ECLI:NL:RBROE:2010:BN8472

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
22 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
04/860518-05
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verlenging PIJ maatregel wegens onvoldoende bewijs van belang voor ontwikkeling veroordeelde

In deze zaak heeft de rechtbank Roermond op 22 september 2010 uitspraak gedaan over de vordering tot verlenging van de PIJ-maatregel (Plaatsing in een Inrichting voor Jeugdigen) van een veroordeelde, geboren in 1990. De officier van justitie had verzocht om verlenging van de maatregel met een jaar, maar de rechtbank heeft deze vordering afgewezen. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat een verlenging van de maatregel in het belang was van de ontwikkeling van de veroordeelde. De veroordeelde was al een jaar uitbehandeld en er was geen nieuw onderzoek gepland. Bovendien ontbrak een concreet plan voor proefverlof, wat de rechtbank als een belangrijke factor beschouwde. De rechtbank nam in overweging dat de veroordeelde zich positief had ontwikkeld binnen de inrichting, maar dat er recentelijk negatieve gedragsveranderingen waren opgetreden, zoals het gebruik van cannabis en het niet naleven van afspraken. De rechtbank concludeerde dat de positieve ontwikkeling van de veroordeelde niet voldoende was om de verlenging van de maatregel te rechtvaardigen, vooral omdat er geen nieuwe behandeldoelen of plannen waren gepresenteerd. De rechtbank benadrukte dat de verantwoordelijkheid voor het niet doorgaan van het proefverlof niet op de veroordeelde mocht worden afgewenteld, aangezien hij al eerder had verzocht om alternatieven voor het proefverlof in Nederland. De rechtbank besloot uiteindelijk de vordering van de officier van justitie af te wijzen, waardoor de veroordeelde de kans krijgt om zich buiten de justitiële inrichting verder te ontwikkelen.

Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE ROERMOND
Parketnummer: 04/860518-05
Raadkamernummer: 10/972
B E S L I S S I N G
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken in de rechtbank te Roermond op een vordering van de officier van justitie in het arrondissement Roermond betreffende:
[veroordeelde]
geboren op [geboortedatum] 1990 te [geboorteplaats] (voormalig [...]),
thans verblijvende te Cadier en Keer
1. De vordering
De vordering houdt in dat de rechtbank de plaatsing in een inrichting voor jeugdigen zal verlengen voor de termijn van één jaar.
De vordering is op 12 augustus 2010 ingediend, waarop de rechtbank onmiddellijk de dag voor het onderzoek van de zaak heeft bepaald.
Bij de vordering is overgelegd:
- een verlengingsadvies betreffende veroordeelde van de Justitiële Jeugdinrichting Het Keerpunt te Cadier en Keer, d.d. 05 augustus 2010;
- een voortgangsrapportage derde perspectiefplan d.d. 22 april 2010 betreffende veroordeelde.
2. De opgelegde maatregel
Bij vonnis van de rechtbank voornoemd van 23 januari 2006 is aan
[veroordeelde]
geboren op [geboortedatum] 1990 te [geboorteplaats] (voormalig [...]),
thans verblijvende te Cadier en Keer
wegens medeplichtigheid aan het medeplegen van een poging tot afpersing, diefstallen al dan niet in vereniging door middel van braak, een poging tot diefstal in vereniging door middel van braak en mishandeling, opgelegd de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zal deelnemen aan het ITB HKJ traject.
Omdat veroordeelde de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd, heeft de rechtbank op 27 april 2007 de tenuitvoerlegging gelast van de voorwaardelijk opgelegde maatregel plaatsing in een inrichting voor jeugdigen.
3. De behandeling van veroordeelde
Veroordeelde verblijft vanaf 13 juni 2007 in Het Keerpunt Opvang- en Behandelcentrum te Cadier en Keer. Er is gestart met de groepstherapeutische behandeling gericht op het competentiemodel. Tijdens deze behandeling is veroordeelde van 26 januari 2008 tot 05 februari 2008 en van 08 juli 2008 tot 13 oktober 2008 ongeoorloofd afwezig geweest. In december 2008 is gestart met de individueel cognitieve begeleiding door PIJ-medewerkers. Vanaf 06 juli 2009 heeft veroordeelde deelgenomen aan groepsbijeenkomsten YOU-TURN. Op 09 november 2009 is veroordeelde overgeplaatst naar de resocialisatiegroep de Buizerd.
4. Het onderzoek van de zaak
Op 09 september 2010 heeft de behandeling van de vordering tot verlenging van de maatregel plaatsgevonden. Bij de behandeling zijn verschenen:
- veroordeelde;
- de officier van justitie;
- de raadsman van veroordeelde, mr. M.F.M. Geeratz;
- mevrouw drs. M.H. [gedragswetenschapper], gedragswetenschapper bij het Keerpunt en mevrouw [trajectbegeleider van veroordeelde], trajectbegeleider van veroordeelde, die ieder afzonderlijk in handen van de voorzitter de belofte heeft afgelegd, dat zij als deskundige naar waarheid en geweten zal verklaren;
- de ouders van veroordeelde.
5. Ingangsdatum van de maatregel
De maatregel plaatsing in een inrichting voor jeugdigen is ingegaan op 23 september 2009 en eindigt met ingang van 27 september 2010.
6. De formele vereisten
De vordering voldoet aan de eisen gesteld in de bepalingen van artikel 77t van het Wetboek van Strafrecht.
7. De motivering van de verlenging van de maatregel
Het verlengingsadvies houdt onder meer in:
“Op 09 november 2009 werd [veroordeelde] overgeplaatst van behandelgroep de Evenaar, naar resocialisatiegroep de Buizerd. Van [veroordeelde] werd verwacht dat hij binnen deze groep zou laten zien dat hij in staat was op een positieve manier om te gaan met zijn vrijheden. Wanneer dit naar behoren zou verlopen, zou het proefverlof van [veroordeelde] in het voorjaar van 2010 van start gaan.
Bij binnenkomst werd meteen duidelijk dat [veroordeelde] in een groep beschikt over leiderskwaliteiten. Binnen de groep bleek hij een positieve bijdrage te hebben, hij was in staat andere jongeren aan te spreken op hun gedrag, op een correcte en sturende manier. Verbaal leek [veroordeelde] voldoende in staat te verwoorden wat hem bezig hield en van de starheid in zijn denkpatronen leek maar nauwelijks sprake. Ook leek [veroordeelde] voldoende in staat om verantwoordelijkheid te nemen voor zijn gedrag, in tegenstelling tot wat eerder over hem geschreven werd, namelijk ‘het goedpraten van zaken’ en ‘het aannemen van de slachtofferrol’. De verloven van [veroordeelde] verliepen over het algemeen positief en ook de uitgangen die hij door de week genoot werden op een goede manier ingevuld.
Naar aanleiding van bovenstaand beschreven gedrag, werd er door het Keerpunt een start gemaakt met het onderzoeken van de mogelijkheden van een proefverlof in België. Na overleg met Individuele Jeugdzaken, werd duidelijk dat, alvorens een proefverlof in België tot de mogelijkheden zou behoren, een aantal stappen gezet moesten worden.
Voor [veroordeelde] was het zeer frustrerend te noemen dat er geen duidelijkheid geboden kon worden omtrent de start van zijn proefverlof. Desondanks leek hij goede moed te houden en was hij positief aanwezig op de groep. Op 9 juni verstuurden wij de aanvraag proefverlof voor [veroordeelde].
In dezelfde periode begon het gedrag van [veroordeelde] in negatieve zin te veranderen. Het verdient gezegd te worden dat deze negatieve verandering met name wordt vastgesteld tijdens de verloven en de uitgangen. De rol van [veroordeelde] binnen het groepsproces veranderde nauwelijks. Tijdens zijn uitgangen/verloven liet [veroordeelde] de regels die hem waren opgelegd echter duidelijk vieren. Zo kwam hij herhaaldelijk te laat op zijn werk zonder legitieme reden en werd hij meerdere malen betrapt op het gebruik van cannabis.
Op dit moment achtten wij het van belang te onderzoeken of het positieve gedrag dat [veroordeelde] lange tijd vertoonde onderdeel was van een façade en derhalve maar nauwelijks intrinsiek genoemd kan worden. De eerder latent aanwezig narcistische persoonlijkheidskenmerken lijken in de afgelopen periode weer meer naar de voorgrond te treden. Wanneer [veroordeelde] geconfronteerd wordt met de zaken die hij onzes inziens heeft laten liggen, toont hij een externaliserende en bagatelliserende houding.
Wat deze situatie met name moeilijk maakt, is het gegeven dat enerzijds het gevoel bestaat dat [veroordeelde] nog niet uitbehandeld is, anderzijds vertoont hij binnen de muren van het Keerpunt uitstekend gedrag. We kunnen derhalve stellen dat de [veroordeelde] met name gaat vervallen in oud gedrag op de momenten dat het kader en de controle verslappen. Ons inziens kunnen deze negatieve gedragsveranderingen er echter toe leiden dat het recidive risico toeneemt. Hetgeen ook tot uiting komt uit de onlangs opgestelde Savry.
Behalve het uitvoeren van een aanvullend onderzoek en het opstellen van aanvullende behandeldoelen zijn wij voornemens, desondanks samen met [veroordeelde] opnieuw de mogelijkheden voor een proefverlof te bekijken. Naar alle waarschijnlijkheid kunnen wij nu vaststellen dat dit proefverlof niet zal plaatsvinden in België. Mocht dit proefverlof van start gaan, zijn wij van mening dat het in het belang van de ontwikkeling van [veroordeelde], maar ook in het belang van de maatschappij is wanneer [veroordeelde] kan profiteren van een langdurig proefverlof.
Bovenstaande in acht genomen adviseren wij de PIJ-maatregel voor de duur van negen maanden te verlengen.’
De verklaring van de deskundige [gedragswetenschaper]
De gedragsdeskundige, gehoord ter zitting van 09 september 2010 heeft onder meer - zakelijk weergegeven - verklaard:
[veroordeelde] doet het op de groep goed. Buiten worden door hem grenzen verlegd. Naar aanleiding daarvan is nagedacht over de vraag of er opnieuw onderzoek moet worden gedaan naar de persoon van [veroordeelde]. Gelet op de onderzoeken in het verleden is hier uiteindelijk van afgezien. Er is besloten om te gaan werken aan een gefaseerde terugkeer van [veroordeelde] naar de maatschappij, onder begeleiding van derden.
Er is vervolgens gekeken naar het uitzetten van een traject voor [veroordeelde]. Hij wenst hier echter niet aan mee te werken, zodat er de afgelopen periode qua nazorgtraject niet veel gebeurd is. Hoewel het binnen de groep goed gaat met [veroordeelde], zijn er zorgen over het zonder vangnet naar buiten laten gaan van [veroordeelde].
De werkgever van [veroordeelde] was tevreden over hem.
Uit de Savry is een matig risico naar voren gekomen. Dit is met name gebaseerd op het cannabisgebruik van [veroordeelde] en de keuze van [veroordeelde] voor verkeerde vrienden.
Er is verzocht om een verlenging van de PIJ-maatregel voor de duur van negen maanden. Het doel van de verlenging is niet behandeling maar resocialisering. De komende drie maanden zal een goed gefaseerd plan worden gemaakt met duidelijke kaders, waarna [veroordeelde] op een langdurig proefverlof van zes maanden kan.
Het is niet mogelijk om in België met proefverlof te gaan. Er zijn ook meer risico’s in België vanwege andere wetgeving wat betreft drugsgebruik. Bovendien is het moeilijk om een interventie te doen als [veroordeelde] in België verblijft. Daarom zal gekeken worden naar het onder begeleiding zelfstandig gaan wonen in Nederland en zal er gezorgd moeten worden voor een school en een bijbaan voor [veroordeelde]. Met dit proefverlof wordt [veroordeelde] een stukje veiligheid gegeven. Hij kan dan gecontroleerd worden op drugsgebruik en op zijn daginvulling. Er ligt nog geen concreet plan omdat [veroordeelde] daar niet aan wilde meewerken. Er is ook niet eerder naar een andere vorm van proefverlof gekeken omdat de veronderstelling was dat het proefverlof in België doorgang zou vinden.
Op het moment dat de PIJ-maatregel niet verlengd wordt loopt [veroordeelde] risico’s door zijn cannabisgebruik, het verkeerde netwerk en de afwezigheid van een daginvulling.
De verklaring van de deskundige [trajectbegeleider van veroordeelde]
De trajectbegeleider, gehoord ter zitting van 09 september 2010 heeft onder meer - zakelijk weergegeven - verklaard:
Er zijn contacten geweest met het ministerie van justitie in Nederland, de procureur des Konings in België en de politie van Maasmechelen.
Normaal gesproken is een proefverlof in België niet mogelijk.
De dienst Justitiële Inrichtingen, afdeling Individuele Jeugdzaken, heeft als voorwaarde gesteld dat de Belgische autoriteiten [veroordeelde] bij een eventueel gepleegd delict in België, aan Nederland zullen uitleveren.
Vervolgens diende [veroordeelde] eerst zijn C-status te doorlopen om te kijken of hij voor een proefverlof in aanmerking zou komen. Toen [veroordeelde] in aanmerking kwam voor een proefverlof en het ministerie in België hierover geïnformeerd werd, bleek dat er aan meer voorwaarden voldaan moest worden. De officier van justitie heeft aangegeven dat als [veroordeelde] in België met proefverlof gaat, hij aldaar ingeschreven moet worden bij de gemeente, zodat Nederland geen bevoegdheden heeft op het moment dat het tijdens het proefverlof fout zou gaan. Uiteindelijk is het proefverlofplan toch opgestuurd naar het Ministerie van Justitie. Daar kon het plan niet in behandeling worden genomen zonder goedkeuring van de officier van justitie. Die goedkeuring is niet gevolgd.
De officier van justitie heeft ter zitting van 09 september 2010 gevorderd de maatregel, conform het advies, te verlengen met negen maanden.
De officier van justitie heeft aangegeven dat het voorgenomen proefverlof in België deze zaak lastig heeft gemaakt. Hoewel de officier van justitie van mening is dat Nederland wel rechtsmacht heeft als een Nederlander in België een strafbaar feit pleegt, acht zij het wel wenselijk dat justitie tijdens het proefverlof een vinger aan de pols kan houden.
Het proefverlof in België is niet doorgegaan hoewel er wel verwachtingen bij veroordeelde waren gewekt. Doordat het Keerpunt een groot vertrouwen had in een positieve afloop is niet eerder gestart met het kijken naar een alternatief.
De vraag is nu of de PIJ-maatregel nogmaals verlengd moet worden. Het voorgestelde traject is een opbouwperiode van drie maanden, waarna een langdurig proefverlof zal volgen van zes maanden. Er is bij veroordeelde nog een matige kans op recidive en de wens bestaat om vanwege de veiligheid veroordeelde nog een periode te controleren.
De officier van justitie is van mening dat het geen recht doet aan de belangen van veroordeelde om hem nu, zonder begeleiding, terug de maatschappij in te laten gaan. Eerst moet het traject van proefverlof afgewerkt worden.
De raadsman heeft – zakelijk weergegeven - aangevoerd dat er een jaar geleden gestart werd met het toewerken naar een proefverlof. Er is toen door een medewerker van de instelling een tijdsbalk opgesteld. Tijdens de vorige zitting waren zowel de begeleiders als de officier van justitie van mening dat een proefverlof in België mogelijk is. Uiteindelijk bleek dit toch niet te kunnen vanwege een reden die niet juist is.
Veroordeelde zit sinds 2006 vast en is al sinds medio 2009 uitbehandeld. Er hebben in de loop van 2010 een aantal incidenten plaatsgevonden. Veroordeelde heeft zich toen niet aan de afspraken gehouden. De instanties hebben dat echter ook niet gedaan.
Voornoemde incidenten hadden een reden. Veroordeelde heeft relationele problemen gehad, waardoor hij een paar uur van het werk heeft gespijbeld. Hoewel dat niet goed is, is het wel begrijpelijk.
Het voorgestelde plan van de gedragsdeskundige is begrijpelijk maar het verlengingsadvies dient desondanks naar de mening van de raadsman afgewezen te worden. Het Keerpunt heeft een kans gehad, daar is niets mee gebeurd. Veroordeelde is inmiddels 21 jaar oud. Het is teveel gevraagd van veroordeelde om nu nogmaals negen maanden te moeten zitten. Veroordeelde is niet meer gebaat bij een verlenging, gelet op de vertrouwensbreuk.
Het alternatief is om de verlenging af te wijzen. De vraag is wat er dan met veroordeelde zal gebeuren. De raadsman is er van overtuigd dat veroordeelde geen gevaar meer vormt, hoewel hij een paar joints heeft gerookt en een keer te laat van een verlof is teruggekomen. Veroordeelde zal bij zijn ouders gaan wonen en naar school gaan.
De officier van justitie persisteert bij haar vordering. Zij is van mening dat het door de raadsman geschetste beeld van veroordeelde te positief is. De gedragsdeskundige heeft aangegeven dat veroordeelde twee gezichten laat zien. Het cannabisgebruik van veroordeelde tijdens zijn detentie is niet zomaar weg te strepen. De raadsman bagatelliseert de misstappen van veroordeelde.
Veroordeelde heeft meegedeeld dat hij al een heel lange tijd bij Het Keerpunt zit en daar bijna alle therapieën heeft gevolgd. Er is geen behandeling meer. Als de PIJ-maatregel zal worden verlengd, dan is een periode van drie maanden om een plan voor proefverlof op te stellen veel te lang.
Veroordeelde is van mening dat het van belang is dat hij geen delicten meer pleegt. Dat hij een joint rookt is, hoewel niet goed, geen strafbaar feit.
8. De conclusie van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de onderliggende stukken en hetgeen ter zitting is aangevoerd onvoldoende wordt aangetoond dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen verlenging van de maatregel eist en evenmin dat een verlenging van de maatregel in het belang is van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van veroordeelde.
De rechtbank neemt daarbij in overweging dat veroordeelde in het kader van de PIJ-maatregel een gunstige ontwikkeling heeft doorgemaakt. Veroordeelde heeft zich zeer positief opgesteld, hij hield zich goed aan afspraken en er was nauwelijks sprake van correcties. Het recidiverisico middels de SAVRY werd op laag ingeschat.
Deze gunstige ontwikkeling is korte tijd gestagneerd. Veroordeelde heeft een aantal malen cannabis gerookt en is heeft zich een aantal malen niet aan afspraken gehouden. Dit heeft er in geresulteerd dat het recidiverisico werd aangepast en ingeschat op matig. In het verlengingsadvies heeft de gedragswetenschapper aangegeven dat het van belang is te onderzoeken of het positieve gedrag dat veroordeelde lange tijd vertoonde onderdeel was van een façade. Ter zitting heeft de gedragsdeskundige mevrouw [gedragswetenschapper] echter verklaard dat een nieuw onderzoek, gelet op alle onderzoeken in het verleden, toch niet realistisch is.
De rechtbank is van oordeel dat uit het roken van cannabis en het zich een aantal malen niet houden aan afspraken geen gevaar afgeleid kan worden als bedoeld in artikel 77 s lid 1 sub b Wetboek van Strafrecht. Daarnaast zijn er buiten de inrichting positief beschermende factoren, zoals een goed contact met de ouders en het feit dat de ouders van veroordeelde verhuisd zijn naar België, weg van zijn oude omgeving en vrienden.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat een verlenging van de PIJ-maatregel nog zal bijdragen aan een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van veroordeelde, aangezien veroordeelde al sinds een jaar uitbehandeld is. Temeer daar er bij het voortduren van de PIJ-maatregel geen nieuw onderzoek naar veroordeelde zal worden gedaan en er nog steeds geen concreet plan van aanpak voor de invulling van het proefverlof ligt. Veroordeelde is al bijna een jaar in afwachting van de start van zijn proefverlof. De gedragsdeskundige en de trajectbegeleidster hebben er te zeer op vertrouwd dat er gestart zou kunnen worden met een proefverlof in België. Zelfs nadat in mei 2010 bekend is geworden dat de officier van justitie geen toestemming zou verlenen voor een verlof in België, heeft de gedragsdeskundige niet gekeken naar een alternatief proefverlof in Nederland. Dat er nog geen proefverlof is geweest dient naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet op veroordeelde afgewenteld te worden. Zeker niet nu veroordeelde reeds in het begin van 2010 heeft verzocht om te kijken naar een alternatief proefverlof in Nederland.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat veroordeelde de kans moet krijgen om buiten de justitiële inrichting zijn weg te gaan en te laten zien dat hij in staat is de juiste keuzes te maken.
9. B E S L I S S I N G:
De rechtbank:
wijst de vordering af.
Deze beslissing is genomen door mrs. M.I.J. Hegeman, E.H.M. Druijf en J.J.M. Wassenberg, van wie mr. M.I.J. Hegeman als voorzitter, in tegenwoordigheid van
mr. I.D. Bücker als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 22 september 2010.