ECLI:NL:RBROE:2010:BN1204

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
14 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
04/650116-08
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning schadevergoeding voor onterecht ondergane vrijheidsbeneming in strafzaak

In deze zaak heeft de rechtbank Roermond op 14 juli 2010 uitspraak gedaan op een verzoekschrift van de gewezen verdachte, die een schadevergoeding van € 100.000,00 vroeg van de Staat wegens onterecht ondergane vrijheidsbeneming. De verdachte was in verzekering gesteld op 19 augustus 2008 en had te maken met voorlopige hechtenis, die eindigde op 27 november 2008. De zaak tegen hem was op 7 januari 2010 beëindigd zonder oplegging van straf of maatregel. De officier van justitie stelde dat, ondanks de media-aandacht, de standaardvergoeding van € 9.045,00 voor immateriële schade van toepassing moest zijn, omdat de verdachte zelf ook publiciteit had gezocht. De rechtbank oordeelde echter dat de verdachte, die in een kleine gemeenschap woont, aanzienlijke schade had geleden door de negatieve publiciteit en de verdenkingen die op hem rustten. De rechtbank nam in overweging dat de burgemeester van Helden ten onrechte had verklaard dat de verdachte de dader was van de in de vordering tot inbewaringstelling vermelde feiten, wat zijn reputatie ernstig had aangetast. De rechtbank concludeerde dat er een causaal verband bestond tussen de inverzekeringstelling en de immateriële schade die de verdachte had geleden. Uiteindelijk werd de schadevergoeding vastgesteld op € 22.500,00, die door de Staat aan de verdachte moest worden betaald. De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer bestaande uit drie rechters, met mr. L.P. Bosma als voorzitter.

Uitspraak

uitspraak
RECHTBANK ROERMOND
Sector strafrecht
Parketnummer: 04/650116/08
Kenmerk: 10/363
Beslissing van de rechtbank Roermond, op het verzoekschrift van de gewezen verdachte:
naam : [verdachte],
voornamen : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum],
wonende te : [adres],
hierna te noemen verzoeker,
te dezer zake domicilie kiezende ten kantore van mr. M.F.M. Geeratz, advocaat te Venlo.
Het verzoekschrift houdt in een verzoek tot toekenning van een vergoeding ad € 100.000,00 ten laste van de Staat ter zake van door verzoeker ten onrechte ondergane vrijheidsbeneming in de strafzaak met bovengenoemd parketnummer.
De rechtbank verwijst naar de inhoud van het verzoekschrift.
De inverzekeringstelling van verzoeker is ingegaan op 19 augustus 2008 en
gevolgd door voorlopige hechtenis waarbij hem beperkende maatregelen zijn
opgelegd tot en met 3 oktober 2008. Daarna is de voorlopige hechtenis zonder
beperkende maatregelen voortgezet tot en met 27 november 2008.
Voornoemde zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel nu bij
beslissing van de rechtbank Roermond d.d. 7 januari 2010 de zaak, ziende op
de vervolging van verzoeker in verband met de in Helden gegraven (val)kuilen,
geëindigd is verklaard.
De rechtbank heeft op 1 juli 2010 de officier van justitie en verzoeker, bijgestaan door zijn advocaat mr. Geeratz, gehoord.
De raadsman heeft verzocht verzoeker als immateriële schade een bedrag groot € 100.000,00 toe te kennen en derhalve af te wijken van de vergoedingen die normaliter worden toegekend.
De raadsman heeft daartoe aangevoerd - kort weergegeven - dat in de onderhavige zaak
- verzoeker, ondanks dat hij vanaf het begin heeft meegewerkt aan het strafrechtelijk onderzoek, verdachte in het onderzoek is geworden;
- verzoeker langer van zijn vrijheid beroofd is geweest als gevolg van het zeer laat toevoegen van onderzoeksgegevens uit het BOB-onderzoek aan het strafdossier;
- verzoekers identiteit kort na zijn aanhouding in Helden, de kleine gemeenschap waar hij woont, bekend is geworden;
- verzoekers reputatie zwaar is aangetast doordat de burgemeester van Helden publiekelijk heeft meegedeeld dat de dader van de in de vordering tot inbewaringstelling vermelde feiten als ook van niet in die vordering vermelde feiten, namelijk diverse brandstichtingen, was aangehouden;
- verzoeker in beperkingen heeft verbleven, wetende dat hij zich niet tegen de negatieve berichtgeving kon verweren, en
- dat de aard van de jegens hem verrezen verdenking grote zowel lokale als landelijke bekendheid heeft gehad en dat hij daarvan nog steeds de gevolgen ondervindt doordat hij door velen wordt genegeerd.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alhoewel de onderhavige zaak meer aandacht van de pers heeft gekregen dan een ‘normale’ strafzaak, er geen reden is om van de standaardbedragen ter zake van inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis af te wijken, mede omdat de aandacht die de pers aan deze zaak heeft geschonken, deels aan verdachte is te wijten nu hij ook zelf de publiciteit heeft opgezocht. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot vaststelling van een vergoeding ter zake van immateriële schade groot € 9.045,00.
De rechtbank is van oordeel dat aanleiding bestaat verzoeker een bedrag toe te kennen voor de door hem geleden immateriële schade. Gebleken is dat verzoeker veel last heeft ondervonden van de bijzonder ernstige verdenking die op hem heeft gerust. Zo is de naam van verzoeker niet alleen lokaal maar ook landelijk in verband gebracht met de in de bossen van de gemeente Helden aangetroffen (val)kuilen, in welke kuilen zich stalen pinnen bevonden. Direct na zijn aanhouding heeft de burgemeester van de gemeente Helden ten onrechte publiekelijk medegedeeld dat nu niet alleen de dader van de valkuilen maar ook de dader van de in de gemeente Helden plaatsgevonden brandstichtingen was aangehouden. Verzoeker was echter niet voor deze brandstichtingen aangehouden.
Achteraf is gebleken dat er onvoldoende aanwijzingen waren om tot verdere vervolging voor betrokkenheid bij de (val)kuilen over te gaan.
De rechtbank acht aannemelijk dat deze verdenking minder zwaar in de berichtgeving zou zijn aangezet als verzoeker niet in verzekering was gesteld.
Ook nadat verzoeker in vrijheid was gesteld, is deze berichtgeving blijven bestaan onder meer omdat een tweede persoon ter zake verdenking van betrokkenheid bij de (val)kuilen werd aangehouden, welke persoon later voor die betrokkenheid is veroordeeld. Naar het oordeel van de rechtbank is een causaal verband tussen de inverzekeringstelling en als gevolg daarvan ontstane berichtgeving en de daaruit voortvloeiende immateriële schade aanwezig. Dat verzoeker op een gegeven moment zelf ook de publiciteit heeft gezocht - in de hoop op rehabilitatie – doet daar naar het oordeel van de rechtbank niet aan af.
De rechtbank is gebleken dat verzoeker afkomstig is uit een kleine gemeenschap waarin hij langere tijd in verband is en nog steeds wordt gebracht met de aangetroffen (val)kuilen. Dit volgt mede uit het feit dat hij onder andere via internet wordt bedreigd, zijn auto is bekrast, de woning alwaar hij verblijft met eieren is bekogeld en hij met de nek zou worden aangekeken.
Alle omstandigheden in aanmerking genomen, is de rechtbank van oordeel dat er gronden van billijkheid aanwezig zijn voor het toekenning van na te melden vergoeding.
- Inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis
met beperkende maatregelen: 46 dagen à € 250,00 per dag € 11.500,00
- Voorlopige hechtenis zonder
beperkende maatregelen: 55 dagen à € 200,00 per dag € 11.000,00
€ 22.500,00
BESLISSING
De rechtbank:
stelt het bedrag van de aan verzoeker [verdachte] voornoemd toekomende vergoeding
ten laste van de Staat vast op EUR 22.500,00, (zegge: tweeëntwintigduizend en
vijfhonderd euro);
wijst het meer of anders verzochte af.
verstaat dat de uitbetaling geschiedt door de griffier van deze rechtbank;
bepaalt dat de uitbetaling geschiedt op rekeningnummer [nummer] ten name
van Stichting [naam].
Deze beslissing is gegeven door mrs. L.P. Bosma, E.H.M. Druijf en P.M.S. Dijks,
rechters, van wie mr. L.P. Bosma voorzitter, in tegenwoordigheid van
J.A.H. Bicker als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank
voornoemd op 14 juli 2010.
Typ: JB