ECLI:NL:RBROE:2010:BO0061

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
4 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
W 5/2010
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van de rechter-commissaris in strafzaken

Op 4 oktober 2010 heeft de Rechtbank Roermond een wrakingsverzoek behandeld dat was ingediend door de advocaat van verzoeker, mr. S.M. den Hollander. Dit verzoek was gericht tegen de rechter-commissaris die belast was met de behandeling van strafzaken in de rechtbank. De advocaat voerde aan dat de rechter-commissaris mogelijk vooringenomen was, omdat zij een rapport door de reclassering had laten opmaken en opmerkingen had gemaakt over de voorwaardelijke invrijheidstelling van verzoeker in België. De advocaat stelde dat deze handelingen de indruk wekten dat de rechter-commissaris vooruitliep op de beslissing van de rechtbank over de verlenging van de bewaring van verzoeker.

De rechter-commissaris verdedigde haar handelen door te stellen dat haar opmerkingen en het verzoek om een rapport van de reclassering bedoeld waren om de procedure te bespoedigen en niet duidden op vooringenomenheid. De rechtbank oordeelde dat er geen objectieve gronden waren voor de vrees van verzoeker dat de rechter-commissaris partijdig zou zijn. De rechtbank benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die deze veronderstelling ondermijnen.

Na beraadslaging kwam de rechtbank tot de conclusie dat het wrakingsverzoek ongegrond was. De rechtbank wees het verzoek af en verklaarde dat er geen aanwijzingen waren voor partijdigheid van de rechter-commissaris. De beslissing werd openbaar uitgesproken op dezelfde dag, 4 oktober 2010, door de rechters M.P.F. van Dooren, O.M. de Lange en C.A.M. Schaap-Meulemeester, bijgestaan door griffier L.G.H. Cox.

Uitspraak

Beslissing
RECHTBANK ROERMOND
Wrakingskamer
Nummer: W 5/2010
Beslissing op het verzoek tot wraking van de advocaat mr. S.M. den Hollander namens
[ ],
geboren te [ ] op [ ],
wonende te [ ] (verder aangeduid als verzoeker).
1. Het verloop van de procedure
1.1. Op 4 oktober 2010 heeft in de zaak met parketnummer [ ] en RC-nummer [ ] voor mr. [ ], rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Roermond, het verhoor plaatsgevonden van verzoeker naar aanleiding van de tegen hem ingediende vordering van de officier van justitie tot (verlenging van de) bewaring van verzoeker in het kader van een WOTS-procedure.
1.2. De advocaat van verzoeker heeft verzocht om de bewaring niet te verlengen, omdat verzoeker al twee jaar in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Subsidiair verzoekt de advocaat om de bewaring te schorsen. Naar aanleiding van dit verzoek heeft de rechter-commissaris het volgende opgemerkt. In België, waar verzoeker gedetineerd is geweest, geldt een regeling die de mogelijkheid biedt tot voorwaardelijke invrijheidstelling nadat eenderde van de straf is uitgezeten bij een first offender en tweederde bij een recidivist. Aan deze voorwaardelijke invrijheidstelling kunnen voorwaarden worden verbonden, zoals de verplichting zich te houden aan een reclasseringsplan en de verplichting zich aan maatschappelijk toezicht te onderwerpen. De rechter-commissaris heeft opgemerkt dat gelet op het bericht van de procureur-generaal van 13 januari 2010 in verband met de onderhavige zaak en de tijd die inmiddels door verzoeker in hechtenis is doorgebracht, de door verzoeker ondergane detentie in de buurt komt van twee jaar. De rechter-commissaris heeft verder opgemerkt van mening te zijn dat daarmee niet zonder meer vaststaat dat de datum van de voorwaardelijke invrijheidstelling al is verstreken nu die invrijheidstelling in België pas werkelijk verleend wordt als de veroordeelde, in dit geval de verzoeker, aan bepaalde voorwaarden voldoet en daarover is niets bekend. Door de officier van justitie is in de procedure wel een hechtenisfiche overgelegd, waaruit blijkt dat er sprake is van een mogelijke datum van voorwaardelijke invrijheidstelling op 6 november 2011. De rechter-commissaris heeft aangegeven op grond daarvan geen reden te zien om de vordering van de officier van justitie af te wijzen. Met het oog op de naderende zitting van de rechtbank ziet de rechter-commissaris wel aanleiding de officier van justitie opdracht te geven duidelijkheid te verschaffen over de datum van voorwaardelijke invrijheidstelling in België in relatie tot de reeds ondergane hechtenis en om een reclasseringsrapport te laten opmaken. De rechter-commissaris heeft de advocaat van verzoeker verzocht op dit voorstel te reageren. Vervolgens heeft de advocaat van verzoeker op de zitting een mondeling verzoek tot wraking van de rechter-commissaris gedaan. De rechter-commissaris heeft niet in de wraking berust.
1.3. De rechtbank heeft het wrakingsverzoek op de terechtzitting van 4 oktober 2010 behandeld mede aan de hand van het door de rechter-commissaris en de griffier ondertekende proces-verbaal en de schriftelijke reactie van de rechter-commissaris op het wrakingsverzoek. Bij deze behandeling zijn verschenen de verzoeker, bijgestaan door zijn advocaat. De verzoeker en zijn advocaat zijn door de rechtbank gehoord. Na deze behandeling heeft de rechtbank de zitting voor beraadslaging over het wrakingsverzoek geschorst en na hervatting van de zitting heeft de rechtbank mondeling uitspraak gedaan.
2. De gronden van het wrakingsverzoek
2.1. De advocaat van verzoeker heeft het wrakingsverzoek als volgt gemotiveerd. Samen met verzoeker kan de advocaat zich niet aan de indruk onttrekken dat de rechter-commissaris door een eventuele opdracht aan de reclassering te geven om een rapport op te maken, vooruit loopt op de beslissing in deze die de rechtbank nog moet nemen. De advocaat heeft verder aangegeven dat de bewaring nu - hiermee doelt de advocaat naar het oordeel van de rechtbank kennelijk op de opmerking van de rechter-commissaris over de voorwaardelijke invrijheidstelling in België, zoals hiervoor weergegeven - zal worden verlengd, terwijl in de ogen van de verdediging verzoeker zijn uit te zitten gedeelte van de vrijheidsstraf reeds heeft ondergaan. Uit de combinatie van het bevelen van de verlenging van de bewaring en het laten opmaken van een rapport door de reclassering, blijkt de vrees van vooringenomenheid van de rechter-commissaris.
3. Het standpunt van de rechter-commissaris
3.1. De rechter-commissaris is van mening dat hetgeen zij heeft opgemerkt over de voorwaardelijke invrijheidstelling in België en haar voornemen om de reclassering een rapport te laten opmaken teneinde de voortgang van de procedure te bespoedigen, er niet toe kan leiden dat zij vooringenomen is geweest.
4. De beoordeling van het verzoek
4.1. In een wrakingsprocedure dient beslist te worden of er sprake is van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden. Uitgangspunt daarbij is dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing vormen dat een rechter ten opzichte van een procespartij vooringenomen is, althans dat de bij die partij daarvoor bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Het (subjectieve) standpunt van een verzoeker daarover is belangrijk, maar niet doorslaggevend; de vrees voor partijdigheid moet objectief gerechtvaardigd zijn.
De vraag of sprake is van rechterlijke partijdigheid moet worden beantwoord aan de hand van twee criteria: het subjectieve en het objectieve criterium. Bij het subjectieve criterium gaat het om de vraag of sprake is van een gebleken persoonlijke overtuiging en/of zodanig gedrag van een rechter, dat door verzoeker de conclusie moet worden getrokken dat deze rechter partijdig is. Bij het objectieve criterium gaat het om de vraag of er sprake is van een bij verzoeker bestaande, objectief gerechtvaardigde vrees dat de onpartijdigheid bij de rechter ontbreekt waarbij ook schijn van partijdigheid van belang is.
4.2. Gesteld noch gebleken is dat van subjectieve partijdigheid sprake is. Aan de orde is slechts de vraag of sprake is van feiten en omstandigheden die verzoeker een objectief te rechtvaardigen grond geven voor de vrees dat het de rechter aan onpartijdigheid ontbreekt. De rechtbank oordeelt hierover als volgt.
4.3. Naar aanleiding van de desbetreffende stelling van de advocaat van verzoeker, die zij als motivering aan het wrakingsverzoek ten grondslag heeft gelegd, heeft de rechter-commissaris als haar opvatting te kennen gegeven van mening te zijn dat er geen zekerheid bestaat over de vraag of de door verzoeker reeds ondergane vrijheidsbeneming de duur van het voor tenuitvoerlegging vatbare gedeelte van de in België aan verzoeker opgelegde sanctie overtreft. De juistheid van de opvatting van de rechter-commissaris staat niet ter beoordeling aan de wrakingskamer. Slechts indien de wijze waarop de rechter-commissaris de zaak heeft behandeld zo onbegrijpelijk is dat redelijkerwijs daarvoor geen andere verklaring dan vooringenomenheid is te geven, kan er aanleiding bestaan om bij de rechter-commissaris een vooringenomenheid te vermoeden. Daarvan getuigt de opvatting van de rechter-commissaris niet, te meer niet nu de rechter-commissaris nog geen beslissing op de vordering heeft gegeven en de advocaat eerst de gelegenheid heeft geboden om op haar opvatting te reageren.
4.4. Het voornemen van de rechter-commissaris om een reclasseringsrapport te laten opmaken, is geen aanwijzing dat de rechter-commissaris vooruitloopt op een beslissing die de rechtbank, waarvan de rechter-commissaris geen deel uitmaakt, in de hoofdzaak nog moet nemen. Met dit voornemen had de rechter-commissaris het oogmerk om de procedure te bespoedigen, hetgeen niet is betwist. Bovendien is aan de advocaat en de verzoeker de gelegenheid geboden zich over dit voornemen uit te laten.
4.5. Onder de (combinatie van) omstandigheden, zoals die hiervoor onder 4.3. en 4.4. zijn vermeld, kan - objectief gezien - geen sprake zijn van de schijn van vooringenomenheid van de rechter-commissaris. Het wrakingsverzoek dient dan ook als ongegrond afgewezen te worden.
5. Beslissing
De rechtbank:
5.1. verklaart ongegrond en wijst af het verzoek tot wraking van de rechter-commissaris
mr. [ ].
Deze beslissing is gegeven door mr. M.P.F. van Dooren, mr. drs. O.M. de Lange en
mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, bijgestaan door mr. L.G.H. Cox als griffier en in het openbaar uitgesproken op 4 oktober 2010.