van en aanvulling op het bestreden besluit neergelegd dat rechtsopvolgers die gebruik maken van de vrijstelling verplicht zijn de voorwaarden na te leven die aan die vrijstelling zijn verbonden. Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van de rechtbank door verweerder voldoende gewaarborgd dat naleving van de aan de vrijstelling verleende voorwaarden afdwingbaar is. Verweerder heeft het in de tussenuitspraak geconstateerde gebrek daarmee hersteld.
2.8. De rechtbank is van oordeel dat het bestreden besluit in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel is genomen met betrekking tot het in de tussenuitspraak geconstateerde gebrek. Het beroep zal dan ook gegrond worden verklaard en het bestreden besluit zal in zoverre worden vernietigd. In de tussenuitspraak is reeds geoordeeld dat de overige beroepsgronden van eisers niet slagen. De rechtbank blijft bij hetgeen hieromtrent in de tussenuitspraak is overwogen en verwijst thans daarnaar. Nu verweerder door het overleggen van een wijziging van en aanvulling op het bestreden besluit en een aanvulling op de intentieovereenkomst naar het oordeel van de rechtbank het geconstateerde gebrek heeft hersteld, ziet de rechtbank aanleiding om te bepalen dat de rechtsgevolgen van het te vernietigen deel van het besluit, ingevolge het bepaalde in artikel 8:72, derde lid, van de Awb, geheel in stand blijven.
2.9. De rechtbank acht verder termen aanwezig om verweerder op grond van het bepaalde in artikel 8:75 van de Awb te veroordelen in de proceskosten die eisers redelijkerwijs hebben moeten maken in verband met de behandeling van de beroepen, een en ander overeenkomstig de normen van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpk). De rechtbank zal, gelet op de samenhang van beide beroepen en de bepalingen van het Bpk, de vergoeding voor de proceskosten toekennen ten aanzien van de proceshandelingen van één beroep. Voor de in aanmerking te nemen proceshandelingen wordt 2,5 punt (indienen beroepschrift, verschijnen ter zitting en het geven van een schriftelijke zienswijze) toegekend. Het gewicht van de zaak wordt bepaald op gemiddeld, hetgeen correspondeert met de wegingsfactor 1.
verklaart het beroep ten aanzien van het door de rechtbank in de tussenuitspraak van 5 juli 2010 geconstateerde gebrek gegrond;
vernietigt het bestreden besluit in zoverre;
bepaalt dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit, met inachtneming van de wijziging van en aanvulling op dat besluit van 22 juli 2010, geheel in stand blijven;
veroordeelt verweerder in de kosten van de beroepsprocedure bij de rechtbank, aan de zijde van eisers begroot op € 1.092,50 (wegens kosten van rechtsbijstand), te betalen aan eisers;
bepaalt dat verweerder aan eisers het door of namens deze betaalde griffierecht ten bedrage van twee maal € 150,00 volledig vergoedt.
Aldus gedaan door mrs. T.M. Schelfhout (voorzitter), E.J. Govaers en B.W.P.M. Corbey-Smits, in tegenwoordigheid van mr. L. van der Sanden als griffier en in het openbaar uitgesproken op 17 november 2010.
w.g. mr. L. van der Sanden,
griffier
w.g. mr. T.M. Schelfhout,
voorzitter
Voor eensluidend afschrift:
de wnd. griffier:
verzonden op: 17 november 2010.
Een belanghebbende en het bestuursorgaan kunnen tegen deze uitspraak binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. Ingevolge artikel 6:5 van de Awb bevat het beroepschrift een of meer gronden tegen de uitspraak en moet een afschrift van de uitspraak bij het beroepschrift worden overgelegd.