RECHTBANK ROERMOND
Sector strafrecht
Parketnummer : 04/860288-10
04/860250-10 (ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 30 juli 2010
Vonnis van de rechtbank Roermond, meervoudige kamer voor strafzaken,
[verdachte],
geboren te [geboortedatum en plaats],
wonende te [adres en woonplaats],
thans gedetineerd in
1. Het onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 16 juli 2010.
De verdachte staat terecht ter zake dat:
Parketnummer 04/860288-10:
hij op of omstreeks 15 april 2010 in de gemeente Venray tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een winkel, gelegen aan de [adres] heeft weggenomen 17, in elk geval een aantal horloges, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak;
(artikel 311 Wetboek van Strafrecht)
hij in de nacht van 14 op 15 april 2010 te Horst, in elk geval in de gemeente Horst aan de Maas, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een winkel, gelegen aan de [adres] heeft weggenomen een aantal flesjes sterke drank, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak;
(artikel 311 Wetboek van Strafrecht)
hij op of omstreeks 07 april 2010 te Horst, in elk geval in de gemeente Horst aan de Maas, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een juwelierszaak, gelegen aan de [adres], heeft weggenomen een aantal horloges, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen
goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak;
(artikel 311 Wetboek van Strafrecht)
hij (meermalen) in of omstreeks de periode van 22 oktober 2009 tot en met 12 november 2009 in de gemeente Venlo tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening heeft weggenomen (een) slof(fen) sigaretten, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
(artikel 311 Wetboek van Strafrecht)
hij op of omstreeks 23 maart 2010 in de gemeente Venlo opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een deur en/of een rolluik van een raam van de woning, gelegen aan de [adres], in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
(artikel 350 Wetboek van Strafrecht)
Parketnummer 04/860250-10:
hij op of omstreeks 24 maart 2010 te Blerick, in elk geval in de gemeente Venlo, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een fiets (Gazelle Davos) en/of een fiets (Gazelle Furore), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 7] en/of een onbekend gebleven persoon, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
(artikel 311 Wetboek van Strafrecht)
hij op of omstreeks 04 december 2009 in de gemeente Venlo met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een lamsteak en/of twee biefstukken, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 8],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
(artikel 310 Wetboek van Strafrecht)
hij op of omstreeks 27 januari 2009 in de gemeente Venlo met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een hoeveelheid vlees, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 9], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
(artikel 310 Wetboek van strafrecht)
Althans indien terzake het vorenstaande onder 3 geen veroordeling zou volgen:
hij op of omstreeks 27 januari 2009 in de gemeente Venlo opzettelijk een hoeveelheid vlees, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 9], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en welk(e) goed(eren) verdachte uit de winkelvoorraad van voornoemde rechthebbende(n) had genomen onder gehoudenheid om, alvorens die winkel te verlaten voornoemd(e) goed(eren) te betalen, in elk geval ter betaling aan te bieden, en aldus dat/die goed(eren) anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
(artikel 321 Wetboek van strafrecht)
hij op of omstreeks 26 november 2009 in de gemeente Venlo terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten categorie B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, de Roermondse poort, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), van de categorie of categorieën heeft bestuurd;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
(artikel 9 Wegenverkeerswet 1994).
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.
3. De geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
4. De bevoegdheid van de rechtbank
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
5. De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen.
6. Schorsing der vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
7.1. Standpunten van de officier van justitie en de verdediging.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 16 juli 2010 gevorderd dat alle ten laste gelegde feiten (1 t/m 5 van parketnummer 04/860288-10 en 1, 2, 3 primair en 4 van parketnummer 04/860250-10) bewezen zullen worden verklaard. Dit mede gelet op het feit dat verdachte ter terechtzitting alle feiten heeft bekend.
De raadsman van verdachte heeft zich eveneens op het standpunt gesteld dat gelet op de bekennende verklaring van verdachte ter zitting alle feiten (1 t/m 5 van parketnummer 04/860288-10 en 1, 2, 3 primair en 4 van parketnummer 04/860250-10) wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
7.2. Vrijspraakoverwegingen van de rechtbank
Ten aanzien van feit 4 van parketnummer 04/860288-10 overweegt de rechtbank dat naar haar oordeel niet wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte deze diefstal heeft gepleegd tezamen en in vereniging met een ander of anderen, zodat verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging zal worden vrijgesproken.
7.3. Bewijsmiddelen en overwegingen van de rechtbank
De overtuiging van de rechtbank dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die zijn vervat in de volgende bewijsmiddelen.
De hieronder vermelde bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit, waarop zij in het bijzonder betrekking hebben. Het genoemde geschrift is slechts gebruikt in verband met de inhoud van de overige bewijsmiddelen.
Samenvatting van de bewijsmiddelen en standpunten van de rechtbank.
Parketnummer 04/860288-10 :
Feit 1:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting;
- de aangifte van [betrokkene 1] namens de benadeelde [slachtoffer 1] .
Feit 2:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting;
- de aangifte van [betrokkene 2] namens de benadeelde [slachtoffer 2] .
Feit 3:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting;
- de aangifte van [betrokkene 3] namens de benadeelde [slachtoffer 3] .
Feit 4:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting;
- de aangifte van [betrokkene 4] namens de benadeelde [slachtoffer 4] .
Feit 5:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting;
- de aangifte van [slachtoffer 6] namens de benadeelde [slachtoffer 5] .
Parketnummer 04/860250-10:
Feit 1 :
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting;
- de aangifte van [slachtoffer 7] ;
- de kennisgeving van inbeslagneming t.a.v. een Gazelle Davos en een Gazelle Furore .
Feit 2 :
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting;
- de aangifte van [betrokkene 5] namens de benadeelde [slachtoffer 8] .
Feit 3 primair :
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting (onder meer inhoudend: “het was mijn bedoeling om het vlees te stelen.”);
- het aangifteformulier van [slachtoffer 9] .
Feit 4 :
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting (onder meer inhoudend: “ik wist dat mijn rijbewijs ongeldig was verklaard.”);
- het proces-verbaal ‘misdrijf’ inhoudende dat verdachte een motorrijtuig bestuurde ;
- het besluit van het CBR ten aanzien van de ongeldigverklaring van het rijbewijs van verdachte .
Op grond van voormelde bewijsmiddelen en overwegingen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Parketnummer 04/860288-10:
hij op 15 april 2010 in de gemeente Venray tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een winkel, gelegen aan de [adres] heeft weggenomen een aantal horloges, toebehorende aan [slachtoffer 1], waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak;
hij in de nacht van 14 op 15 april 2010 te Horst, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een winkel, gelegen aan de [adres] heeft weggenomen een aantal flesjes sterke drank, toebehorende aan [slachtoffer 2], waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak;
hij op 07 april 2010 te Horst, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een juwelierszaak, gelegen aan de [adres], heeft weggenomen een aantal horloges, toebehorende aan [slachtoffer 3], waarbij verdachte en/of zijn mededader de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak;
hij meermalen in de periode van 22 oktober 2009 tot en met 12 november 2009 in de gemeente Venlo telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen sloffen sigaretten, toebehorende aan [slachtoffer 4];
hij op 23 maart 2010 in de gemeente Venlo opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een deur en een rolluik van een raam van de woning, gelegen aan de [adres], toebehorende aan [slachtoffer 5], heeft vernield en/of beschadigd;
Parketnummer 04/860250-10:
hij op 24 maart 2010 te Blerick tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een fiets (Gazelle Davos) en een fiets (Gazelle Furore), toebehorende aan [slachtoffer 7] (Gazelle Davos) en een onbekend gebleven persoon (Gazelle Furore);
hij op 04 december 2009 in de gemeente Venlo met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een lamsteak en twee biefstukken, toebehorende aan [slachtoffer 8];
hij op 27 januari 2009 in de gemeente Venlo met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een hoeveelheid vlees, toebehorende aan [slachtoffer 9];
hij op 26 november 2009 in de gemeente Venlo terwijl hij wist dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten categorie B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, de Roermondse poort, als bestuurder een motorrijtuig (personenauto), van die categorie of categorieën heeft bestuurd.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen.
Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
8. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de kwalificatie
Het ten laste van verdachte bewezenverklaarde levert op de navolgende strafbare misdrijven:
T.a.v. 04/860288-10 feit 1:
diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Het misdrijf onder 1 van parketnummer 04/860288-10 is strafbaar gesteld bij artikel 311 juncto 310 van het Wetboek van Strafrecht.
T.a.v. 04/860288-10 feit 2:
diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Het misdrijf onder 2 van parketnummer 04/860288-10 is strafbaar gesteld bij artikel 311 juncto 310 van het Wetboek van Strafrecht.
T.a.v. 04/860288-10 feit 3:
diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Het misdrijf onder 3 van parketnummer 04/860288-10 is strafbaar gesteld bij artikel 311 juncto 310 van het Wetboek van Strafrecht.
T.a.v. 04/860288-10 feit 4:
diefstal, meermalen gepleegd.
Het misdrijf onder 4 van parketnummer 04/860288-10 is strafbaar gesteld bij artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht.
T.a.v. 04/860288-10 feit 5:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen of beschadigen.
Het misdrijf onder 5 van parketnummer 04/860288-10 is strafbaar gesteld bij artikel 350 van het Wetboek van Strafrecht.
T.a.v. 04/860250-10 feit 1:
diefstal door twee of meer verenigde personen.
Het misdrijf onder 1 van parketnummer 04/860250-10 is strafbaar gesteld bij artikel 311 juncto 310 van het Wetboek van Strafrecht.
T.a.v. 04/860250-10 feit 2:
diefstal.
Het misdrijf onder 2 van parketnummer 04/860250-10 is strafbaar gesteld bij artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht.
T.a.v. 04/860250-10 feit 3 primair:
diefstal.
Het misdrijf onder 3 primair van parketnummer 04/860250-10 is strafbaar gesteld bij artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht.
T.a.v. 04/860250-10 feit 4:
overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Het misdrijf onder 4 van parketnummer 04/860250-10 is strafbaar gesteld bij artikel 176 van de Wegenverkeerswet 1994.
9. De strafbaarheid van verdachte
De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde nu niet is gebleken van enige omstandigheid die verdachtes strafbaarheid opheft.
10. De straffen en/of maatregelen
10.1. De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de tenlastegelegde feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de tijd van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met reclasseringstoezicht als bijzondere voorwaarde. De officier van justitie heeft aangevoerd bij deze strafeis in aanmerking te hebben genomen dat verdachte veel partijen heeft benadeeld en veel schade heeft aangericht. Bovendien is verdachte reeds eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten.
10.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte de feiten heeft gepleegd onder invloed van drugs en dat de diefstallen plaats vonden om drugs te kunnen kopen. Verdachte wil nu een andere weg inslaan, waarbij hij de hulp van derden nodig heeft. Het is wenselijk dat de behandeling van verdachte zo snel mogelijk kan aanvangen en niet pas na een lange detentie. Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat de officier van justitie ten aanzien van de medeverdachte [naam] (parketnummer 04/860289-10) een gevangenisstraf heeft geëist voor de duur van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. Het is de raadsman niet duidelijk waarop het verschil met de onderhavige zaak berust. Hij verzoekt dan ook om verdachte een gevangenisstraf op te leggen waarvan de duur gelijk is aan die van [naam].
10.3. De overwegingen van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een groot aantal ergerlijke feiten, waarbij hij veel schade heeft veroorzaakt en waardoor veel slachtoffers zijn benadeeld.
Bovendien is verdachte blijkens het uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister reeds vaker veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Vooral vanwege het brutale karakter van de winkelinbraken acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, een passende straf. Verdachte heeft in een groot aantal feiten waarvoor hij thans wordt veroordeeld nauw samengewerkt met zijn medeverdachte(n). Daarbij was
– hoewel verdachten bij het plegen van de feiten niet telkens een even groot aandeel hadden in de uitvoering daarvan – sprake van een bewuste samenwerking. Dientengevolge is de rechtbank van oordeel dat bij de strafoplegging als uitgangspunt kan gelden dat aan verdachte en zijn medeplegers straffen van min of meer gelijke zwaarte worden opgelegd.
De rechtbank is van oordeel dat het feit dat verdachte van meet af aan heeft meegewerkt aan het onderzoek en openheid van zaken heeft gegeven, bij het bepalen van de strafmaat ten gunste van verdachte dient te worden meegewogen. De rechtbank acht deze omstandigheid dermate positief, dat zij de gevangenisstraf van 18 maanden met 2 maanden zal verminderen.
Voorts houdt de rechtbank rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals die zijn vermeld in het reclasseringsrapport d.d. 29 juni 2010, en zoals die overigens zijn gebleken tijdens het onderzoek ter terechtzitting. Gelet op deze persoonlijke omstandigheden acht de rechtbank reclasseringstoezicht als bijzondere voorwaarde wel passend, teneinde verdachte nog een kans te bieden hulp te aanvaarden bij zijn verslavingsproblematiek.
10.4. De vorderingen van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel
[slachtoffer 1], [adres], heeft een vordering benadeelde partij ingediend met betrekking tot de als gevolg van de hiervoor onder feit 1 van parketnummer 04/860288-10 ten laste gelegde feit geleden materiële schade.
[slachtoffer 1] voornoemd heeft de materiële schade op een bedrag van € 2617,12 gesteld en wil die schade vergoed krijgen.
Ten laste van verdachte is het hiervoor onder feit 1 van parketnummer 04/860288-10 ten laste gelegde feit bewezen. Het is een strafbaar feit en verdachte zal ter zake van dat feit worden veroordeeld.
Met betrekking tot de toewijsbaarheid van de hoogte van het schadebedrag overweegt de rechtbank als volgt.
Ten aanzien van de post [naam] (ad € 840,20) betreffende de braakschade en de twee posten [naam] (ad € 164,41 en € 112,51) betreffende de beveiligingswerkzaamheden, overweegt de rechtbank dat deze onderbouwde posten haar redelijk voorkomen en dat deze niet door de verdediging zijn weersproken. Deze posten zijn derhalve voor toewijzing vatbaar.
Ten aanzien van de post van de verzekeraar [naam] (€ 2.968,50 schade minus € 1.500,00 eigen risico; een bedrag van € 1.468,50 is vergoed) overweegt de rechtbank dat zij op basis van de voorhanden zijnde stukken niet kan beoordelen in hoeverre deze post voor toewijzing in aanmerking komt. Immers blijkens het dossier heeft de benadeelde wel een aantal horloges terug ontvangen, maar niet duidelijk is of en zo ja in hoeverre, deze horloges nog verkoopbaar waren en wat derhalve de exacte schade betreft. Nu de vordering met betrekking tot deze post naar het oordeel van de rechtbank niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding, zal de benadeelde partij voor dat deel niet ontvankelijk in haar vordering dienen te worden verklaard en zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij het deel van de vordering waarin zij niet ontvankelijk dient te worden verklaard, slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank het totale toe te wijzen schadebedrag vaststellen op (€ 840,20 + € 164,41 + € 112,51 =) € 1117,12, en de vordering voor het overige niet-ontvankelijk verklaren.
Verdachte is naar burgerlijk recht, samen met zijn mededader of mededaders, aansprakelijk voor deze schade.
De rechtbank zal de verdachte veroordelen in de kosten van het geding door de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag gemaakt, begroot op nihil.
De rechtbank zal tevens aan verdachte de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van € 1117,12, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 21 dagen, te betalen ten behoeve van [slachtoffer 1] voornoemd, zoals hierna in het dictum genoemd.
[slachtoffer 2], [adres], heeft een vordering benadeelde partij ingediend met betrekking tot de als gevolg van de/het hiervoor onder feit 2 van parketnummer 04/860288-10 ten laste gelegde feit geleden materiële schade.
[slachtoffer 2] voornoemd heeft de materiële schade op een bedrag van € 82,00 gesteld, en wil die schade vergoed krijgen.
Ten laste van verdachte is het hiervoor onder feit 2 van parketnummer 04/860288-10 ten laste gelegde feit bewezen. Het is een strafbaar feit en verdachte zal ter zake van dat feit worden veroordeeld.
Met betrekking tot de toewijsbaarheid van de hoogte van het schadebedrag overweegt de rechtbank as volgt.
Ten aanzien van de post ‘ruitschade’ (ad € 50,00) overweegt de rechtbank dat deze post haar redelijk voorkomt en dat deze niet door de verdediging is weersproken. Deze post is derhalve voor toewijzing vatbaar.
Ten aanzien van de post ‘flesjes drank’ ad € 32,00 overweegt de rechtbank dat de benadeelde tot dit bedrag komt op basis van 8 flesjes drank van € 4,00 per stuk.
Echter, blijkens het dossier zijn er 16 flesjes aan de benadeelde terug gegeven . De aangever [betrokkene 2] heeft verklaard dat tijdens de inbraak een flesje Whisky kapot is gevallen. Voorts heeft de medeverdachte [naam] verklaard dat hij na de inbraak een fles wodka leegdronk. Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat enkel van 2 flesjes (te weten het flesje dat kapot is gevallen en het flesje dat [naam] heeft leeggedronken) vaststaat dat de benadeelde deze niet heeft terugontvangen en dientengevolge schade heeft opgelopen. De rechtbank acht derhalve enkel een bedrag van (2 x € 4,00 =) € 8,00 voor toewijzing vatbaar. Deze post zal voor het overige worden afgewezen.
Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank het totale toe te wijzen schadebedrag vaststellen op (€ 50,00 + € 8,00 =) € 58,00, en de vordering voor het overige afwijzen.
Verdachte is naar burgerlijk recht, samen met zijn mededader of mededaders aansprakelijk voor deze schade.
De rechtbank zal de verdachte veroordelen in de kosten van het geding door de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag gemaakt, begroot op nihil.
De rechtbank zal tevens aan verdachte de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van € 58,00, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 1 dag, te betalen ten behoeve van [slachtoffer 2] voornoemd, zoals hierna in het dictum genoemd.
[slachtoffer 3], [adres], heeft een vordering benadeelde partij ingediend met betrekking tot de als gevolg van het hiervoor onder feit 3 van parketnummer 04/860288-10 ten laste gelegde feit geleden materiële schade.
[slachtoffer 3] voornoemd heeft de materiële schade op een bedrag van € 2678,00 gesteld, en wil die schade vergoed krijgen.
Ten laste van verdachte is het hiervoor onder feit 3 van parketnummer 04/860288-10 ten laste gelegde feit bewezen. Het is een strafbaar feit en verdachte zal ter zake van dat feit worden veroordeeld.
Met betrekking tot de toewijsbaarheid van de hoogte van het schadebedrag overweegt de rechtbank als volgt.
De benadeelde heeft een post ingediend bestaande uit de navolgende gestolen horloges:
Seiko dameshorloge € 195,00
Seiko dameshorloge € 299,00
Seiko dameshorloge € 365,00
Seiko dameshorloge € 299,00
Seiko dameshorloge € 320,00.
Blijkens de bij de vordering overgelegde bijlage van Seiko Nederland B.V., betreffen voormelde bedragen de verkoopprijzen van de horloges. [betrokkene 3] heeft dit ter terechtzitting bevestigd. Naar het oordeel van de rechtbank zijn echter enkel de inkoopprijzen ven de betreffende horloges als schade aan te merken. Blijkens de bijlage van Seiko Nederland B.V., betreffen de inkoopprijzen:
Seiko dameshorloge € 195,00 ? inkoopprijs 2 x € 97,50 – 2% = € 191,10
Seiko dameshorloge € 299,00 ? inkoopprijs € 149,50 – 2% = € 146,51
Seiko dameshorloge € 365,00 ? inkoopprijs € 182,50 – 2% = € 178,85
Seiko dameshorloge € 299,00 ? inkoopprijs € 149,50 – 2% = € 146,51
Seiko dameshorloge € 320,00 ? inkoopprijs € 160,00 – 2% = € 156,80 +
-------------
€ 819,77
De rechtbank acht derhalve een bedrag van € 819,77 voor toewijzing vatbaar. Deze post zal voor het overige worden afgewezen.
Voorts overweegt de rechtbank ten aanzien van de post ‘omzetderving’ dat nu de benadeelde geen inzage heeft gegeven in zijn jaaromzet en deze post derhalve niet heeft onderbouwd, de vordering met betrekking tot deze post naar het oordeel van de rechtbank niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. De rechtbank zal de benadeelde partij voor dat deel niet ontvankelijk in haar vordering verklaren en bepalen dat de benadeelde partij het deel van de vordering waarin zij niet ontvankelijk dient te worden verklaard, slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank het totale toe te wijzen schadebedrag vaststellen op € 819,77 en de vordering voor het overige afwijzen danwel niet-ontvankelijk verklaren.
Verdachte is naar burgerlijk recht, samen met zijn mededader, aansprakelijk voor deze schade.
De rechtbank zal de verdachte veroordelen in de kosten van het geding door de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag gemaakt, begroot op nihil.
De rechtbank zal tevens aan verdachte de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van € 819,77, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 16 dagen, te betalen ten behoeve van [slachtoffer 3] voornoemd, zoals hierna in het dictum genoemd.
[slachtoffer 4] [adres], heeft een vordering benadeelde partij ingediend met betrekking tot de als gevolg van het hiervoor onder feit 4 van parketnummer 04/860288-10 geleden materiële schade.
[slachtoffer 4] voornoemd heeft de materiële schade op een bedrag van € 532,15 gesteld, en wil die schade vergoed krijgen.
Ten laste van verdachte is het hiervoor onder feit 4 van parketnummer 04/860288-10 ten laste gelegde feit bewezen. Het is een strafbaar feit en verdachte zal ter zake van dat feit worden veroordeeld.
Met betrekking tot de toewijsbaarheid van de hoogte van het schadebedrag overweegt de rechtbank dat dit bedrag (betreffende de waarde van de gestolen sloffen sigaretten) haar redelijk voorkomt en niet door de verdediging is weersproken. Het bedrag van € 532,15 is derhalve voor toewijzing vatbaar.
Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade.
De rechtbank zal de verdachte veroordelen in de kosten van het geding door de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag gemaakt, begroot op nihil.
De rechtbank zal tevens aan verdachte de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van € 532,15, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 10 dagen, te betalen ten behoeve van [slachtoffer 4] voornoemd, zoals hierna in het dictum genoemd.
[slachtoffer 5], [adres], heeft een vordering benadeelde partij ingediend met betrekking tot de als gevolg van het hiervoor onder feit 5 van parketnummer 04/860288-10 geleden materiële schade.
[slachtoffer 5] voornoemd heeft de materiële schade op een bedrag van € 260,50, en wil die schade vergoed krijgen.
Ten laste van verdachte is het hiervoor onder feit 5 van parketnummer 04/860288-10 ten laste gelegde feit bewezen. Het is een strafbaar feit en verdachte zal ter zake van dat feit worden veroordeeld.
Met betrekking tot de toewijsbaarheid van de hoogte van het schadebedrag overweegt de rechtbank dat dit bedrag (betreffende de kosten voor het herstellen van de glasschade) is onderbouwd, haar redelijk voorkomt en niet door de verdediging is weersproken. Het bedrag van € 260,50 is derhalve voor toewijzing vatbaar.
Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade.
De rechtbank zal de verdachte veroordelen in de kosten van het geding door de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag gemaakt, begroot op nihil.
De rechtbank zal tevens aan verdachte de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van € 260,50, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 5 dagen, te betalen ten behoeve van [slachtoffer 5] voornoemd, zoals hierna in het dictum genoemd.
11. Toepasselijke wetsartikelen
Na te melden beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 27, 36f, 63, 57, 91, 310, 311, 350,
Wegenverkeerswet 1994 art. 9, 176.
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 t/m 5 van parketnummer 04/860288-10 en het onder 1, 2, 3 primair en 4 van parketnummer 04/860250-10 ten laste gelegde zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
verstaat dat het aldus bewezenverklaarde de hiervoor vermelde strafbare feiten oplevert en verklaart verdachte ter zake strafbaar;
veroordeelt verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van 16 maanden;
beveelt dat van deze gevangenisstraf 6 maanden niet zullen worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt bepaald op 2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel gedurende die proeftijd de hierna te melden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende maximaal de periode van de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die hem zullen worden gegeven door of namens de GGZ Groep Noord- en Midden-Limburg, Justitiële Verslavingszorg Limburg, zolang deze instelling dit noodzakelijk acht, met opdracht aan die instelling aan de verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze bijzondere voorwaarde;
beveelt dat de tijd door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de aan verdachte opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
wijst gedeeltelijk toe de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1], [adres];
veroordeelt verdachte om tegen bewijs van betaling aan benadeelde partij [slachtoffer 1] te betalen een bedrag van € 1117,12;
bepaalt dat de verdachte zal zijn bevrijd voor zover voornoemde benadeelde partij - al dan niet via de betaling aan de Staat - door verdachtes mededader of mededaders is voldaan;
legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat te betalen een som geld ten
bedrage van € 1117,12 subsidiair 21 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1], met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de opgelegde verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
bepaalt dat indien verdachte en/of zijn mededader of mededaders heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1117,12 ten behoeve van voornoemd slachtoffer daarmede de verplichting van verdachte om dit bedrag aan voornoemde benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien dit bedrag door verdachte en/of zijn mededader of mededaders aan voornoemde benadeelde partij is betaald, daarmee de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat ten behoeve van voornoemd slachtoffer komt te vervallen;
veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil;
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] voor het overige niet-ontvankelijk, met bepaling dat de benadeelde partij het deel van de vordering waarin zij niet ontvankelijk is slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
wijst gedeeltelijke toe de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2], [adres];
veroordeelt verdachte om tegen bewijs van betaling aan benadeelde partij [slachtoffer 2] te betalen een bedrag van € 58,00;
bepaalt dat de verdachte zal zijn bevrijd voor zover voornoemde benadeelde partij - al dan niet via de betaling aan de Staat - door verdachtes mededader of mededaders is voldaan;
legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat te betalen een som geld ten bedrage van
€ 58,00 subsidiair 1 dag hechtenis ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2], met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de opgelegde verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
bepaalt dat indien verdachte en/of zijn mededader of mededaders heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 58,00 ten behoeve van voornoemd slachtoffer daarmede de verplichting van verdachte om dit bedrag aan voornoemde benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien dit bedrag door verdachte en/of zijn mededader of mededaders aan voornoemde benadeelde partij is betaald, daarmee de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat ten behoeve van voornoemd slachtoffer komt te vervallen;
veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en
ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van
voormeld bedrag alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil;
wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] voor het overige af;
wijst gedeeltelijk toe de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3], [adres];
veroordeelt verdachte om tegen bewijs van betaling aan benadeelde partij [slachtoffer 3] te betalen een bedrag van € 819,77 (betreffende de inkoopprijs van de gestolen horloges);
bepaalt dat de verdachte zal zijn bevrijd voor zover voornoemde benadeelde partij - al dan niet via de betaling aan de Staat - door verdachtes mededader is voldaan;
legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat te betalen een som geld ten bedrage van
€ 819,77 subsidiair 16 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3], met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de opgelegde verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
bepaalt dat indien verdachte en/of zijn mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 819,77 ten behoeve van voornoemd slachtoffer daarmede de verplichting van verdachte om dit bedrag aan voornoemde benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien dit bedrag door verdachte en/of zijn mededader aan voornoemde benadeelde partij is betaald, daarmee de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat ten behoeve van voornoemd slachtoffer komt te vervallen;
veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil;
wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] gedeeltelijk af (ten aanzien van de overige gevorderde schade van de gestolen horloges);
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 3] gedeeltelijk niet-ontvankelijk (ten aanzien van de gevorderde omzetderving), met bepaling dat de benadeelde partij het deel van de vordering waarin zij niet ontvankelijk is slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] [adres];
veroordeelt verdachte om tegen bewijs van betaling aan benadeelde partij [slachtoffer 4] te betalen een bedrag € 532,15;
legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat te betalen een som geld ten bedrage van
€ 532,15 subsidiair 10 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 4], met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de opgelegde verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
bepaalt dat indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 532,15 ten behoeve van voornoemd slachtoffer daarmede de verplichting van verdachte om dit bedrag aan voornoemde benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien dit bedrag door verdachte aan voornoemde benadeelde partij is betaald, daarmee de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat ten behoeve van voornoemd slachtoffer komt te vervallen;
veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5], [adres];
veroordeelt verdachte om tegen bewijs van betaling aan benadeelde partij [slachtoffer 5] te betalen een bedrag van € 260,50;
legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat te betalen een som geld ten bedrage van
€ 260,50 subsidiair 5 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 5], met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de opgelegde verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
bepaalt dat indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 260,50 ten behoeve van voornoemd slachtoffer daarmede de verplichting van verdachte om dit bedrag aan voornoemde benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien dit bedrag door verdachte aan voornoemde benadeelde partij is betaald, daarmee de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat ten behoeve van voornoemd slachtoffer komt te vervallen;
veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en
ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van
voormeld bedrag alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Vonnis gewezen door mrs. V.P. van Deventer, E.H.M. Druijf en W.A.H.J. Poppeliers, rechters, van wie mr. V.P. van Deventer voorzitter, in tegenwoordigheid van
mr. I.E.A. van Eijk-Bronkhorst als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 30 juli 2010.
Mr. W.A.H.J. Poppeliers is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.