RECHTBANK ROERMOND
Sector strafrecht
Parketnummer : 04/994504-10
Datum uitspraak : 28 oktober 2010
Vonnis van de rechtbank Roermond, meervoudige economische strafkamer
1. Het onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
14 oktober 2010.
De verdachte staat terecht ter zake dat:
1.
zij in de periode van 1 januari 2006 tot en met 31 december 2006 in [plaats], althans in Nederland, tezamen en in vereniging, al dan niet opzettelijk, op een combinatie van bedrijven, waarvan een bedrijf gelegen aan de [adres] te [plaats], gemiddeld gedurende het jaar 2006 gezamenlijk 10.104,9 varkens, uitgedrukt in varkenseenheden, in elk geval een groter aantal varkens, heeft gehouden dan het op die combinatie van bedrijven gezamenlijk rustende varkensrecht, te weten 7.596,2 varkenseenheden;
Artikel 19 Meststoffenwet
2.
zij in de periode van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2007 in [plaats], althans in Nederland, tezamen en in vereniging, al dan niet opzettelijk, op een combinatie van bedrijven, waarvan een bedrijf gelegen aan de [adres] te [plaats], gemiddeld gedurende het jaar 2007 gezamenlijk 10.012,1 varkens, uitgedrukt in varkenseenheden, in elk geval een groter aantal varkens, heeft gehouden dan het op die combinatie van bedrijven
gezamenlijk rustende varkensrecht, te weten 7.596,2 varkenseenheden;
Artikel 19 Meststoffenwet
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.
3. De geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
4. De bevoegdheid van de rechtbank
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
5. De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen.
6. Schorsing der vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
7.1. Standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 14 oktober 2010 gevorderd dat het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal worden bewezen verklaard.Naar het oordeel van de officier van justitie is sprake van een combinatie van bedrijven, te weten:
- [bedrijf 1],
- [bedrijf 2]
- [bedrijf 3]
- [bedrijf 4]
- [verdachte] (verdachte).
Deze bedrijven hebben alle als enig aandeelhouder de [bedrijfsnaam], met als zelfstandig bevoegde directeur [naam]. Voor alle bedrijven geldt dat er sprake is van één bestuurder, één directeur, één administratie en één fiscale eenheid. Deze vijf bedrijven hebben alle meer varkens gehouden dan zij gezamenlijk op grond van hun varkensrecht mochten hebben.
De verdediging heeft zich blijkens de overgelegde pleitaantekeningen op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 en 2 ten laste gelegde, aangezien de wet het begrip “combinatie van bedrijven” niet kent. Subsidiair heeft de raadsman aangegeven dat evenmin duidelijk wordt welk feit elk afzonderlijk bedrijf kan worden verweten. Meer subsidiair heeft de raadsman aangegeven dat er geen aansluiting is tussen het gestelde (vermeende) aantal varkens, de categorie van die varkens, alsmede de locatie van die varkens in het dossier ten opzichte van het verwijt dat in de tenlastelegging is gemaakt. Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat niet is uitgegaan van de correcte categorieën en dat in het proces-verbaal bovendien is uitgegaan van aannames. Daarenboven zijn er biggetjes van drie tot zes weken oud vervoerd naar Duitsland. In de telling van het proces-verbaal zijn deze meegenomen. Onbewijsbaar blijft naar de mening van de verdediging de vaststelling van de aantallen waarvan dient te worden uitgegaan.
7.2. Vrijspraakoverwegingen van de rechtbank
Met betrekking tot het ten laste gelegde medeplegen op een combinatie van bedrijven overweegt de rechtbank als volgt.
De rechtbank is van oordeel dat het systeem van de Meststoffenwet met zich brengt dat er geen sprake kan zijn van varkenseenheden, die berusten op een combinatie van bedrijven gezamenlijk. De officier van justitie heeft weliswaar aangegeven dat verdachte en de overige door hem genoemde besloten vennootschappen alle als enig aandeelhouder de [bedrijfsnaam] hebben, met als zelfstandig bevoegde directeur [naam], doch zulks kan naar het oordeel van de rechtbank niet betekenen dat sprake is van één op al die bedrijven rustend varkensrecht.
Gelet hierop kan het onderdeel in de tenlastelegging dat hierop ziet niet bewezen worden. Nu evenmin bewijsbaar is dat verdachte zelf te veel varkens heeft gehouden, dient de verdachte van de feiten 1 en 2 te worden vrijgesproken.
Gelet hierop behoeven de overige gevoerde verweren naar het oordeel van de rechtbank geen bespreking meer.
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het sub 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
Vonnis gewezen door mrs. F. Oelmeijer, M.B.T.G. Steeghs en R.A.J. van Leeuwen,
rechters, van wie mr. M.B.T.G. Steeghs voorzitter, in tegenwoordigheid van C. van Est als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 28 oktober 2010.
Mr. R.A.J. van Leeuwen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.