ECLI:NL:RBROE:2010:BO0358

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
8 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
04/804134-10
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Leidende rol bij gewapende overval en meerdere winkeldiefstallen

In deze zaak heeft de rechtbank Roermond op 8 oktober 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die wordt beschuldigd van een gewapende overval op 17 maart 2010 in Venlo, waarbij met een vuurwapen is gedreigd, en van meerdere winkeldiefstallen. De verdachte, geboren te [geboortedatum en plaats], werd beschuldigd van het samen met anderen plegen van diefstal met geweld en bedreiging, alsook van het voorbereiden en vergemakkelijken van deze diefstal. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op de dag van de overval samen met mededaders de woning van slachtoffers binnendrong, hen bedreigde met een vuurwapen en hen fysiek geweld aandeed. De rechtbank heeft ook bewijs gevonden van de betrokkenheid van de verdachte bij verschillende winkeldiefstallen, waaronder diefstal van kleding en elektronica in de periode van 2008 tot 2010. De verdachte heeft zich in georganiseerd verband schuldig gemaakt aan deze misdrijven, waarbij hij een leidende rol heeft gespeeld. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven jaar, met inachtneming van de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers. De rechtbank heeft ook schadevergoedingen toegewezen aan de slachtoffers voor de immateriële schade die zij hebben geleden door de overval en de diefstallen.

Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND
Sector strafrecht
Parketnummer : 04/804134-10
Datum uitspraak : 8 oktober 2010
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Roermond, meervoudige kamer voor strafzaken,
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboortedatum en plaats], thans gedetineerd
1. Het onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 24 september 2010.
2. De tenlastelegging
De verdachte staat terecht ter zake dat:
1.
hij op of omstreeks 17 maart 2010 in de gemeente Venlo tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen onder meer een aantal horloges, een aantal mobiele telefoons, een tas, een hoeveelheid geld, een aantal sieraden en een aantal fototoestellen, in elk geval enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of een tas, inhoudende onder meer een portemonnee met daarin een aantal pasjes, en een mobiele telefoon, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld heeft bestaan uit
- het uit de handen van genoemde [slachtoffer 2] rukken van een mobiele telefoon en/of
- het met kracht met tyrips vastbinden van de armen en benen van genoemde [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of
- het met kracht naar binnenduwen van genoemde [slachtoffer 3] en/of
- het met kracht naar de grond duwen van genoemde [slachtoffer 3] en/of
welke bedreiging met geweld heeft bestaan in
- het houden van een pistool, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen het hoofd van genoemde [slachtoffer 2] en/of
- het richten van een pistool, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op genoemde [slachtoffer 2] en/of
[slachtoffer 3] en/of het (daarbij) op dreigende toon tegen genoemde [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] roepen:
"Omdraaien, omdraaien. Als ze niet luisteren schiet ze maar dood" en/of "Rustig, rustig" en/of "Liggen, liggen" en/of "Als
die niet stil zijn dan schiet ze kapot" en/of "schiet ze maar kapot", althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of
strekking;
(zaak 1)
(art. 312 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 19 juni 2008 in de gemeente Veghel tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid kleding, bestaande onder meer uit een aantal hemden en jurken, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
(zaak 2, aangifte pagina 786)
(art. 311 Wetboek van Strafrecht)
3.
hij op of omstreeks 05 juli 2008 in de gemeente Someren ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 5/verbalisant 5], aspirant van politie, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een door hem, verdachte, bestuurde auto achteruit is gereden, terwijl genoemde [slachtoffer 5/verbalisant 5] zich in de portieropening van genoemde auto bevond, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(zaak 2, aangifte pagina 803)
(art. 302 jo 45 Wetboek van Strafrecht)
4.
hij op of omstreeks 25 maart 2009 in de gemeente Waalwijk tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een aantal jacks, in elk geval enig goed, geheel
of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 6]., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader;
(zaak 3)
(art. 311 Wetboek van Strafrecht)
5.
hij op of omstreeks 15 januari 2010 in de gemeente Weert tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een TV, merk Samsung en een TV, merk LG, in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 7], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader;
(zaak 4)
(art. 311 Wetboek van Strafrecht)
6.
hij op of omstreeks 03 maart 2010 in de gemeente Venray tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een aantal bikini's, bikinislips, bikinishorts en tankini's, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 8], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
(zaak 6)
(art. 311 Wetboek van Strafrecht)
7.
hij op of omstreeks 13 maart 2010 in de gemeente Middelburg tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een winkelpand, gelegen aan de [adres] heeft weggenomen vier shirts, acht poloshirts en vier truien , in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 9], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
(zaak 8)
art. 311 Wetboek van Strafrecht)
8.
hij op of omstreeks 15 juni 2010 in de gemeente Veghel tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen drie skelters, merk Pucky, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 10], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) de weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
(zaak 9)
(art. 311 Wetboek van Strafrecht)
Althans indien terzake het vorenstaande onder 8 geen veroordeling zou volgen:
hij in of omstreeks de periode van 15 tot en met 16 juni 2010 in de gemeente Veghel, in elk geval in Nederland, een (aantal) skelter(s) heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van de verwerving en/of het voorhanden krijgen van die skelter(s) wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
(art. 416 jo 417BIS Wetboek van Strafrecht)
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.
3. De geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
4. De bevoegdheid van de rechtbank
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
5. De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen.
6. Schorsing der vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
7. Bewijsoverwegingen
7.1. Standpunten van de officier van justitie en de verdediging.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 24 september 2010 gevorderd datde verdachte ten aanzien van het onder 8 primair ten laste gelegde zal worden vrijgesproken, en dat het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7 en 8 subsidiair ten laste gelegde zal worden bewezen verklaard.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7 en 8 primair ten laste gelegde.
7.2 Vrijspraakoverwegingen van de rechtbank
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte sub 8 primair is ten laste gelegd. De rechtbank acht op grond van de zich in het dossier bevindende stukken onvoldoende bewijs voorhanden om tot een veroordeling terzake van het primair tenlastegelegde feit, de diefstal te komen. De rechtbank acht wel voldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden om verdachte voor de subsidiair tenlastegelegde schuldheling te veroordelen.
7.3 Bewijsmiddelen en overwegingen van de rechtbank
De overtuiging van de rechtbank dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7 en 8 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die zijn vervat in de volgende bewijsmiddelen .
De hieronder vermelde bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit, waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Ten aanzien van de feiten 1 tot en met 7
Alvorens in te gaan op de afzonderlijke bewijsmiddelen zal de rechtbank eerst de positieve herkenning van verdachte bespreken zoals die naar het oordeel van de rechtbank uit de processtukken naar voren is gekomen. Verdachte heeft aangevoerd dat hij niet de mannelijke persoon is welke te zien is op de zich in het dossier bevindende foto’s gemaakt van bewegende beelden van bewakings- c.q. beveiligingscamera’s ten tijde van de aan hem tenlastegelegde gewapende overval en de winkeldiefstallen. Verdachte heeft voorts gesteld dat hij regelmatig de dupe is geworden van een persoonsverwisseling met zijn broer, [naam], die zich, aldus verdachte, veelvuldig bezighoudt met criminele activiteiten waar verdachte vervolgens mee wordt geconfronteerd ofschoon hij niets met de criminele activiteiten van zijn broer te maken heeft.
De rechtbank is op grond van na te melden verklaringen van mededaders, getuigen en verbalisanten van oordeel dat er gesproken kan worden van een positieve herkenning van verdachte bij zowel de tenlastegelegde overval op 17 maart 2010 te Venlo als bij de eveneens tenlastegelegde reeks winkeldiefstallen. [getuige 1] heeft naar aanleiding van de uitzending van Opsporing verzocht d.d. 27 april 2010 betreffende de gewapende overval gepleegd op 17 maart 2010 aan de [adres en plaats] de volgende tip gegeven:
“Ik weet wie de dader is van [plaatsen], hij is een man met de pet op bij de overval. Ik herken hem namelijk. Ik ken hem persoonlijk. Zijn naam is [verdachte], Marokkaan, ca 38 jaar oud, 1.75-1.80 meter groot, fors flink postuur, kort gemillimeterd haar. Ik weet hoe [verdachte] werkt. Hij steelt uit winkels en pleegt overvallen. Hij maakt gebruik van big shopperbags. Hij draagt altijd een andere pet. De pet op de foto is een van de vele petten die hij gebruikt.”
Naar aanleiding van deze tip werd door de politie met deze getuige contact opgenomen. Op
29 april 2010 verscheen de getuige [getuige 1] op het politiebureau te Valkenswaard. Nadat , haar een fotoafdruk van de persoon op de overval in Venlo (pagina 614) en een fotoafdruk van de persoon van de winkeldiefstal in Venray (pagina 615) waren getoond verklaarde zij tegenover de verbalisanten :
- dat zij de persoon op de fotoafdrukken persoonlijk kent;
- dat ze “hem” op de camerabeelden herkende aan zijn postuur, zijn brede schouders, zijn loophouding en
aan de manier waarop hij de vrouw op de camerabeelden aan de pols meetrok;
- dat “hij” altijd een ander petje draagt in verband met herkenning op camerabeelden;
- dat “hij” winkeldiefstallen heeft gepleegd in onder andere Venray;
- dat “hij” bij winkeldiefstallen gebruik maakt van verschillende vrouwen;
- dat “ hij” bij winkeldiefstallen gebruik maakt van tassen met folie;
- dat ze zelf ook een keer met “hem” mee is geweest voor het plegen van een winkeldiefstal.
Mededader [mededader 1] heeft bij de politie op de vraag wie bij haar was tijdens de winkeldiefstal op 19 juni 2008 (feit 2) onder meer verklaard : “Dit was [verdachte]. Hij is een Marokkaan. Ik schat hem ergens in de dertig. Ik heb hem een paar weken voor deze diefstal leren kennen via [getuige 2/medeverdachte 5]. [getuige 2/medeverdachte 5] woont in de [adres en wooonplaats]. Ik ken [getuige 2/medeverdachte 5] al heel lang. [getuige 2/medeverdachte 5] heeft twee kinderen van [verdachte].”
Mededader [mededader 2] heeft op 30 juni 2010 bij de politie een verklaring afgelegd en onder meer verklaard . “Ik heb de beelden op internet gezien. Dit was bij het programma gemist van opsporing verzocht. Ik zag de winkel. Ik zag iemand naar binnen lopen. Ik heb ook iets van een overval op een woning gezien. Toen ik die beelden zag zag ik duidelijk dat het dezelfde persoon was. Ik ken die man. Ik ben met deze man naar bed geweest. Het is een Marokkaan. Hij heeft een dikke buik en benen. Volgens mij heeft hij een zuiver gezicht. Hij had geen verwondingen of iets dergelijks in zijn gezicht. Met deze man heb ik de winkeldiefstal op 3 maart 2010 in Venray gepleegd. Toen ik de beelden zag ging ik door de grond. Het is dezelfde persoon. Hij heeft dezelfde kleding en hetzelfde petje op. Het is gewoon dezelfde persoon.”
Uit het politieonderzoek is voorts gebleken dat verbalisant [verbalisant 1] , de verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] en verbalisant [verbalisant 4] , zijnde laatstgenoemd persoon de door verdachte zelf opgegeven informant, allen verdachte [verdachte] hebben herkend als de man op de fotoafdrukken van camerabeelden en bewegende camerabeelden gemaakt tijdens de overval op 17 maart 2010 en de winkeldiefstallen.
Verbalisant [slachtoffer 5/verbalisant 5] herkent verdachte op 5 juli 2008 van foto’s van de winkeldiefstal d.d. 19 juni 2008 (feit 2), welke herkenning van een foto wordt gestaafd door de verklaring van [mededader 1], die naar aanleiding van de winkeldiefstal (feit 2) en de poging zware mishandeling (feit 3) heeft gezegd dat zij bij/met [verdachte] was bij de winkeldiefstal in Veghel en toen hij op het parkeerterrein wegreed en een agente in problemen bracht. Ook verbalisant [verbalisant 4] en [verbalisant 6] herkennen verdachte van de foto van de winkeldiefstal in Veghel. Hieruit volgt dat verdachte dus zeer wel te herkennen is aan foto’s.
Ten overvloede merkt de rechtbank in dit verband nog op dat het verdachte geheel vrijstaat zijn verdediging te voeren en een proceshouding aan te nemen op een wijze die hem goeddunkt. Nu verdachte ondanks de herkenningen blijft volharden in zijn stelling dat dit hem allemaal is overkomen door toedoen van zijn broer had het naar het oordeel van de rechtbank alleszins op zijn weg gelegen informatie te verschaffen over waar hij zich dan wel ten tijde van de overval bevond. Verdachte hoeft niet mee te werken aan zijn veroordeling maar zulks laat onverlet de mogelijkheid zijn onschuld aan te tonen zeker als hij, zoals hijzelf stelt, het slachtoffer dreigt te worden van een persoonsverwisseling. De hiervoor bedoelde informatie had immers tot de conclusie kunnen leiden dat hij niet dader van de overval kan zijn geweest en dat zijn herkenning dus wel moet berusten op een persoonsverwisseling. Gelet op de vele herkenningen had het op de weg van verdachte gelegen zijn bewering omtrent persoonsverwisseling te schragen met objectieve, verifieerbare gegevens waar hij ten tijde van de tenlastegelegde feiten dan verbleven heeft.
Verdachte heeft echter om hem moverende redenen hiervoor niet gekozen en heeft bovendien geen medewerking verleend aan het vinden van zijn broer ofschoon hij blijkens zijn eigen verklaring bij de politie altijd veel contact met zijn criminele broer heeft gehad.
Gelet op het vorenstaande, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank op grond van deze positieve herkenning van verdachte tot de conclusie dat het niet anders kan dat verdachte als dader bij de hem tenlastegelde feiten sub 1 tot en met 7 betrokken is geweest. Dit betekent eveneens dat het verweer van verdachte dat hij slachtoffer is van een persoonsverwisseling met zijn broer [naam] moet worden verworpen.
Feit 1
Uit het proces-verbaal van bevindingen blijkt dat verbalisant [verbalisant 7] op 17 maart 2010 omstreeks 09.45 belast was met de regionale noodhulp samen met collega [verbalisant 8]. Omstreeks genoemd tijdstip kregen zij de melding om met spoed te gaan naar het adres [adres en plaats]. Aldaar zou een overval op een woning hebben plaatsgevonden. Omstreeks 9.50 uur waren genoemde verbalisanten ter plaatse. Ter plaatse aangekomen werden de verbalisanten opgevangen door een vrouw die later de bewoonster van het pand bleek te zijn. Zij deelde mede dat zij overvallen was en dat de daders gevlucht waren. Verbalisant [verbalisant 7] heeft daarop de directe omgeving van de plaats delict afgezet en is daarbij door de meldkamer aangewezen als beheerder plaats delict..
Op 17 maart 2010 werd verbalisant [verbalisant 9] als Leider Plaats Delict opgeroepen door de meldkamer van de Regio politie Limburg-Noord vanwege een gepleegde overval iets na 9.30 uur op een woning aan de [adres en plaats]. Verbalisant [verbalisant 9] arriveerde omstreeks 10.20 uur ter plaatse. Uit de eerste verkregen informatie van de beheerder plaats delict bleek dat [slachtoffer 2] en haar zus [slachtoffer 3] zich omstreeks 9.30 uur in de woning perceel [adres en plaats] bevonden. Op dat moment belt [slachtoffer 2] met haar man [slachtoffer 1]. Tijdens het telefoongesprek ziet [slachtoffer 2] iemands aan de voordeur staan. Via een camera van het beveiligingssysteem ziet ze voor de voordeur van haar woning een persoon gekleed in een soort TNT jasje staan. De man draagt een pakketje.
Na het openen van de voordeur worden de twee zussen overvallen door twee mannelijke daders waarbij ze bedreigd worden met een vuurwapen. De telefoonverbinding tussen [slachtoffer 2] en haar man [slachtoffer 1] staat open en [slachtoffer 1] krijgt op dat moment alles mee van de overval. [slachtoffer 3] weet op enig moment nog via de voordeur de woning te verlaten maar wordt buiten opgevangen door de tweede of derde overvaller. De slachtoffers worden vastgebonden en op de huiskamervloer gelegd.
[slachtoffer 1] is daarop direct naar huis gegaan en treft voor zijn woning een BMW met draaiende motor aan met Luxemburgs kenteken. Als hij door hert raam van zijn woning kijkt ziet hij mensen op de grond liggen. Hij ziet hun benen. [slachtoffer 1] springt vervolgens in de gereedstaande BMW en rijdt weg en ziet achter zich dat een aantal bewapende mannen te voet aan komen rennen. [slachtoffer 1] alarmeert daarop de politie.
Nadat op 17 maart 2010 om 12.00 uur leden van het Bureau Digitale Expertise zijn gearriveerd worden de opgenomen camerabeelden veiliggesteld voor verder onderzoek.
Aangeefster [slachtoffer 2] heeft aangifte gedaan. Zij verklaarde het volgende.
Op 17 maart 2010 omstreeks 9.30 uur bevond ik mij samen met mijn zus, [slachtoffer 3], in mijn woning gelegen aan de [adres en plaats]. Op dat moment voerde ik met mijn GSM een telefoongesprek met mijn vriend [slachtoffer 1]. Plotseling hoorde ik de voordeurbel. Op een van de schermen van de beveiligingscamera zag ik dat een man met doos in zijn handen voor de voordeur stond. Deze man droeg een uniform als een dat van een PTT-man. Ik zag dat een andere man in een voor de oprit gereedstaande BMW 3-serie zat. Deze man had een smal postuur en ik schat de leeftijd van deze man tussen de 20 en 30 jaar oud. Toen ik de voordeur opende zag ik dat de man een pakket in zijn handen hield. Ik zag dat de man direct naar binnen richting hal liep. Ik zag dat de man de doos in de hal liet vallen en mij wegduwde. Ik zag en voelde dat die man direct met kracht de GSM uit mijn hand rukte. Ik begon direct te schreeuwen en riep nog “[slachtoffer 1] help”. Ik zag toen dat de man een wapen op mij richtte. Ik zag dat die man het wapen met de voorzijde tegen de linkerslaap van mijn hoofd hield. Het betrof een pistool. De man gaf aan dat ik naar binnen moest richting bureau. De man nam mij gewoon mee en hield mij daarbij onder schot. Ik werd door de man richting woonkamer geduwd. In de woonkamer maakte de man met het pistool op en neer gaande bewegingen. Ik begreep uit de bewegingen dat ik op de grond moest gaan liggen. Ik deed dat ook. Toen ik op de grond lag hoorde ik plotseling de stem van mijn zus. Ik zag dat zij naast mij werd neergelegd. Zij werd recht voor het bureau gelegd. Ik zag toen dat zij vastgebonden werd met zwarte tyrips. Zelf heb ik zo’n tyrips niet in huis. Ik zag dat de beide handen van mijn zus op haar rug werden gebracht en vervolgens vastgebonden met tyrip. Ook haar voeten werden vastgebonden met tyrips. Mijn zus lag toen op haar buik. Dit gebeurde door de tweede man die inmiddels binnen in mijn woning was gekomen. De man die mijn zus vastbond herkend ik als de man die ik voorheen in de BMW had zien zitten. Het betrof dezelfde man. Ik herkende hem ook aan zijn smal postuur. Nadat mijn zus was vastgebonden zag en voelde ik dat de man, die in het PTT-uniform binnen was gekomen, mij begon te binden. Ik voelde dat die man mijn handen vastbond op mijn rug. De andere man, de smallere, bond mijn voeten vast. Ik voelde dat. Tijdens het vastbinden van mijn zus en mij werd er door de twee beide daders onderling in een buitenlandse taal gesproken.
Terwijl ik op de grond lag hoorde ik plotseling een tik. De eerste dader, de man in het PTT-uniform, liep naar de voordeur en opende deze. Ik zag dat er nog iemand binnenkwam. De man die binnenkwam had een flink postuur en droeg een petje. Deze man begon direct in onze richting te schelden. Ik hoorde dat die man riep “Omdraaien, omdraaien. Als ze niet luisteren schiet ze maar dood.” Ik hoorde vervolgens dat de laden van het bureau en het smalle kastje naast het bureau werden opengemaakt en doorzocht. Dit werd allemaal gedaan door die smallere man. Hij bevond zich nog steeds in onze buurt. Ik hoorde dat de daders tegen elkaar in dezelfde buitenlandse taal bleven praten als waarin de twee eerste daders met elkaar spraken. Op een gegeven moment hebben de daders het pand via de voordeur verlaten. Ik wist mij te bevrijden en heb daarna de politie gebeld. Weggenomen zijn een aantal horloges, een aantal mobiele telefoons, een tas, een hoeveelheid geld,
Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
Het signalement van de daders luidt:
Dader 1: man in PTT-uniform, licht getinte huidskleur, donker heel kort gemillimeterd haar, ongeveer 1.75 a 1.77 meter groot.
Dader 2: de smallere persoon, licht getinte huidskleur, donker heel kort gemillimeterd haar, smal postuur. Dader 2 was de bestuurder van de BMW-3esie.
Dader 3: dikkere man, droeg een petje, droeg als enige een donkere bodywarmer en daaronder iets donkers, flink postuur, donkere baardaangroei in zijn gezicht.
Uit het proces-verbaal van bevindingen blijkt dat verbalisant [verbalisant 2] op 21 mei 2010 telefonisch met aangeefster [slachtoffer 2] heeft gesproken. Aangeefster [slachtoffer 2] heeft het volgende verklaard. Ik heb met de vriendin van een kennis van mijn man [slachtoffer 1] gesproken. Dat is een meisje uit [plaats]. Zij heeft mij verteld dat die man [verdachte] een Marokkaanse man is. De ex-vrouw van deze [verdachte] woont op het adres [adres en woonplaats]. [verdachte] wordt ook wel “dikke [verdachte]” genoemd. [verdachte] heeft een vriendin in [plaats] en zou zich nu [naam] noemen, maar eigenlijk [getuige 2/medeverdachte 5] genaamd zijn. [verdachte] heeft bij deze vrouw een kind. [verdachte] zou niet meer Marokko en Frankrijk in mogen. Daarom wil [verdachte] graag een andere identiteit hebben. De twee andere daders zouden door [verdachte] ingehuurd en illegaal zijn.
Uit onderzoek is gebleken dat [verdachte] twee minderjarige kinderen heeft bij [getuige 2/mededader 5], [adres en woonplaats].
De getuige [slachtoffer 3] heeft verklaard. Op 17 maart 2010 omstreeks 9.30 uur was ik op visite bij mijn zus [slachtoffer 2], woonachtig op het adres [adres en plaats]. Op een gegeven moment ging de voordeurbel. Ik keek door het raam van de kamer en zag een zwarte auto op straat staan. In deze auto zat iemand achter het stuur. Het was een jongere man. Mijn zus liep daarop naar de voordeur. Terwijl ze dat deed was ze met haar gsm met haar man, [slachtoffer 1], aan het telefoneren. Ik hoorde plots dat het verkeerd was en gestommel in de gang. Ik zag dat mijn zus de woonkamer ingelopen kwam en dat er een man haar een pistool op het hoofd hield. Ik zal deze man dader 1 noemen.
Ik zag dat dader 1 mijn zus de woonkamer induwde. Omdat dader 1 mij niet zag ben ik naar buiten gegaan. Buiten bij het raam van de oprit zag ik dat een man op mij af kwam. Ik zal deze man dader 2 noemen. Dader 2 deed zijn hand op mijn mond en duwde mij terug de woning in. Ik zag mijn zus rechts bij het bureau in de woonkamer op de grond liggen. Mijn zus lag op haar buik. Ik zag dat dader 1 bij mijn zus stond. Dader 2 zei dat ik op de grond naast mijn zus moest gaan liggen. Hij zei ‘liggen liggen” en duwde mij kracht naar de grond. Ik moest op mijn buik gaan liggen. Hij pakte mijn handen en maakte mijn handen met tyrips vast aan mijn benen. Ik weet nog dat hij de tyrips heel strak deed. Dader 2 zei alleen maar “stil, rustig stil”. Ik voelde en zag dat dader 2 met zijn knie boven op mij ging zitten. Hij duwde met zijn knie in mijn rug. Ik hoorde dat beide daders in onze buurt aan het rommelen waren. Plots hoorde ik tikken op het raam. Ik hoorde vervolgens dat een van de daders de voordeur opende. Ik hoorde dat er een nieuwe man binnen kwam. Deze was dikker dan de anderen en was agressief. Ik noem deze man dader 3. Dader 3 zei toen hij binnen kwam “als die niet stil zijn dan schiet ze kapot”. Dat zei hij in de Nederlandse taal met een accent. Hij sprak gebrekkig Nederlands. Ik hoorde dat de daders in een onbekende taal met elkaar spraken. Het leek mij Arabisch. Ik zag dat dader 3 de boel begon te doorzoeken. Ik hoorde dat er lades geopend werden en dat er iemand naar boven liep. Ik hoorde dat ze het huis aan het doorzoeken waren. Dader 3 kwam naast mij staan en zei “draai om, draai om” Ik voelde en zag dat hij mij aan de haren vastpakte en mij op mijn rug trok. Ik zag en voelde dat hij mijn broekzakken doorzocht. Dader 3 heeft ook de koffer opengemaakt. Op een gegeven moment kwam [slachtoffer 1] binnen en even later de politie.
Gestolen is mijn handtas, beurs, bankpasjes en gsm.
Het signalement van de daders luidt:
Dader 1: man, tussen de 25 en 30 jaar, ongeveer 1.74 meter groot, normaal postuur, getint huidskleur.
Dader 2: man ongeveer 20 jaar, ongeveer 1.74 meter groot, slank postuur, eerder dun, fijn dun gezicht, getinte huidskleur, leek op een Marokkaan.
Dader 3: man, ouder dan 30 jaar, ronder gezicht dan daders 1 en 2, dik figuur, meer gedrongen, grover uiterlijk en agressief van gedrag, ongeveer 1.74 meter groot.
Getuige [getuige 1] heeft ook een verklaring afgelegd . Hij verklaarde het volgende. Op 17 maart 2010, omstreeks 9.20 uur, verliet ik mijn woning gelegen aan de [adres en plaats]. Ik ben op dat adres woonachtig met mijn vriendin [slachtoffer 2]. Ik had op een gegeven moment telefonisch contact met [slachtoffer 2]. Ik hoorde dat zij zei dat er iemand voor de voordeur van onze woning stond. Plotseling hoorde ik [slachtoffer 2] schreeuwen. Ik ben daarop direct naar mijn woning gegaan. De overval heeft om 9.33 uur plaatsgevonden. Toen ik bij mijn woning aankwam heb ik door het raam gekeken. Ik zag dat er spullen op de grond lagen, dat was niet de normale gang van zaken. Voor mijn woning stond een BMW 3-serie met een Luxemburgs kenteken. De motor van de BMW was in werking. Ik ben daarop in de BMW gestapt en weggereden om de auto te parkeren. Toen ik aan het parkeren was zag ik dat er drie mannen aankomen die in de richting van de BMW liepen. Volgens mij had een van drie mannen een pistool in zijn handen. Hierop ben ik met de BMW weggereden.
Uit het proces-verbaal van bevindingen blijkt dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] na de de overval in hun woning op 17 maart 2010 ontdekt hebben dat de daders ook nog sieraden en fototoestellen hebben ontvreemd.
Uit het proces-verbaal van bevindingen blijkt dat verbalisant [verbalisant 6] de inbeslaggenomen camerabeelden van een overval op een woning perceel [adres en plaats], gepleegd op 17 maart 2010, heeft bekeken na te hebben geconstateerd dat camera 1 beeld geeft vanaf de woning over de openbare weg [adres] te Venlo en dat camera 2 beeld geeft vanaf de voordeur van bedoeld pand kijkend over de oprit in de richting van de openbare weg. Door verbalisant [verbalisant 6] werd het volgende waargenomen.
03172010-092605(1): Vanuit de rechterzijde komt de grijskleurige BMW langzaam aanrijden en wordt tot stilstand gebracht tegenover perceel [adres]. Een persoon stapt aan de bijrijderkant uit en is gekleed in een oranje-zwartgekleurde jas en opent de kofferbak van de auto. Uit de kofferbak haalt de man een grote witkleurige doos en loopt met die doos in de richting van de oprit van [adres].
03172010-092631(2): De man in de oranje-zwartkleurige jas loopt met de doos de oprit op. De man draagt een oranje zwartkleurig TNT-jasje. De man heeft een normaal postuur en korte zwarte haren en heeft inhammen op zijn hoofd. De man kijkt even in de camera. Nadat de voordeur rechts in beeld is geopend loopt de man onmiddellijk met de doos voor zijn borst de woning in. Nadat de voordeur is geopend wordt ongeveer 10 seconden later het bestuurdersportier van de BMW geopend.
03172010-092715(1): Uit de BMW stapt een man gekleed in het zwart. De man heeft korte zwarte haren.
03172010-092631(2) Vervolg: De bestuurder van de BMW loopt in versnelde pas in de richting van de geopende voordeur. Op het moment dat de man op de oprit loopt komt vanuit de voordeur een donkerblonde vrouw met lange haren naar buiten gelopen. De man grijpt onmiddellijk de vrouw aan de beide onderarmen vast en duwt haar terug de woning in.
03172010-092736(2): De voordeur wordt gesloten. Nadat deze deur ongeveer 10 seconden is gesloten, is linksboven in het beeld, achter de parallel aan de oprit gelegen schutting een zwart petje zichtbaar dat aldaar op en neer loopt. Na wat op en neer te hebben gelopen gaat die persoon terug richting de [adres]. Na ongeveer 55 seconden van dit fragment komt een persoon linksboven in beeld aangelopen komende uit de richting van de [adres] en gaande in de richting van de oprit van perceel [adres]. De man loopt in de richting van de voordeur [adres] en klopt enkele malen op de voordeur. De man draagt een zwart petje, een zwarte jas en een zwarte broek. En draagt een zwarte handschoen.
03172010-093037(1): De man heeft onder het petje kort haar en vermoedelijk ongeschoren uiterlijk. Hij heeft een bol gezicht. Onder zijn geopende jas is een wit polo shirt te zien met daarop ter hoogte van de borst en buik drie bredere donkere horizontale balken. Te zien is dat het embleem op het petje kennelijk het “Nike”merkteken betreft.
03172010-093051(2) vervolg: De man met het zwarte petje komt de oprit opgelopen. Na enkele seconden wordt de voordeur van binnenuit geopend. De man met het petje loopt naar binnen. De voordeur wordt gesloten.
03172010-093336(1): Een zwarte personenauto komt aangereden uit de richting van de [adres]. De bestuurder van deze auto stapt uit en loopt naar de woning [adres] en verdwijnt uit beeld. Weer in beeld draait de man zich om en loopt schuin over de oprit in de richting van de straat. Te zien is dat de man rennend de straat oversteekt en het bestuurders portier van de BMW van de grijze BMW opent, instapt en wegrijdt.
03172010-093418(2) Op het moment de bestuurder het bestuurdersportier van de grijze BMW aan de overzijde van de straat dicht doet wordt de voordeur geopend. Op het moment dat de bestuurder met de BMW wegrijdt wordt de voordeur geheel geopend en komt de man met het petje met het witte Nike-embleem naar buiten gelopen. Hij kijkt in de richting van wegrijdende BMW. Hij loopt naar buiten en in de rechterhand heeft hij een pistool. Hij wordt meteen gevolgd door de man met de kistjes, de eerste bestuurder van de BMW. Deze laatste man draagt een grote tas in zijn rechterhand. Deze tas is beige van kleur. In de tas zit een donkerkleurige doos die boven de tas uitsteekt. Beide mannen rennen links om de op de oprit staande Volkswagen langs de schutting richting de openbare weg. Op het moment dat beide mannen ter hoogte van het trottoir zijn, komt ook de derde persoon naar buiten, dit betreft de man in de oranje-zwart TNT-jas. Hij trekt de voordeur dicht en rent de twee andere personen achterna.
Uit het proces-verbaal van bevindingen blijkt dat de verbalisanten [verbalisant 10] en [verbalisant 11] op 18 maart 2010 omstreeks 10.50 uur van de regionale meldkamer het verzoek hebben gekregen te gaan naar camping ’t Wolfsven te Mierlo. Door medewerkers van de technische dienst waren goederen gevonden die mogelijk van diefstal afkomstig waren. Ter plaats aangekomen hoorden de verbalisanten van medewerker [naam] van de technische dienst dat deze een gele Jumbo boodschappentas in een container had zien liggen op stortplaats nummer 2. Toen hij deze boodschappentas verschoof zag [naam] vielen er enkele pasjes en een rijbewijs uit. [naam] heeft daarop de tas met inhoud meegenomen naar kantoor.
De verbalisanten zagen dat zich in de tas enkele dozen die als verpakking voor horloges gebruikt worden zaten en een blauwe doos met daarin 6 bankpasjes van de Rabobank, 2 verschillende rijbewijzen en verschillende pasjes en papieren. Verder werd door de verbalisanten gezien dat in de blauwe doos twee zwarte handschoenen zaten,
Uit nader onderzoek is gebleken dat deze goederen blijkens informatie van de recherche Venlo waren weggenomen bij een overval op een woning in Venlo.
De verdachte heeft bij de politie een verklaring afgelegd. Hij verklaarde als volgt.
Ik heb een relatie met [getuige 2/mededader 5]. [getuige 2/mededader 5] woont op de [adres en woonplaats] De auto waarin ik gisteren zat bij mijn aanhouding betreft een Ford Focus, kleur grijs, met een Belgisch kenteken. Ik had deze auto gehuurd. Mijn broer heet [naam] en heeft een vlek op zijn neus. Ik draag in de zomer een petje.
Ik slaap altijd op campings. Op de camping Witveld in Veldhoven staat een chalet. Dit chalet is van de opa of de vader van [getuige 2/mededader 5]. In dat chalet kon ik geregeld. De jongen die in het chalet is aangetroffen heeft [mededader 3]. Ik spreek Arabisch met hem. [mededader 3] is bij de overval betrokken. [mededader 3] had geen onderdak.
De rechtbank zal de verklaring van medeverdachte [mededader 3], zoals hij die bij de politie heeft afgelegd en hieronder is weergegeven, mede tot bewijs bezigen. In deze verklaring noemt [mededader 3] en [naam], de broer van [verdachte], als daders van deze overval.
De rechtbank heeft hiervoor reeds overwogen dat verdachte [verdachte] door diverse personen positief is herkend als een van de daders (dader 3) van de overval op de woning aan de [adres en plaats]. Gelet op deze positieve herkenning van verdachte [verdachte] als dader dient dan ook daar waar medeverdachte [mededader 3] verklaart over “[naam]” als dader telkens gelezen te worden “[verdachte]”.
Medeverdachte [mededader 3] heeft dus bij de politie een verklaring afgelegd.
Hij heeft als volgt verklaard.
Ik ben naar Nederland gekomen om werk te zoeken. Ik leefde al twee maanden op straat en had geen geld. Op een gegeven moment ontmoette ik [naam] en [mededader 4]. De mannen zeiden dat ik met hun mee moest gaan. [naam] heeft een broer die [verdachte] heet. Ik mocht van [verdachte] op de camping het Wolfsven te Mierlo, waar ik ook door de politie ben aangehouden, slapen. [naam] en [mededader 4] sliepen daar ook. [verdachte] belde mij wel eens. [mededader 4] is een Algerijn. [mededader 4] en [naam] hebben de overval gepleegd.
[mededader 4] kwam met een BMW met een buitenlands kenteken en zei dat ik moest rijden. Hij wees mij de weg en wij kwamen uit bij een woning in Venlo. [mededader 4] zei: hier woont een horlogehandelaar en die moet mij nog geld betalen en ik ga dat zelf halen. Hij betaald niet. Ik zat in de auto op [mededader 4] te wachten. Toen hoorde ik [mededader 4] schreeuwen en ben ik uit de auto gestapt. Toen ik de woning binnen wilde gaan kwam er een vrouw naar buiten. Ik duwde die vrouw de woning in. De vrouwen werden op de grond gelegd en ik stond ernaast. Plots had [mededader 4] een pistool in zijn handen. Hij richtte het pistool op de vrouwen. Ik hoorde iemand op deur en het raam kloppen. Ik zag dat [naam] voor de deur stond. [naam] kwam binnen. [naam] en [mededader 4] hebben de woning doorzocht. De vrouwen waren vastgebonden. Ik had een dag van tevoren in opdracht van [mededader 4] 8 zwarte tyrips in Eindhoven gekocht en daarmee waren de vrouwen vastgebonden. De vrouwen lagen op hun buik en beide vrouwen beefden van angst. Toen ik binnenkwam hield [mededader 4] de vrouwen onder schot en riep naar de vrouwen “liggen”. [mededader 4] bond de vrouwen vast. [mededader 4] had de tyrips. Op een gegeven moment zei [naam] ”Kom wij gaan” en pakte de spullen. Ik kreeg van [naam] een zak in mijn handen. Ik zag dat de BMW weg was en liet de zak vallen. [naam] pakte de tas op. Het was een grote en zware tas. [mededader 4] en [naam] renden weg. Ik rende ook weg. [naam] en [mededader 4] zijn daarop verdwenen. Wij zijn de woning via de voordeur binnen gegaan.
Mij worden vijf foto’s getoond. Ik kan met betrekking tot deze foto’s het volgende verklaren. Ik ben de persoon op foto 1 . Ik was op [mededader 4] aan het wachten en de voordeur bleef maar openstaan. Ik hoorde schreeuwen en liep er naar toe. Toen kwam die vrouw naar buiten Op foto 2 is te zien dat de vrouw naar buiten komt en als het ware tegen mij opliep. Ik heb haar naar binnen geduwd. Op foto 3 is te zien hoe ik de vrouw naar binnen duw. Toen zag ik dat [mededader 4] een pistool had. Foto 4 dat is [naam]. [naam] heeft op deur en het raam geklopt. De vrouwen lagen toen in een hoekje voor een meubel. De tas die [naam] meenam stond naast dat meubel. Op foto 5 staat [mededader 4]. Hij droeg een oranje jasje. De letters op de doos stonden ook op het jasje.
Door de verbalisanten [verbalisant 12] en [verbalisant 13] zijn aan de getuige [getuige 2/mededader 5] beelden van de bewakingscamera bij perceel [adres en plaats] op 17 maart 2010 getoond. Door de verbalisanten is getuige [getuige 2/mededader 5] voorgehouden dat op de beelden een man te zien die naar de voordeur van een woning loopt. Deze man draagt eenzelfde petje en een zelfde shirt als de man die betrokken is geweest bij de diefstal in de winkel [slachtoffer 8] te Venray waarbij ook de getuige [getuige 2/mededader 5] bij betrokken is gewest. De getuige [getuige 2/mededader 5] heeft daarop verklaard. Ik heb deze beelden op de televisie gezien. Ik schrok van deze beelden omdat ik ook op deze beelden te zien was. Op de vraag of ik het shirt wat deze man draagt en of ik dit wel eens heb gewassen verklaar ik dat ik het wel vaker heb gezien. Volgens mij was dit geen nieuw shirt. Ik denk dat ik dit shirt wel eens heb gewassen.
Feit 2
Door [aangever 1] is aangifte gedaan van winkeldiefstal. Hij verklaarde het volgende. Ik doe aangifte van diefstal gepleegd op 19 juni 2008 in kledingzaak [slachtoffer 4] gevestigd aan de [adres en plaats]. Het weggenomen goed behoort [slachtoffer 4] dames en herenkleding geheel in eigendom toe. Niemand had het recht of de toestemming het goed weg te nemen. Ik ben eigenaar van de bovengenoemde kledingzaak. Op het eerste gezicht zijn zes hemden en vier jurken weggenomen. Mijn winkel is voorzien van camerabeveiliging. Door de beveiligingscamera’s zijn opnamen gemaakt van de daders. Het betreft drie daders.
Uit het proces-verbaal van bevindingen blijkt dat door verbalisant [verbalisant 14] de inbeslaggenomen camerabeelden van de winkeldiefstal op 19 juni 2008 bij kledingwinkel [slachtoffer 4] te Veghel zijn bekeken. Door verbalisant [verbalisant 14] is volgende waargenomen:
- een vrouw de winkel binnenkomt en een aantal kledingstukken bij elkaar pakt en deze in een bepaalde hoek
van de winkel, dicht bij de ingang, weghangt;
- dat de vrouw met een gsm belt;
- dat twee andere personen, een man met een zeer opvallend kapsel en een vrouw, bij de voordeur van de
winkel verschijnen en zich daar ophouden;
- de vrouw in de winkel een kledingstuk pakt en daarmee naar de verkoopbalie achterin de winkel loopt en
weer telefonisch contact heeft;
- de andere vrouw en man de winkel binnenkomen en zich direct naar de plaats begeven alwaar door de
eerste vrouw de kleding is weggehangen;
- deze personen zich in deze hoek ophouden en korte tijd later de winkel verlaten;
- de eerste vrouw kort daarop de winkel verlaat.
Het signalement van de mannelijke dader luidt:
Dader 3
Leeftijd: 25/35 jaar
Huidskleur: getint, zuid-europees uiterlijk
Postuur: gespierd/breed fors
Haarkleur: donker bruin/zwart
Haardracht: kort zijkanten heel kort opgeschoren.
Door de verbalisant werden de inbeslaggenomen diskettes veiliggesteld. De beelden werden op 2 juli 2008 in de politieregio’s Brabant Noord en Brabant Zuid Oost uitgezet ter herkenning van de daders.
Uit het proces-verbaal van bevindingen blijkt dat door verbalisant [verbalisant 4], agent van de regiopolitie Brabant Zuid-Oost, standplaats Eindhoven, naar aanleiding van een herkenningsverzoek in de regiobriefing d.d. 2 juli 2008 van gemaakte foto’s van een winkeldiefstal te Veghel met grote zekerheid de mannelijke dader werd herkend als zijnde [verdachte], geboren op [datum], regelmatig verblijvende te Eindhoven. Het was verbalisant [verbalisant 4] ambtshalve bekend dat [verdachte] op grote schaal en in georganiseerd verband winkeldiefstallen pleegt in het hele land.
Door de medeverdachte [mededader 1] is ook een verklaring afgelegd . Zij heeft, in aanvulling op hetgeen de rechtbank hiervoor reeds bij de bespreking van de positieve herkenning als bewijs heeft opgenomen, nog het volgende verklaard. [verdachte] had mij gevraagd een winkeldiefstal te plegen. Wij zijn toen met z’n drieën naar Veghel gereden. Er was nog iemand bij, een blanke vrouw. Afgesproken was dat ik met [verdachte] zou meelopen. Ik moest de meegebrachte tas vasthouden. Dit was een rode tas. Vervolgens zijn we de winkel ingelopen. De andere vrouw was al eerder de winkel ingelopen. Dit was zo afgesproken. Vervolgen heeft [verdachte] kledingstukken in de rode tas gestopt. Volgens mij heb ik ook een truitje in de tas gestopt. De kledingstukken hingen aan een rek in de winkel. [verdachte] en ik zijn toen met de tas met kleding naar buiten gelopen. De vrouw is later naar buiten gekomen. Ik schat dat ik zo’n drie keer dit met [verdachte] heb gedaan. Ook die keer in Someren toen we werden aangehouden (feit 3, rechtbank).
De verdachte heeft bij de politie verklaard. Ik heb zelf niks gepakt.
Feit 3
Door [slachtoffer 5/verbalisant 5] is aangifte gedaan. Zij verklaart het volgende. Op 5 juli 2008 was ik als aspirant agent werkzaam bij de regiopolitie Brabant Zuid Oost. Ik was in uniform gekleed en belast met openbare orde dienst tijdens de Kennedymars. Omstreeks 16.00 uur liep ik samen meet collega over de [adres] te Someren. Op een gegeven moment zag ik een man en een vrouw in mijn richting lopen. Ik herkende beide personen van een dia die eerder die week op de regiobriefing had gestaan. In deze aandachtsvestiging werd de identiteit van deze mensen gevraagd in verband met betrokkenheid bij een winkeldiefstal. Ik hoorde mijn collega zeggen: ”Zijn dat niet die twee van de briefing”. Ik heb daarop beide personen aangesproken en gevraagd of zij een legitimatiebewijs bij zich hadden. De man zei dat hij zijn legitimatiebewijs in zijn auto had liggen. De man en de vrouw liepen vervolgens in de richting van de auto. De man opende met een afstandsbediening een grijze Volkswagen Polo. De vrouw liep naar de passagierszijde, de man naar de bestuurderszijde. De man startte vervolgens de auto en ik zag dat de auto achteruit begon te rijden. Ik zag dat ik niet aan de kant kon springen omdat ik klem zat tussen de geparkeerde auto en de auto van de man. Doordat de auto achteruit reed heb ik een sprong gemaakt om te voorkomen dat ik door het geopende portier meegesleept zou worden. Ik zag dat de man met zijn linkerarm het deurportier vast had en deze dicht wilde trekken terwijl ik er nog tussen zat. Toen de auto tot stilstand kwam ben ik vervolgens uit het portier gesprongen. Ik zag dat de auto vervolgens voortuit ging rijden en weg reed. Als ik niet aan de kant was gesprongen zou ik door het portier omver gedrukt zijn en waarschijnlijk onder de wegdraaiende auto gekomen zijn. Het was een grote getinte man, een body-buiderstype. Hij had een opvallend opgeschoren kapsel met zwart krullend haar boven op zijn hoofd. In die krulletjes zaten geblondeerde plukjes. Die zijn mij opgevallen.
Uit het proces-verbaal van bevindingen blijkt dat verbalisante [verbalisant 15] op 5 juli 2008 samen met collega [slachtoffer 5/verbalisant 5] belast was met toezicht tijdens de Kennedymars in Someren en dat zij omstreeks 16.10 uur een man en een vrouw zag. De man droeg een opvallend kapsel. Verbalisante herkende de man en de vrouw van de regionale briefing in Eindhoven en wist dat beide personen gezocht werden in verband met een winkeldiefstal. Collega [slachtoffer 5/verbalisant 5] sprak beide personen aan en vroeg hen naar hun identiteitsbewijzen. De man zei dat hij deze in zijn identiteitsbewijs in zijn auto had liggen. Aangekomen bij een grijze Volkswagen met het kenteken [kenteken] zag ik dat beide personen in de auto gingen zitten, de man achter het stuur en de vrouw rechts naast de man. Ik hoorde dat de motor van de auto gestart werd en dat de achteruitrijlichten brandden. Ik zag dat de Volkswagen achterwaarts reed en dat mijn collega [slachtoffer 5/verbalisant 5] nog in de portiersopening stond en dat zij werd meegetrokken door de personenauto. Ik zag dat mijn collega [slachtoffer 5/verbalisant 5] geen kant meer op kon. Ik zag dat mijn collega [slachtoffer 5/verbalisant 5] weg kon komen op het moment dat de man de auto in zijn vooruit zette. De auto is daarop weggereden in de richting van de [adres].
De verklaring van [mededader 1] zoals die hiervoor onder feit 2 is weergegeven inhoudende: Ik schat dat ik zo’n drie keer dit met [verdachte] heb gedaan. Ook die keer in Someren toen we werden aangehouden.
De getuige [mededader 1] heeft een verklaring afgelegd. Zij heeft verklaard.
Ik heb een personenauto, Volkswagen Polo, zilvergrijs, met het kenteken [kenteken]. Op 5 juli 2008 bevond ik mij met een Marokkaanse jongen in mijn auto en reden wij ergens een dorp in. Even later vroeg een politieagente aan de Marokkaanse jongen naar zijn identiteitsbewijs. De Marokkaanse jongen zei dat er mogelijk identiteitspapieren in de auto zouden liggen. We liepen daarop naar mijn auto. De Marokkaanse jongen heeft daarop met de afstandbediening de auto geopend. Hij zei schreeuwde tegen mij “Instappen nou” daarop ben ik in de auto gestapt. Ik zag en voelde dat de Marokkaanse jongen vervolgens volgas wegreed. Ik zag dat hij eerst achteruit het parkeervak uit reed en vervolgens vol gas vooruit de weg op reed.
De getuige [getuige 3] heeft als getuige een verklaring afgelegd. Zij heeft verklaard. Ik ben getuige geweest van een voorval in de [adres] in Someren tijdens de Kennedymars editie 2008. Op 5 juli 2008 omstreeks 16.00 uur zat ik op mijn balkon aan de [adres]. Ik heb uitzicht op het einde van de [adres] en de [adres]. Ik zag op de parkeerplaats twee politieagentes staan. Ik zag dat bij hen twee andere mensen waren, een donkere man en een blonde vrouw. Ik zag op een gegeven moment dat een agente aan de bestuurderszijde in de portieropening van een kleine auto stond. Ik zag dat de donkere man achter het stuur zat. Vervolgens hoorde ik een hoop banden gepiep. Ik schrok daarvan en zag dat de agente wegsprong van de auto. Volgens mij belandde ze op haar rug, Als ze niet weggesprongen was had hij haar meegetrokken met de auto. De auto reed achteruit op dat moment. Vervolgens zag ik dat de auto wegreed in de richting van de [adres]. De man kan als volgt omschrijven: een donkere fors gezette man, met donker haar. Ik schat hem ergens rond de 40 jaar oud. Mogelijk een Marokkaan of Turk. Mijn appartement ligt op de eerste etage en het speelde allemaal voor mijn appartement af. Ik had goed zicht.
Door met snelheid achteruit en vervolgens vooruit weg te rijden terwijl de agente nog in de deuropening van het bestuurdersportier stond heeft verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat zij door zijn handelen ten val zou komen en geraakt zou worden door de auto hetgeen zwaar lichamelijk letsel tot gevolg zou hebben gehad. Agente heeft zich gelukkig met een sprong in veiligheid kunnen brengen, waardoor zij letsel heeft kunnen voorkomen.
Feit 4
Door [aangever 2] is aangifte gedaan. Hij verklaart het volgende. Ik ben namens de benadeelde [slachtoffer 6]. [adres en plaats] bevoegd tot het doen van aangifte. Op 25 maart 2009 tussen 15.02 uur en 15.15 uur werd in de [adres en plaats] een winkeldiefstal gepleegd. Ik ben als filiaalmanager werkzaam bij [slachtoffer 6]. Op genoemde datum en tijdstip bevond ik mij in de winkel. Ik hoorde dat het alarm van de winkel afging. Ik zag dat een grote man met een baseball petje bij de detectiepoortjes bij de in/uitgang stond. Ik zag dat deze man een gestreept kledingstuk in zijn handen had. Ik ben daarop naar kantine gelopen waar de beveiligingscamera opgesteld staat en heb daar de camerabeelden bekeken. Ik constateerde via de beelden dat ik bedoelde man met het petje en een blonde vrouw diefstal van kledingstukken zag plegen.
Ik zag dat de man en de vrouw een tas tevoorschijn haalden. Bij binnenkomst hadden zij geen tas in hun handen. Ik zag vervolgens dat de man en de vrouw richting uitgang liepen en toen een gevulde rode plastic tas van de Media markt bij zich hadden. Ik ben toen naar beneden in de zaak gelopen. Ik zag dat er een lege plek op het rek was. Er zijn vier blauwe Gaastra kinderjacks verdwenen. Ik heb een CD-Rom met beelden van de winkeldiefstal opgevraagd en aan de politie overhandigd. Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
Ten aanzien van feit 4:
Bij de Criminele Inlichtingen Eenheid van de Regiopolitie Limburg-Noord is medio juni 2010 via een informant de navolgende informatie binnengekomen.
De man en vrouw die zijn afgebeeld op de bewakingsfoto’s van een winkeldiefstal in Waalwijk zijn [getuige 2/mededader 5] en haar partner [verdachte]. Uit onderzoek is voorts gebleken dat het betreft: [getuige 2/medeverdachte 5], geboren op [datum en plaats], wonende [adres en plaats] en [verdachte], geboren op [datum en plaats].
Bij de doorzoeking in het chalet aan de [adres en plaats] werd een geprepareerde tas voorzien van aluminiumfolie van MediaMarkt inbeslaggenomen.
Ten aanzien van feit 5
Door [aangever 3] is namens [slachtoffer 7] te Weert aangifte gedaan. Hij verklaart het volgende. Ik ben namens benadeelde gerechtigd tot het doen van aangifte. Tussen vrijdag 15 januari 2010 te 12.00 uur en vrijdag 15 januari 2010 te 17.50 uur werd op de [adres] te Weert de winkeldiefstal gepleegd. Bij deze diefstal uit de winkel van [slachtoffer 7] werden twee televisie weggenomen. Een televisie van het merk Samsung, type LE32B651 en een televisie van het merk LG, typoe 32LH2000. De televisies zijn eigendom van [slachtoffer 7].
Op 15 januari 2010 omstreeks 18.00 uur zijn wij de camerabeelden gaan uitlezen. Ik zag dat er omstreeks 16.45 uur een man en een vrouw de winkel in liepen. Ze liepen naar mijn collega toe. Daarna liepen mijn collega en de vrouw richting de koelkasten. Ik zag dat de man zich omdraaide en naar de uitgang liep. Daarna zag ik dat hij aan de linkerkant van de uitgang een tv oppakte en daarmee naar buiten liep. De tv die werd weggenomen was van het merk Samsung, kleur zwart.
Op 16 januari 2010 hebben we de camerabeelden nogmaals bekeken. Ik zag op de beelden dat diezelfde man en vrouw een aantal,minuten eerder dan de vermelde diefstal al binnen kwam lopen. Ik zag dat de man en de vrouw een rondje rond de vlonder liepen bij de ingang van de winkel. Ik zag dat de man daarna een televisie pakte en naar buiten liep. Dit was een televisie van het merk LG. Kleur zwart. Op de camerabeelden zijn de verdachten goed zichtbaar. Bij deze geef ik de politie het recht om de camerabeelden te gebruiken voor onderzoek.
Aan niemand werd het recht of d toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
Het signalement van de man luidt:
Man: Turkse afkomst, 1.90 meter lang, bruin gemillimeterd haar.
Uit het proces-verbaal van bevindingen blijkt dat de videobeelden van de winkeldiefstal op 15 januari 2010 bij [slachtoffer 7] te Weert door verbalisant [verbalisant 16] zijn bekeken waarbij door hem het volgende is waargenomen. Ik zag dat op 15 januari 2010 omstreeks 16.39 uur een man en een vrouw de winkel in kwamen. Ik zag vervolgens dat de man met een platte tv richting de uitgang van de winkel liep en dat de man niet naar de kassa liep. Ik zag dat de man en de vrouw vervolgens samen de winkel verlieten. Ik zag dat de man met de platte tv de winkel uitliep. Vervolgens zag ik dat de vrouw ongeveer een halve minuut later weer de winkel binnen kwam. Na ongeveer 4 minuten na de vrouw kwam de man ook weer de winkel binnen. Ik zag dat de man en de vrouw wederom interesse toonden voor de tv’s in het gangpad van de winkel. Vervolgens zag ik dat de man weer met een platte tv richting de uitgang liep. Ik zag dat de man ook nu weer niet naar de kassa liep. Ik zag dat de man met de platte tv de winkel uit liep. Vervolgens zag ik dat de vrouw ongeveer 3 minuten later dan de man de winkel uit liep.
De bij [slachtoffer 7] gestolen t.v. is bij de doorzoeking van de woning van [getuige 2/mededader 5] aan de [adres en woonplaats] aangetroffen.
Ten aanzien van feit 6
Door [aangever 4] is aangifte gedaan. Hij verklaart als volgt. Ik ben namens de benadeelde [slachtoffer 8] gerechtigd tot het doen van aangifte. Ik ben eigenaar van de [slachtoffer 8] winkel in Venray. Op 3 maart 2010 omstreeks 15.30 uur zijn er uit de winkel aan [adres en plaats] diverse goederen weggenomen. Een medewerkster van ons ontdekte dat het rek waar een bepaald soort bikiniset aan hangt bijna leeg was. Ik heb daarop de beelden bekeken van ons bewakingssysteem. Op de beelden is heel duidelijk te zien dat er twee personen de winkel in komen. Dit zijn een man en een vrouw. Te zien is dat de man en de vrouw naar het rek lopen waar genoemde bikinisets hangen. Op de beelden is te zien dat de vrouw een grote boodschappentas in haar handen heeft. De man pakt meerdere malen een aantal bikinisets van het rek en doet deze in de boodschappentas van de vrouw. Nadat de man de bikinisets in de tas heeft gedaan lopen beide personen rechtstreeks naar de uitgang van de winkel. Duidelijk is te zien dat beide personen gewoon door de detectiepoortjes lopen. Al onze kleding is voorzien van een antidiefstal alarm. Het kan dus niet anders dat de tas waarin de bikinisets zijn gestopt een geprepareerde tas is. Het winkelalarm is daarna nog getest. Het alarm bleek normaal te werken. Ik overhandig u een memorystick met beelden van onze bewakingscamera. De man droeg een baseballpet
Weggenomen zijn bikini’s, bikinislips, bikinishorts en tankinis
De verdachte [mededader 2] heeft ook een verklaring afgelegd . De rechtbank heeft al een gedeelte van deze verklaring bij de hiervoor opgenomen overwegingen met betrekking tot de positieve herkenning van verdachte [verdachte] opgenomen. Verdachte [mededader 2] heeft in deze verklaring over de diefstal zelf nog het volgende verklaard. Ik ben samen met de man naar Venray gereden. Toen we daar aankwamen zei hij dat ik met hem mee moest lopen. Als hij dan zei dat ik de tas open moest maken dan moest ik dat doen. Ik kreeg een tas in mijn handen geduwd. De tas die ik van hem kreeg was een grote plastic tas, maar hij was wel hard. Ik denk dat hij hard was om het alarm niet af te laten gaan. Hij zei dat ik gewoon bij hem moest blijven lopen. Hij zei dat als hij zei dit en dat dan moest ik dat doen. Op een gegeven moment zei hij kom naar binnen. Ik liep toen met hem mee. Wij liepen bij een bikiniwinkel naar binnen. Wij zijn naar een hoek gelopen. Hij zei dat ik dicht bij hem moest blijven. Hij zei toen we in de hoek stonden dat ik de tas open moest maken. Ik zag dat hij verschillende bikini’s vast pakte en in de tas stopte. Nadat hij de bikini’s in de tas had gedaan zei hij dat ik mee moest komen. Ik ben toen samen met hem naar buiten gelopen. Toen we buiten kwamen zijn wij we terug gelopen naar de auto.
De foto waarop verdachte met medeverdachte [mededader 2] te zien is.
Ten aanzien van feit 7
Door [aangever 5] is aangifte gedaan. Hij verklaarde als volgt. Ik ben als bedrijfsleider werkzaam bij kledingzaak [slachtoffer 9]. Ik ben als zodanig bevoegd tot het doen van aangifte. Wij hebben in Middelburg een vestiging op het adres [adres]. Op 13 maart 2010 heeft er een winkeldiefstal plaatsgevonden in onze vestiging op de [adres] te Middelburg. Ik hoorde dat twee vrouwen in de winkel waren geweest die het personeel aan de praat hielden en dat er vervolgens nog een man en een vrouw binnen kwamen die kleding stalen. Er is allemaal merkkleding gestolen van het merk Gaastra. In de winkel hebben wij een camerasysteem hangen. Bedoelde diefstal is opgenomen en ik heb die beelden op een DVD meegenomen en stel deze DVD aan de politie ter beschikking voor verder onderzoek.
Ik heb de beelden bekeken. Daarop is duidelijk te zien dat er een vrouw de winkel binnenkomt en mijn collega naar de achterzijde van de winkel lokt. Na enkele seconden komt een tweede vrouw de winkel binnen. Die vrouw gaat vervolgens in gesprek met mijn tweede collega. Ook die tweede collega wordt door de vrouw naar de achterzijde van de winkel gelokt. Na korte tijd komen er een man en een vrouw de winkel binnen. De man en de vrouw blijven aan het begin van de winkel staan en kijken naar de achterzijde van de winkel. Daarna lopen de man en de vrouw naar de afdeling waar allemaal Gaastra kleding ligt. Dat is vlakbij de ingang. Op de beelden is te zien dat de man bepaalde kledingstukken uitkiest en deze in een grote tas doet. De vrouw houdt de tas open. Vervolgens lopen beiden de winkel uit. Vlak voor de uitgang pakt de man een jas en houd deze omhoog alsof hij ernaar kijkt. De vrouw verlaat inmiddels de winkel met de tas met gestolen kleding. Nagenoeg al onze kleding is beveiligd met beveiligingslabels. Zij hebben waarschijnlijk gebruik gemaakt van een geprepareerde tas. Kort daarna is te zien dat de man en een vrouw weer terug komen en wederom in dezelfde Gaastra hoek gaan staan en weer hetzelfde doen als daarnet. Wederom nemen zij een tas vol met kleding mee. Op dezelfde wijze verlaten zij de winkel. Kort daarna komen de man en vrouw voor de derde keer in de winkel binnen. Hierna verlaten zij de winkel weer. Meteen hierna breken beide vrouwen het verkoopgesprek van mijn collega’s af en verlaten zij eveneens de winkel. Na ongeveer 10 minuten komen beide collega’s er achter dat er kledingstukken van Gaastra weg zijn. De daders lieten iedere keer een artikel op de plank liggen zodat er geen opvallende lege plekken te zien waren. Wat ze lieten liggen was altijd het onderste artikel. Gestolen zijn: vier shirts, acht poloshirts en vier truien. Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
Ten aanzien van feit 8
Door [aangever 6] is internet- aangifte van winkeldiefstal gedaan. Hij verklaarde als volgt. Op 15 juni 2010 hebben wij op [adres] te Veghel geconstateerd dat er drie skelters zijn gestolen. Deze skelters stonden op een presentatierek bij de ingang van de winkel. De skelters waren door middel van een ketting aan het rek vastgekoppeld en voorzien van en hangslot. De daders hebben de ketting doorgeknipt en achtergelaten. Bij de buren, de Boerenbond, hebben we de camerabewaking bekeken. Op een van de camera’s die bij de ingang hangt is een klein stukje van onze ingang te zien. Op deze beelden hebben wij gezien dat de diefstal heeft plaatsgevonden op 14.35 uur. We kunnen zien dat er drie personen weglopen met de skelters. Gestolen zijn drie Puky skelters, kleur zwart. Het gaat om drie skelters variërend in prijsklasse. De eigenaar is van der Doelen Speelgoed.
Naar aanleiding van een ingesteld onderzoek werden de verdachte [verdachte] en [mededader 3] aangehouden voor de overval op een woning aan de [adres en plaats]. Naar aanleiding van de gepleegde overval werden er op 16 juni 2010 o.a. doorzoekingen verricht in de woning aan de [adres en plaats]. De verdachte [verdachte] reed op 16 juni 2010 als bestuurder in een personenauto, Ford Focus, voorzien van het Belgisch kenteken [kenteken]. Voornoemde personenauto werd in verband met het onderzoek inbeslaggenomen. Tijdens het onderzoek in de personenauto merk Ford Focus voorzien van het Belgisch kenteken werden onder andere 1 skelter van het type Puky, serienummer 3303 en 1 skelter, type Puky, serienummer F20L-F1L A3313 met prijssticker van [slachtoffer 10] aangetroffen.
Verdachte maakte veelvuldig gebruik van de auto en de plotselinge aanwezigheid van twee skelters in zijn auto kan hem niet zijn ontgaan. Gelet op de aanwezigheid van twee skelters, die nog voorzien waren van prijsstickers en dergelijke en gelet op verdachtes uitgebreide ervaring met winkeldiefstallen, had verdachte moeten vermoeden dat die skelters van diefstal afkomstig waren.
Ten aanzien van de feiten 1, 4, 5, 6 en 7
Uit het aanvullend proces-verbaal van bevindingen blijkt dat de medeverdachte [getuige 2/mededader 5] diverse malen als verdachte is gehoord en onder meer het volgende heeft verklaard:
Ten aanzien van de haar getoonde foto’s :
Ik herken de man op foto SakhK68. Dat is de vader van mijn kinderen genaamd [verdachte].
Ten aanzien van de personen die gebruik maken in het chalet standplaats [adres] te Veldhoven :
Van dit chalet maken andere mensen gebruik. Ik ga er wel eens om de was voor hen te doen. Ik heb [verdachte] en zijn broer [naam] toestemming geven om in dit huisje te verblijven. [naam] heeft een pukkel aan de linkerzijde van zijn neus.
Ten aanzien van feit 4
U heeft mij de camerabeelden van de winkeldiefstal bij [slachtoffer 6] in Waalwijk laten zien. Ik kan mij deze beelden en de zaak herinneren. Ik ben inderdaad op deze beelden te zien. Ik kom samen met een man de winkel binnen. Ik had op dat moment niets in mijn handen. Wij zijn vervolgens naar een kledingrek gelopen en hebben gezocht naar kleding waaraan geen label zat. Deze kleding werd vervolgens door de man bij elkaar gepakt. Ik had ondertussen ergens een draagtas vandaan gehaald. U wees mij erop dat ik mijn hand boven in mijn jas stak. Het kan inderdaad goed zijn dat ik daar die draagtas vandaan heb gehaald. De man deed de kleding in deze draagtas. Ik ben vervolgens met deze gevulde draagtas de winkel uitgelopen. De man liep met een kledingstuk achter mij aan. Hij deed dat voor het geval het alarm zou afgaan. Hij zou dan kunnen zeggen dat het kwam door het kledingstuk wat hij bij zich had. Hij loopt dan met mij mee tot aan het detectiepoortje en doet dan als of het kledingstuk daar wil bekijken. De kleding was niet van ons en wij hadden geen recht of toestemming deze kleding weg te nemen.
Ten aanzien van feit 5
Het klopt dat ik bij de winkel van [slachtoffer 7] in Weert ben geweest. Ik denk dat het dit jaar is geweest. Het is die keer geweest waarvan jullie mij de foto’s hebben laten zien. Ik was samen met een man. Wij hadden afgesproken dat ik mij met het personeel bezig zou houden en hen zou afleiden en dat de man die bij mij was de televisies mee zou nemen. Toen wij er achter kwamen dat de televisies los stonden kwam de man op het idee deze mee te nemen. Ik ben daar in meegegaan. Toen werd ook de afspraak gemaakt dat ik mij met het personeel zou bezig houden. De man droeg de televisie naar buiten. Wij zijn toen naar de auto gelopen. De man heeft de televisie in de auto gezet en zei tegen mij dat ik terug moest gaan om te kijken of er nog een televisie los stond. Ik ben toen terug de winkel ingelopen, Kort daarop kwam de man weer de winkel binnen. Ik heb hem toen gewezen op nog een televisie die los stond. Ik weet dat de man vervolgens ook de tweede televisie heeft gepakt en deze naar buiten en naar de auto heeft gebracht. Ik ben later naar buiten gegaan en trof hem bij de auto aan. De Samsung televisie is op mijn slaapkamer terecht gekomen. Deze televisies waren niet van ons en wij hadden geen recht of toestemming om deze mee te nemen.
Ten aanzien van feit 6 :
De verdachte [getuige 2/mededader 5] heeft ten aanzien van de winkeldiefstal bij [slachtoffer 8] op 3 maart 2010 in de gemeente Venray het volgende verklaard.
Ik herken mijzelf van de opnamen gemaakt met behulp van de bewakingscamera’s die u mij heeft laten zien. Ik ben de vrouw met blonde haren die in gesprek is met een personeelslid. Het was mijn taak om die vrouw af te leiden. In deze winkel zijn bikini’s weggenomen. De weggenomen goederen waren niet ons eigendom en wij hadden ook geen toestemming om deze goederen wegen te nemen.
Ten aanzien van feit 7
U heeft mij de beelden laten zien van de winkeldiefstal bij [slachtoffer 9] in Middelburg. Ik ben de vrouw met de blonde haren die hier de winkel binnen komt. Wij waren met vier personen. Ik moest in de winkel iemand afleiden. Ik moest mij met het personeel bezig houden. Dat was mijn taak. Dit werd mij gezegd door de man die bij ons was. Ik ben toen de winkel ingelopen en ben ik in gesprek gegaan met een personeelslid. Ik ben met hem naar de achterzijde van de winkel gelopen. Ondertussen hield ik oogcontact met de man welke zich voor in de winkel bevond. Ik heb op de beelden twee keer gezien dat de man en de vrouw de winkel zijn geweest om spullen weg te nemen.
De kleding was niet ons eigendom en wij hadden niet het recht of toestemming deze kleding weg te nemen.
7.4. Bewezenverklaring
Op grond van voormelde bewijsmiddelen en overwegingen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het sub 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7 en 8 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 17 maart 2010 in de gemeente Venlo tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen onder meer een aantal horloges, een aantal mobiele telefoons, een tas, een hoeveelheid geld, een aantal sieraden en een aantal fototoestellen, toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en een tas, inhoudende onder meer een portemonnee met daarin een aantal pasjes en een mobiele telefoon, toebehorende aan [slachtoffer 3], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld heeft bestaan uit
- het uit de handen van genoemde [slachtoffer 2] rukken van een mobiele telefoon en
- het met kracht met tyrips vastbinden van de armen en benen van genoemde [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en
- het naar binnenduwen van genoemde [slachtoffer 3] en
- het met kracht naar de grond duwen van genoemde [slachtoffer 3] en
welke bedreiging met geweld heeft bestaan in
- het houden van een pistool tegen het hoofd van genoemde [slachtoffer 2] en
- het richten van een pistool op genoemde [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en het
(daarbij) op dreigende toon tegen genoemde [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] roepen: "Omdraaien, omdraaien. Als ze
niet luisteren schiet ze maar dood" en "Liggen, liggen" en "Als die niet stil zijn dan schiet ze kapot" en "schiet ze maar
kapot", althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking;
2.
hij op 19 juni 2008 in de gemeente Veghel tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toeeigening heeft weggenomen een hoeveelheid kleding, bestaande onder meer uit een aantal hemden en jurken, toebehorende aan [slachtoffer 4];
3.
hij op 5 juli 2008 in de gemeente Someren ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 5/verbalisant 5], aspirant van politie, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een door hem, verdachte, bestuurde auto achteruit is gereden, terwijl genoemde [slachtoffer 5/verbalisant 5] zich in de portieropening van genoemde auto bevond, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.
hij op 25 maart 2009 in de gemeente Waalwijk tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toeeigening heeft weggenomen een aantal jacks toebehorende aan [slachtoffer 6].;
5.
hij op 15 januari 2010 in de gemeente Weert tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toeeigening heeft weggenomen een TV, merk Samsung en een TV, merk LG, toebehorende aan [slachtoffer 7];
6.
hij op 3 maart 2010 in de gemeente Venray tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toeeigening heeft weggenomen een aantal bikini's, bikinislips, bikinishorts en tankini's, toebehorende aan [slachtoffer 8];
7.
hij op 13 maart 2010 in de gemeente Middelburg tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeeigening uit een winkelpand, gelegen aan de [adres] heeft weggenomen vier shirts, acht poloshirts en vier truien toebehorende aan [slachtoffer 9];
8.
hij op 16 juni 2010 in Nederland skelters voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die skelters redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het door misdrijf verkregen goederen betrof.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen.
Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
8. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de kwalificatie
8.1. Kwalificatie
Het ten laste van verdachte bewezenverklaarde levert op de navolgende strafbare misdrijven:
T.a.v. feit 1:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
T.a.v. feit 2:
diefstal door twee of meer verenigde personen;
T.a.v. feit 3:
poging tot zware mishandeling;
T.a.v. feit 4:
diefstal door twee of meer verenigde personen;
T.a.v. feit 5:
diefstal door twee of meer verenigde personen;
T.a.v. feit 6:
diefstal door twee of meer verenigde personen;
T.a.v. feit 7:
diefstal door twee of meer verenigde personen;
T.a.v. feit 8 subsidiair:
schuldheling.
De misdrijven sub 2, 4, 5, 6, 7 zijn telkens strafbaar gesteld bij artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Het misdrijf sub 1 is strafbaar gesteld bij artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Het misdrijf sub 3 is strafbaar gesteld bij artikel 302 juncto artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht.
Het misdrijf sub 8 subsidiair is strafbaar gesteld bij artikel 417bis van het Wetboek van Strafrecht,
De strafbaarheid van verdachte
De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde nu niet is gebleken van enige omstandigheid die verdachtes strafbaarheid opheft.
9. De straffen en/of maatregelen
9.1. De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij gelegenheid van de terechtzitting op 24 september 2010 met betrekking tot de op te leggen straf gevorderd dat verdachte ter zake van het bewezenverklaarde sub 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7 en 8 subsidiair zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van acht jaar, met aftrek ex artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
9.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft een integraal vrijspraak bepleit en heeft om opheffing van de voorlopig hechtenis verzocht.
De raadsman heeft ten aanzien van de gevorderde straf aangevoerd deze buitensporig hoog te achten.
9.3. De overwegingen van de rechtbank
Verdachte heeft zich in georganiseerd verband schuldig gemaakt aan een gewapende roofoverval, een vijftal winkeldiefstallen, een poging tot zware mishandeling van een politieagente en aan schuldheling.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank gelet op de bijzondere ernst van de bewezenverklaarde feiten en de gevolgen die deze feiten hebben voor de maatschappij, de economische, fysieke en psychische gevolgen voor de slachtoffers in kwestie, de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van verdachte, zoals een en ander ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Het is een feit van algemene bekendheid dat een gewapende overval in een woning traumatische ervaringen met zich brengen voor de direct betrokken slachtoffers en hun familieleden en gevoelens van onveiligheid vooroorzaken in de samenleving. Uit de schriftelijke slachtofferverklaring komt duidelijk naar voren dat de overval het (privé)leven en het welzijn van de slachtoffers zeer negatief heeft beïnvloed. Het slachtoffer [slachtoffer 2] heeft psychische gevolgen over gehouden van de overval. [slachtoffer 2] voornoemd heeft via haar huisarts contact gezocht met een psycholoog. Ze heeft last van angstgevoelens en lijdt aan herbeleving van het gebeuren en is erg bang dat de daders weer terug zullen komen. Ze is meer wantrouwend, waakzamer en alerter geworden op haar omgeving. Hardlopen wat zij graag ’s avonds deed doet ze niet meer. Het slachtoffer [slachtoffer 2] heeft ook last van concentratieproblemen en schrikreacties en probeert mensen met een donkere huidskleur en een buitenlands accent zoveel mogelijk op afstand te houden.
Het huis is extra beveiligd en de galerie van haar man is niet meer vrij toegankelijk voor publiek. Het gebeuren heeft ook grote impact gehad op haar gezinsleden en familie en kennissen. Omdat [slachtoffer 2] en haar partner bang zijn voor haar veiligheid mag de dochter van zeventien niet meer werken in de galerie. Haar zoon van 12 heeft angstgevoelens aan het gebeuren overgehouden en familie en kennissen komen veel minder op bezoek dan voorheen.
Het slachtoffer [slachtoffer 3] heeft behalve fysiek letsel (spierspanningen) ook psychisch letsel opgelopen van de overval. Het onderschot houden heeft het slachtoffer als heel erg ervaren. Zij heeft gedacht het er niet levend van te zullen brengen, te meer omdat een van de overvallers de woorden bezigde: “Schiet ze maar dood, als ze niet luisteren”. Zij heeft herbelevingen, stemmingswisselingen en huiluien gehad en is bang geworden en durft bij haar zus niet meer alleen op bezoek te komen.
De rechtbank rekent deze feiten verdachte zwaar aan. De rechtbank is van oordeel dat verdachte een leidende rol heeft gehad bij de overval. Eerst laat hij handlangers de situatie in de woning ‘veiligstellen’ alvorens zelf ten tonele te verschijnen. Vervolgens geeft hij zijn handlangers bevelen van zeer dreigende aard voor de slachtoffers. Zo zegt hij dat de slachtoffers maar doodgeschoten moeten worden als ze niet luisteren. Verdachte heeft hierbij een dergelijke minachting voor het leven van de slachtoffers getoond, dat dit extra meegewogen moet worden bij de bepaling van de straf.
Verder organiseert verdachte ook rooftochten door Zuid-Nederland, waarbij met handlangers en hulpmiddelen als geprepareerde tassen grote hoeveelheden goederen worden buitgemaakt. Verdachte handelt daarbij zeer berekenend en schroomt bijvoorbeeld niet om meerdere keren achter elkaar spullen uit dezelfde winkel te stelen. Deze rooftochten overstijgen qua strafmaat de straf op winkeldiefstallen in aanzienlijke mate.
De minachting naar andermans goed en leven blijkt ook duidelijk uit zijn handelwijze als hij na herkenning door een politieagente met een auto probeert te ontkomen. Ook deze handeling van verdachte acht de rechtbank uiterst strafwaardig.
Bij de behandeling van de zaak ter terechtzitting heeft verdachte blijk gegeven dat hij de ernst van de door hem mede gepleegde feiten nauwelijks onderkent en heeft hij geen inzicht in de onjuistheid daarvan getoond. Significant is in dit verband de bewering van verdachte, niettegenstaande het belastend bewijs tegen hem, dat hij veel eerder slachtoffer is dan dader.
Blijkens het uittreksel uit het Justitiële Documentatieregister d.d. 17 juni 2010 is verdachte reeds vele malen eerder voor soortgelijke misdrijven veroordeeld. Dit weerhoudt verdachte er niet van om in georganiseerd verband stelselmatig ernstige crimineel gedrag te blijven vertonen waarbij hij bovendien behalve een initiërende steeds ook een leidinggevende rol vervult.
De rechtbank is dan ook met het oog op een juiste normhandhaving van oordeel dat niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of lagere straf dan hierna vermelde onvoorwaardelijke vrijheidsstraf.
9.4. Verbeurdverklaring
De rechtbank is van oordeel dat de inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten
2010072538 47 1.00 STK Tas
INTERTOYS
Tas gebruikt om gestolen spullen mee te vervoeren;
dient te worden verbeurdverklaard.
Genoemd voorwerp is vatbaar voor verbeurdverklaring aangezien dit voorwerpen aan verdachte toebehoort en met behulp van dit voorwerp de feiten zijn begaan.
9.5. Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank is van oordeel dat het inbeslaggenomene, te weten
2010026221 61 3.00 STK Tapeband Kl:Grijs
-
3 rollen ducktape om tassen te prepareren
2010026221 62 3.00 STK Tapeband Kl:Zilver
-
Aluminiumtape voor het prepareren van tassen
2010026221 75 3.00 STK Hennep Kl:Groen
-
3 henneptoppen aangetroffen in Ford Focus [kenteken]
2010026221 77 1.00 STK Rijbewijs
-
Ten name van [naam en geboortedatum]
2010026221 78 1.00 STK Legitimatiebewijs
-
Ten name van [naam],
dient te worden onttrokken aan het verkeer.
Genoemde voorwerpen zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer aangezien met behulp van die voorwerpen het feit is begaan en/of die voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet,
9.6. Teruggave
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat onder meer inbeslaggenomen zijn:
Teruggave van het inbeslaggenomene, te weten:
2010026221 63 11.00 STK Injectienaald
-
Injectiespuit aangetroffen in woning
2010026221 64 7.00 STK Injectienaald
TUBERKULLIN
Injectiespuiten aangetroffen in woning
2010026221 65 4.00 STK Injectienaald
INSULIN
Aangetroffen in woning, injectiespuiten 1ml.
2010026221 66 9.00 STK Injectienaald
-
9 injectiespuithouders
2010026221 67 7.00 STK Injectienaald
-
7 losse injectienaalden
2010026221 68 1.00 STK Injectienaald
OMNIFIX
Injectiespuit van het merk Omnifix, 2 ml.
2010026221 73 10.00 STK Medicijn
NANDROLONE DECA
10 flacons Nandrolone Decanoate Norma
2010026221 74 10.00 STK Ampul
INDUJECT 250
10 ampullen Induject 250
2010026221 81 3.00 STK Ampul Kl:Wit
-
3 witte ampullen aangetroffen bij [verdachte]
2010026221 82 4.00 STK Ampul Kl:Goud
-
4 goudkleurige ampullen aangetroffen bij [verdachte]
2010072538 46 115.00 STK Injectienaald
NORM-JECT
Injectiespuiten (1ml.)
1 gasaansteker Albert Heyn, geel-groen
1 batterij Nokia BL-5C 1020 MAH
3 CD muziek
1 gezinsfoto, betreft foto met afbeelding 1 kind, 1 vrouw, 1 man
Nu met betrekking tot deze voorwerpen niet (meer) wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering, dienen deze voorwerpen te worden teruggegeven aan degene aan wie deze toebehoren, zoals hierna in het dictum genoemd.
9.7. De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
[slachtoffer 1], wonende [adres en woonplaats] heeft een vordering benadeelde partij ingediend met betrekking tot de als gevolg van het hiervoor onder 1 ten laste gelegde feit geleden immateriële schade.
[slachtoffer 1] voornoemd heeft de immateriële schade op een bedrag van € 225,00 gesteld, en wil die schade vergoed krijgen.
Ten laste van verdachte is het hiervoor onder 1 ten laste gelegde feit (artikel 312) bewezen. Het is een strafbaar feit en verdachte zal ter zake van dat feit worden veroordeeld.
Met betrekking tot de gevorderde immateriële schade overweegt de rechtbank als volgt. Gelet op de aard van het bewezenverklaarde is het een ervaringsregel dat daardoor bij het slachtoffer immateriële schade van enige omvang wordt veroorzaakt. Het gevorderde bedrag komt de rechtbank alleszins redelijk voor en is naar het oordeel van de rechtbank dan ook voor toewijzing vatbaar. Het bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag, te rekenen vanaf 17 maart 2010 tot de dag der algehele voldoening.
Verdachte is naar burgerlijk recht, samen met zijn mededaders, aansprakelijk voor deze schade.
De rechtbank zal over de vordering van de benadeelde partij, overeenkomstig het hiervoren overwogene, beslissen zoals hierna is vermeld, alsmede over de kosten die door de benadeelde partij zijn gemaakt, thans begroot op nihil.
De rechtbank zal tevens aan verdachte de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van € 225,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag, te rekenen vanaf 17 maart 2010 tot de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 4 dagen, te betalen ten behoeve van [slachtoffer 1] voornoemd, zoals hierna in het dictum genoemd.
[slachtoffer 3], [adres en woonplaats] heeft een vordering benadeelde partij ingediend met betrekking tot de als gevolg van het hiervoor onder 1 ten laste gelegde feit geleden immateriële schade.
[slachtoffer 3] voornoemd heeft de immateriële schade op een bedrag van € 4.000,00 gesteld, en wil die schade vergoed krijgen.
Ten laste van verdachte is het hiervoor onder 1 ten laste gelegde feit (artikel 312) bewezen. Het is een strafbaar feit en verdachte zal ter zake van dat feit worden veroordeeld.
Met betrekking tot de gevorderde immateriële schade overweegt de rechtbank als volgt. Gelet op de aard van het bewezenverklaarde is het een ervaringsregel dat daardoor bij het slachtoffer immateriële schade van enige omvang wordt veroorzaakt. Het gevorderde bedrag komt de rechtbank wat bovenmatig voor. De vordering immateriële schade is naar het oordeel van de rechtbank dan ook voor gedeeltelijke toewijzing vatbaar en wel tot een bedrag van € 2.000,00. Het bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag, te rekenen vanaf 17 maart 2010 tot de dag der algehele voldoening.
Voor het deel van de vordering dat voormeld bedrag van € 2.000,00 overstijgt, is de vordering niet voor toewijzing vatbaar en zal de rechtbank de vordering met betrekking tot dat gedeelte afwijzen.
Verdachte is naar burgerlijk recht, samen met zijn mededaders, aansprakelijk voor deze schade.
De rechtbank zal over de vordering van de benadeelde partij, overeenkomstig het hiervoren overwogene, beslissen zoals hierna is vermeld, alsmede over de kosten die door de benadeelde partij zijn gemaakt, thans begroot op nihil.
De rechtbank zal tevens aan verdachte de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van € 2000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag, te rekenen vanaf 17 maart 2010 tot de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van dertig dagen, te betalen ten behoeve van [slachtoffer 3] voornoemd, zoals hierna in het dictum genoemd.
[slachtoffer 2], [adres en woonplaats], heeft een vordering benadeelde partij ingediend met betrekking tot de als gevolg van het hiervoor onder 1 ten laste gelegde feit geleden immateriële schade.
[slachtoffer 2] voornoemd heeft de immateriële schade op een bedrag van € 4.500,00 gesteld, en wil die schade vergoed krijgen.
Ten laste van verdachte is het hiervoor onder 1 ten laste gelegde feit (artikel 312) bewezen. Het is een strafbaar feit en verdachte zal ter zake van dat feit worden veroordeeld.
Met betrekking tot de gevorderde immateriële schade overweegt de rechtbank als volgt. Gelet op de aard van het bewezenverklaarde is het een ervaringsregel dat daardoor bij het slachtoffer immateriële schade van enige omvang wordt veroorzaakt. Het gevorderde bedrag komt de rechtbank wat boven matig voor. De vordering immateriële schade is naar het oordeel van de rechtbank dan ook voor gedeeltelijke toewijzing vatbaar en wel tot een bedrag van € 2.500,00 waarbij de rechtbank in ogenschouw heeft genomen dat de overval in de woning van [slachtoffer 2] voornoemd heeft plaatsgevonden. Het bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag, te rekenen vanaf 17 maart 2010 tot de dag der algehele voldoening.
Voor het deel van de vordering dat voormeld bedrag van € 2.500,00 overstijgt, is de vordering niet voor toewijzing vatbaar en zal de rechtbank de vordering met betrekking tot dat gedeelte afwijzen.
Verdachte is naar burgerlijk recht, samen met zijn mededaders, aansprakelijk voor deze schade.
De rechtbank zal over de vordering van de benadeelde partij, overeenkomstig het hiervoren overwogene, beslissen zoals hierna is vermeld, alsmede over de kosten die door de benadeelde partij zijn gemaakt, thans begroot op nihil.
De rechtbank zal tevens aan verdachte de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van € 2.500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag, te rekenen vanaf 17 maart 2010 tot de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van vijfendertig dagen, te betalen ten behoeve van [slachtoffer 2] voornoemd, zoals hierna in het dictum genoemd.
10. Toepasselijke wetsartikelen
Na te melden beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 24c, 27, 33a, 36c, 36f, 45, 57, 302, 311, 312 en 417bis.
11. Beslissing
De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het sub 8 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het sub 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7 en 8 subsidiair ten laste gelegde zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
verstaat dat het aldus bewezenverklaarde de hiervoor vermelde strafbare feiten oplevert en verklaart verdachte ter zake strafbaar;
veroordeelt verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van 7 jaar;
beveelt dat de tijd door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de aan verdachte opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
verklaart verbeurd:
2010072538 47 1.00 STK Tas
INTERTOYS
Tas gebruikt om gestolen spullen mee te vervoeren
verklaart onttrokken aan het verkeer:
2010026221 61 3.00 STK Tapeband Kl:Grijs
-
3 rollen ducktape om tassen te prepareren
2010026221 62 3.00 STK Tapeband Kl:Zilver
-
Aluminiumtape voor het prepareren van tassen
2010026221 75 3.00 STK Hennep Kl:Groen
-
3 henneptoppen aangetroffen in Ford Focus [kenteken]
2010026221 77 1.00 STK Rijbewijs
-
Ten name van [naam en geboortedatum]
2010026221 78 1.00 STK Legitimatiebewijs
-
Ten name van [naam]
gelast de teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
2010026221 63 11.00 STK Injectienaald
-
Injectiespuit aangetroffen in woning
2010026221 64 7.00 STK Injectienaald
TUBERKULLIN
Injectiespuiten aangetroffen in woning
2010026221 65 4.00 STK Injectienaald
INSULIN
Aangetroffen in woning, injectiespuiten 1ml.
2010026221 66 9.00 STK Injectienaald
-
9 injectiespuithouders
2010026221 67 7.00 STK Injectienaald
-
7 losse injectienaalden
2010026221 68 1.00 STK Injectienaald
OMNIFIX
Injectiespuit van het merk Omnifix, 2 ml.
2010026221 73 10.00 STK Medicijn
NANDROLONE DECA
10 flacons Nandrolone Decanoate Norma
2010026221 74 10.00 STK Ampul
INDUJECT 250
10 ampullen Induject 250
2010026221 81 3.00 STK Ampul Kl:Wit
-
3 witte ampullen aangetroffen bij [verdachte]
2010026221 82 4.00 STK Ampul Kl:Goud
-
4 goudkleurige ampullen aangetroffen bij [verdachte]
2010072538 46 115.00 STK Injectienaald
NORM-JECT
Injectiespuiten (1ml.)
1 gasaansteker Albert Heyn, geel-groen
1 batterij Nokia BL-5C 1020 MAH
3 CD muziek
1 gezinsfoto, betreft foto met afbeelding 1 kind, 1 vrouw, 1 man.
Ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen en de schademaatregel
T.a.v. feit 1:
toewijzing van de vordering benadeelde partij [slachtoffer 1] van EUR 225,00;
veroordeelt verdachte om tegen bewijs van betaling aan benadeelde partij [slachtoffer 1], [adres en woonplaats], te betalen een bedrag van EUR 225,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf 17 maart 2010 tot de dag der algehele voldoening;
bepaalt dat de verdachte zal zijn bevrijd voor zover voornoemde benadeelde partij - al dan niet via de betaling aan de Staat - door (één van) verdachtes mededaders is voldaan;
legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat te betalen een som geld ten bedrage van EUR 225,00 subsidiair 4 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer van feit 1 genaamd [slachtoffer 1], wonende te [adres en woonplaats], met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de opgelegde verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
veroordeelt verdachte tevens tot betaling aan de Staat van de wettelijke rente over voormeld bedrag vanaf 17 maart 2010 tot de dag der algehele voldoening bepaalt dat indien verdachte en/of (een van) zijn mededader(s) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van EUR 225,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf 17 maart 2010 tot de dag der algehele voldoening ten behoeve van voornoemd slachtoffer daarmede de verplichting van verdachte om dit bedrag aan voornoemde benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien dit bedrag door verdachte en/of (een van) zijn mededader(s) aan voornoemde benadeelde partij is betaald,
daarmee de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat ten behoeve van voornoemd slachtoffer komt te vervallen;
veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil;
gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] van EUR 2000,00;
veroordeelt verdachte om tegen bewijs van betaling aan benadeelde partij [slachtoffer 3], [adres en woonplaats], te betalen een bedrag van EUR 2.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf 17 maart 2010 tot de dag der algehele voldoening;
bepaalt dat de verdachte zal zijn bevrijd voor zover voornoemde benadeelde partij - al dan niet via de betaling aan de Staat - door (één van) verdachtes mededaders is voldaan;
wijst de vordering van [slachtoffer 3] voornoemd voor het overige deel van de immateriële schade af;
legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat te betalen een som geld ten bedrage van EUR 2000,00 subsidiair 30 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer van feit 1 genaamd [slachtoffer 3], wonende te Sint Ignatiusstraat 17, 5915 VL Venlo, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de opgelegde verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
veroordeelt verdachte tevens tot betaling aan de Staat van de wettelijke rente over voormeld bedrag vanaf 17 maart 2010 tot de dag der algehele voldoening bepaalt dat indien verdachte en/of (een van) zijn mededader(s) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van EUR 2.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf 17 maart 2010 tot de dag der algehele voldoening ten behoeve van voornoemd slachtoffer daarmede de verplichting van verdachte om dit bedrag aan voornoemde benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien dit bedrag door
verdachte en/of (een van) zijn mededader(s) aan voornoemde benadeelde partij is betaald, daarmee de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat ten behoeve van voornoemd slachtoffer komt te vervallen;
veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil;
gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] van EUR 2500,00;
veroordeelt verdachte om tegen bewijs van betaling aan benadeelde partij [slachtoffer 2], [adres en woonplaats], te betalen een bedrag van EUR 2.500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf 17 maart 2010 tot de dag der algehele voldoening;
bepaalt dat de verdachte zal zijn bevrijd voor zover voornoemde benadeelde partij - al dan niet via de betaling aan de Staat - door (één van) verdachtes mededaders is voldaan;
wijst de vordering van [slachtoffer 2] voornoemd voor het overige deel van de immateriële
schade af;
legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat te betalen een som geld ten bedrage van EUR 2500,00 subsidiair 35 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer van feit 1 genaamd [slachtoffer 2], wonende te [adres en woonplaats], met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de opgelegde verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
veroordeelt verdachte tevens tot betaling aan de Staat van de wettelijke rente over voormeld bedrag vanaf 17 maart 2010 tot de dag der algehele voldoening bepaalt dat indien verdachte en/of (een van) zijn mededader(s) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van EUR 2.500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf 17 maart 2010 tot de dag der algehele voldoening ten behoeve van voornoemd slachtoffer daarmede de verplichting van verdachte om dit bedrag aan voornoemde benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien dit bedrag door verdachte en/of (een van) zijn mededader(s) aan voornoemde benadeelde partij is betaald, daarmee de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat ten behoeve van voornoemd slachtoffer komt te vervallen;
veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Vonnis gewezen door mrs. L.P. Bosma, E.H.M. Druijf en W.A.H.J. Poppeliers,
rechters, van wie mr. L.P. Bosma voorzitter, in tegenwoordigheid van
mr. P.C.M. Müller als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de
rechtbank op 8 oktober 2010.
Mr. W.A.H.J. Poppeliers is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.