ECLI:NL:RBROE:2010:BN6766

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
27 augustus 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
282546 \ AZ VERZ 10-210
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • F.R. Soutendijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst van de statutair directeur van Rabobank Roermond-Echt

In deze zaak heeft de kantonrechter te Roermond op 27 augustus 2010 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen de Coöperatieve Rabobank Roermond-Echt U.A. en haar statutair directeur, [verweerder]. De Rabobank verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens gewichtige redenen, waarbij zij stelde dat er een vertrouwensbreuk was ontstaan tussen [verweerder] en de overige directieleden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [verweerder] sinds 1 juni 2001 in dienst is bij de Rabobank-groep en dat hij in de periode tot 2004 verschillende interim functies heeft vervuld. Vanaf 2004 was hij algemeen statutair directeur bij de Rabobank Veghel-Erp en sinds 1 oktober 2006 is hij directeur bij de Rabobank Roermond-Echt.

De kantonrechter heeft de argumenten van beide partijen zorgvuldig gewogen. De Rabobank stelde dat het functioneren van [verweerder] onvoldoende was en dat er geen collegiaal draagvlak meer was. [verweerder] daarentegen betwistte deze stellingen en voerde aan dat zijn functioneren positief was en dat de vertrouwensbreuk niet aan hem te wijten was. De kantonrechter concludeerde dat de Rabobank niet voldoende had aangetoond dat [verweerder] tekort was geschoten in zijn functie. Bovendien werd opgemerkt dat de Rabobank onzorgvuldig had gehandeld door [verweerder] buiten belangrijke kwesties te houden.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter besloten de arbeidsovereenkomst te ontbinden met ingang van 1 oktober 2010, maar heeft hij ook een ontbindingsvergoeding van EUR 600.030,- toegekend aan [verweerder]. De kantonrechter oordeelde dat de C-factor in de kantonrechtersformule op 2 moest worden gesteld, gezien de verwijtbaarheid van de werkgever. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten droeg.

Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND
Sector kanton
Zaaknummer: 282546 \ AZ VERZ 10-210
Beschikking van de kantonrechter te Roermond d.d. 27 augustus 2010.
in de zaak van:
de vereniging Coöperatieve Rabobank Roermond-Echt U.A., gevestigd te Roermond,
verzoekster,
gemachtigde: mr. M. Ambags,
tegen:
[verweerder], wonende te [woonplaats] aan de [adres],
verweerder,
gemachtigde: mr. S.J.W.M. Vonken.
1. Het verloop van de procedure
1.1. Op 28 juli 2010 is ter griffie ingekomen een verzoekschrift van Coöperatieve Rabobank Roermond-Echt U.A., verder Rabobank Roermond-Echt te noemen, waarbij zij verzoekt de tussen haar als werkgever en [verweerder], verder [verweerder] te noemen, als werknemer bestaande arbeidsovereenkomst te ontbinden wegens de in het verzoekschrift vermelde gewichtige redenen.
1.2. [verweerder] heeft een verweerschrift ingediend, waarbij hij zich gemotiveerd heeft verzet tegen de verzochte ontbinding van de arbeidsovereenkomst.
1.3. Op 9 augustus 2010 is een mondelinge behandeling van de zaak gehouden, welke vervolgens is voortgezet op 20 augustus 2010.
1.4. Naast het verzoekschrift met bijlagen zijn de navolgende stukken zijdens Rabobank Roermond-Echt in geding gebracht:
aandachtspunten n.a.v. het verweerschrift;
brief van 12 augustus 2010 met akte uitlaten t.b.v. zitting 20 augustus 2010;
faxbericht van 19 augustus 2010 met als bijlage e-mail van [...];
de ter zitting van 20 augustus 2010 overgelegde notitie van mr. Ambags.
1.5. Naast het verweerschrift met bijlagen zijn de navolgende stukken zijdens [verweerder] in geding gebracht:
brief van 12 augustus 2010 met akte uitlating tbv zitting 20 augustus 2010;
faxbericht van 19 augustus 2010 met als bijlagen bescheiden betreffende de periode Rabobank Veghel;
het ter zitting van 20 augustus 2010 overgelegde e-mailbericht van 9 februari 2006 aan alle medewerkers en van 19 augustus 2010 aan [H] en een presentatie van het Arbo-totaal onderzoek Rabobank Veghel-Erp.
1.6. Partijen hebben bij de afsluiting van de behandeling van 20 augustus 2010 verzocht een beschikking te geven, waarvan de uitspraak is bepaald op heden.
2. Het oordeel van de kantonrechter
2.1. Gelet op de stukken en de ter mondelinge behandeling door partijen afgelegde verklaringen, alsmede gelet op hetgeen partijen op vragen van de kantonrechter over en weer nog hebben aangevoerd, overweegt de kantonrechter het navolgende:
- [verweerder] is op 1 juni 2001 bij de Rabobankorganisatie in dienst getreden in de functie van Interim manager bij de afdeling Management & Professional Development en vervult thans de functie van statutair directeur van Rabobank Roermond-Echt tegen een jaarsalaris inclusief vakantietoeslag en 13e maand uitkering van EUR 190.515,63, verhoogd met een variabele toeslag in verband met een redelijke beoordeling van 10% per 1 april 2010 derhalve EUR 18.498,98 en een Executieve toeslag van 10% ad EUR 19.051,50, in totaal derhalve EUR 228.066,07. In het jaar 2009 bedroeg het salaris EUR 20.001,00 bruto per maand inclusief vakantiegeld, 13e maand, variabele en executieve toeslagen.
- [verweerder] is 55 jaar oud.
- Gebleken is dat het onderhavige verzoek geen verband houdt met een opzegverbod als bedoeld in de artikelen 647, 648, 670 en 670a van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek of enig ander verbod tot opzegging van de arbeidsovereenkomst.
2.2. [verweerder] is op 1 juni 2001 in dienst getreden bij de Rabobankorganisatie en heeft in de periode tot 2004 een aantal interim functies vervuld. Vanaf 2004 tot en met 2006 was [verweerder] algemeen statutair directeur bij de Rabobank Veghel-Erp. Vanaf 1 oktober 2006 is [verweerder] directeur bij de Rabobank Roermond-Echt en op 1 december 2008 benoemd tot statutair directeur van Rabobank Roermond-Echt.
2.3. In juni 2007 is de organisatie van Rabobank Roermond-Echt overgegaan naar een nieuw directiemodel. Dit had ook consequenties voor de directie. De directie wordt hierna gevormd door de voorzitter van de directie, statutair directeur en een directeur bedrijfsmanagement, een directeur particulieren en een directeur bedrijven. De functie van voorzitter directie wordt ingevuld door [verweerder] de overige drie directiefunctie door de heren [A], [B] en [C].
2.4. Op 15 maart 2010 zeggen de overige drie directieleden collectief het vertrouwen op in [verweerder] nadat zij hiervan melding hadden gedaan aan de Raad van Commissarissen en enkele MT-leden. Als gevolg hiervan bestaat een bestuurscrisis. Aansluitend aan het reeds lang eerder geplande vakantieverlof van [verweerder] van 5 april tot 3 mei 2010 stemt [verweerder] in met het voorstel van de Raad van Commissarissen om gebruik te maken van het sabbatverlof. Formeel loopt het sabbatverlof af op 17 augustus 2010.
2.5. Rabobank Roermond-Echt wijst op het bijzondere karakter van de functie van [verweerder]. De uitoefening van die functie dient meer dan normaal gebaseerd te zijn op functioneel en collegiaal draagvlak, anders is het onmogelijk om op vruchtbare wijze deze functie in te vullen. Dit draagvlak is volgens Rabobank Roermond-Echt volledig verdwenen niet alleen binnen het directieteam en bij de Raad van Commissarissen maar ook in de rest van de organisatie. Rabobank Roermond-Echt verwijst naar het Prestatiedocument 2009 waarin staat te lezen dat de kerntaak binnen de functie van voorzitter van de directie is het functioneren als primus inter pares. Deze taak werd volgens Rabobank Roermond-Echt in 2009 ruim onvoldoende gerealiseerd getuige het ontstaan van een ernstige vertrouwencrisis tussen [verweerder] en de overige directieleden. Rabobank Roermond-Echt verzoekt bij de toewijzing van het verzoek een eventuele bescheiden vergoeding toe te kennen ter grootte van de uitkomst van de kantonrechtersformule met maximaal een correctiefactor 0,5 op basis van een salaris van EUR 15.876,63 en 6,5 gewogen dienstjaren te weten EUR 51.599,00.
2.6. [verweerder] verzoekt primair Rabobank Roermond-Echt niet ontvankelijk te verklaren in haar verzoek althans het verzoek af te wijzen. Aan het einde van de mondelinge behandeling op 20 augustus 2010 trekt [verweerder] zijn primair verweer in zodat alleen nog resteert het aanvankelijk subsidiaire verweer bij de ontbinding van de arbeidsovereenkomst een fictieve opzegtermijn toe te kennen en een schadeloosstelling toe te kennen op basis van 15 gewogen dienstjaren, een bruto maandsalaris van EUR 20.001,00 en een correctiefactor 2 resulterend in een bedrag van EUR 600.030,00. [verweerder] wijst er op dat uit de overgelegde producties onmiskenbaar blijkt dat hij zich terecht beroept op het feit dat er geen sprake is van disfunctioneren cq. een vertrouwensbreuk.
2.7. De kantonrechter stelt vast dat de Rabobank Roermond-Echt goed functioneert. Als productie 12 bij verweerschrift wordt een brief van 31 maart 2010 aan Rabobank Roermond-Echt t.a.v. [verweerder] overgelegd van de regiodirecteur Zuid van Rabobank Nederland waarin wordt vermeld dat: de positieve uitkomsten van de gehouden audit een bevestiging is dat door u ter zake een effectieve aanpak is gehanteerd en er geen gronden meer zijn voor nadere acties en/of monitoring van uit het regionaal overleg. De kantonrechter moet hier voorshands de conclusie aan verbinden dat er niets mis is met het functioneren van [verweerder]. Rabobank Roermond-Echt produceert daarentegen suggestieve stukken welke vervolgens door [verweerder] worden weersproken en met stukken weerlegd. Daar komt nog bij dat alle door Rabobank Roermond-Echt overgelegde stukken zijn opgemaakt nadat op 15 maart 2010 het conflict is ontstaan tussen de overige directieleden enerzijds en voorzitter van de directie [verweerder] anderzijds.
De kantonrechter wijst daarbij onder andere naar de uitleg van Rabobank Roermond-Echt dat doelstelling van de procesbegeleiding directieteam inzake Authentiek Contextueel Leiderschap door mevrouw [begeleidster] was gelegen in het feit dat de concrete aansturende aanwijzing in het voorjaar van 2009 vanuit de Raad van Commissarissen tot “samenwerken” zoals vastgelegd in het Prestatiedocument 2009 ten aanzien van de rol van [verweerder] niet tot enige verbetering had geleid. [verweerder] betwist deze stelling uitdrukkelijk en stelt dat sprake was van een reguliere in de Rabobank organisatie gebruikelijke heisessie. De kantonrechter stelt vast dat de doelstelling die Rabobank Roermond-Echt er aan toedicht niet blijkt uit de overgelegde stukken betreffende de procesbegeleiding door mevrouw [begeleidster] en als louter suggestief geheel en al voor rekening en risico van Rabobank Roermond-Echt blijft. Van gelijke orde zijn de suggestieve stellingen van Rabobank Roermond-Echt over het negatieve functioneren van [verweerder] terwijl slechts positieve beoordelingsstukken worden geproduceerd. In dezelfde geest is het door Rabobank Roermond-Echt ingebrachte e-mailbericht van de heer [...] dat zou duiden op een op handen zijnde bestuurscrisis bij de Rabobank Veghel-Erp welke is bezworen door het vertrek van [verweerder] in oktober 2006 naar Roermond. [verweerder] produceert hiertegenover de beoordeling 2005 en het prestatiedocument 2006 van de Rabobank Veghel-Erp, de brief aan relaties in verband met zijn afscheid in Veghel en het laatste verslag van de OR, welke stukken alle positief en ten gunste van [verweerder] spreken.
2.8. De kantonrechter kan alles overziend slechts één conflictpunt uit de stukken halen dat tot de vertrouwenscrisis heeft geleid. Dit betreft het geldconflict tussen de voorzitter van de Raad van Commissarissen en de heer [A], directeur particulieren. De voorzitter van de Raad van Commissarissen heeft eerst op 30 november 2009 [verweerder] hiervan op de hoogte gesteld. Rabobank Roermond-Echt is van mening dat dit een kwestie betrof van voor de tijd dat de fusie Roermond – Echt was doorgevoerd en derhalve nog van voor de tijd dat [verweerder] werkzaam was voor Rabobank Roermond-Echt, zodat dit een kwestie was die alleen tussen de Raad van Commissarissen en [A] speelde. Toen echter de heer [A] toch van de regeling dreigde gebruik te willen maken en er dus een vacature op directieniveau dreigde te ontstaan heeft de voorzitter van de Raad van Commissarissen [verweerder] hierover ingelicht. De e-mail reactie van [verweerder] aan [A] inhoudende dat hij dit ervaart als een vertrouwensbreuk achter zijn rug om wordt door de heer [A] als persoonlijk agendapunt ingebracht bij mevrouw [begeleidster] voor de procesbegeleidingsbijeenkomsten. De kantonrechter begrijpt uit de stellingen van Rabobank Roermond-Echt dat dit punt vervolgens ook besproken is. De reactie van [verweerder], dat hij in een volgende situatie weer zo zou reageren, heeft volgens Rabobank Roermond-Echt er toe geleid dat de drie mededirecteuren collectief het vertrouwen in [verweerder] hebben opgezegd. De kantonrechter kan begrip opbrengen voor de reactie van [verweerder] richting [A] in het e-mailbericht van 2 december 2009. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat de Raad van Commissarissen een fout maakt door haar statutair directeur buiten deze kwestie te houden, waarin Rabobank Roermond-Echt feitelijk is teruggefloten door haar accountant. Dat de mededirecteuren vervolgens na de Raad van Commissarissen daarvan in kennis te hebben gesteld collectief het vertrouwen in [verweerder] opzeggen, is de volgende steek die de Raad van Commissarissen laat valt. De Raad van Commissarissen was immers het enige en aangewezen orgaan om in deze kwestie handelend op te treden. Het getuigt niet van een goed werkgeverschap door aan de zijlijn af te wachten en op afstand toe te zien hoe de zaak verder escaleert met het risico dat er onherstelbare beschadigingen volgen.
2.9. Bij de beoordeling of een werknemer terecht wordt voorgedragen voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst, dienen alle omstandigheden van het concrete geval in beschouwing te worden genomen. In het bijzonder dient getoetst te worden of:
- betrokkene op zijn vermeende tekortkomingen is gewezen en hij een reële kans heeft gehad zijn functioneren te verbeteren;
- er verbeterdoelen zijn gesteld en betrokkene deze doelen binnen een redelijk te achten termijn niet heeft gehaald;
- er sprake is van structureel disfunctioneren.
Naar het oordeel van de kantonrechter kan het onderhavige ontbindingsverzoek deze toets niet doorstaan.
2.10. Omdat de verhoudingen tussen partijen door deze gang van zaken wel ernstig verstoord zijn, zal de kantonrechter het verzoek niet afwijzen, maar de ontbinding toewijzen op grond van gewijzigde omstandigheden, en wel met ingang van 1 oktober 2010. Gezien de gang van zaken zoals hiervoor geschetst, het langdurige dienstverband van verweerder bij de Rabobank organisatie en de staat van dienst van verweerder, zal de kantonrechter een ontbindingsvergoeding toekennen. Hiertoe zal de kantonrechtersformule gehanteerd worden en wel op de navolgende wijze.
2.11. Rabobank Roermond-Echt heeft gesteld dat, indien de kantonrechter zou oordelen dat een ontbindingsvergoeding in de rede ligt, er voor wat betreft de A-factor van de kantonrechtersformule dient te worden uitgegaan van 6 gewogen dienstjaren nu [verweerder] op 1 oktober 2006 in dienst is getreden bij Rabobank Roermond-Echt. [verweerder] is van mening dat de hele periode van de Rabobank organisatie in aanmerking dient te worden genomen hetgeen resulteert in 15 gewogen dienstjaren.
2.12. Naar het oordeel van de kantonrechter dient uitgegaan te worden van de ingangsdatum van 1 juni 2001. [verweerder] is toen in dienst getreden van de Rabobank organisatie en heeft sindsdien onafgebroken bij de Rabobank organisatie gewerkt. Indien de redenering van Rabobank Roermond-Echt gevolgd zou worden, zou [verweerder] bij de Rabobank organisatie 3 nieuwe dienstverbanden gehad hebben maar geen anciënniteit hebben opgebouwd. De Rabobank organisatie heeft zich in de loop der tijd ontwikkeld tot een zodanige samenhangende eenheid dat niet langer volgehouden kan worden dat een werknemer, die in de loop van zijn zich ontwikkelende loopbaan bij steeds een andere vestiging te werk wordt gesteld, daarmee geen anciënniteit zou opbouwen. De Rabobank organisatie duidt zichzelf ook aan als Rabobank-groep. Er is sprake van een eigen Rabobank CAO, er is een eigen pensioenregeling en de Rabobank-groep geeft jaarlijks één gemeenschappelijk jaarverslag uit. De Rabobank-groep kent een regeling Mobiliteit Directeuren. Kortom, ampele redenen om in dit verband uit te gaan van een anciënniteit van bijna 10 jaar.
2.13. Rabobank Roermond-Echt gaat uit van een bruto maandsalaris inclusief 13e maand en vakantiegeld van EUR 15.876,63 en stelt dat geen rekening mag worden gehouden met de variabele inkomenscomponenten terwijl er ook geen reden is voor een hogere toeslag variabele beloning. [verweerder] gaat uit van een bruto maandsalaris van EUR 20.001, 01 en houdt wel rekening met de variabele beloning. Dit maandsalaris is gebaseerd op het over 2009 ontvangen salaris. De kantonrechter stelt voorop dat wanneer een aanzienlijk deel van de inkomsten van een werknemer bestaat uit provisie, in dit geval een variabele toeslag en executieve toeslag, en indien dit structureel het geval is, met deze componenten rekening gehouden zal dienen te worden. Gelet op de discussie over de late opstelling van het prestatiedocument 2009 op grond waarvan de variabele toeslag 2010 wordt berekend en de discussie over de matiging naar beneden van deze toeslag acht de kantonrechter het redelijk het over 2009 uitbetaalde salaris als maatstaf te nemen. De salariscomponent wordt daarom gesteld op EUR 20.001,01.
2.14. Voor wat de C-factor in de kantonrechtersformule betreft, wordt als volgt overwogen. Hiervoor is al geconstateerd dat Rabobank Roermond-Echt er niet in is geslaagd aan te tonen dat [verweerder] tekort geschoten zou zijn in de uitoefening van zijn functie en dat de handelwijze van Rabobank Roermond-Echt niet zorgvuldig is geweest. De gang van zaken is niet alleen onzorgvuldig ten opzichte van [verweerder] maar ook beschadigend. Daarom is de kantonrechter van oordeel dat de C-factor in dit geval op 2 gesteld dient te worden.
2.15. Op grond van het voorgaande wordt als vergoeding voorgesteld: een bedrag van EUR 600.030,- bruto, ten titel van suppletie op de toe te kennen uitkering krachtens de sociale wetgeving dan wel elders te verwerven lager salaris.
2.16. Rabobank Roermond-Echt heeft tot uiterlijk 10 september 2010 de gelegenheid het verzoek in te trekken.
2.17. In de aard en uitkomst van deze procedure ziet de kantonrechter aanleiding de kosten van het geding te compenseren.
3. De beslissing
3.1. Ontbindt de tussen partijen geldende arbeidsovereenkomst met ingang van 1 oktober 2010, tenzij Rabobank Roermond-Echt het verzoek uiterlijk op 10 september 2010 heeft ingetrokken.
3.2. Kent – voor het geval Rabobank Roermond-Echt het verzoek niet intrekt - aan [verweerder] ten laste van Rabobank Roermond-Echt als vergoeding in de zin van artikel 7:685, lid 8, van het Burgerlijk Wetboek toe:
- een bedrag van EUR 600.030,- bruto, ten titel van suppletie op de toe te kennen uitkering krachtens de sociale wetgeving dan wel elders te verwerven lager salaris.
3.3. Compenseert de proceskosten in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt.
3.4. Wijst - voor zover nodig - het meer of anders verzochte af.
Aldus gegeven door mr. F.R. Soutendijk, kantonrechter, en ter openbare terechtzitting van 27 augustus 2010 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.