ECLI:NL:RBROE:2010:BN2322

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
20 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
271456 \ CV EXPL 10-1494
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verrekening van eigen risico in zorgverzekering

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Roermond op 20 juli 2010, heeft de naamloze vennootschap Delta Lloyd Zorgverzekering N.V. een vordering ingesteld tegen een gedaagde die in persoon procedeerde. De eiseres vorderde betaling van een bedrag van EUR 88,52, dat betrekking had op het resterende eigen risico van 2009 voor zorgkosten die door de medeverzekerde waren gemaakt. De gedaagde voerde verweer en stelde dat hij geen nota had ontvangen en dat de vordering onduidelijk was. De kantonrechter constateerde echter dat de gedaagde zijn eigen stelling tegensprak door te erkennen dat er op 16 juli 2009 een nota was ontvangen.

De kantonrechter beoordeelde de vordering en de argumenten van beide partijen. Het geschil betrof tandartskosten die door de zorgverzekeraar waren gedeclareerd. De kantonrechter stelde vast dat de gedaagde een zorgverzekeringsovereenkomst had gesloten met de eiseres en dat er een verplicht eigen risico van EUR 155,00 gold voor 2009. De kantonrechter oordeelde dat het resterende eigen risico van EUR 101,09 correct was verrekend met de kosten die onder de dekking van de zorgverzekering vielen.

De kantonrechter oordeelde dat de vordering van de eiseres toewijsbaar was en dat de gedaagde, als in het ongelijk gestelde partij, moest worden veroordeeld in de proceskosten. De kantonrechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de gedaagde onmiddellijk moest betalen, ondanks eventuele hoger beroep mogelijkheden. De beslissing omvatte ook een veroordeling tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten, die als redelijk en billijk werden beschouwd, conform het Rapport Voorwerk II.

Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND
Sector kanton
Zaaknummer: 271456 \ CV EXPL 10-1494
Vonnis van de kantonrechter te Roermond d.d. 20 juli 2010
in de zaak van:
de naamloze vennootschap Delta Lloyd Zorgverzekering N.V., gevestigd te 's-Gravenhage,
eiseres,
gemachtigde: Jeukens en Buttolo Gerechtsdeurwaarders,
tegen:
[gedaagde], wonende te [woonplaats] aan de [adres],
gedaagde,
procederende in persoon.
1. Het verloop van de procedure
1.1. Dit blijkt uit het navolgende:
- de inleidende dagvaarding;
- de conclusie van antwoord met producties;
- de conclusie van repliek met producties;
- de conclusie van dupliek met producties.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De vaststaande feiten
2.1. Als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, kan van de volgende vaststaande feiten worden uitgegaan: Gedaagde heeft met eiseres een zorgverzekeringsovereenkomst gesloten.
3. Het geschil
3.1. Eiseres heeft op gronden als omschreven in de dagvaarding gevorderd, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van gedaagde tot betaling aan eiseres van de bedragen en rente als in de dagvaarding vermeld, kosten rechtens.
Gedaagde heeft verweer gevoerd.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling van het geschil
4.1. Eiseres vordert in hoofdsom een bedrag van EUR 88,52 ter zake het resterende eigen risico 2009 betreffende de op de polis van gedaagde medeverzekerde.
4.2. Gedaagde stelt zich op het standpunt dat zolang hij geen nota heeft ontvangen hij het gevorderde bedrag niet betaalt, dat eiseres noch haar gemachtigde hem uitleg konden geven omtrent het gevorderde bedrag en dat het een story is die kant noch wal raakt nu op de specificatie van 28 mei 2009 wordt vermeld dat het eigen risico van EUR 101,09 EUR 0,00 wordt en vervolgens op 16 juli 2009 een nota van EUR 101,09 verschijnt.
4.3. De kantonrechter stelt vast dat gedaagde zijn eerste opmerking dat hij geen nota heeft ontvangen zelf tegenspreekt met de constatering dat vervolgens op 16 juli 2009 een nota van EUR 101,09 verschijnt. Alvorens verder in te gaan op het geschil merkt de kantonrechter op dat de door eiseres gehanteerde berekeningsmethodiek en specificatie dermate uitvoerig en omslachtig is dat dit alles behalve overzichtelijk is en de kantonrechter zich kan voorstellen dat dit voor verwarring zorgt bij cliënten. Kennelijk is er geen andere manier mogelijk, nu het de kantonrechter ambtshalve bekend is dat nagenoeg alle zorgverzekeraars een dergelijke methodiek hanteren.
4.4. Uit de stukken blijkt dat het onderhavige geschil betrekking heeft op tandartskosten van de medeverzekerde op de polis van gedaagde. Door de zorgverstrekker (tandarts Schadu) zijn kosten bij eiseres gedeclareerd voor een totaalbedrag van EUR 1.378,60. Van deze kosten wordt een bedrag van EUR 367,58 door de zorgverzekering van gedaagde gedekt. Een bedrag van EUR 1.011,02 valt buiten de dekking en wordt bij gedaagde in rekening gebracht. Tot zover is er nog geen discussie tussen partijen.
4.5. De overheid heeft voor iedereen van 18 jaar en ouder een verplicht eigen risico ingesteld. Voor 2009 bedroeg dit verplichte eigen risico EUR 155,00. Uit de stukken volgt dat voor de betreffende medeverzekerde tot 28 april 2009 nog een bedrag van EUR 101,09 aan eigen risico 2009 ongebruikt was. Dit bedrag dient dan verrekend te worden met de door eiseres onder de dekking van de zorgverzekering vallende daarna betaalde kosten. Dat vervolgens op 28 mei 2009 het eigen risico nihil wordt is vanzelfsprekend gelet op de behandeling van 28 april 2009 en de daaruit voortvloeiende kosten. Eiseres heeft vervolgens op 16 juli 2009 terecht het nog openstaande eigen risico in rekening gebracht gelet op de onder de dekking van de verzekering vallende uitkering van EUR 367,58 ter zake de behandeling op 28 april 2009. Vervolgens wordt nog een bedrag van EUR 12,57 wegens ontvangen betaling in mindering gebracht. Gedaagde stelt – zo begrijpt de kantonrechter althans het verweer – dat dit bedrag voor de apotheek bestemd was, doch deze blote stelling wordt verder met geen enkel stuk gestaafd zodat de kantonrechter hieraan voorbij zal gaan.
4.6. Eiseres vordert een bedrag van EUR 37,00 aan buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter is van oordeel dat het bedrag aan gevorderde buitengerechtelijke incassokosten, nu eiseres aangeeft dat er werkzaamheden zijn verricht gericht op het buitengerechtelijk verkrijgen van haar vordering, in redelijkheid en billijkheid toewijsbaar is, nu deze kosten conform het Rapport Voorwerk II zijn berekend.
4.7. De kantonrechter acht geen termen aanwezig gedaagde toe te laten tot nadere bewijslevering.
4.8. Op grond van het vorenstaande is de kantonrechter van oordeel dat de vordering dient te worden toegewezen en dat gedaagde, als de in het ongelijk gestelde partij, dient te worden veroordeeld in de kosten van deze procedure.
4.9. De kantonrechter zal dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaren.
5. De beslissing
5.1. Veroordeelt gedaagde om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eiseres te betalen een bedrag van EUR 126,07 vermeerderd met de wettelijke rente over een bedrag van EUR 88,52 vanaf 26 maart 2010 tot aan de voldoening.
5.2. Veroordeelt gedaagde in de proceskosten aan de zijde van eiseres geval¬len en tot aan dit vonnis begroot op EUR 244,65, waarvan EUR 60,00 als salaris voor de gemachtigde.
5.3. Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.M.P. Brouns, kantonrechter, en ter openbare civiele terechtzitting op 20 juli 2010 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.