ECLI:NL:RBROE:2010:BM9925

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
30 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 09/1278
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen bouwvergunning voor stallingsruimte in Meterik

In deze zaak gaat het om een beroep tegen een bouwvergunning die is verleend voor de realisatie van een stallingsruimte op het perceel Speulhofsbaan 22 te Meterik. De rechtbank Roermond heeft op 30 juni 2010 uitspraak gedaan in deze zaak. De eisers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. L.M.A. Schrieder, hebben bezwaar gemaakt tegen de bouwvergunning die op 23 maart 2009 door het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Horst aan de Maas is verleend. De eisers stellen dat de stallingsruimte niet in overeenstemming is met het bestemmingsplan en dat er onvoldoende rekening is gehouden met de belangen van omwonenden.

De rechtbank overweegt dat het bestemmingsplan "Peelkernen" inmiddels onherroepelijk is geworden en dat er voor de stallingsruimte een apart bouwvlak is opgenomen. Hierdoor kan het bouwwerk thans zonder vrijstelling worden gerealiseerd, wat betekent dat het procesbelang van de eisers is vervallen. De rechtbank verklaart het beroep in zoverre niet-ontvankelijk. Voor het overige oordeelt de rechtbank dat er geen andere weigeringsgronden zijn aangetoond die in de weg staan aan de verleende bouwvergunning. De rechtbank wijst het beroep van de eisers af en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is openbaar gedaan en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De rechtbank concludeert dat de bouwvergunning rechtmatig is verleend en dat de bezwaren van de eisers niet opwegen tegen de geldende bestemmingsplannen.

Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND
Sector bestuursrecht, meervoudige kamer
Procedurenummer: AWB 09 / 1278
Uitspraak van de rechtbank als bedoeld in artikel 8:70 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
inzake
[eisers] te Meterik, eisers,
gemachtigde mr. L.M.A. Schrieder,
tegen
het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Horst aan de Maas, verweerder.
1. Procesverloop
1.1. Bij besluit van 23 maart 2009 heeft verweerder aan [vergunninghouder] onder het verlenen van een vrijstelling op grond van artikel 19, eerste lid, van de (voormalige) Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) bouwvergunning verleend voor het oprichten van een stallingsruimte op het perceel plaatselijk bekend Speulhofsbaan 22 te Meterik.
1.2. De hiertegen door eisers voornoemd ingediende bezwaren zijn bij besluit van
3 augustus 2009 (verzonden 10 augustus 2009) ongegrond verklaard.
1.3. Vervolgens is hiertegen door eisers beroep ingesteld.
1.4. Met toepassing van artikel 8:26 van de Awb is vergunninghouder [vergunninghouder] in de gelegenheid gesteld als partij aan het geding deel te nemen. Deze heeft hiervan gebruik gemaakt.
1.5. De door verweerder ter uitvoering van artikel 8:42 van de Awb ingezonden stukken en het verweerschrift zijn in afschrift aan partijen gezonden.
1.6. Het beroep is behandeld ter zitting van de rechtbank op 9 juni 2010, waar eisers zelf niet zijn verschenen, maar zich hebben laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde, mr. Schrieder, voornoemd. Namens verweerder is K.J.L. Thissen verschenen. Vergunninghouder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. R.T. Kirpestein.
2. Overwegingen
2.1. Vergunninghouder heeft een aantal jaren geleden een stallingsruimte gerealiseerd, gelegen direct achter de woning op het perceel Speulhofsbaan 22 te Meterik, gelegen ten zuidwesten van Horst. Voor dit bouwwerk is achteraf, bij wijze van legalisering, alsnog een bouwvergunning verleend. Nadat de rechtbank het beroep, gericht tegen het besluit op bezwaar, gegrond had verklaard (uitspraak 1 december 2004, 04/303) en de Afdeling bestuursrechtspraak de aangevallen uitspraak had bevestigd (uitspraak van 5 oktober 2005, LJN: AU3804), is door vergunninghouder [vergunninghouder] een nieuwe bouwaanvraag ingediend.
2.2. Vervolgens is een vrijstellingsprocedure ex artikel 19, eerste lid, van de WRO opgestart in het kader waarvan een ruimtelijke onderbouwing is opgesteld. Eisers hebben vervolgens zienswijzen ingediend tegen het voornemen tot verlening van voornoemde vrijstelling -waarop door verweerder is gereageerd in een standpuntbepaling. Verweerder heeft daarna een verklaring van geen bezwaar aangevraagd bij Gedeputeerde Staten (GS), waarna op 23 maart 2009 een bouwvergunning is verleend. Hiertegen hebben eisers bezwaar gemaakt, welk bezwaar op 3 augustus 2009 ongegrond is verklaard.
2.3. Eisers hebben vervolgens beroep ingesteld en voeren -samengevat- het volgende aan:
- de (inmiddels gerealiseerde) stallingsruimte is -na de uitspraken van de rechtbank en de Afdeling bestuursrechtspraak- geen bijgebouw, maar is evenmin als hoofdgebouw aan te merken;
- de vrijstelling van het bestemmingsplan is niet gemotiveerd door verweerder; ook is geen sprake van een goede ruimtelijke onderbouwing;
- in de belangenafweging is alleen aandacht geschonken aan de belangen van vergunninghouder; met het algemeen belang en de belangen van eisers en omwonenden is geen rekening gehouden, terwijl het gebouw een onevenredige impact heeft op het woon- en leefklimaat;
- er zijn (wel degelijk) voldoende bewijzen c.q. sterke aanwijzingen dat een ander gebruik dan ‘stallingsruimte voor privédoeleinden’ is beoogd (namelijk voor bedrijfsactiviteiten). Verweerder heeft hier echter niets mee gedaan.
2.4. De rechtbank dient op basis van de aangevoerde beroepsgronden te beoordelen of het bestreden besluit in strijd is met het geschreven of ongeschreven recht dan wel met enig algemeen rechtsbeginsel. De rechtbank overweegt vooreerst ambtshalve het volgende.
2.5. Niet in geschil is dat partijen in hoofdzaak verdeeld zijn over de vraag of de stallingsruimte al dan niet in overeenstemming is met het ter plaatse vigerende bestemmingsplan. Blijkens het door verweerder aan de rechtbank toegezonden schrijven van 4 februari 2010 heeft de raad van verweerders gemeente op 10 november 2009 het bestemmingsplan “Peelkernen” vastgesteld, welk bestemmingsplan met ingang van
5 januari 2010 onherroepelijk is geworden. Binnen de bestemming Wonen (artikel 21) van voornoemd bestemmingsplan -alsmede op de plankaart- is voor de bewuste stallingsruimte een apart bouwvlak opgenomen. Desgevraagd is in dit kader door eisers gemachtigde ter zitting aangegeven dat zij verzuimd hebben om rechtsmiddelen aan te wenden tegen dit nieuwe bestemmingsplan.
2.6. Nu het nieuwe bestemmingsplan “Peelkernen” door middel van een positieve bestemming voorziet in het juridisch-planologische kader voor de bouw van de stallingsruimte, kan dit bouwwerk thans zonder vrijstelling worden gerealiseerd, indien dit (verder) niet in strijd is met het bestemmingsplan. Derhalve is het procesbelang, voor zover het beroep de verleende vrijstelling betreft, vervallen en is het beroep in zoverre niet-ontvankelijk.
2.7 Ten aanzien van het beroep, voor zover dit de verleende bouwvergunning betreft, overweegt de rechtbank dat zij op basis van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting onvoldoende aanknopingspunten aanwezig acht voor de stelling van eisers dat het beoogde gebruik uitsluitend of mede betrekking heeft op andere doeleinden dan die, waarin de bestemming voorziet. Dat zich een andere weigeringsgrond van artikel 44 van de Woningwet voordoet, is niet gesteld of gebleken, waardoor het beroep in zoverre ongegrond is.
2.8. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of tot het laten vergoeden van het griffierecht aan eisers.
3. Beslissing
De rechtbank:
verklaart het beroep niet ontvankelijk, voor zover dit de ongegrondverklaring van het bezwaar tegen de verleende vrijstelling betreft;
verklaart het beroep voor het overige ongegrond.
Aldus gedaan door mrs. Th.M. Schelfhout, B.W.P.M. Corbey Smits en E.J. Govaers (voorzitter), in tegenwoordigheid van mr. L. van der Sanden als griffier en in het openbaar uitgesproken op 30 juni 2010.
w.g. mr. L. van der Sanden,
griffier w.g. mr. drs. E.J. Govaers,
voorzitter
Voor eensluidend afschrift:
de wnd. griffier:
verzonden op: 30 juni 2010.
Een belanghebbende en het bestuursorgaan kunnen tegen deze uitspraak binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. Ingevolge artikel 6:5 van de Awb bevat het beroepschrift een of meer grieven tegen de uitspraak en moet een afschrift van de uitspraak bij het beroepschrift worden overgelegd.