RECHTBANK ROERMOND
Sector strafrecht
Parketnummer : 04/994577-09
Datum uitspraak: 28 oktober 2010
Vonnis van de rechtbank Roermond, meervoudige economische strafkamer
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats],
wonende [adres]
1.Het onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
14 oktober 2010.
De verdachte staat terecht ter zake dat:
1.
[bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] en/of
[bedrijf 3] en/of [bedrijf 4] en/of [bedrijf 5] in de periode van 1 januari 2006 tot en met 31 december 2006, in meerdere gemeenten in de provincie Limburg, althans in Nederland, tezamen en in vereniging, al dan niet opzettelijk, gezamenlijk op vijf, althans een aantal, bedrijven, gemiddeld gedurende het jaar 2006, 10.104,9 varkens, uitgedrukt in varkenseenheden, in elk geval een groter aantal varkens, hebben gehouden dan het op die bedrijven gezamenlijk rustend varkensrecht, te weten 7.596,2 varkenseenheden, hebbende hij, verdachte, tot het feit opdracht gegeven, althans hebbende hij feitelijk leiding gegeven aan de verboden gedraging;
artikel 19 Meststoffenwet, juncto artikel 51 Wetboek van Strafrecht
Althans indien ter zake het vorenstaande onder 1 geen veroordeling zou volgen:
hij in de periode van 1 januari 2006 tot en met 31 december 2006, in meerdere gemeenten in de provincie Limburg, althans in Nederland, tezamen en in vereniging, al dan niet opzettelijk, op een combinatie van bedrijven, gemiddeld gedurende het jaar 2006, 10.104,9 varkens, uitgedrukt in varkenseenheden, in elke geval een groter aantal varkens heeft gehouden dan het op die combinatie van bedrijven gezamenlijk rustend varkensrecht, te weten 7.596,2 varkenseenheden;
Artikel 19 Meststoffenwet
2.
[bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] en/of [bedrijf 3] en/of [bedrijf 4] en/of [bedrijf 5] in de periode van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2007, in meerdere gemeenten in de provincie Limburg, althans in Nederland, tezamen en in vereniging, al dan niet opzettelijk, gezamenlijk op vijf, althans een aantal, bedrijven, gemiddeld gedurende het jaar 2007, 10.012,1 varkens, uitgedrukt in varkenseenheden, in elk geval een groter aantal varkens, hebben gehouden dan het op die bedrijven gezamenlijk rustend varkensrecht, te weten 7.596,2 varkenseenheden, hebbende hij, verdachte, tot
het feit opdracht gegeven, althans hebbende hij feitelijk leiding gegeven aan de verboden gedraging;
Artikel 19 Meststoffenwet, juncto artikel 51 Wetboek van Strafrecht
Althans indien ter zake het vorenstaande onder 2 geen veroordeling zou volgen:
hij in de periode van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2007, in meerdere gemeenten in de provincie Limburg, althans in Nederland, tezamen en in vereniging, al dan niet opzettelijk, op een combinatie van bedrijven, gemiddeld gedurende het jaar 2007, 10.012,1 varkens, uitgedrukt in varkenseenheden, in elk geval een groter aantal varkens heeft gehouden dan het op die combinatie van bedrijven gezamenlijk rustende varkensrecht, te weten 7.596,2 varkenseenheden;
artikel 19 Meststoffenwet
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.
3.De geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
4.De bevoegdheid van de rechtbank
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
5.De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen.
6.Schorsing der vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
7.1.Standpunten van de officier van justitie en de verdediging.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 14 oktober 2010 gevorderd dat het onder 1 primair en het onder 2 primair ten laste gelegde zal worden bewezen verklaard. Verdachte heeft als feitelijk leidinggever tezamen met de vijf B.V.’s meer varkens gehouden dan de B.V.’s gezamenlijk op grond van hun varkensrecht mochten hebben.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 primair en subsidiair en het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde. De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat medeplegen is ten laste gelegd, echter niet te bewijzen is hoeveel varkens welke verdachte teveel zou hebben gehouden. Naar de mening van de verdediging is niet uitgegaan van de correcte categorieën en bovendien is in het proces-verbaal uitgegaan van aannames. Daarenboven zijn er biggetjes van drie tot zes weken oud vervoerd naar Duitsland. In de telling van het proces-verbaal zijn deze meegenomen. Onbewijsbaar blijft naar de mening van de verdediging de vaststelling van de aantallen waarvan dient te worden uitgegaan.
De overtuiging van de rechtbank dat de verdachte het onder 1 primair en het onder 2 primair ten laste gelegde heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die zijn vervat in de volgende bewijsmiddelen.
De hieronder vermelde bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit, waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
De genoemde geschriften zijn slechts gebruikt in verband met de inhoud van de overige bewijsmiddelen.
De verbalisant [naam] heeft van de Algemene Inspectiedienst (hierna te noemen: AID) vijf dossiers ontvangen met het verzoek de naleving van het varkensrecht over de kalenderjaren 2006 en 2007 te controleren. Dit betreft de volgende bedrijven:
-[bedrijf 1]
-[bedrijf 2]
-[bedrijf 3]
-[bedrijf 4]
-[bedrijf 5].
Deze bedrijven zijn alle gevestigd te [plaats], [adres] en hebben vijf verschillende stallocaties in [plaats], [plaats], [plaats], [plaats] en [plaats]. Genoemde bedrijven hebben blijkens de gegevens van de Kamer van Koophandel alle dezelfde bestuurder: [bedrijf 1]., met als zelfstandig bevoegd directeur [verdachte]
In het dossier zag de verbalisant dat op de vijf bedrijven over de kalenderjaren 2006 en 2007 de volgende dierrechten aanwezig waren:
Aanwezige dierrecht in varkenseenheden (VE): 2006 2007
-[bedrijf 1] 4.301,2 4.301,2
-[bedrijf 2] 397 397
-[bedrijf 3] 508 1.198
-[bedrijf 4] 1.790 1.100
-[bedrijf 5]. 600 600
______ _______
7.596,2 7.596,2
De overzichten van het aanwezige dierrecht van elk van de 5 bedrijven bevinden zich in het dossier.
Op 10 juni 2008 is door de afdeling Veehouderij en meststoffen van de AID een controle ingesteld bij de vijf varkensbedrijven. Tijdens de controle van de administratie is op de vijf bedrijven het aanwezige aantal dieren per diercategorie opgenomen. De processen-verbaal van bevindingen hieromtrent bevinden zich in het dossier. In het kantoor verkregen de verbalisanten overzichten van de aanwezige dieren vanaf 2006 uit het aanwezige managementsysteem Pigmanager. Desgevraagd werden tevens per bedrijf de bijgehouden veesaldoregistratie vanaf 2006 uitgedraaid. De uitdraaien van de veesaldoregistratie over 2006, 2007 en 2008 van de 5 bedrijven bevinden zich in het dossier.
Tijdens het vervolgonderzoek heeft de verbalisant de veesaldokaart per bedrijf vanaf de laatst bijgewerkte datum tot de datum van controle bijgewerkt op basis van de geregistreerde wijzigingen in het I & R transportoverzicht. De verbalisant heeft de dieren betreffende de telling, de veesaldokaarten en de administratieve aantallen uit Pigmanager met elkaar vergeleken in onderstaande schema’s.
Locatie veesaldokaart telling 10 juni 2008 Pigmanager, alleen totaal
[plaats] 2239 2905
[plaats] 193 268
[plaats] 613 666
[plaats] 0 668
[plaats] 0 0
[naam] 279 niet geteld
Locatie veesaldokaart telling 10 juni 2008 Pigmanager, alleen totaal
[plaats] 0 0
[plaats] 0 0
[plaats] 0 0
[plaats] 688 167
[plaats] 0 0
[naam] 38 niet geteld
Locatie veesaldokaart telling 10 juni 2008 Pigmanager, alleen totaal
[plaats] 0 0
[plaats] 0 0
[plaats] 0 0
[plaats] 0 0
[plaats] 198 737
[naam] 0 niet geteld
Aangezien er geen gegevens betreffende de vleesvarkens opgenomen zijn in Pigmanager is de verbalisant overgegaan tot controle van de aantallen op basis van de veesaldoregistratie, slachtafrekeningen, ophaaloverzicht Rendac 2006, vervoersdocumenten, weegbonnen, aanvoerbewijzen en I & R transportmeldingen. De uitleg en onderbouwing van de gegevens betreffende de gehouden vleesvarkens te [plaats] in 2006, inclusief de kopieën uit deze administratie zijn als bijlage bij dit proces-verbaal gevoegd. De verbalisant heeft met betrekking tot deze bijlage in een aanvullend proces-verbaal nadere informatie verschaft. Daarop is onder meer aangegeven dat op de veesaldokaarten uit de map “mest06” geen jaartal was vermeld, doch kennelijk betrekking heeft op het jaar 2006.
Aangezien er ook wat betreft de gehouden varkens in het managementsysteem Pigmanager geen splitsing tussen de afzonderlijke bedrijven is aangebracht, heeft de verbalisant niet het aantal gehouden dieren per bedrijf, maar de vijf bedrijven als zijnde één bedrijf beoordeeld.
Met betrekking tot het dierrecht varkens is uitgegaan van omrekenfactoren, zoals vermeld in het proces-verbaal , waarin onder meer wordt vermeld dat wordt verstaan onder:diercategorie 400: fokzeugen inclusief biggen jonger dan 6 weken.
Bij de berekening van het aantal gehouden dieren dat maximaal in de voergeldstallen van respectievelijk [naam], [naam] en [naam] is gehouden is in mindering gebracht op de aantallen uit Pigmanager, hetgeen ten voordele van verdachte is afgerond naar gezamenlijk 600 stuks. Voorts is rekening gehouden met de afvoer van slachtzeugen, welke aantallen in mindering zijn gebracht op het aantal zeugen in Pigmanager en als aparte categorie 410, in het voordeel van de verdachte, in de berekening zijn meegenomen (gemiddeld 25 slachtzeugen in 2006 en gemiddeld 40 slachtzeugen in 2007).
Gehouden dieren categorie omrekenfactor varkenseenheden
4313-600-25 = 3688 400 zeugen 1,97 7265,4
285,6 403 opfokzeugen > 7 mnd 1,59 454,1
822,4 402 opfokzeugen < 7 mnd 0,96 789,5
2 406 dekberen 1,86 3,72
1298,2 407 gespeende biggen 0,36 467,4
25 410 slachtzeugen 1,59 39,8
1085 411 vleesvarkens 1 1085
Gemiddeld gehouden varkenseenheden in het kalenderjaar 2006: 10.104,9
Totaal aanwezig varkens recht in het kalenderjaar 2006: 7.596,2
Kennelijke overschrijving dierrecht 2006, afgerond in varkenseenheden: 2.509.
Gehouden dieren categorie omrekenfactor varkenseenheden
4649-600-40 = 4009 400 zeugen 1,97 7897,7
243,3 403 opfokzeugen > 7 mnd 1,59 386,8
1206,5 402 opfokzeugen < 7 mnd 0,96 1158,2
2 406 dekberen 1,86 3,72
1344,6 407 gespeende biggen 0,36 484,1
40 410 slachtzeugen 1,59 63,6
18 411 vleesvarkens 1 18
Gemiddeld gehouden varkenseenheden in het kalenderjaar 2007: 10.012,1
Totaal aanwezig varkens recht in het kalenderjaar 2006: 7.596,2
Kennelijke overschrijving dierrecht 2007, afgerond in varkenseenheden: 2.416.
Op 11 november 2008 is verdachte gehoord . Hij verklaarde onder meer – zakelijk weergegeven – als volgt: “Ik ben directeur van de verdachte B.V.’s. De gegevens die in Pigmanager worden ingevoerd kloppen niet 100%; bij bepaalde getallen zullen er waarschijnlijk niet de correcte gegevens staan. Hiermee doel ik op de gewichten en leeftijd bij de afvoer van biggen. Alle gegevens worden hier ingevoerd, op de andere locaties wordt niets geregistreerd. U vraagt mij hoe ik het verschil in aantallen zeugen kan verklaren tussen het opschrift op bijlage 35 (de rechtbank leest hier, gelet op de onderliggende bijlage: 38), zijnde 4744 stuks en de aantallen uit de veesaldoregistratie, door u genoemd, 3318 stuks. Het verschil is te verklaren door het feit dat ik vind dat mijn zeugen in een andere categorie horen te vallen. Vanaf ongeveer 2004 hebben er ook zeugen in Duitsland gelegen. Hoeveel weet ik niet precies. Deze zijn zonder officiële documenten vervoerd. Het betreft vaker dieren, die als big weggaan en later eventueel als zeug terugkomen naar Nederland. U vraagt mij waarom in Pigmanager de gegevens niet gesplitst zijn tussen de B.V.’s. De financiële administratie moet ik splitsen. De dieradministratie dacht ik niet. U vraagt mij waarom de vleesvarkens niet in Pigmanager bijgehouden worden. Hierop zeg ik dat deze wel correct op de veesaldoregistratie worden bijgehouden, deze klopten toch vrij goed. Mijn totale dierrecht, inclusief het dierrecht van de voergeldstallen, gedeeld door een naar mijn mening redelijkere varkenseenheid voor mijn zeugen, staat in verhouding tot het aantal gehouden dieren. U toont mij een bladzijde (bijlage 40) uit mijn agenda 2007, met onder andere het opschrift “rechten zeugen 4300, nodig 5600, leasen 1300”. Waarschijnlijk is dit wel mijn handschrift. Indien er kan worden gerekend met een redelijkere categorie varkenseenheden, is het niet nodig om te kopen of leasen. Door de wettelijke regels word ik bijna verplicht om foutieve veesaldo bij te houden. De aantallen opfokzeugen in [plaats], die niet met I en R te verantwoorden zijn, komen uit Duitsland retour naar Nederland. Het zou kunnen dat deze transporten eerder zonder certificaat zijn uitgevoerd. De situatie in 2008 is gewijzigd: alle biggen gaan nu op 3 weken naar Duitsland. Hierna gaat de opfok door naar [plaats]. Door omstandigheden hebben voor 2008 ook enkele zeugen in Duitsland gestaan. Aangezien wij de biggen op 3 weken spenen en afvoeren, is het naar mijn mening realistischer om voor onze zeugen een lager VE te gebruiken. Wat betreft de biggen geldt hetzelfde. Hier zou een categorie moeten komen met een dierrecht van 0,32 VE.”
Genoemde bijlage 38 bevindt zich in het dossier , evenals bijlage 40 .
7.3.Overwegingen van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel, dat op grond van de voornoemde bewijsmiddelen vast staat dat de bedrijven, waaraan verdachte als bestuurder van [bedrijf 1] feitelijk leiding heeft gegeven, in totaliteit meer varkens hebben gehouden dan het totaal aan varkensrechten toestaat. Ondersteunend aan de in het proces-verbaal gerelateerde berekeningen zijn de aantekeningen van de verdachte in zijn agenda, waaruit blijkt dat ook verdachte er vanuit ging varkensrechten te moeten bijleasen. Ook is in dit verband van belang dat verdachte in zijn eerdergenoemd verhoor op 11 november 2008 niet zozeer spreekt van verkeerde tellingen, maar van de noodzaak redelijkere categorieën varkenseenheden te hanteren en dat hij verklaart door de wettelijke regels bijna verplicht te worden om foutieve veesaldo bij te houden. Het feit dat voor de individuele bedrijven afzonderlijk een overschrijding van de varkensrechten niet te bewijzen is doet hieraan niet af. In het midden kan blijven bij welk van de bedrijven een overschrijding (en van welke omvang) heeft plaatsgevonden.
Wat betreft het verweer van de raadsman ten aanzien van de gehanteerde categorieën overweegt de rechtbank dat zij in beginsel geen reden heeft te twijfelen aan (de uitgangspunten bij) de berekeningen van de AID. Immers, de tellingen in categorieën op 10 juni 2008, die als uitgangspunt dienen voor de verdere berekeningen, zijn verricht door ter zake kundige verbalisanten. De tellingen bleken voorts vrij goed overeen te komen met de gegevens uit Pigmanager, terwijl er grote afwijkingen waren met de veesaldoregistratie (met veel te weinig zeugen, veel te veel fokzeugen en in absolute aantallen te weinig varkens). De rechtbank overweegt hierbij tevens dat de AID de berekeningen heeft moeten maken op basis van een gebrekkige administratie van de bedrijven waarvoor verdachte verantwoordelijk was.
Gelet op het vorenstaande wijst de rechtbank de stelling van de verdediging dat bij de berekeningen uitgegaan moet worden van de veesaldoregistratie en dat ten onrechte opfokzeugen zijn aangemerkt als zeugen als – in elk geval – onvoldoende concreet en onderbouwd van de hand.
Ten aanzien van de gespeende biggen is de rechtbank van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat er (op enig moment) toe over is gegaan een aantal gespeende biggen naar Duitsland over te brengen voor verdere opfok. Die biggen dienen (vanaf een leeftijd van 6 weken) niet mee te tellen in de berekening van het aantal varkens. Nu (hoewel door toedoen van de gebrekkige administratie van verdachte) niet exact is vast te stellen vanaf wanneer en om hoeveel biggen het hier gaat, is de rechtbank er bij de beoordeling van de bewijsmiddelen vanuit gegaan dat het totaal aantal gespeende biggen uit de berekening van het door de bedrijven gehouden aantal varkens dient te worden gehaald.
Op grond van voormelde bewijsmiddelen en overwegingen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het sub 1 primair en het sub 2 primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
[bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] en/of [bedrijf 3] en/of [bedrijf 4] en/of [bedrijf 5] in de periode van 1 januari 2006 tot en met 31 december 2006, in een of meerdere gemeenten in de provincie Limburg, opzettelijk, op vijf bedrijven, gemiddeld gedurende het jaar 2006, een groter aantal varkens, uitgedrukt in varkenseenheden, hebben gehouden dan het op dat/die bedrijven rustend varkensrecht, hebbende hij, verdachte, feitelijk leiding gegeven aan de verboden gedraging;
2.
[bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] en/of [bedrijf 3] en/of [bedrijf 4] en/of [bedrijf 5] in de periode van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2007, in een of meerdere gemeenten in de provincie Limburg, opzettelijk, op vijf bedrijven, gemiddeld gedurende het jaar 2007, een groter aantal varkens, uitgedrukt in varkenseenheden, hebben gehouden dan het op dat/die bedrijven rustend varkensrecht, hebbende hij, verdachte, feitelijk leiding gegeven aan de verboden gedraging;
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen.
Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
8.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de kwalificatie
Het ten laste van verdachte bewezenverklaarde levert op de navolgende strafbare misdrijven:
overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 19 van de Meststoffenwet, opzettelijk begaan, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging.
overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 19 van de Meststoffenwet, opzettelijk begaan, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging.
De misdrijven zijn telkens strafbaar gesteld bij 1a juncto artikel 6 van de Wet op de economische delicten.
9.De strafbaarheid van verdachte
De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde nu niet is gebleken van enige omstandigheid die verdachtes strafbaarheid opheft.
10.De straffen en/of maatregelen
10.1.De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij gelegenheid van de terechtzitting op 14 oktober 2010 met betrekking tot de op te leggen straf gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 primair en het onder 2 primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete van € 25.000,-- voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en daaraan gekoppeld als bijzondere voorwaarde dat verdachte met ingang van 1 januari 2011 per B.V. die hij vertegenwoordigt een gescheiden veesaldoregistratie zal bijhouden, gekoppeld aan het aantal varkenseenheden.
10.2.Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van de gevorderde straf aangevoerd dat hij uitgaat van vrijspraak, doch indien tot een bewezenverklaring gekomen wordt hij de strafeis te hoog vindt en dat de bijzondere voorwaarde al door verdachte wordt nageleefd, aangezien hij de veesaldokaarten bijhoudt en dit ook voor 2010 en 2011 zal doen.
10.3.De overwegingen van de rechtbank
Bewezen verklaard is overtreding van artikel 19 van de Meststoffenwet over de jaren 2006 en 2007. Gedurende twee jaren heeft verdachte leiding gegeven aan deze overtredingen door bedrijven, waarvan hij directeur is en waarbij zijn administratie onvoldoende doorzichtig is gebleken. De regels met betrekking tot de Meststoffenwet dienen ter bevordering van deugdelijkheid ten aanzien van de verhandeling van meststoffen, alsmede het belang van de bescherming van de bodem. Door verdachtes handelen, gedurende een lange periode, is aan het milieu schade toegebracht. De rechtbank is van oordeel dat verdachte hierbij uit financiële motieven heeft gehandeld.
Blijkens het uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister is verdachte niet eerder ter zake van de Meststoffenwet veroordeeld. Wel blijkt daaruit dat verdachte op 3 december 2008 door de economische politierechter te Roermond onder meer is veroordeeld wegens overtreding van artikel 12 van de regeling identificatie en registratie van dieren, aan welke overtreding hij feitelijke leiding heeft gegeven.
Ter terechtzitting heeft verdachte geen inzicht getoond in de onjuistheid van zijn handelwijze.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat een zwaardere straf dient te worden opgelegd dan door de officier van justitie gevorderd, nu de ernst van het de feiten onvoldoende in de eis van de officier van justitie tot uitdrukking komt.
De rechtbank zal verdachte veroordelen tot een deels onvoorwaardelijke geldboete. Bij de vaststelling van de geldboete heeft de rechtbank rekening gehouden met de draagkracht van verdachte in een mate waarin dat nodig wordt geacht met het oog op een passende bestraffing van verdachte. Verdachte wordt door die vaststelling in diens inkomen en vermogen niet onevenredig getroffen.
De rechtbank zal aan het voorwaardelijke deel van de geldboete geen bijzondere voorwaarde stellen, aangezien zij van oordeel is dat door het bepalen van algemene voorwaarden voldoende gewaarborgd is dat verdachte de administratie op zijn bedrijven conform wet- en regelgeving zal (doen) uitvoeren.
11.Toepasselijke wetsartikelen
Na te melden beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c, 51, 57, 63, 91.
Wet op de economische delicten art. 1a, 2, 6.
Meststoffenwet art. 19.
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair en onder 2 primair ten laste gelegde zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
verstaat dat het aldus bewezenverklaarde de hiervoor vermelde strafbare feiten oplevert en verklaart verdachte ter zake strafbaar;
veroordeelt verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een geldboete van
€ 25.000,--, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 160 dagen;
bepaalt dat van deze straf € 20.000,--, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 135 dagen, niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
Vonnis gewezen door mrs. F. Oelmeijer, M.B.T.G. Steeghs en R.A.J. van Leeuwen, rechters, van wie mr. M.B.T.G. Steeghs voorzitter, in tegenwoordigheid van C. van Est als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 28 oktober 2010.
Mr. R.A.J. van Leeuwen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.