ECLI:NL:RBROE:2010:BN0387
Rechtbank Roermond
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vervallenverklaring van schriftelijke aanwijzing in omgangsregeling ondertoezichtstelling
In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Roermond op 7 juli 2010 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van de moeder tot vervallenverklaring van een schriftelijke aanwijzing van Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg. De moeder verzocht om de aanwijzing, die op 6 mei 2010 was gegeven in het kader van de ondertoezichtstelling van haar minderjarige kind, te laten vervallen en om een omgangsregeling vast te stellen waarbij de minderjarige ten minste één nacht bij haar zou mogen verblijven. Tijdens de mondelinge behandeling op 29 juni 2010 werd duidelijk dat er onenigheid bestond over de aard van de aanwijzing. De gezinsvoogdes stelde dat er geen schriftelijke aanwijzing was, maar enkel een brief waarin afspraken waren vastgelegd. De moeder was het hier niet mee eens en stelde dat de brief als een schriftelijke aanwijzing moest worden opgevat, omdat zij het gesprek had verlaten zonder overeenstemming te bereiken.
De kinderrechter overwoog dat de brief, gezien de omstandigheden, inderdaad als een schriftelijke aanwijzing kon worden beschouwd. De kinderrechter oordeelde dat de stichting, na afweging van alle betrokken belangen, in redelijkheid tot haar besluit was gekomen om de omgangsregeling niet uit te breiden. De kinderrechter benadrukte dat de minderjarige behoefte had aan duidelijkheid en structuur, en dat de problemen van de minderjarige op dat moment een uitbreiding van de omgangsregeling in de weg stonden. De kinderrechter verklaarde de moeder ontvankelijk in haar verzoek, maar wees zowel het verzoek tot vervallenverklaring van de aanwijzing als het verzoek tot uitbreiding van de omgangsregeling af. De beschikking werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
Deze uitspraak is van belang voor de interpretatie van schriftelijke aanwijzingen in het kader van ondertoezichtstellingen en de belangenafweging bij omgangsregelingen.