RECHTBANK ROERMOND
Sector strafrecht
Parketnummer: 04/860467-09
Datum uitspraak: 12 november 2010
Vonnis van de rechtbank Roermond, meervoudige kamer voor strafzaken,
[verdachte],
geboren te [plaats],
wonende te [adres].
1. Het onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 29 oktober 2010.
De verdachte staat terecht ter zake dat:
hij op of omstreeks 28 juni 2009 te Baarlo, in de gemeente Maasbree, met [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3];
Althans indien terzake het vorenstaande onder 1 geen veroordeling zou volgen:
hij op of omstreeks 28 juni 2009 te Baarlo, in elk geval in de gemeente Maasbree, met [slachtoffer 1] ([geboortedatum]) en/of [slachtoffer 2] ([geboortedatum]) en/of [slachtoffer 3] ([geboortedatum]), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande in het ontuchtig betasten van de vagina('s) van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of laten vastpakken van zijn, verdachtes, penis door die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of betasten van het (onder)lichaam van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3];
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.
3.De geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
4.De bevoegdheid van de rechtbank
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
5.De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen.
6.Schorsing der vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
7.1.Standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 29 oktober 2010 gevorderd dat het primair ten laste gelegde zal worden bewezen verklaard. Het dossier bevat drie aangiftes van verschillende meisjes in de leeftijd van 13 en 14 jaar, te weten [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3]. Zij leggen bij de politie en de rechter-commissaris een verklaring af. Deze verklaringen zijn consistent, zij verklaren alle drie over vingeren. [slachtoffer 1] geeft zelfs gedetailleerd aan dat verdachte licht in de vagina is geweest. Dat de meisjes eventueel verder wilden gaan met verdachte en achteraf spijt hebben gekregen, blijkt niet uit dossier. De verklaring van verdachte is volgens de officier van justitie volstrekt ongeloofwaardig. Tevens bevat het dossier een medische verklaring van [slachtoffer 3] dat haar schaamlippen roodheid vertonen. Dit is direct geconstateerd nadat het voorval had plaatsgevonden. De meisjes hebben onderling ook iets van elkaar gezien en verdachte heeft volgens getuige [getuige 1] gezegd dat hij een meisje over haar bovenbeen had gestreeld.
Volgens de officier van justitie valt vingeren onder seksueel binnendringen, zoals in de tenlastelegging vermeld en kan wettig en overtuigend worden bewezen verklaard dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair en subsidiair tenlastegelegde. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals die zijn neergelegd in het reclasseringsrapport dienen te worden meegenomen. Tevens dient rekening te worden gehouden met de opstelling van de slachtoffers die uitlokkend van aard was. Het voorval deed zich voor in een openbaar zwembad waar vele anderen aanwezig waren en in een bubbelbad waarin anderen zaten. Dat gebeurde in de directe nabijheid van vriendinnen, badmeesters en leeftijdsgenoten. Voldoende mogelijkheden volgens de verdediging om zich zonder problemen te onttrekken in het geval er dingen gebeurden die ze niet wilden of te ver gingen.
7.2.Bewijsmiddelen en overwegingen van de rechtbank
De overtuiging van de rechtbank dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die zijn vervat in de volgende bewijsmiddelen.
De genoemde geschriften zijn slechts gebruikt in verband met de inhoud van de overige bewijsmiddelen.
Samenvatting van de bewijsmiddelen en standpunten van de rechtbank
Op 9 juli 2009 is [slachtoffer 2] gehoord. Zij verklaarde onder meer het volgende:
Ik ben die dag met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] naar het zwembad [naam] gegaan. We zijn als eerste naar het grote zwembad gegaan. Daarna ben ik in het bubbelbad gegaan. Ik moest op dat moment naast een van die Poolse mannen gaan zitten omdat er verder geen plaats was. Op een gegeven moment voelde ik dat die Poolse man met zijn voet over mijn voeten wreef. Ik heb toen mijn voet weggetrokken. Toen voelde ik dat die Poolse man met zijn hand over mijn linkerbovenbeen wreef. Ik ben toen uit het bubbelbad gegaan en ben naar [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] gelopen. Ik had er op dat moment met niemand over gesproken dat die Poolse man over mijn voet en mijn been had gewreven.
Op een gegeven moment wilde [slachtoffer 3] in het bubbelbad. In het bubbelbad zaten op dat moment twee Poolse mannen. Een van deze was dezelfde als die mij eerder op mijn voet en been had gewreven. Ik moest naast die Pool gaan zitten omdat er verder geen plek was. Toen ik in het bubbelbad zat voelde ik weer dat die Pool aan me zet. Die Pool zat aan mijn linker onderbeen en onderrug. Mijn geslachtsdeel heeft hij aangeraakt. Dit was over de bikini. En hij is erin geweest. Ik bedoel hiermee dat hij met zijn vingers in mijn geslachtsdeel is geweest. Dat voelde ik. Hij ging via de onderzijde van de bikinibroek naar mijn geslachtsdeel. Toen voelde ik dat hij met zijn hand mijn hand pakte en deze op zijn geslachtsdeel legde. Het stopte omdat ik uit het bad stapte. Ik vroeg toen aan [slachtoffer 3] of ze meeging. [slachtoffer 3] stapte toen ook uit het bubbelbad. We zijn toen naar [slachtoffer 1] gelopen. Op het moment waarop we naar [slachtoffer 1] liepen hebben we niets besproken. Daarna wilden [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] in het bubbelbad. Op dat moment zaten nog steeds dezelfde Polen in het bubbelbad. [slachtoffer 1] ging naast die Poolse man zitten die dat eerder bij mij had gedaan. [slachtoffer 3] ging naast [slachtoffer 1] zitten. Ik ben toen toch in het bubbelbad gaan zitten bij het trapje. Op dat moment wisten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] niet wat mij was overkomen. Op een gegeven moment ging [slachtoffer 1] uit het bad. Ik liep achter [slachtoffer 1] aan en we gingen samen in het grote zwembad. Toen [slachtoffer 1] en ik in het zwembad waren, vertelde [slachtoffer 1] mij dat die Pool aan het geslachtsdeel van [slachtoffer 1] had gezeten. [slachtoffer 1] en ik zijn toen weer naar het bubbelbad gelopen. Dit deden we omdat [slachtoffer 3] er nog in zat. Ik zag toen dat die Pool vlakbij [slachtoffer 3] zat. Ik zag dat hij schuin met zijn bovenlichaam richting [slachtoffer 3] lag. Ik zag dat die Pool met zijn hand in het zwembroekje van [slachtoffer 3] zat. Ik zag ook dat de arm van die Pool op en neer ging. Dit kon ik zien omdat er op dat moment weinig bubbels waren. Ik heb toen tegen [slachtoffer 3] gezegd: ‘Kom, we gaan.’ Kort daarna kwam [slachtoffer 3] uit het bubbelbad. Op dat moment begon [slachtoffer 3] te huilen en toen vertelde [slachtoffer 3] wat er was gebeurd.
Op 9 juli 2009 is tevens [slachtoffer 1] gehoord. Zij verklaarde onder meer het volgende:
Op 28 juni 2009 gingen [slachtoffer 2], [slachtoffer 3] en ik eerst in het grote zwembad in [naam] zwemmen. Daarna gingen we naar het bubbelbad. Ik ging op de rand zitten met mijn benen in het water. [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] gingen in het bubbelbad zitten. In het water zaten vijf Poolse mannen. Ik hoorde een accent waarvan ik weet dat het Pools is. Links naast [slachtoffer 3] zat de Poolse man die ons later heeft betast. [slachtoffer 2] sprak met deze Poolse man. Ik zag dat de Pool die links naast [slachtoffer 3] zat, dicht tegen haar aan ging zitten. Ik zag dat hij zijn rechterarm achter [slachtoffer 3] op de rand van het bubbelbad legde. De andere arm lag in het water. Ik zag aan [slachtoffer 3] dat ze een angstig gezicht trok. Ik zag dat [slachtoffer 3] op een andere plaats in het bubbelbad ging zitten. Ik zag vervolgens dat deze Poolse man dichter bij [slachtoffer 2] ging zitten. [slachtoffer 2] haar gezicht betrok heel erg en ik zag dat ze uit het bubbelbad ging. Ik liep achter [slachtoffer 2] aan en vroeg wat er aan de hand was. [slachtoffer 2] zei dat ik het maar moest laten omdat ze het niet wilde vertellen. Een paar minuten later gingen [slachtoffer 2] en ik weer naar het bubbelbad. Ik zei tegen [slachtoffer 3] dat ze er beter uit kon komen. [slachtoffer 3] kwam er niet uit. [slachtoffer 2] en ik gingen er daarom bij zitten in het bubbelbad. Ik ging links naast de Poolse man zitten die naast [slachtoffer 3] zat. Er was nergens anders plaats. Terwijl we zo in het bubbelbad zaten zei [slachtoffer 2] wat tegen [slachtoffer 3] waardoor [slachtoffer 3] naast [slachtoffer 2] ging zitten. De Poolse man die eerder naast [slachtoffer 3] had gezeten, kwam toen naast mij zitten. Ik voelde dat hij zijn hand op mijn linkerbovenbeen legde, ter hoogte van mijn lies. Ik voelde duidelijk zijn hand op mijn been. Dit voelde raar omdat het een vreemde man was die dat bij mij deed. De Poolse man ging toen verder met zijn hand. Hier bedoel ik mee dat hij met zijn hand in mijn zwembroek ging. Ik voelde dat hij met een vinger in mijn zwembroek ging. Vervolgens voelde ik dat hij met zijn vinger naar mijn vagina ging en dat hij met zijn vinger mijn vagina aanraakte. Ik voelde dat hij met het puntje van zijn vinger in mijn vagina ging. Toen de man dat deed ben ik meteen opgestaan. Ik liep vanuit het bubbelbad naar het grote zwembad. [slachtoffer 2] kwam achter mij aan. Ik vertelde haar dat de Poolse man met zijn hand over mijn been had gestreken en dat hij met zijn vinger in mijn vagina had gezeten. Ik heb mijn spullen gepakt en ben vervolgens naar de kleedhokjes gegaan om mij om te kleden. [slachtoffer 2] ging terug naar [slachtoffer 3]. Na het omkleden ben ik weer naar binnen gegaan. Ik zag [slachtoffer 3] aan het huilen was en dat [slachtoffer 3] zei dat de Poolse man haar had gevingerd. Ik zei tegen [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] dat hij dat bij mij ook had gedaan.
Op 3 juli 2009 doet [slachtoffer 3] aangifte van seksueel misbruik. Zij verklaart onder meer het volgende:
Dat is gebeurd op 28 mei (de rechtbank leest: juni) 2009 in het zwembad [naam] in Baarlo. Mijn naam is [slachtoffer 3] en ik ben 13 jaar oud.
Op een gegeven moment zijn [slachtoffer 2], [slachtoffer 1] en ik naar het bubbelbad gegaan. Ik zat rechts naast die man. Ik voelde dat hij met de voorkant van zijn voeten mijn linkeronderbeen streelde. Daarna voelde ik dat de man met zijn linkerhand over mijn been streelde. Hij hield zijn rechterhand achter mijn schouder op de rand van het bubbelbad. Terwijl de man zo zat voelde ik dat hij met zijn linkerhand verder ging over mijn been en dat hij met die hand in mijn broekje ging, via het broekspijpje. Ik voelde dat de man met een vinger naar binnen ging, in de vagina. De man deed zijn vinger op een neer bewegen in mijn vagina. Terwijl de man mij nog aan het vingeren was, zag en voelde ik dat hij met zijn rechterhand mijn linkerhand pakte en toen moest ik hem aftrekken. Ik vond het verschrikkelijk. Het deed ook pijn.
Toen ik bij de douches was heb ik aan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] verteld wat er gebeurd was. Bij de douches heb ik gezegd dat de man mij gevingerd had en dat ik hem moest aftrekken. [slachtoffer 1] heeft ook gezegd dat de man met zijn vinger in haar vagina was geweest. [slachtoffer 2] zei dat de man haar alleen met zijn voeten gestreeld had. [slachtoffer 2] heeft op maandag tegen mij verteld dat die Poolse man ook met zijn vinger in haar vagina is geweest. Ik heb nog gezien dat de Poolse man die mij, [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] gevingerd heeft, door de politie is meegenomen.
De Poolse man had bruine korte haren en had een blauwe lange zwembroek.
Op 1 juli 2009 doet [ouder slachtoffer 2] aangifte van zedenmisdrijven namens de benadeelde [slachtoffer 2], geboren op [geboortedatum], en hij verklaarde onder meer:
Ik ben namens de benadeelde gerechtigd tot het doen van aangifte.
Op 28 juni 2009 vertelde [slachtoffer 2] aan mijn vrouw aan de telefoon dat haar vriendinnetjes [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] onzedelijk betast waren in het zwembad. Toen wij bij het zwembad [naam] aankwamen zagen wij [slachtoffer 1] huilend buiten het zwembad staan. [slachtoffer 2] vertelde mij dat hij haar over haar benen had gestreken tot aan de broek. [slachtoffer 2] vertelde mij dat het bij [slachtoffer 3] veel erger was geweest want [slachtoffer 3] was door hem gevingerd en had hem moeten aftrekken.
Op 1 juli 2009 doet [ouder slachtoffer 1] aangifte van zedenmisdrijven namens de benadeelde [slachtoffer 1], geboren op [geboortedatum], en hij verklaarde onder meer:
Ik ben namens de benadeelde gerechtigd tot het doen van aangifte. Op 28 juni 2009 werd mijn vrouw op haar gsm gebeld door [slachtoffer 1] waarbij [slachtoffer 1] had verteld dat ze waren lastig gevallen door een Poolse meneer en dat ze dit hadden doorgegeven bij de badmeester. Na dit telefoongesprek is mijn vrouw naar [naam] gereden. Daar aangekomen kwam [slachtoffer 1] direct naar haar moeder waarbij ze begon te huilen en compleet overstuur was. [slachtoffer 1] heeft toen oppervlakkig tegen mijn vrouw verteld wat er was gebeurd. [slachtoffer 1] had het alleen over betasten gehad.
Toen ik in Venlo aan het politiebureau zat te wachten en [slachtoffer 1] binnen kwam, kwam ze direct naar me toe. [slachtoffer 1] zei tegen mij dat die Poolse meneer in haar broek had gezeten in het bubbelbad. [slachtoffer 1] heeft mij toen het volgende verteld: [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] zaten in het bubbelbad. [slachtoffer 1] zat op de rand. Op een gegeven moment is [slachtoffer 2] uit het bubbelbad gegaan en toen is [slachtoffer 1] erbij gaan zitten. [slachtoffer 1] voelde op een gegeven moment een hand in haar broek en heeft met zijn vingers bij haar schaamlippen gezeten en heeft daarover gewreven.
De getuige [getuige 1] heeft op 6 juli 2009 onder meer het volgende verklaard:
Ik heb de Poolse nationaliteit. Op 28 juni 2009 is [medewerker] naar mij gekomen. [medewerker] werkt bij de technische dienst op het park. Hij zei dat er problemen waren met een Poolse man in het zwembad. Bij het zwembad aangekomen zag ik daar drie meisjes staan die de melding gedaan hadden. Ik heb in ieder geval de Poolse man aangesproken, terwijl hij nog in het bubbelbad zat met de andere mensen. Ik hoorde dat hij zei dat hij niks gestolen had, maar dat hij met zijn handen de bovenbenen van een meisje gestreeld had. Voor mij was het in ieder geval duidelijk dat de meisjes om wie het ging, duidelijk 13 of 14 jaar oud waren en niet 17 of 18 jaar.
Op 24 juli 2009 heeft de getuige [getuige 2] onder meer het volgende verklaard:
Op 28 juni 2009 ben ik met [naam] en [naam] gaan zwemmen in zwembad [naam] in Baarlo. Rond 19.30 uur zijn [slachtoffer 2] en haar vriendinnen in het bubbelbad gaan zitten. Op het moment dat [slachtoffer 2] naast mij zat vertelde ze mij dat de Poolse man die naast [slachtoffer 3] zat al bij hen alle drie de hand op de schouders had gelegd en met zijn handen over hun benen had gestreeld. Ook had hij met zijn hand bij de vagina gezeten. Zo zei [slachtoffer 3] (de rechtbank leest: [slachtoffer 2]) het. [slachtoffer 2] is toen met het andere meisjes het bubbelbad uitgegaan. Ik zag dat de hand van de Poolse wat naar rechts ging, onder water. Die hand kwam bij de vagina van [slachtoffer 3]. Ik kon de hand van de Poolse man niet meer zien. Ik zag wel zijn arm, vanaf zijn elleboog op en neer bewegen.
De getuige [getuige 3] heeft op 8 september 2009 het volgende verklaard:
Ik ben met een kameraad naar het zwembad [naam] gegaan. [verdachte] zat in het bubbelbad toen ik hem voor de eerste keer zag. Hij zat in het bubbelbad met het meisje dat later aangifte heeft gedaan en een aantal vriendinnen van dat meisje. Ik zag dat zij in het bubbelbad zaten.[verdachte] zat heel dicht bij dat meisje. Met zijn zij dicht tegen haar aan. Ik zag dat hij met zijn linkerarm iets naar het meisje zat toegedraaid.
Het dossier bevat een geschrift met opschrift ‘akte van geboorte’, d.d. 5 augustus 2009, onder meer inhoudende:
Kind
Geslachtsnaam: [slachtoffer 3]
Voornamen: [namen]
Dag van geboorte: [geboortedatum].
Het dossier bevat een geschrift met opschrift ‘akte van geboorte’, d.d. 6 augustus 2009, onder meer inhoudende:
Kind
Geslachtsnaam: [slachtoffer 2]
Voornamen: [namen]
Dag van geboorte: [geboortedatum].
Het dossier bevat een geschrift met opschrift ‘akte van geboorte’, d.d. 6 augustus 2009, onder meer inhoudende:
Kind
Geslachtsnaam: [slachtoffer 1]
Voornamen: [namen]
Dag van geboorte: [geboortedatum].
Uit de geneeskundige verklaring, d.d. 29 juli 2009, blijkt onder meer het volgende:
Medische informatie betreffende:
[slachtoffer 3], geboren op [geboortedatum].
Uitwendig waargenomen letsel: lichte roodheid van de kleine schaamlippen.
Het verweer van de raadsman dat de opstelling van de slachtoffers uitlokkend van aard was wordt door de rechtbank verworpen.
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat – chronologisch gezien – het navolgende heeft plaatsgevonden. [slachtoffer 2] zit in het bubbelbad naast verdachte. Verdachte betast c.q. vingert haar. [slachtoffer 2] verlaat het bubbelbad nadat verdachte haar heeft betast. Zij beschrijft dat ze het onprettig vond wat er was gebeurd, maar dat zij op dat moment het gebeurde niet deelt met haar vriendinnen. [slachtoffer 2] gaat terug naar het bubbelbad omdat haar vriendinnen daar nog/weer zitten. Zij gaat op/bij de rand zitten, uit de buurt van verdachte. [slachtoffer 1] zit aan de ene kant van verdachte en [slachtoffer 3] aan de andere kant. Ook [slachtoffer 1] verlaat het bubbelbad nadat verdachte haar heeft gevingerd. [slachtoffer 2] gaat achter haar aan en [slachtoffer 1] vertelt dan aan [slachtoffer 2] wat er is gebeurd en geeft aan de badmeester te gaan waarschuwen. [slachtoffer 2] vertelt dat dit haar ook is overkomen. [slachtoffer 2] is daarop teruggegaan naar het bubbelbad om [slachtoffer 3] te halen. [slachtoffer 3] zit nadat [slachtoffer 1] het bubbelbad heeft verlaten nog naast verdachte en verdachte richt zijn aandacht na het vertrek van [slachtoffer 1] op [slachtoffer 3], houdt haar vast en vingert haar ook. Tevens pakt hij haar hand en moest zij zijn penis over zijn zwembroek heen vastpakken en heen en weer bewegen. [slachtoffer 2] roept [slachtoffer 3] dat ze uit het bad moet komen en [slachtoffer 3] verlaat het bubbelbad, om daarna geëmotioneerd haar vriendinnen te vertellen wat er is gebeurd.
De rechtbank is op grond van het vorenstaande van oordeel dat de meisjes niet willens en wetens steeds opnieuw contact hebben gezocht met verdachte. [slachtoffer 2] heeft nadat verdachte haar ‘gepakt’ heeft hieraan geen ruchtbaarheid gegeven. Dat is jammer te noemen, omdat verdachte zich daardoor wellicht gesterkt voelde en bij haar vriendinnen verder ging. Maar de rechtbank heeft uit eigen waarneming ter zitting gezien dat het hier zeer jonge meisjes betreft, die - zo meent de rechtbank uit algemene ervaringsregels op te maken - gemakkelijk beduusd kunnen geraken door een voorval. De rechtbank heeft in de verklaring van [slachtoffer 2] ook gelezen dat zij zich door het gebeuren met verdachte ‘stom’ voelde. Vervolgens worden de dan nog onwetende [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] na elkaar het slachtoffer van verdachte. Van het gedrag van verdachte uitlokkende gedragingen door de meisjes is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake geweest.
Op grond van voormelde bewijsmiddelen en overwegingen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het sub primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 28 juni 2009 te Baarlo, in de gemeente Maasbree, met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3], die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren hadden bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3].
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen.
Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Het ten laste van verdachte bewezenverklaarde levert op het navolgende strafbare misdrijf:
Primair:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd.
Het misdrijf is strafbaar gesteld bij artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht.
9.De strafbaarheid van verdachte
De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde nu niet is gebleken van enige omstandigheid die verdachtes strafbaarheid opheft.
10.De straffen en/of maatregelen
10.1. De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij gelegenheid van de terechtzitting op 29 oktober 2010 met betrekking tot de op te leggen straf gevorderd dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van 15 maanden, met aftrek ex artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
10.2.Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van de gevorderde straf aangevoerd dat primair verdachte dient te worden vrijgesproken. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat de straf gelijk dient te zijn aan het voorarrest. De persoonlijke omstandigheden van verdachte dienen mee te tellen.
10.3.De overwegingen van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen bij drie verschillende zeer jonge meisjes, waarbij die handelingen bestonden uit het vingeren van deze meisjes. Verdachte is niet na één meisje gestopt met zijn handelingen, maar heeft achter elkaar drie meisjes gevingerd die hij niet kende. Het kan niet anders dan dat verdachte daarbij alleen aan zijn eigen gerief dacht en het gevoelsleven van de slachtoffertjes volstrekt niet heeft meegewogen. [slachtoffer 3] is van de drie slachtoffers degene die het langste de ontuchtige handelingen heeft moeten ondergaan en waarbij het, gezien de medische verklaring, het heftigste aan toe is gegaan. Door het bewezen verklaarde feit wordt grote inbreuk op de geestelijke en lichamelijke integriteit van de slachtoffers gemaakt. De slachtoffers zijn kwetsbare zeer jonge meisjes van 13 en 14 jaar, op wie het gebeurde een grote impact heeft. Een dergelijk voorval pleegt jaren slachtoffertjes te ontwrichten, zoals blijkt uit de verklaringen van de meisjes. De rechtbank rekent dit verdachte zeer zwaar aan.
Blijkens het uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister is verdachte niet eerder in Nederland veroordeeld.
De rechtbank is van oordeel dat met het oog op een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of lagere straf dan de hierna vermelde vrijheidsstraf.
10.4.De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
[slachtoffer 3] wonende te [plaats], [adres], heeft een vordering benadeelde partij ingediend met betrekking tot de als gevolg van het hiervoor ten laste gelegde feit geleden materiële schade en immateriële schade.
[slachtoffer 3] voornoemd heeft de materiële schade op een bedrag van € 63, - en de immateriële schade op een bedrag van € 1.750, - gesteld en wil die schades vergoed krijgen.
Ten laste van verdachte is het hiervoor ten laste gelegde feit (artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht) bewezen. Het is een strafbaar feit en verdachte zal ter zake van dat feit worden veroordeeld.
Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor schade tengevolge van het feit.
Met betrekking tot de toewijsbaarheid van de hoogte van het schadebedrag overweegt de rechtbank dat de vordering is opgebouwd uit de navolgende posten:
-reiskosten politiebureau: € 9,60;
-reiskosten afdeling gynaecologie van het Vie Curi ziekenhuis : € 8,40;
-vernietiging bikini en badjas: € 45,-.
Met betrekking tot de gevorderde immateriële schade overweegt de rechtbank als
volgt. Gelet op de aard van het bewezenverklaarde is het een ervaringsregel dat daardoor bij het slachtoffer immateriële schade van enige omvang wordt veroorzaakt. Of de door het slachtoffer opgelopen immateriële schade een bedrag van € 1.750, - rechtvaardigt, kan de rechtbank op basis van de haar beschikbare informatie niet beoordelen. De vordering immateriële schade, die door verdachte is weersproken, is naar het oordeel van de rechtbank wel gedeeltelijk voor toewijzing vatbaar tot een bedrag van € 1.000, -.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de posten ‘reiskosten’, te weten € 9,60 + € 8,40 = € 18, -, voor toewijzing vatbaar, zodat de rechtbank het schadebedrag zal vaststellen op een totaalbedrag van € 1.018, - , te vermeerderen met de wettelijke rente over het bedrag ad € 1008,40 vanaf 28 juni 2009 en te vermeerderen met de wettelijke rente over het bedrag ad € 9,60 vanaf 3 juli 2009, tot de dag der algehele voldoening. De post ‘vernietiging bikini en badjas’ is niet voor toewijzing vatbaar en de rechtbank zal de vordering met betrekking tot deze post afwijzen.
Met betrekking tot de overige immateriële schade is deze naar het oordeel van de rechtbank niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding en zal de benadeelde partij voor dat deel niet ontvankelijk in haar vordering dienen te worden verklaard en zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij het deel van de vordering waarin zij niet ontvankelijk dient te worden verklaard, slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
De rechtbank zal de verdachte veroordelen in de kosten van het geding door de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag gemaakt, begroot op nihil.
De rechtbank zal tevens aan verdachte de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van € 1.018, -, te vermeerderen met de wettelijke rente over het bedrag ad € 1008,40 vanaf 28 juni 2009 en te vermeerderen met de wettelijke rente over het bedrag ad € 9,60 vanaf 3 juli 2009, tot de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 20 dagen, te betalen ten behoeve van [slachtoffer 3] voornoemd, zoals hierna in het dictum genoemd.
11.Toepasselijke wetsartikelen
Na te melden beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 24c, 27, 36f, 57, 245.
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
verstaat dat het aldus bewezenverklaarde het hiervoor vermelde strafbare feit oplevert en verklaart verdachte ter zake strafbaar;
veroordeelt verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van 15 maanden;
beveelt dat de tijd door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de aan verdachte opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
wijst toe de vordering van [slachtoffer 3];
veroordeelt verdachte om tegen bewijs van betaling aan benadeelde partij [slachtoffer [adres], [plaats], te betalen een bedrag van € 1.018, -, te weten € 18, - aan reiskosten en € 1.000, - aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente over het bedrag van € 1.000, - te rekenen vanaf 28 juni 2009 en te vermeerderen met de wettelijke rente over het bedrag ad € 9,60 vanaf 3 juli 2009, tot de dag der algehele voldoening;
legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat te betalen een som geld ten bedrage van € 1.018, - subsidiair 20 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer van het primaire feit (artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht) genaamd [slachtoffer 3], wonende te [adres], [plaats], met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de opgelegde verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
veroordeelt verdachte tevens tot betaling aan de Staat van de wettelijke rente over het bedrag ad € 1008,40 vanaf 28 juni 2009 en te vermeerderen met de wettelijke rente over het bedrag ad € 9,60 vanaf 3 juli 2009 tot de dag der algehele voldoening;
bepaalt dat indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1.018, -, te vermeerderen met de wettelijke rente over het bedrag ad € 1008,40 vanaf 28 juni 2009 en te vermeerderen met de wettelijke rente over het bedrag ad € 9,60 vanaf 3 juli 2009 tot de dag der algehele voldoening ten behoeve van voornoemd slachtoffer daarmede de verplichting van verdachte om dit bedrag aan voornoemde benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien dit bedrag door verdachte aan voornoemde benadeelde partij is betaald, daarmee de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat ten behoeve van voornoemd slachtoffer komt te vervallen;
verklaart niet-ontvankelijk de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3], wonende te [adres], [plaats], voor het overige van de immateriële schade, aangezien de vordering voor dat deel naar het oordeel van de rechtbank niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding, met bepaling dat de benadeelde partij het deel van de vordering waarin zij niet ontvankelijk is slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
wijst af de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3], [adres], [plaats], voor wat betreft de post ‘vernietiging bikini en badjas’;
veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Vonnis gewezen door mrs. L.P. Bosma, V.P. van Deventer en W.A.H.J. Poppeliers, rechters, van wie mr. V.P. van Deventer voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. D.W.G. Roebroek als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 12 november 2010.