ECLI:NL:RBROE:2010:BO4464

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
19 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
04/800037-10
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van vader voor moord op dochter en poging tot moord op zoon met voorbedachte rade

In deze zaak heeft de rechtbank Roermond op 19 november 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een vader die beschuldigd werd van moord op zijn dochter en poging tot moord op zijn zoon. De feiten vonden plaats op 11 februari 2010 in Baexem, waar de verdachte, na een emotionele escalatie met zijn vrouw, zijn kinderen met een mes aanviel. De rechtbank oordeelde dat de verdachte met voorbedachten rade handelde, ondanks zijn verdediging dat hij in een opwelling handelde. De rechtbank baseerde haar oordeel op de verklaringen van de kinderen, de afscheidsbrief van de verdachte en de deskundigenrapporten die wezen op een persoonlijkheidsstoornis bij de verdachte. De rechtbank achtte de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar, maar legde hem toch een zware straf op vanwege de ernst van de feiten. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van twintig jaar en terbeschikkingstelling met verpleging. Daarnaast werden er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, waaronder de moeder van de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND
Sector strafrecht
Parketnummer: 04/800037-10
Datum uitspraak: 19 november 2010
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Roermond, meervoudige kamer voor strafzaken,
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboortedatum],
wonende te [adres],
thans gedetineerd in [detentieadres].
1.Het onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 5 november 2010.
2.De tenlastelegging
De verdachte staat na wijziging van de tenlastelegging terecht ter zake dat:
1.
hij op of omstreeks 11 februari 2010 te Baexem, in elk geval in de gemeente Leudal, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd,
immers heeft verdachte met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, (meermalen) met een mes, in elk geval een scherp voorwerp, de keel van die [slachtoffer 1] doorgesneden althans met een mes, in elk geval een scherp voorwerp, in de keel van die [slachtoffer 1] gestoken, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] is overleden;
(artikel 289 van het Wetboek van Strafrecht)
althans indien terzake het vorenstaande onder 1 geen veroordeling zou volgen:
hij op of omstreeks 11 februari 2010 te Baexem, in elk geval in de gemeente Leudal, opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet (meermalen) met een mes, in elk geval een scherp voorwerp, de keel van die [slachtoffer 1] doorgesneden althans met een mes, in elk geval een scherp voorwerp, in de keel van die [slachtoffer 1] gestoken, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] is overleden;
(artikel 287 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 11 februari 2010 te Baexem, in elk geval in de gemeente Leudal, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 2] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, (meermalen) met een mes, in elk geval een scherp voorwerp, de keel van die [slachtoffer 2] heeft doorgesneden althans met een mes, in elk geval een scherp
voorwerp, in de keel van die [slachtoffer 2] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 289 juncto 45 Wetboek van Strafrecht)
althans indien terzake het vorenstaande onder 2 geen veroordeling zou volgen:
hij op of omstreeks 11 februari 2010 te Baexem, in elk geval in de gemeente Leudal, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 2] van het leven te beroven, met dat opzet (meermalen) met een mes, in elk geval een scherp voorwerp, de keel van die [slachtoffer 2] heeft doorgesneden althans met een mes, in elk geval een scherp voorwerp, in de keel van die [slachtoffer 2] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
(artikel 287 juncto 45 Wetboek van Strafrecht)
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.
3.De geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
4.De bevoegdheid van de rechtbank
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
5.De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen.
6.Schorsing der vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
7.Bewijsoverwegingen
7.1.Standpunten van de officier van justitie en de verdediging.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 5 november 2010 gerequireerd tot een bewezenverklaring van moord respectievelijk poging tot moord aangezien verdachte in de tijd voorafgaand aan het plegen van de feiten voldoende gelegenheid heeft gehad om over zijn handelen na te denken.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het primaire gedeelte van beide ten laste gelegde feiten en het subsidiair ten laste gelegde van die feiten kan worden bewezenverklaard.
De verdediging heeft daartoe aangevoerd dat er sprake is doodslag nu verdachte heeft gehandeld in een opwelling. Verdachte had omstreeks 20.30 uur van zijn echtgenote vernomen dat zij voornemens was van hem te scheiden en bij verdachte rees toen de gedachte dat zijn kinderen mogelijk in handen zouden komen van personen die geen positieve invloed op de kinderen zouden hebben. Verdachte werd bij die gedachte zo boos, wanhopig en paniekerig dat er bij hem sprake was van een uitermate heftige gemoedstoestand waarna hij in een onmiddellijke opwelling handelde en beide kinderen met één dan wel meer messen heeft gesneden dan wel gestoken, zulks ter voorkoming van contact tussen zijn kinderen en bedoelde personen.
7.2.Bewijsmiddelen en overwegingen van de rechtbank
De overtuiging van de rechtbank dat de verdachte het onder 1 primair en onder 2 primair ten laste gelegde heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die zijn vervat in de volgende bewijsmiddelen.
De hieronder vermelde bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit, waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
De genoemde geschriften zijn slechts gebruikt in verband met de inhoud van de overige bewijsmiddelen.
Samenvatting van de bewijsmiddelen en oordeel van de rechtbank
- De verklaring die verdachte tijdens de terechtzitting van 5 november 2010 heeft afgelegd.
Verdachte heeft toen onder meer verklaard dat ongeveer 3 weken vóór 11 februari 2010 zijn vrouw [naam] de echtelijke woning, [adres] te Baexem, heeft verlaten en dat hij toen met zijn achtjarige dochter [slachtoffer 1] en zijn tienjarige zoon [slachtoffer 2] in die woning is achtergebleven. Op 11 februari 2010 is hij met de kinderen, nadat zij in de namiddag uit school waren gekomen, naar de ouders van [zijn vrouw] gegaan. Aan het begin van de avond is hij met de kinderen in zijn woning teruggekeerd alwaar hij voor hen en aldaar aanwezige vriendjes frikadellen heeft gebakken. Rond 20.30 uur die dag ontving hij van [zijn vrouw] een e-mailbericht, in welk bericht hij onder meer las dat zij van hem wilde scheiden en dat zij contact tussen hem en de kinderen niet zal verhinderen. Omdat hij niet wilde dat de kinderen kennisnamen van de dit mailbericht bracht hij hen naar bed. Beiden lagen op dezelfde kamer. Hierna ging hij naar beneden, probeerde eerdergenoemde mail nogmaals te lezen, schreef de afscheidsbrief, die door de politie op de slaapkamer van de kinderen is aangetroffen, en omstreeks 21.10 uur heeft hij [zijn vrouw] een reactie op haar e-mailbericht gezonden. In dit bericht vermeldde hij onder meer dat hij de echtscheiding accepteert en vroeg hij haar met hem contact op te nemen. Hierna heeft hij nog twee korte email berichten naar [zijn vrouw] gezonden. Het volgende moment dat hij zich herinnerde is dat hij op de slaapkamer tussen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] lag en dat hij bebloede polsen had. Verder herinnerde hij zich nog dat hij op de slaapkamer van de kinderen was, dat hij beide kinderen met een mes in de keel heeft gesneden en dat hij zichzelf zag snijden in de keel van [slachtoffer 1]. Op het moment dat hij aan het snijden is, hoorde hij de kinderen: “Papa, papa.“ schreeuwen. Later heeft hij vernomen dat zijn dochter is overleden en dat zijn zoon, dankzij medisch ingrijpen, niet is overleden, doch blijvend en ontsierend letsel heeft.
- Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 maart 2010 houdt in de zakelijke weergave van de verklaring die [slachtoffer 2], geboren op [geboortedatum] en wonende te Baexem, [adres] in de verhoorstudio op 3 maart 2010 heeft afgelegd.
Dit relaas houdt in dat [slachtoffer 2] onder meer heeft verklaard:
Op 11 februari 2010 is hij in zijn keel gesneden door zijn vader en zijn zusje ook. Zijn zusje heeft het niet overleefd en zij is dood.
Hij werd wakker omdat hij zijn zusje hoorde schreeuwen van de pijn. Hij hoorde dat zijn vader zei dat dit de laatste was en toen is hij met hem begonnen. Vader zei: “Vergeef me.” en hij zag dat zijn vader zijn zusje stak. Vader zat daarbij op zijn knieën naast haar. Het was toen kwart voor elf. Hij merkte dat er iets aan zijn keel was en hij zag dat zijn vader boven hem hing terwijl hij, [slachtoffer 2], nog in bed lag. Hij merkte dat zijn vader hem heel veel bij de keel begon te snijden; vader maakt snijdende bewegingen en vader zit daarbij op zijn knieën. Hij zag toen dat het ongeveer kwart voor elf was. Hij heeft gehoord dat vader ‘vergeef me’ heeft gezegd en dat zijn vader zei dat hij hulp ging halen.
Vader had eerst één mes en daarna heeft hij beneden nog een vleesmes gepakt.
Later die avond is hij naar het ziekenhuis gebracht.
Die dag waren ze na school bij oma geweest en daarna hadden ze thuis boven in bed film gekeken. Vader deed niet aardig tegen hem nadat hij achter de computer had gezeten. Hij was boos en ze moesten naar bed.
- In het proces-verbaal [nummer] d.d. 20 juli 2010 relateert de betreffende verbalisant onder meer het navolgende.
Op 11 februari 2010 omstreeks 22.55 uur verscheen aan het politiebureau te Weert een man die spontaan het navolgende meedeelde: “Hier pak de sleutels, ga naar Baexem. Ik heb mijn kinderen iets aangedaan, als jullie nu gaan valt er misschien iets te redden dan zijn ze misschien nog in leven.” Hij deelde mede dat hij het adres [adres] te Baexem bedoelde. Meerdere opsporingsambtenaren begaven zich naar genoemd adres.
Op 11 februari 2010 omstreeks 23.05 arriveerden de opsporingsambtenaren [naam 1] en [naam 2] op het adres [adres] te Baexem. Door het glas van de voordeur was het silhouet van een persoon zichtbaar. Door de in de voordeur aanwezige brievenbus werd contact gekregen met deze persoon. Het bleek om een jongen te gaan. Door de brievenbus werd door [naam 2] gezien dat het een jongen van ongeveer
10 jaar was met een wond in de hals en besmeurd met een rode substantie. Ook de handjes van de jongen die door de brievenbus staken, waren besmeurd met een rode substantie. Binnengekomen zag [naam 1] dat de hals van het jongetje gedeeltelijk opengesneden was. In een slaapkamer op de eerste verdieping van perceel [adres] te Baexem werd, gedeeltelijk onder een dekbed dat deels door een substantie rood gekleurd was, een meisje aangetroffen. Nadat het dekbed verwijderd was, zag [naam 1] dat de hals van het meisje open lag. Bij het meisje werd geen polsslag gevoeld en het meisje vertoonde geen teken van leven. Het in de woning aangetroffen gewonde jongetje werd met een ambulance voor medische behandeling met spoed overgebracht naar het Academisch Medisch Centrum te Maastricht. Het jongetje bleek te zijn genaamd [slachtoffer 2].
Op 11 februari 2010 te 23.30 uur werd in genoemd perceel aangetroffen een stoffelijk overschot, van naar later bleek [slachtoffer 1], geboren op [geboortedatum] te Weert, en in beslag genomen. Door de officier van justitie te Roermond werd opdracht gegeven op het aangetroffen stoffelijk overschot een gerechtelijke sectie te verrichten. Op 13 februari 2010 werd het stoffelijk overschot overgebracht naar het Nederland Forensisch Instituut te Den Haag.
- In het proces-verbaal van politie bevindt zich een schrijven afkomstig van de GGD, regio Noord- en Midden-Limburg, zijnde de op 3 maart 2010 door M. Verhagen, forensisch geneeskundige, opgemaakte transcriptie van de op 2 maart 2010 ontvangen informatie van G.D. Vos, kinderarts- intensivist verbonden aan het AZM te Maastricht.
Dit schrijven houdt onder meer in dat bij [slachtoffer 2], geboren op [geboortedatum], wonende te [adres] te Baexem als letsel zijn waargenomen een viertal snijwonden aan voor- en zijkant hals, één snijwond heeft bovenste deel luchtweg aan voorzijde tot halverwege doorgesneden, twee snijwonden tot in diepere halsstructuren met doorsnijden spieren en er is letsel zijtak van zenuw die schouderhefspier aanstuurt. Er is sprake van uitwendig bloedverlies. Operatieve reconstructie van snijverwondingen met hechten luchtpijp en spieren is nodig en er is blijvend een viertal littekens. Verder is er een kans op littekenvorming luchtpijp in de toekomst.
- Het separaat in het dossier aanwezige deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 18 februari 2010.
Dit rapport houdt dat de arts en patholoog Ann Maes als beëdigd deskundige de uit- en inwendige schouwing heeft verricht op het lichaam van [slachtoffer 1], geboren op [geboortedatum] te Weert en gewoond hebbende te [adres] te Baexem.
De deskundige heeft geconcludeerd dat [slachtoffer 1] is overleden als gevolg van massaal bloedverlies dat heeft geleid tot functieverlies van vitale organen; hieruit is het overlijden zondermeer te verklaren. Het bloedverlies is veroorzaakt door scherprandig, snijdend, geweld in de hals.
- De door verdachte geschreven en in het perceel [adres] te Baexem op de slaapkamer van de kinderen aangetroffen brief houdt het navolgende in.
“Ik kan de kinderen niet dae schande laten leven en ik vertrouw het niet met die meneer
[naam]. In 2 weken ben je weg bij je gezin hoe kan ik dit nog vertrouwen of hopen op een goede aflopende scheiding.
Sorry maar hiervoor laat ik je ’t zelfde voelen als wat ik voel en pijn en een gemis voor de rest van je leven. [zijn vrouw] als jij mij het recht opneemt om een volwaardige vader te zijn dan vind ik dat jij ook niet ’t recht hebt om een volwaardige moeder van dit gezin te zijn nou kun je je ouders helemaal nooit meer in de ogen kijken je houdt mij niet voor de gek eens een hoer altijd een hoer en toch heb ik atijd van je gehouden“
- In het dossier zijn nog twee email berichten, afkomstig van verdachte en gezonden naar [zijn vrouw], aanwezig.
Het bericht verzonden op 11 februari 2010 te 21.12.58 uur bevat de tekst: “bel me anders ben je niet blij” en het bericht verzonden op 11 februari 2010 te 21.53.53 uur bevat de tekst: “als je mij wil slopen dan zul je er de rest van je leven de spren van voelen. Ik geef je een kans bel me nu op want het gaat helemaal verkeerd vandaag en morgen“
De rechtbank is van oordeel dat uit de afscheidsbrief, het email bericht van 21.12 uur, en uit dat van 21.53 uur, blijkt dat verdachte al enige tijd het voornemen had om iets ergs te doen als [zijn vrouw] niet zou ingaan op zijn verzoek met hem in contact te treden.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte tussen 21.12 uur, het moment van het eerste mail bericht van verdachte, en omstreeks 22.45 uur, het moment dat hij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in de keel heeft gesneden, voldoende gelegenheid gehad om na te denken over zijn voornemen iets ergs te doen en welke de gevolgen van zijn handelen konden zijn. Er is dus sprake geweest van kalm beraad en rustig overleg. Van de door de verdediging gestelde plotselinge opwelling is naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen sprake geweest.
7.3.Bewezenverklaring
Op grond van voormelde bewijsmiddelen en overwegingen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het sub 1 en sub 2 telkens primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 11 februari 2010 te Baexem opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, meermalen met een mes de keel van die [slachtoffer 1] doorgesneden, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] is overleden;
2.
hij op 11 februari 2010 te Baexem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 2] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, meermalen met een mes de keel van die [slachtoffer 2] heeft doorgesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
8.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de kwalificatie
8.1.De strafbaarheid
De bewezen verklaarde feiten zijn strafbare feiten.
8.2.Kwalificatie
Het ten laste van verdachte bewezenverklaarde levert op de navolgende strafbare misdrijven:
ten aanzien van feit 1:
moord
ten aanzien van feit 2:
poging tot moord
Het bewezen verklaarde misdrijf sub 1 is strafbaar gesteld bij artikel 289 van het Wetboek van Strafrecht.
Het bewezen verklaarde misdrijf sub 2 is strafbaar gesteld bij de artikelen 289 juncto 45 van het Wetboek van Strafrecht.
9.De strafbaarheid van verdachte
Omtrent verdachte is door een multidisciplinair team van het Nederlands Forensisch Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie, locatie Pieter Baan Centrum te Utrecht (hierna PBC), op 6 augustus 2010 gerapporteerd.
In het door verdachte ondergane onderzoek stellen de deskundigen als hoofddiagnose een persoonlijkheidsstoornis. Bij verdachte is sprake van een gemengde persoonlijkheidsstoornis, met kenmerken van een narcistische, een antisociale en een theatrale persoonlijkheidsstoornis. Tevens is er sprake van een verslavingsproblematiek in de vorm van cannabisafhankelijkheid. De persoonlijkheidsstoornis heeft geleid tot aanzienlijke beperkingen in het sociaal maatschappelijk en beroepsmatig functioneren.
De verslaving vormt de ziekelijke stoornis van de geestvermogens terwijl de gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de persoonlijkheidsstoornis tot uitdrukking komt.
De persoonlijkheidsstoornis heeft verdachtes gedrag bij de ten laste gelegde feiten, indien bewezen, duidelijk beïnvloed.
Het afhankelijk-narcistisch dilemma bereikte een climax door het bericht van zijn vrouw waarin zij aankondigde hem definitief te verlaten. Deze verlating voedde de vernedering van de afhankelijkheid. De krenking die werd losgewoeld is de bron van woede op zijn vrouw, en het extreem gedrag ten opzichte van zijn kinderen is gerelateerd aan die woede. Bij het tenlastegelegde komen ook de gebrekkige gewetensfunctie van de antisociale pool naar voren. De deskundigen adviseren de rechtbank verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te achten voor de ten laste gelegde feiten.
De rechtbank kan zich in die conclusie vinden en zij neemt die over.
De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde nu overigens niet is gebleken van enige omstandigheid die verdachtes strafbaarheid opheft.
10.De straf en maatregelen
10.1.De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij gelegenheid van de terechtzitting op 5 november 2010 met betrekking tot de op te leggen straf gevorderd dat verdachte ter zake van de moord op zijn dochter [slachtoffer 1] en de poging tot moord op zijn zoon [slachtoffer 2] zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van 24 jaren met aftrek ex artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht. Tevens heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging wordt opgelegd.
10.2.Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van de gevorderde straf aangevoerd dat deze veel te hoog is gelet op de bepleite vrijspraak van de ten laste gelegde moord en poging tot moord.
10.3.De overwegingen van de rechtbank
Ten aanzien van de vrijheidsstraf
Ten laste van verdachte zijn bewezen verklaard de moord op zijn achtjarig dochtertje [slachtoffer 1] en de poging tot moord op zijn tienjarig zoontje [slachtoffer 2]. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat beide kinderen het slachtoffer zijn geworden van de rancune van hun vader jegens hun moeder. Gebleken is dat de kinderen geen enkel aandeel hebben gehad in het feit dat hun ouders uit elkaar zijn gegroeid en in de beslissing van hun moeder de relatie te beëindigen.
Verdachte heeft zijn dochter om het leven gebracht door diverse malen met een mes in haar keel en hals te snijden. Uit de verklaring van verdachtes zoon, die voor een deel getuige is geweest van het doden van zijn zusje, en de verwondingen aan haar handjes blijkt dat [slachtoffer 1] een korte doch heftige doodsstrijd heeft gevoerd. Door het om het leven brengen van [slachtoffer 1] heeft verdachte haar het meest fundamentele recht ontnomen waarover een mens beschikt, te weten het recht op leven. [slachtoffer 1] was zeer geliefd en zij had nog een heel leven voor zich.
Daarnaast heeft verdachte zijn zoon met een mes zo verwond dat operatief ingrijpen noodzakelijk was om overlijden van deze zoon te voorkomen. Er is sprake van blijvend en zichtbaar letsel. Voor zoon [slachtoffer 2] is het bewust meemaken van het doden van zijn zus en het in hulpeloze toestand achterlaten door zijn vader van hem en zijn zus, nadat vader hem en zijn zus met messen heeft gesneden, een zeer traumatische ervaring welke hij de rest van zijn leven met zich mee zal moeten dragen.
De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij zijn kinderen als het ware heeft opgeofferd om wraak te nemen op zijn [ ]echtgenote vanwege haar besluit om hem definitief te verlaten. Dit welbewuste handelen van verdachte weegt sterk door in de bepaling van de strafmaat.
De rechtbank weegt voorts mee de grote maatschappelijke beroering die door het plegen van deze feiten teweeg is gebracht.
Bij de bepaling van de hoogte van de straf heeft de rechtbank voorts rekening gehouden met het feit dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht en met de persoonlijke omstandigheden zoals die tijdens het onderzoek ter terechtzitting naar voren zijn gekomen.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op het voren overwogene, slechts een langdurige vrijheidsstraf een juist bestraffing is en de rechtbank zal de duur daarvan bepalen op twintig jaren.
Ten aanzien van de maatregel van terbeschikkingstelling
Omtrent verdachte is door het PBC op 6 augustus 2010 gerapporteerd. Bedoeld team komt tot de conclusie dat de ten laste gelegde feiten - indien bewezen - in verminderde mate aan verdachte kunnen worden toegerekend.
Uit genoemd rapport blijkt dat bij verdachte tijdens het begaan van de bewezenverklaarde feiten een gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond.
De door verdachte begane feiten betreffen een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een levenslange gevangenisstraf dan wel een tijdelijke van 30 jaren is gesteld.
Bij het geven van na te melden last tot terbeschikkingstelling van verdachte heeft de rechtbank de inhoud van het advies en het rapport, die over de persoonlijkheid van de verdachte zijn uitgebracht, alsmede de ernst van de begane feiten in aanmerking genomen.
Een van de conclusies van het team is dat slechts een terbeschikkingstelling het gevaar op herhaling kan indammen. De kern van het recidivegevaar wordt door het team gezien in de narcistische en antisociale aspecten van de persoonlijkheidsstoornis, vooral in een intieme relatie. Vanuit zijn afhankelijk-narcistische behoefte zal verdachte een relatie met een vrouw zoeken. In het geval van een nieuwe intieme relatie zal het dilemma rond afhankelijkheid en narcisme wederom een bepalende rol in de relatie gaan spelen, waarbij verdachte de partner zal willen overheersen. Indien de partner zich van verdachte wil losmaken of hem wil verlaten, is de kans groot dat verdachte in de toekomst opnieuw met agressief gedrag zal reageren jegens de partner en/of haar eventuele kinderen.
In het onderzoek is gebleken dat er bij verdachte, vanwege de genoemde persoonlijkheids-stoornis, nog steeds een sterke gerichtheid op zijn vrouw en zijn zoontje bestaat. Het is niet ondenkbaar dat verdachte vanuit de beschreven dynamiek in een toekomstige situatie wederom zijn agressie op zijn vrouw en zoontje richt.
De rechtbank kan zich vinden in die conclusie van het PBC die zij tot de hare maakt, en zal, nu de veiligheid van anderen dan de verdachte en de algemene veiligheid van personen en goederen zulks eisen, aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling opleggen. Tevens zal de rechtbank bevelen dat verdachte van overheidswege dient te worden verpleegd.
10.4.Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank is van oordeel dat het inbeslaggenomene, te weten drie messen en een keukenbijltje, dient te worden onttrokken aan het verkeer.
Genoemde voorwerpen zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer aangezien
met betrekking tot die voorwerpen de feiten zijn begaan, terwijl die voorwerpen, die door de rechtbank als een gezamenlijkheid van voorwerpen worden beschouwd, van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang.
10.5.De vorderingen van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
[benadeelde partij 1], p/a [adres], [plaats], heeft een vordering benadeelde partij ingediend met betrekking tot de als gevolg van het hiervoor onder 1 ten laste gelegde feit geleden immateriële schade.
[benadeelde partij 1] voornoemd heeft de immateriële schade op een bedrag van € 5.000,00 gesteld, en wil die schade vergoed krijgen.
Ten aanzien van de ontvankelijkheid van de benadeelde partij in haar vordering overweegt de rechtbank dat haar aan de hand van de tenlastelegging is gebleken dat de benadeelde partij kan worden aangewezen als direct slachtoffer van de ten laste gelegde feiten. Immers uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de benadeelde partij de moeder van de in de tenlastelegging vermelde slachtoffers is en de benadeelde partij vele jaren belast is geweest met de dagelijks verzorging en opvoeding van deze slachtoffers tot ongeveer 3 weken voor de gepleegde strafbare feiten.
Ten laste van verdachte is het hiervoor onder 1 ten laste gelegde feit (artikel 289 van het Wetboek van Strafrecht) bewezen verklaard. Het is een strafbaar feit en verdachte zal ter zake van dat feit worden veroordeeld.
Met betrekking tot de toewijsbaarheid van de vordering overweegt de rechtbank dat deze bestaat uit shockschade. In de vordering stelt de benadeelde partij dat zij als direct gevolg van de ten laste gelegde feiten wekelijks een therapie volgt bij een psycholoog. In het op schrift gestelde en bij de processtukken aanwezige verslag van het gesprek dat de benadeelde partij met een medewerker van slachtofferhulp Nederland op 1 november 2010 heeft gehad, worden de gevolgen voor de benadeelde partij uitgebreid gerelateerd.
Alhoewel de door de benadeelde partij gestelde therapie niet aan de hand van bescheiden is gestaafd, acht de rechtbank het op grond van de aanwezige stukken aannemelijk dat de benadeelde partij deze therapie volgt.
Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering, die door verdachte ook niet is weersproken, daarom voor toewijzing vatbaar, zodat de rechtbank het schadebedrag zal vaststellen op een totaalbedrag van € 5.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag, te rekenen vanaf 11 februari 2010 tot de dag der algehele voldoening.
Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade.
De rechtbank zal over de vordering van de benadeelde partij, overeenkomstig het hiervoor overwogene, beslissen zoals hierna is vermeld, alsmede over de kosten die door de benadeelde partij zijn gemaakt, thans begroot op nihil.
De rechtbank zal tevens aan verdachte de verplichting opleggen aan de Staat te betalen een bedrag van € 5.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag, te rekenen vanaf
11 februari 2010 tot de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 60 dagen, te betalen ten behoeve van [benadeelde partij 1],
p/a [adres], [plaats] voornoemd, zoals hierna in het dictum genoemd.
De benadeelde partij [benadeelde partij 2]
[benadeelde partij 2], p/a [adres], [plaats], heeft een vordering benadeelde partij ingediend met betrekking tot de als gevolg van het hiervoor onder 2 ten laste gelegde feit geleden materiële schade en immateriële schade.
[benadeelde partij 2] voornoemd heeft de materiële schade op een bedrag van € 847,00 en de immateriële schade op een bedrag van € 26.000,00 gesteld, en wil die schades vergoed krijgen.
Ten laste van verdachte is het hiervoor onder 2 ten laste gelegde feit (artikel 289 juncto artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht) bewezen. Het is een strafbaar feit en verdachte zal ter zake van dat feit worden veroordeeld.
Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering, die door verdachte niet is weersproken, voor toewijzing vatbaar, zodat de rechtbank het schadebedrag zal vaststellen op een totaalbedrag van € 26.847,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag, te rekenen vanaf 11 februari 2010 tot de dag der algehele voldoening.
Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade.
De rechtbank zal over de vordering van de benadeelde partij, overeenkomstig het hiervoren overwogene, beslissen zoals hierna is vermeld, alsmede over de kosten die door de benadeelde partij zijn gemaakt, thans begroot op nihil.
De rechtbank zal tevens aan verdachte de verplichting opleggen aan de Staat te betalen een bedrag van € 26.847,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag, te rekenen vanaf 11 februari 2010 tot de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 169 dagen, te betalen ten behoeve van
[benadeelde partij 2], p/a [adres], [plaats] voornoemd, zoals hierna in het dictum genoemd.
11.Toepasselijke wetsartikelen
Na te melden beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 24c, 27, 36b, 36c, 36f, 37a, 37b, 45, 57, 289
12.Beslissing
De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde feiten zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verstaat dat het aldus bewezenverklaarde de hiervoor vermelde strafbare feiten oplevert en verklaart verdachte ter zake strafbaar;
veroordeelt verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van twintig jaren;
beveelt dat de tijd door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de aan verdachte opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
legt aan verdachte op de maatregel van terbeschikkingstelling;
beveelt dat verdachte van overheidswege zal worden verpleegd;
verklaart onttrokken aan het verkeer 3 messen en een keukenbijltje.
Beslissing op de vorderingen van de benadeelde partijen
De benadeelde [benadeelde partij 1].
Wijst de vordering van genoemde benadeelde partij toe tot een bedrag € 5.000,00 zoals gevorderd;
veroordeelt verdachte om tegen bewijs van betaling aan benadeelde partij [benadeelde partij 1],
p/a [adres], [plaats], te betalen een bedrag van € 5.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf 11 februari 2010 tot de dag der algehele voldoening;
legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat te betalen een som geld ten bedrage van € 5.000,00 subsidiair 60 dagen hechtenis ten behoeve van de moeder van het slachtoffer van feit 1 (artikel 289 van het Wetboek van Strafrecht), genaamd [benadeelde partij 1],
p/a [adres], [plaats], met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de opgelegde verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
veroordeelt verdachte tevens tot betaling aan de Staat van de wettelijke rente over voormeld bedrag vanaf 11 februari 2010 tot de dag der algehele voldoening en bepaalt dat indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 5.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf
11 februari 2010 tot de dag der algehele voldoening ten behoeve van voornoemd slachtoffer daarmede de verplichting van verdachte om dit bedrag aan voornoemde benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien dit bedrag door verdachte aan voornoemde benadeelde partij is betaald, daarmee de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de
Staat ten behoeve van voornoemd slachtoffer komt te vervallen;
veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en
ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van
voormeld bedrag alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.
De benadeelde partij [benadeelde partij 2]
Toewijzing van de vordering benadeelde partij van EUR 26.847,00;
veroordeelt verdachte om tegen bewijs van betaling aan benadeelde partij [benadeelde partij 2], p/a [adres], [plaats], te betalen een bedrag van € 26.847,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf 11 februari 2010 tot de dag der algehele voldoening;
legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat te betalen een som geld ten bedrage van € 26.847,00 subsidiair 169 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer van feit 2 (artikelen 289 junto 45 van het Wetboek van Strafrecht) genaamd [benadeelde partij 2],
p/a [adres], [plaats], met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de opgelegde verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
veroordeelt verdachte tevens tot betaling aan de Staat van de wettelijke rente over voormeld bedrag vanaf 11 februari 2010 tot de dag der algehele voldoening en bepaalt dat indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 26.847,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf
11 februari 2010 tot de dag der algehele voldoening ten behoeve van voornoemd slachtoffer daarmede de verplichting van verdachte om dit bedrag aan voornoemde benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien dit bedrag door verdachte aan voornoemde benadeelde partij is betaald, daarmee de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de
Staat ten behoeve van voornoemd slachtoffer komt te vervallen;
veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en
ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van
voormeld bedrag alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Vonnis gewezen door mrs. F. Oelmeijer, A.K. Kleine en P.E.M. Franssen, rechters, van wie mr. F. Oelmeijer voorzitter, in tegenwoordigheid van J.A.H. Bicker als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 19 november 2010.