RECHTBANK ROERMOND
Sector strafrecht
Parketnummer: 04/860398-10
Datum uitspraak: 8 oktober 2010
Vonnis van de rechtbank Roermond, meervoudige kamer voor strafzaken,
[verdachte],
geboren te [plaats],
[ ],
thans gedetineerd in [detentieadres].
1.Het onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 24 september 2010.
De verdachte staat terecht ter zake dat:
hij op of omstreeks 17 maart 2010 in de gemeente Venlo tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen onder meer een aantal horloges, een aantal mobiele telefoons, een tas, een hoeveelheid geld, een aantal sieraden en een aantal fototoestellen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of een tas, inhoudende onder meer een portemonnee met daarin een aantal pasjes, en een mobiele telefoon, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld heeft bestaan uit
- het uit de handen van genoemde [slachtoffer 2] rukken van een mobiele
telefoon en/of
- het met kracht met tyrips vastbinden van de armen en benen van genoemde
[slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of
- het met kracht naar binnenduwen van genoemde [slachtoffer 3] en/of
- het met kracht naar de grond duwen van genoemde [slachtoffer 3] en/of
welke bedreiging met geweld heeft bestaan in
- het houden van een pistool, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend
voorwerp, tegen het hoofd van genoemde [slachtoffer 2] en/of
- het richten van een pistool, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend
voorwerp, op genoemde [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of het
(daarbij) op dreigende toon tegen genoemde [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] roepen: "Omdraaien, omdraaien. Als ze niet luisteren schiet ze maar
dood" en/of "Rustig, rustig" en/of "Liggen, liggen" en/of "Als die niet stil
zijn dan schiet ze kapot" en/of "schiet ze maar kapot", althans woorden van
soortgelijke dreigende aard en/of strekking;
(art. 312 Wetboek van Strafrecht)
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.
3.De geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
4.De bevoegdheid van de rechtbank
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
5.De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen.
6.Schorsing der vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
7.1.Standpunten van de officier van justitie en de verdediging.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 24 september 2010 gevorderd dat
het onder 1 ten laste gelegde zal worden bewezen verklaard.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde.
7.2.Bewijsmiddelen en overwegingen van de rechtbank
De overtuiging van de rechtbank dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die zijn vervat in de volgende bewijsmiddelen .
De hieronder vermelde bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit, waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Aan verdachte is tenlastegelegd het in vereniging met anderen plegen van een overval. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte ten onrechte een van zijn medeverdachten [naam] genoemd, terwijl het [medeverdachte 1] is geweest. Voor het in vereniging met anderen plegen van een overval is het echter van geen belang hoe de medeverdachten heten. De in de zaak van medeverdachte [medeverdachte 1] aangehaalde bewijsmiddelen die staven dat het [medeverdachte 1] is geweest en niet [naam] behoeven hier dus niet herhaald te worden.
Uit het proces-verbaal van bevindingen blijkt dat verbalisant [verbalisant 1] op 17 maart 2010 omstreeks 09.45 belast was met de regionale noodhulp samen met collega [verbalisant 2]. Omstreeks genoemd tijdstip kregen zij de melding om met spoed te gaan naar het adres [adres] te Venlo. Aldaar zou een overval op een woning hebben plaatsgevonden. Omstreeks 9.50 uur waren genoemde verbalisanten ter plaatse. Ter plaatse aangekomen werden de verbalisanten opgevangen door een vrouw die later de bewoonster van het pand bleek te zijn. Zij deelde mede dat zij overvallen was en dat de daders gevlucht waren. Verbalisant [verbalisant 1] heeft daarop de directe omgeving van de plaats delict afgezet en is daarbij door de meldkamer aangewezen als beheerder plaats delict..
Op 17 maart 2010 werd verbalisant [verbalisant 3] als Leider Plaats Delict opgeroepen door de meldkamer van de Regio politie Limburg-Noord vanwege een gepleegde overval iets na 9.30 uur op een woning aan de [adres] te Venlo. Verbalisant [verbalisant 3] arriveerde omstreeks 10.20 uur ter plaatse. Uit de eerste verkregen informatie van de beheerder plaats delict bleek dat [slachtoffer 2] en haar zus [slachtoffer 3] zich omstreeks 9.30 uur in de woning perceel [adres] te Venlo bevonden. Op dat moment belt [slachtoffer 2] met haar man [slachtoffer 1]. Tijdens het telefoongesprek ziet [slachtoffer 2] iemands aan de voordeur staan. Via een camera van het beveiligingssysteem ziet ze voor de voordeur van haar woning een persoon gekleed in een soort TNT jasje staan. De man draagt een pakketje.
Na het openen van de voordeur worden de twee zussen overvallen door twee mannelijke daders waarbij ze bedreigd worden met een vuurwapen. De telefoonverbinding tussen [slachtoffer 2] en haar man [slachtoffer 1] staat open en [slachtoffer 1] krijgt op dat moment alles mee van de overval. [slachtoffer 3] weet op enig moment nog via de voordeur de woning te verlaten maar wordt buiten opgevangen door de tweede of derde overvaller.
De slachtoffers worden vastgebonden en op de huiskamervloer gelegd. [slachtoffer 1] is daarop direct naar huis gegaan en treft voor zijn woning een BMW met draaiende motor aan met Luxemburgs kenteken. Als hij door hert raam van zijn woning kijkt ziet hij mensen op de grond liggen. Hij ziet hun benen. [slachtoffer 1] springt vervolgens in de gereedstaande BMW en rijdt weg en ziet achter zich dat een aantal bewapende mannen te voet aan komen rennen. [slachtoffer 1] alarmeert daarop de politie.
Nadat op 17 maart 2010 om 12.00 uur leden van het Bureau Digitale Expertise zijn gearriveerd worden de opgenomen camerabeelden veiliggesteld voor verder onderzoek.
Aangeefster [slachtoffer 2] heeft aangifte gedaan. Zij verklaarde het volgende.
Op 17 maart 2010 omstreeks 9.30 uur bevond ik mij samen met mijn zus, [slachtoffer 3], in mijn woning gelegen aan de [adres] te Venlo. Op dat moment voerde ik met mijn GSM een telefoongesprek met mijn vriend [slachtoffer 1]. Plotseling hoorde ik de voordeurbel. Op een van de schermen van de beveiligingscamera zag ik dat een man met doos in zijn handen voor de voordeur stond. Deze man droeg een uniform als een dat van een PTT-man. Ik zag dat een andere man in een voor de oprit gereedstaande BMW 3-serie zat. Deze man had een smal postuur en ik schat de leeftijd van deze man tussen de 20 en 30 jaar oud. Toen ik de voordeur opende zag ik dat de man een pakket in zijn handen hield. Ik zag dat de man direct naar binnen richting hal liep. Ik zag dat de man de doos in de hal liet vallen en mij wegduwde. Ik zag en voelde dat die man direct met kracht de GSM uit mijn hand rukte. Ik begon direct te schreeuwen en riep nog “[slachtoffer 1] help”. Ik zag toen dat de man een wapen op mij richtte. Ik zag dat die man het wapen met de voorzijde tegen de linkerslaap van mijn hoofd hield. Het betrof een pistool. De man gaf aan dat ik naar binnen moest richting bureau. De man nam mij gewoon mee en hield mij daarbij onder schot. Ik werd door de man richting woonkamer geduwd. In de woonkamer maakte de man met het pistool op en neer gaande bewegingen. Ik begreep uit de bewegingen dat ik op de grond moest gaan liggen. Ik deed dat ook. Toen ik op de grond lag hoorde ik plotseling de stem van mijn zus. Ik zag dat zij naast mij werd neergelegd. Zij werd recht voor het bureau gelegd. Ik zag toen dat zij vastgebonden werd met zwarte tyrips. Zelf heb ik zo’n tyrips niet in huis. Ik zag dat de beide handen van mijn zus op haar rug werden gebracht en vervolgens vastgebonden met tyrip. Ook haar voeten werden vastgebonden met tyrips. Mijn zus lag toen op haar buik. Dit gebeurde door de tweede man die inmiddels binnen in mijn woning was gekomen. De man die mijn zus vastbond herkend ik als de man die ik voorheen in de BMW had zien zitten. Het betrof dezelfde man. Ik herkende hem ook aan zijn smal postuur. Nadat mijn zus was vastgebonden zag en voelde ik dat de man, die in het PTT-uniform binnen was gekomen, mij begon te binden. Ik voelde dat die man mijn handen vastbond op mijn rug. De andere man, de smallere, bond mijn voeten vast. Ik voelde dat. Tijdens het vastbinden van mijn zus en mij werd er door de twee beide daders onderling in een buitenlandse taal gesproken.
Terwijl ik op de grond lag hoorde ik plotseling een tik. De eerste dader, de man in het PTT-uniform, liep naar de voordeur en opende deze. Ik zag dat er nog iemand binnenkwam. De man die binnenkwam had een flink postuur en droeg een petje. Deze man begon direct in onze richting te schelden. Ik hoorde dat die man riep “Omdraaien, omdraaien. Als ze niet luisteren schiet ze maar dood.” Ik hoorde vervolgens dat de laden van het bureau en het smalle kastje naast het bureau werden opengemaakt en doorzocht. Dit werd allemaal gedaan door die smallere man. Hij bevond zich nog steeds in onze buurt. Ik hoorde dat de daders tegen elkaar in dezelfde buitenlandse taal bleven praten als waarin de twee eerste daders met elkaar spraken. Op een gegeven moment hebben de daders het pand via de voordeur verlaten. Ik wist mij te bevrijden en heb daarna de politie gebeld. Weggenomen zijn een aantal horloges, een aantal mobiele telefoons, een tas, een hoeveelheid geld,
Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
Het signalement van de daders luidt:
Dader 1: man in PTT-uniform, licht getinte huidskleur, donker heel kort gemillimeterd haar, ongeveer 1.75 a 1.77 meter groot.
Dader 2: de smallere persoon, licht getinte huidskleur, donker heel kort gemillimeterd haar, smal postuur. Dader 2 was de bestuurder van de BMW-3esie.
Dader 3: dikkere man, droeg een petje, droeg als enige een donkere bodywarmer en daaronder iets donkers, flink postuur, donkere baardaangroei in zijn gezicht.
Uit het proces-verbaal van bevindingen blijkt dat verbalisant [verbalisant 4] op 21 mei 2010 telefonisch met aangeefster [slachtoffer 2] heeft gesproken. Aangeefster [slachtoffer 2] heeft het volgende verklaard. Ik heb met de vriendin van een kennis van mijn man [slachtoffer 1] gesproken. Dat is een meisje uit [plaats]. Zij heeft mij verteld dat die man [medeverdachte 1] een Marokkaanse man is. De ex-vrouw van deze [medeverdachte 1] woont op het adres [adres] te [plaats]. [medeverdachte 1] wordt ook wel “dikke [medeverdachte 1]” genoemd. [medeverdachte 1] heeft een vriendin in [plaats] en zou zich nu [naam] noemen, maar eigenlijk [naam] genaamd zijn. [medeverdachte 1] heeft bij deze vrouw een kind. [medeverdachte 1] zou niet meer Marokko en Frankrijk in mogen. Daarom wil [medeverdachte 1] graag een andere identiteit hebben. De twee andere daders zouden door [medeverdachte 1] ingehuurd en illegaal zijn.
De getuige [slachtoffer 3] heeft verklaard. Op 17 maart 2010 omstreeks 9.30 uur was ik op visite bij mijn zus [slachtoffer 2], woonachtig op het adres [adres] te Venlo. Op een gegeven moment ging de voordeurbel. Ik keek door het raam van de kamer en zag een zwarte auto op straat staan. In deze auto zat iemand achter het stuur. Het was een jongere man. Mijn zus liep daarop naar de voordeur. Terwijl ze dat deed was ze met haar gsm met haar man, [slachtoffer 1], aan het telefoneren. Ik hoorde plots dat het verkeerd was en gestommel in de gang. Ik zag dat mijn zus de woonkamer ingelopen kwam en dat er een man haar een pistool op het hoofd hield. Ik zal deze man dader 1 noemen.
Ik zag dat dader 1 mijn zus de woonkamer induwde. Omdat dader 1 mij niet zag ben ik naar buiten gegaan. Buiten bij het raam van de oprit zag ik dat een man op mij af kwam. Ik zal deze man dader 2 noemen. Dader 2 deed zijn hand op mijn mond en duwde mij terug de woning in. Ik zag mijn zus rechts bij het bureau in de woonkamer op de grond liggen. Mijn zus lag op haar buik. Ik zag dat dader 1 bij mijn zus stond. Dader 2 zei dat ik op de grond naast mijn zus moest gaan liggen. Hij zei ‘liggen liggen” en duwde mij kracht naar de grond. Ik moest op mijn buik gaan liggen. Hij pakte mijn handen en maakte mijn handen met tyrips vast aan mijn benen. Ik weet nog dat hij de tyrips heel strak deed. Dader 2 zei alleen maar “stil, rustig stil”. Ik voelde en zag dat dader 2 met zijn knie boven op mij ging zitten. Hij duwde met zijn knie in mijn rug. Ik hoorde dat beide daders in onze buurt aan het rommelen waren. Plots hoorde ik tikken op het raam. Ik hoorde vervolgens dat een van de daders de voordeur opende. Ik hoorde dat er een nieuwe man binnen kwam. Deze was dikker dan de anderen en was agressief. Ik noem deze man dader 3. Dader 3 zei toen hij binnen kwam “als die niet stil zijn dan schiet ze kapot”. Dat zei hij in de Nederlandse taal met een accent. Hij sprak gebrekkig Nederlands. Ik hoorde dat de daders in een onbekende taal met elkaar spraken. Het leek mij Arabisch. Ik zag dat dader 3 de boel begon te doorzoeken. Ik hoorde dat er lades geopend werden en dat er iemand naar boven liep. Ik hoorde dat ze het huis aan het doorzoeken waren. Dader 3 kwam naast mij staan en zei “draai om, draai om” Ik voelde en zag dat hij mij aan de haren vastpakte en mij op mijn rug trok. Ik zag en voelde dat hij mijn broekzakken doorzocht. Dader 3 heeft ook de koffer opengemaakt. Op een gegeven moment kwam [slachtoffer 1] binnen en even later de politie.
Gestolen is mijn handtas, beurs, bankpasjes en gsm.
Het signalement van de daders luidt:
Dader 1: man, tussen de 25 en 30 jaar, ongeveer 1.74 meter groot, normaal postuur, getint huidskleur.
Dader 2: man ongeveer 20 jaar, ongeveer 1.74 meter groot, slank postuur, eerder dun, fijn dun gezicht, getinte huidskleur, leek op een Marokkaan.
Dader 3: man, ouder dan 30 jaar, ronder gezicht dan daders 1 en 2, dik figuur, meer gedrongen, grover uiterlijk en agressief van gedrag, ongeveer 1.74 meter groot.
Getuige [slachtoffer 1] heeft ook een verklaring afgelegd . Hij verklaarde het volgende. Op 17 maart 2010, omstreeks 9.20 uur, verliet ik mijn woning gelegen aan de [adres] te Venlo. Ik ben op dat adres woonachtig met mijn vriendin [slachtoffer 2]. Ik had op een gegeven moment telefonisch contact met [slachtoffer 2]. Ik hoorde dat zij zei dat er iemand voor de voordeur van onze woning stond. Plotseling hoorde ik [slachtoffer 2] schreeuwen. Ik ben daarop direct naar mijn woning gegaan. De overval heeft om 9.33 uur plaatsgevonden. Toen ik bij mijn woning aankwam heb ik door het raam gekeken. Ik zag dat er spullen op de grond lagen, dat was niet de normale gang van zaken. Voor mijn woning stond een BMW 3-serie met een Luxemburgs kenteken. De motor van de BMW was in werking. Ik ben daarop in de BMW gestapt en weggereden om de auto te parkeren. Toen ik aan het parkeren was zag ik dat er drie mannen aankomen die in de richting van de BMW liepen. Volgens mij had een van drie mannen een pistool in zijn handen. Hierop ben ik met de BMW weggereden.
Uit het proces-verbaal van bevindingen blijkt dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] na de de overval in hun woning op 17 maart 2010 ontdekt hebben dat de daders ook nog sieraden en fototoestellen hebben ontvreemd.
Uit het proces-verbaal van bevindingen blijkt dat verbalisant [verbal[verbalisant 5] de inbeslaggenomen camerabeelden van een overval op een woning perceel [adres] te Venlo, gepleegd op 17 maart 2010, heeft bekeken na te hebben geconstateerd dat camera 1 beeld geeft vanaf de woning over de openbare weg [adres] te Venlo en dat camera 2 beeld geeft vanaf de voordeur van bedoeld pand kijkend over de oprit in de richting van de openbare weg. Door verbalisant [verbalisant 5] werd het volgende waargenomen.
03172010-092605(1): Vanuit de rechterzijde komt de grijskleurige BMW langzaam aanrijden en wordt tot stilstand gebracht tegenover perceel [adres]. Een persoon stapt aan de bijrijderkant uit en is gekleed in een oranje-zwartgekleurde jas en opent de kofferbak van de auto. Uit de kofferbak haalt de man een grote witkleurige doos en loopt met die doos in de richting van de oprit van [adres].
03172010-092631(2): De man in de oranje-zwartkleurige jas loopt met de doos de oprit op. De man draagt een oranje zwartkleurig TNT-jasje. De man heeft een normaal postuur en korte zwarte haren en heeft inhammen op zijn hoofd. De man kijkt even in de camera. Nadat de voordeur rechts in beeld is geopend loopt de man onmiddellijk met de doos voor zijn borst de woning in. Nadat de voordeur is geopend wordt ongeveer 10 seconden later het bestuurdersportier van de BMW geopend.
03172010-092715(1): Uit de BMW stapt een man gekleed in het zwart. De man heeft korte zwarte haren.
03172010-092631(2) Vervolg: De bestuurder van de BMW loopt in versnelde pas in de richting van de geopende voordeur. Op het moment dat de man op de oprit loopt komt vanuit de voordeur een donkerblonde vrouw met lange haren naar buiten gelopen. De man grijpt onmiddellijk de vrouw aan de beide onderarmen vast en duwt haar terug de woning in.
03172010-092736(2): De voordeur wordt gesloten. Nadat deze deur ongeveer 10 seconden is gesloten, is linksboven in het beeld, achter de parallel aan de oprit gelegen schutting een zwart petje zichtbaar dat aldaar op en neer loopt. Na wat op en neer te hebben gelopen gaat die persoon terug richting de [adres]. Na ongeveer 55 seconden van dit fragment komt een persoon linksboven in beeld aangelopen komende uit de richting van de [adres] en gaande in de richting van de oprit van perceel [adres]. De man loopt in de richting van de voordeur [adres] en klopt enkele malen op de voordeur. De man draagt een zwart petje, een zwarte jas en een zwarte broek. En draagt een zwarte handschoen.
03172010-093037(1): De man heeft onder het petje kort haar en vermoedelijk ongeschoren uiterlijk. Hij heeft een bol gezicht. Onder zijn geopende jas is een wit polo shirt te zien met daarop ter hoogte van de borst en buik drie bredere donkere horizontale balken. Te zien is dat het embleem op het petje kennelijk het “Nike”merkteken betreft.
03172010-093051(2) vervolg: De man met het zwarte petje komt de oprit opgelopen. Na enkele seconden wordt de voordeur van binnenuit geopend. De man met het petje loopt naar binnen. De voordeur wordt gesloten.
03172010-093336(1): Een zwarte personenauto komt aangereden uit de richting van de [adres]. De bestuurder van deze auto stapt uit en loopt naar de woning [adres] en verdwijnt uit beeld. Weer in beeld draait de man zich om en loopt schuin over de oprit in de richting van de straat. Te zien is dat de man rennend de straat oversteekt en het bestuurders portier van de BMW van de grijze BMW opent, instapt en wegrijdt.
03172010-093418(2) Op het moment de bestuurder het bestuurdersportier van de grijze BMW aan de overzijde van de straat dicht doet wordt de voordeur geopend. Op het moment dat de bestuurder met de BMW wegrijdt wordt de voordeur geheel geopend en komt de man met het petje met het witte Nike-embleem naar buiten gelopen. Hij kijkt in de richting van wegrijdende BMW. Hij loopt naar buiten en in de rechterhand heeft hij een pistool. Hij wordt meteen gevolgd door de man met de kistjes, de eerste bestuurder van de BMW. Deze laatste man draagt een grote tas in zijn rechterhand. Deze tas is beige van kleur. In de tas zit een donkerkleurige doos die boven de tas uitsteekt. Beide mannen rennen links om de op de oprit staande Volkswagen langs de schutting richting de openbare weg. Op het moment dat beide mannen ter hoogte van het trottoir zijn, komt ook de derde persoon naar buiten, dit betreft de man in de oranje-zwart TNT-jas. Hij trekt de voordeur dicht en rent de twee andere personen achterna.
Uit het proces-verbaal van bevindingen blijkt dat de verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 7] op 18 maart 2010 omstreeks 10.50 uur van de regionale meldkamer het verzoek hebben gekregen te gaan naar camping [naam] te [plaats]. Door medewerkers van de technische dienst waren goederen gevonden die mogelijk van diefstal afkomstig waren. Ter plaats aangekomen hoorden de verbalisanten van medewerker [naam] van de technische dienst dat deze een gele Jumbo boodschappentas in een container had zien liggen op stortplaats nummer 2. Toen hij deze boodschappentas verschoof zag [naam] vielen er enkele pasjes en een rijbewijs uit. [naam] heeft daarop de tas met inhoud meegenomen naar kantoor.
De verbalisanten zagen dat zich in de tas enkele dozen die als verpakking voor horloges gebruikt worden zaten en een blauwe doos met daarin 6 bankpasjes van de Rabobank, 2 verschillende rijbewijzen en verschillende pasjes en papieren. Verder werd door de verbalisanten gezien dat in de blauwe doos twee zwarte handschoenen zaten,
Uit nader onderzoek is gebleken dat deze goederen blijkens informatie van de recherche Venlo waren weggenomen bij een overval op een woning in Venlo.
Ten aanzien van de personen die gebruik maken in het chalet [nummer] [adres] te [plaats] :
Van dit chalet maken andere mensen gebruik. Ik ga er wel eens om de was voor hen te doen. Ik heb [medeverdachte 1] en zijn broer [naam] toestemming geven om in dit huisje te verblijven. [naam] heeft een pukkel aan de linkerzijde van zijn neus.
De medeverdachte [medeverdachte 1] heeft bij de politie een verklaring afgelegd. Hij verklaarde als volgt.
Ik heb een relatie met [naam]. [naam] woont op de [adres] in [plaats]. De auto waarin ik gisteren zat bij mijn aanhouding betreft een Ford Focus, kleur grijs, met een Belgisch kenteken. Ik had deze auto gehuurd. Mijn broer heet [naam] en heeft een vlek op zijn neus. Ik draag in de zomer een petje.
Ik slaap altijd op campings. Op de camping [naam] in [plaats] staat een chalet. Dit chalet is van de opa of de vader van [naam]. In dat chalet kon ik geregeld. De jongen die in het chalet is aangetroffen heeft [verdachte]. Ik spreek Arabisch met hem. [verdachte] is bij de overval betrokken. [verdachte] had geen onderdak.
De rechtbank zal de verklaring van verdachte [verdachte], zoals hij die bij de politie heeft afgelegd en hieronder is weergegeven, mede tot bewijs bezigen. Verdachte [verdachte] heeft bij de politie een verklaring afgelegd.
Ik ben naar Nederland gekomen om werk te zoeken. Ik leefde al twee maanden op straat en had geen geld. Op een gegeven moment ontmoette ik [naam] en [medeverdachte 2]. De mannen zeiden dat ik met hun mee moest gaan. [naam] heeft een broer die [medeverdachte 1] heet. Ik mocht van [medeverdachte 1] op de camping [naam] te [plaats], waar ik ook door de politie ben aangehouden, slapen. [naam] en [medeverdachte 2] sliepen daar ook. [medeverdachte 1] belde mij wel eens. [medeverdachte 2] is een Algerijn. [medeverdachte 2] en [naam] hebben de overval gepleegd.
[medeverdachte 2] kwam met een BMW met een buitenlands kenteken en zei dat ik moest rijden. Hij wees mij de weg en wij kwamen uit bij een woning in Venlo. [medeverdachte 2] zei: hier woont een horlogehandelaar en die moet mij nog geld betalen en ik ga dat zelf halen. Hij betaald niet. Ik zat in de auto op [medeverdachte 2] te wachten. Toen hoorde ik [medeverdachte 2] schreeuwen en ben ik uit de auto gestapt. Toen ik de woning binnen wilde gaan kwam er een vrouw naar buiten. Ik duwde die vrouw de woning in. De vrouwen werden op de grond gelegd en ik stond ernaast. Plots had [medeverdachte 2] een pistool in zijn handen. Hij richtte het pistool op de vrouwen. Ik hoorde iemand op deur en het raam kloppen. Ik zag dat [naam] voor de deur stond. [naam] kwam binnen. [naam] en [medeverdachte 2] hebben de woning doorzocht. De vrouwen waren vastgebonden. Ik had een dag van tevoren in opdracht van [medeverdachte 2] 8 zwarte tyrips in Eindhoven gekocht en daarmee waren de vrouwen vastgebonden. De vrouwen lagen op hun buik en beide vrouwen beefden van angst. Toen ik binnenkwam hield [medeverdachte 2] de vrouwen onder schot en riep naar de vrouwen “liggen”. [medeverdachte 2] bond de vrouwen vast. [medeverdachte 2] had de tyrips. Op een gegeven moment zei [naam] ”Kom wij gaan” en pakte de spullen. Ik kreeg van [naam] een zak in mijn handen. Ik zag dat de BMW weg was en liet de zak vallen. [naam] pakte de tas op. Het was een grote en zware tas. [medeverdachte 2] en [naam] renden weg. Ik rende ook weg. [naam] en [medeverdachte 2] zijn daarop verdwenen. Wij zijn de woning via de voordeur binnen gegaan.
Mij worden vijf foto’s getoond. Ik kan met betrekking tot deze foto’s het volgende verklaren. Ik ben de persoon op foto 1 . Ik was op [medeverdachte 2] aan het wachten en de voordeur bleef maar openstaan. Ik hoorde schreeuwen en liep er naar toe. Toen kwam die vrouw naar buiten Op foto 2 is te zien dat de vrouw naar buiten komt en als het ware tegen mij opliep. Ik heb haar naar binnen geduwd. Op foto 3 is te zien hoe ik de vrouw naar binnen duw. Toen zag ik dat [medeverdachte 2] een pistool had. Foto 4 dat is [naam]. [naam] heeft op deur en het raam geklopt. De vrouwen lagen toen in een hoekje voor een meubel. De tas die [naam] meenam stond naast dat meubel. Op foto 5 staat [medeverdachte 2]. Hij droeg een oranje jasje. De letters op de doos stonden ook op het jasje.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard. Ik ben op 17 maart 2010 samen met [medeverdachte 2] in de BMW naar de woning [adres] te Venlo gereden. Toen ik naar de woning liep kwam er een vrouw de woning uit gelopen. Ik heb haar vervolgens terug de woning binnen geduwd.
Op grond van het feit dat verdachte vóór de overval de tyrips koopt, dat hij met twee anderen naar een woning rijdt waarvan hij de bewoners niet kent, dat hij een medeverdachte in de auto zich ziet omkleden in een uniform en die medeverdachte met een doos naar de deur ziet lopen, dat hij uit de auto stapt maar de motor laat lopen als hij geschreeuw hoort en vervolgens een vrouw die het huis wil verlaten terug het huis in duwt, dat nergens uit blijkt dat hij verbaasd is over wat hij vervolgens aantreft in de woning (een vrouw op grond liggend), dat hij tegen de vrouw die hij naar binnen heeft geduwd zegt “rustig, rustig” en haar vervolgens naar de grond duwt, dat hij de vrouwen boeit met tyrips, dat hij na het boeien in de kamer ‘rommelt’, dat hij de buit naar buiten draagt en dat hij zich dus niet gedistantieerd heeft van de andere overvallers op het moment dat de overval gaande was en ook niet nadien, brengt de rechtbank tot het oordeel dat het verweer van verdachte dat hij geen opzet had en plots geconfronteerd werd met de overval waarvan hij vooraf geen wetenschap had, niet slaagt.
Op grond van voormelde bewijsmiddelen en overwegingen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 17 maart 2010 in de gemeente Venlo tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen onder meer een aantal horloges, een aantal mobiele telefoons, een tas, een hoeveelheid geld, een aantal sieraden en een aantal fototoestellen, toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en een tas, inhoudende onder meer een portemonnee met daarin een aantal pasjes en een mobiele telefoon, toebehorende aan [slachtoffer 2], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld heeft bestaan uit
- het uit de handen van genoemde [slachtoffer 2] rukken van een mobiele
telefoon en
- het met kracht met tyrips vastbinden van de armen en benen van genoemde
[slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en
- het naar binnenduwen van genoemde [slachtoffer 3] en
- het met kracht naar de grond duwen van genoemde [slachtoffer 3] en
welke bedreiging met geweld heeft bestaan in
- het houden van een pistool tegen het hoofd van genoemde [slachtoffer 2] en
- het richten van een pistool op genoemde [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en het
(daarbij) op dreigende toon tegen genoemde [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] roepen: "Omdraaien, omdraaien. Als ze niet luisteren schiet ze maar dood" en "Liggen, liggen" en "Als die niet stil zijn dan schiet ze kapot" en "schiet ze maar kapot", althans woorden van
soortgelijke dreigende aard en/of strekking;
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen.
Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
8.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de kwalificatie
Het ten laste van verdachte bewezenverklaarde levert op het navolgende strafbare misdrijf:
T.a.v. feit 1:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, en om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf en andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Het misdrijf is strafbaar gesteld bij artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht.
De strafbaarheid van verdachte
De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde nu niet is gebleken van enige omstandigheid die verdachtes strafbaarheid opheft.
9.De straffen en/of maatregelen
9.1.De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij gelegenheid van de terechtzitting op 24 september 2010 met betrekking tot de op te leggen straf gevorderd dat verdachte ter zake van het bewezenverklaarde zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van vijf jaar, met aftrek ex artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
9.2.Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft een integraal vrijspraak bepleit. De raadsman heeft ten aanzien van de gevorderde straf aangevoerd deze buitensporig hoog te achten.
9.3.De overwegingen van de rechtbank
Verdachte heeft zich in georganiseerd verband schuldig gemaakt aan een gewapende roofoverval.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank gelet op de bijzondere ernst van de bewezenverklaarde feiten en de gevolgen die deze feiten hebben voor de economische, fysieke en psychische gevolgen voor de slachtoffers in kwestie, op de gevoelens van onveiligheid die dit feit oproept in de maatschappij en op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan, alsmede op de persoon van verdachte, zoals een en ander ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Het is een feit van algemene bekendheid dat een gewapende overval in een woning traumatische ervaringen met zich brengen voor de direct betrokken slachtoffers en hun familieleden en gevoelens van onveiligheid veroorzaken in de samenleving. Uit de schriftelijke slachtofferverklaring komt duidelijk naar voren dat de overval het (privé)leven en het welzijn van de slachtoffers zeer negatief heeft beïnvloed. Het slachtoffer [slachtoffer 2] heeft psychische gevolgen overgehouden van de overval. [slachtoffer 2] voornoemd heeft via haar huisarts contact gezocht met een psycholoog. Ze heeft last van angstgevoelens en lijdt aan herbeleving van het gebeuren en is erg bang dat de daders weer terug zullen komen. Ze is meer wantrouwend, waakzamer en alerter geworden op haar omgeving. Hardlopen wat zij graag ’s avonds deed doet ze niet meer. Het slachtoffer [slachtoffer 2] heeft ook last van concentratieproblemen en schrikreacties en probeert mensen met een donkere huidskleur en een buitenlands accent zoveel mogelijk op afstand te houden.
Het huis is extra beveiligd en de galerie van haar man is niet meer vrij toegankelijk voor publiek. Het gebeuren heeft ook grote impact gehad op haar gezinsleden en familie en kennissen. Omdat [slachtoffer 2] en haar partner bang zijn voor haar veiligheid mag de dochter van zeventien niet meer werken in de galerie. Haar zoon van 12 heeft angstgevoelens aan het gebeuren overgehouden en familie en kennissen komen veel minder op bezoek dan voorheen.
Het slachtoffer [slachtoffer 3] heeft behalve fysiek letsel (spierspanningen) ook psychisch letsel opgelopen van de overval. Het onderschot houden heeft het slachtoffer als heel erg ervaren. Zij heeft gedacht het er niet levend van te zullen brengen, te meer omdat een van de overvallers de woorden bezigde: “Schiet ze maar dood, als ze niet luisteren”. Zij heeft herbelevingen, stemmingswisselingen en huiluien gehad en is bang geworden en durft bij haar zus niet meer alleen op bezoek te komen.
De rechtbank rekent dit feit verdachte dan ook zwaar aan waarbij de rechtbank bij de bepaling van de strafmaat rekening heeft gehouden met verdachtes rol bij de overval, alsmede met het feit dat verdachte door de slachtoffers als de rustigste van de daders wordt omschreven. Bij de behandeling van de zaak ter terechtzitting heeft verdachte echter blijk gegeven dat hij de ernst van de door hem mede gepleegde feiten nauwelijks onderkent en heeft hij geen inzicht in de onjuistheid daarvan getoond. Significant is in dit verband de bewering van verdachte, niettegenstaande het belastend bewijs tegen hem, dat hij niet zou hebben geweten dat het om een overval zou gaan.
Blijkens het uittreksel uit het Justitiële Documentatieregister d.d. 17 juni 2010 is verdachte niet eerder veroordeeld.
De rechtbank is dan ook met het oog op een juiste normhandhaving van oordeel dat niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of lagere straf dan hierna vermelde onvoorwaardelijke vrijheidsstraf.
9.4.De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
[slachtoffer 1], wonende [adres], [plaats] heeft een vordering benadeelde partij ingediend met betrekking tot de als gevolg van het hiervoor onder 1 ten laste gelegde feit geleden immateriële schade.
[slachtoffer 1] voornoemd heeft de immateriële schade op een bedrag van € 225,00 gesteld, en wil die schade vergoed krijgen.
Ten laste van verdachte is het hiervoor onder 1 ten laste gelegde feit (artikel 312) bewezen. Het is een strafbaar feit en verdachte zal ter zake van dat feit worden veroordeeld.
Met betrekking tot de gevorderde immateriële schade overweegt de rechtbank als volgt. Gelet op de aard van het bewezenverklaarde is het een ervaringsregel dat daardoor bij het slachtoffer immateriële schade van enige omvang wordt veroorzaakt. Het gevorderde bedrag komt de rechtbank alleszins redelijk voor en is naar het oordeel van de rechtbank dan ook voor toewijzing vatbaar. Het bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag, te rekenen vanaf 17 maart 2010 tot de dag der algehele voldoening.
Verdachte is naar burgerlijk recht, samen met zijn mededaders, aansprakelijk voor deze schade.
De rechtbank zal over de vordering van de benadeelde partij, overeenkomstig het hiervoren overwogene, beslissen zoals hierna is vermeld, alsmede over de kosten die door de benadeelde partij zijn gemaakt, thans begroot op nihil.
De rechtbank zal tevens aan verdachte de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van € 225,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag, te rekenen vanaf 17 maart 2010 tot de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 4 dagen, te betalen ten behoeve van [slachtoffer 1] voornoemd, zoals hierna in het dictum genoemd.
[slachtoffer 3], [adres], [plaats] heeft een vordering benadeelde partij ingediend met betrekking tot de als gevolg van het hiervoor onder 1 ten laste gelegde feit geleden immateriële schade.
[slachtoffer 3] voornoemd heeft de immateriële schade op een bedrag van € 4.000,00 gesteld, en wil die schade vergoed krijgen.
Ten laste van verdachte is het hiervoor onder 1 ten laste gelegde feit (artikel 312) bewezen. Het is een strafbaar feit en verdachte zal ter zake van dat feit worden veroordeeld.
Met betrekking tot de gevorderde immateriële schade overweegt de rechtbank als volgt. Gelet op de aard van het bewezenverklaarde is het een ervaringsregel dat daardoor bij het slachtoffer immateriële schade van enige omvang wordt veroorzaakt. Het gevorderde bedrag komt de rechtbank wat boven matig voor. De vordering immateriële schade is naar het oordeel van de rechtbank dan ook voor gedeeltelijke toewijzing vatbaar en wel tot een bedrag van € 2.000,00. Het bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag, te rekenen vanaf 17 maart 2010 tot de dag der algehele voldoening.
Voor het deel van de vordering dat voormeld bedrag van € 2.000,00 overstijgt, is de vordering niet voor toewijzing vatbaar en zal de rechtbank de vordering met betrekking tot dat gedeelte afwijzen.
Verdachte is naar burgerlijk recht, samen met zijn mededaders, aansprakelijk voor deze schade.
De rechtbank zal over de vordering van de benadeelde partij, overeenkomstig het hiervoren overwogene, beslissen zoals hierna is vermeld, alsmede over de kosten die door de benadeelde partij zijn gemaakt, thans begroot op nihil.
De rechtbank zal tevens aan verdachte de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van € 2000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag, te rekenen vanaf 17 maart 2010 tot de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van dertig dagen, te betalen ten behoeve van [slachtoffer 3] voornoemd, zoals hierna in het dictum genoemd.
[slachtoffer 2], [adres], [plaats], heeft een vordering benadeelde partij ingediend met betrekking tot de als gevolg van het hiervoor onder 1 ten laste gelegde feit geleden immateriële schade.
[slachtoffer 2] voornoemd heeft de immateriële schade op een bedrag van € 4.500,00 gesteld, en wil die schade vergoed krijgen.
Ten laste van verdachte is het hiervoor onder 1 ten laste gelegde feit (artikel 312) bewezen. Het is een strafbaar feit en verdachte zal ter zake van dat feit worden veroordeeld.
Met betrekking tot de gevorderde immateriële schade overweegt de rechtbank als volgt. Gelet op de aard van het bewezenverklaarde is het een ervaringsregel dat daardoor bij het slachtoffer immateriële schade van enige omvang wordt veroorzaakt. Het gevorderde bedrag komt de rechtbank wat boven matig voor. De vordering immateriële schade is naar het oordeel van de rechtbank dan ook voor gedeeltelijke toewijzing vatbaar en wel tot een bedrag van € 2.500,00 waarbij de rechtbank in ogenschouw heeft genomen dat de overval in de woning van [slachtoffer 2] voornoemd heeft plaatsgevonden. Het bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag, te rekenen vanaf 17 maart 2010 tot de dag der algehele voldoening.
Voor het deel van de vordering dat voormeld bedrag van € 2.500,00 overstijgt, is de vordering niet voor toewijzing vatbaar en zal de rechtbank de vordering met betrekking tot dat gedeelte afwijzen.
Verdachte is naar burgerlijk recht, samen met zijn mededaders, aansprakelijk voor deze schade.
De rechtbank zal over de vordering van de benadeelde partij, overeenkomstig het hiervoren overwogene, beslissen zoals hierna is vermeld, alsmede over de kosten die door de benadeelde partij zijn gemaakt, thans begroot op nihil.
De rechtbank zal tevens aan verdachte de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van € 2.500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag, te rekenen vanaf 17 maart 2010 tot de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van vijfendertig dagen, te betalen ten behoeve van [slachtoffer 2] voornoemd, zoals hierna in het dictum genoemd.
10.Toepasselijke wetsartikelen
Na te melden beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 27 en 312.
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
verstaat dat het aldus bewezenverklaarde het hiervoor vermelde strafbare feit oplevert en verklaart verdachte ter zake strafbaar;
veroordeelt verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van 42 maanden;
beveelt dat de tijd door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de aan verdachte opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
Ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen en de schademaatregel
toewijzing van de vordering benadeelde partij [slachtoffer 1] van EUR 225,00;
veroordeelt verdachte om tegen bewijs van betaling aan benadeelde partij
[slachtoffer 1], [adres], [plaats], te betalen een bedrag van EUR 225,00,
te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf 17 maart 2010 tot de dag der algehele voldoening;
bepaalt dat de verdachte zal zijn bevrijd voor zover voornoemde benadeelde partij - al dan niet via de betaling aan de Staat - door (één van) verdachtes mededaders is voldaan;
legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat te betalen een som geld ten bedrage van EUR 225,00 subsidiair 4 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer van feit 1 genaamd [slachtoffer 1], wonende te [adres], [plaats], met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de opgelegde verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
veroordeelt verdachte tevens tot betaling aan de Staat van de wettelijke rente over voormeld bedrag vanaf 17 maart 2010 tot de dag der algehele voldoening bepaalt dat indien verdachte en/of (een van) zijn mededader(s) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van EUR 225,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf 17 maart 2010 tot de dag der algehele voldoening ten behoeve van voornoemd slachtoffer daarmede de verplichting van verdachte om dit bedrag aan voornoemde benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien dit bedrag door verdachte en/of (een van) zijn mededader(s) aan voornoemde benadeelde partij is betaald,
daarmee de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat ten behoeve van voornoemd slachtoffer komt te vervallen;
veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil;
gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] van
EUR 2000,00;
veroordeelt verdachte om tegen bewijs van betaling aan benadeelde partij [slachtoffer 2], [adres], [plaats], te betalen een bedrag van EUR 2.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf 17 maart 2010 tot de dag der algehele voldoening;
bepaalt dat de verdachte zal zijn bevrijd voor zover voornoemde benadeelde partij - al dan niet via de betaling aan de Staat - door (één van) verdachtes mededaders is voldaan;
wijst de vordering van [slachtoffer 2] voornoemd voor het overige deel van de immateriële schade af;
legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat te betalen een som geld ten bedrage van EUR 2000,00 subsidiair 30 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer van feit 1 genaamd [slachtoffer 2], wonende te [adres], [plaats], met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de opgelegde verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
veroordeelt verdachte tevens tot betaling aan de Staat van de wettelijke rente over voormeld bedrag vanaf 17 maart 2010 tot de dag der algehele voldoening bepaalt dat indien verdachte en/of (een van) zijn mededader(s) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van EUR 2.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf 17 maart 2010 tot de dag der algehele voldoening ten behoeve van voornoemd slachtoffer daarmede de verplichting van verdachte om dit bedrag aan voornoemde benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien dit bedrag door
verdachte en/of (een van) zijn mededader(s) aan voornoemde benadeelde partij is betaald, daarmee de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat ten behoeve van voornoemd slachtoffer komt te vervallen;
veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil;
gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] van EUR 2500,00;
veroordeelt verdachte om tegen bewijs van betaling aan benadeelde partij [slachtoffer 2], [adres], [plaats], te betalen een bedrag van EUR 2.500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf 17 maart 2010 tot de dag der algehele voldoening;
bepaalt dat de verdachte zal zijn bevrijd voor zover voornoemde benadeelde partij - al dan niet via de betaling aan de Staat - door (één van) verdachtes mededaders is voldaan;
wijst de vordering van [slachtoffer 2] voornoemd voor het overige deel van de immateriële
schade af;
legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat te betalen een som geld ten bedrage van EUR 2500,00 subsidiair 35 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer van feit 1 genaamd [slachtoffer 2], wonende te [adres], [plaats], met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de opgelegde verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
veroordeelt verdachte tevens tot betaling aan de Staat van de wettelijke rente over voormeld bedrag vanaf 17 maart 2010 tot de dag der algehele voldoening
bepaalt dat indien verdachte en/of (een van) zijn mededader(s) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van EUR 2.500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf 17 maart 2010 tot de dag der algehele voldoening ten behoeve van voornoemd slachtoffer daarmede de verplichting van verdachte om dit bedrag aan voornoemde benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien dit bedrag door verdachte en/of (een van) zijn mededader(s) aan voornoemde benadeelde partij is betaald, daarmee de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat ten behoeve van voornoemd slachtoffer komt te vervallen;
veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Vonnis gewezen door mrs. L.P. Bosma, E.H.M. Druijf en W.A.H.J. Poppeliers,
rechters, van wie mr. L.P. Bosma voorzitter, in tegenwoordigheid van
mr. P.C.M. Müller als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de
rechtbank op 8 oktober 2010.