RECHTBANK ROERMOND
Sector strafrecht
Parketnummer : 04/860754-09
Datum uitspraak : 11 juni 2010
Vonnis van de rechtbank Roermond, meervoudige kamer voor strafzaken,
[verdachte],
geboren te [geboortedatum en plaats]
wonende te [adres en woonplaats],
thans gedetineerd
1. Het onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 28 mei 2010.
De verdachte staat terecht ter zake dat:
hij op of omstreeks 01 november 2009 in de gemeente Venlo ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade de zich in een slaapkamer van de woning [adres] bevindende [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, een (aantal) kogel(s) tegen
en/of door een ruit van die slaapkamer naar en/of in de richting van genoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 289 juncto 45 Wetboek van Strafrecht)
althans indien terzake het vorenstaande geen veroordeling zou volgen:
hij op of omstreeks 01 november 2009 in de gemeente Venlo ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk de zich in een slaapkamer van de woning [adres] bevindende [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] van het leven te beroven, met dat opzet een (aantal) kogel(s) tegen en/of door een ruit van die slaapkamer naar en/of in de richting van genoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
(artikel 287 juncto 45 Wetboek van Strafrecht)
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.
3. De geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
4. De bevoegdheid van de rechtbank
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
5. De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen.
6. Schorsing der vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
7.1. Standpunten van de officier van justitie en de verdediging.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 28 mei 2010 gevorderd dat
het primair tenlastegelegde zal worden bewezen verklaard.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde en dat het subsidiair tenlastegelegde kan worden bewezen verklaard doch slechts ten opzichte van [slachtoffer 1].
7.2. Bewijsmiddelen en overwegingen van de rechtbank
De overtuiging van de rechtbank dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die zijn vervat in de volgende bewijsmiddelen.
Samenvatting van de bewijsmiddelen en standpunten van de rechtbank.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank af dat de aanleiding voor het ten laste gelegde feit is gelegen in een voorval waarbij [slachtoffer 2] [medeverdachte 1] (vriend en zaken partner van verdachte) zou hebben geript van drie (3) kilo hennep. Daarbij zou [slachtoffer 2] [medeverdachte 1] een pistool tegen het hoofd hebben gezet. [medeverdachte 1] wilde hiervoor verhaal halen bij [slachtoffer 2]. [slachtoffer 2] moest een flink pak rammel krijgen. [medeverdachte 1] heeft hiervoor hulp gevraagd van [medeverdachte 2] en verdachte, aan wie hij ook zijn bedoeling heeft kenbaar gemaakt. Na tweemaal in Venlo naar [slachtoffer 2] gezocht te hebben, was hen bekend geworden dat [slachtoffer 2] 01 november 2009 in zijn woning aan de [adres] te Venlo zou zijn.
Verdachte heeft ter terechtzitting van 28 mei 2010 het volgende verklaard.
Ik ben op 1 november 2009 samen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] naar de woning van [slachtoffer 2] in Venlo gegaan. Ik kende [slachtoffer 2] als vuurwapengevaarlijk en ging er vanuit dat het treffen op een schietpartij zou uitdraaien. Voor mijn eigen veiligheid heb ik toen een vuurwapen, een Scorpion, met een met munitie gevuld magazijn meegenomen. Ik heb de anderen hierover niets gezegd, Ik had de Scorpion onder mijn winterjas verborgen.
Bij de woning van [slachtoffer 2] hebben wij alle drie tegen de deur getrapt. Terwijl [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] bleven doortrappen ben ik de straat op gelopen. Ik zag dat het rolluik op de eerste verdieping half geopend was en het raam daarachter geopend werd. Een persoon, van wie ik dacht dat het [slachtoffer 2] was, stak zijn hoofd uit het raam. Naast [slachtoffer 2] zag ik een vrouw staan. Ik zag iets in de hand van [slachtoffer 2]. Ik dacht dat dat een vuurwapen was, gezien de reputatie van [slachtoffer 2]. Omdat ik niet beschoten wilde worden, besloot ik toen om mijn Scorpion te pakken en daarmee te schieten. Ik realiseerde mij dat ik iemand dodelijk zou kunnen treffen. Ik haalde het wapen onder mijn jas vandaan en hield het met gestrekte arm met de loop in de richting van het raam. Daarna haalde ik de trekker een paar maal over.
[slachtoffer 2] heeft over het gebeurde op 1 januari 2009 een verklaring tegenover de politie afgelegd.
[slachtoffer 2] verklaart dat hij al enige tijd ruzie heeft met [medeverdachte 1] uit [woonplaats]
Op 1 januari 2009 omstreeks 23.00 uur gaan hij en zijn vrouw [slachtoffer 1] naar bed in hun woning aan de [adres] te Venlo. De slaapkamer bevindt zich aan de voorzijde van de woning. [slachtoffer 1] maakt het rolluik voor het raam een stukje open en zegt dat er drie personen richting hun woning komen. [slachtoffer 2] staat op en hij kijkt uit het raam. Hij ziet [medeverdachte 1] met twee onbekende mannen. Op dat moment hoort hij dat er tegen de voordeur wordt geschopt. Nadat hij uit de keuken een mes heeft gepakt, loopt hij terug naar boven. [slachtoffer 2] steekt zijn hoofd uit het raam en hij roept onder meer dat [slachtoffer 1] met de politie aan het bellen is, waarna hij wegloopt van het raam. Op dat moment hoort hij twee knallen en loopt [slachtoffer 1] voor het raam. Hierna gaan [slachtoffer 1] en hij op de grond liggen en [slachtoffer 2] voelt glasscherven op zijn rug komen. Hij ziet dat het raam op twee plaatsen stuk is.
Mevrouw [slachtoffer 1] heeft eveneens tegenover de politie een verklaring afgelegd .
Op 1 november 2009 omstreeks 23.00 uur is zij met haar man [slachtoffer 2] in de slaapkamer van hun woning aan de [adres] te Venlo. Zij doet het rolluik dat zich voor het slaapkamerraam bevindt ongeveer 20 tot 30 centimeter omhoog en zij ziet drie mannen in de richting van hun woning lopen. Zij zegt dit tegen haar man en zij herkent één van de mannen als [medeverdachte 1]. Zij ziet dat haar man het raam opent en tegen hen begint te praten. Hierna hoort zij hard schoppen tegen de voordeur. Op dat moment staat zij samen met haar man voor het raam. Zij hoort een harde knal op het moment dat ze rechts van het middelste raam staat en hierna ziet zij dat er een kogelgat in het raam zit. Vervolgens wordt er weer geschoten en zij ziet een nieuw gat naast het eerdere gat. Zij hoort dat de kogel een lamp aan het plafond raakt en zij ziet dat de lamp op het bed valt. Zij ziet dat de kogelgaten ongeveer 20 centimeter van haar linkerarm verwijderd zijn. Hierna gaat zij op de grond liggen en wordt er niet meer geschoten.
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 1 november 2009 in de gemeente Venlo een aantal kogels door een ruit van de slaapkamer van de woning aan de [adres] te Venlo heeft geschoten op het moment dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zich in die slaapkamer bevonden en dat laatstgenoemden door die kogels niet zijn gedood.
De rechtbank dient vervolgens de vraag te beantwoorden of het handelen van verdachte dient te worden gekwalificeerd als poging tot moord, zoals door de officier van justitie gevorderd, dan wel als poging tot doodslag zoals door de verdediging bepleit.
De raadsman heeft als verweer gevoerd dat er geen sprake is van moord nu er geen sprake is geweest van voorbedachte rade, immers de bedoeling was om met [slachtoffer 2] te praten en dat er mogelijk wel sprake is van doodslag doch dat dit alleen ten opzichte van mevrouw [slachtoffer 1] geldt, aangezien [slachtoffer 2] op het moment dat er werd geschoten al enkele meters in de slaapkamer was en zich dus niet meer in de schietbaan van de kogels bevond.
De rechtbank overweegt daaromtrent als volgt.
Blijkens vaste jurisprudentie is er sprake van voorbedachte raad indien de verdachte tijd had zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit zodat hij de gelegenheid heeft gehad om over de betekenis en de gevolgen van die voorgenomen daad na te denken en zich daarvan rekenschap te geven. In deze zaak weet verdachte dat [slachtoffer 2] een opgewonden persoon en vuurwapengevaarlijk is. Verdachte gaat samen met twee anderen enkele malen naar Venlo om uit te zoeken waar [slachtoffer 2] woont; die keren neemt verdachte geen wapen mee. De keer dat zij weten dat [slachtoffer 2] thuis is, neemt hij wel een vuurwapen mee. Verdachte heeft verklaard dat hij weet dat het op een schietpartij uit kon draaien en dat hij het wapen heeft meegenomen voor zijn eigen veiligheid: hij wil niet beschoten dan wel doodgeschoten worden. Op het moment dat verdachte bij de woning van [slachtoffer 2] is en in een van de handen van [slachtoffer 2] een wapen meent te zien, besluit hij zijn wapen onder zijn jas vandaan te halen en met dat wapen te vuren in de richting van deze [slachtoffer 2] wetende dat zich in de directe nabijheid van [slachtoffer 2] een vrouw bevindt.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte tussen het moment dat hij besluit zijn wapen onder zijn jas vandaan te halen en het moment dat hij vuurt in de richting van [slachtoffer 2] en diens vrouw, voldoende tijd heeft gehad om zich te beraden op zijn voorgenomen besluit en over de gevolgen van zijn voorgenomen daad na te denken. Er is derhalve sprake van voorbedachte rade.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat op het moment dat verdachte besluit om in de richting van het raam te gaan schieten, [slachtoffer 2] zich nog in de raamopening bevindt. Direct hierna pakt hij het wapen en schiet daarmee in de richting van het raam. Verdachtes bedoeling was [slachtoffer 2] uit te schakelen zodat deze niet de kans zou hebben hem, verdachte te beschieten. Dat [slachtoffer 2] op het moment dat er daadwerkelijk wordt geschoten een paar meter verwijderd was van de raamopening is niet een omstandigheid waarop de verdachte invloed had. Naar het oordeel van de rechtbank dient daarom ook het handelen van verdachte met betrekking tot [slachtoffer 2] te worden gekwalificeerd als een poging tot moord. Verder is uit het onderzoek ter terechtzitting gebleken dat verdachte op het moment dat hij besloot te gaan schieten, wist dat zeer dicht bij [slachtoffer 2] een persoon aanwezig was. Ten opzichte van deze persoon, te weten mevrouw [slachtoffer 1], aanvaardt verdachte de aanmerkelijke kans dat hij deze persoon met de door hem af te vuren kogels dodelijk zal treffen, door te gaan schieten. En ook hier is een - zij het kort- moment geweest dat verdachte zich heeft kunnen beraden op zijn handelen. De rechtbank is daarom van oordeel dat er ten opzichte van mevrouw [slachtoffer 1] ook sprake is van een poging tot moord.
Thans dient de rechtbank de vraag te beantwoorden over er sprake is van medeplegen van poging moord zoals door de officier van justitie is ten laste gelegd. Het criterium dat de rechtbank hierbij aanlegt is de vraag of er een bewuste en nauwe samenwerking is geweest met als doel het van het leven beroven van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1]. De rechtbank constateert dat uit de verklaringen van verdachte en zijn medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] blijkt dat het de bedoeling was om naar [slachtoffer 2] te gaan om hem in een gesprek ter verantwoording te roepen voor de door hem gepleegde rip; als er geen geld zou komen, zouden er klappen vallen. Over het doden van [slachtoffer 2] is niet gesproken. Verder is uit het onderzoek ter terechtzitting gebleken dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] niet wisten dat verdachte een wapen bij zich had toen zij bij de woning van [slachtoffer 2] waren, terwijl evenmin blijkt dat zij wisten dat hij over een wapen kon beschikken. Nu niet bewezen kan worden dat [medeverdachte 1] en [slachtoffer 1] wisten van de aanwezigheid van een wapen bij verdachte en zij dat ook niet behoefden te vermoeden, is er naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van medeplegen gericht op het doden van [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1], zodat verdachte van het onderdeel van de tenlastelegging ‘tezamen en in vereniging met een ander of anderen’ zal worden vrijgesproken.
Op grond van voormelde bewijsmiddelen en overwegingen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 01 november 2009 in de gemeente Venlo ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade de zich in een slaapkamer van de woning [adres] bevindende [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, een aantal kogels door een ruit van die slaapkamer in de richting van genoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen.
Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
8. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de kwalificatie
Het bewezen verklaarde feit is een strafbaar feit
Het ten laste van verdachte bewezenverklaarde levert op het navolgende strafbare misdrijf:
poging tot moord, meermalen gepleegd
Het misdrijf is strafbaar gesteld bij de artikelen 289 juncto 45 van het Wetboek van Strafrecht.
9. De strafbaarheid van verdachte
De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde nu niet is gebleken van enige omstandigheid die verdachtes strafbaarheid opheft.
10. De straffen en/of maatregelen
10.1. De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij gelegenheid van de terechtzitting op 28 mei 2010 met betrekking tot de op te leggen straf gevorderd dat verdachte ter zake van de poging tot moord, meermalen gepleegd zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de tijd van zeven jaren met aftrek ex artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
10.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van de gevorderde straf aangevoerd dat deze te hoog is gelet op de bepleite vrijspraak van de moord en partiele bewezenverklaring van de doodslag.
10.3. De overwegingen van de rechtbank
Ten laste van verdachte is bewezen verklaard een poging tot moord op twee personen.
Een vriend van verdachte zou door [slachtoffer 2] zijn geript van 3 kilogram hennep, waarbij hem een pistool tegen het hoofd zou zijn gezet. Verdachte heeft zijn bijstand verleend aan zijn vriend om bij [slachtoffer 2] verhaal te halen. Volgens verdachte is [slachtoffer 2] opgewonden en vuurwapengevaarlijk. Om die reden neemt verdachte een vuurwapen mee. Wanneer verdachte iets meent te zien in de handen van [slachtoffer 2], gaat hij er voetstoots van uit dat dit een vuurwapen is. Nog voordat [slachtoffer 2] ook maar iets met dat voorwerp heeft gedaan, besluit verdachte zelf met scherpe munitie op [slachtoffer 2] te schieten. Hij heeft zich daarbij niet laten weerhouden door het feit dat zich in de directe omgeving van [slachtoffer 2] nog een persoon bevond, noch dat zij zich in een woonwijk bevonden. Niet is gebleken dat verdachte ook maar enig moment heeft overwogen om zich uit de situatie terug te trekken. Dit maakt dat verdachtes gedrag alle kenmerken vertoont van een afrekening. De rechtbank rekent verdachte dit zwaar aan. Naar het oordeel van de rechtbank kan dit handelen van verdachte slechts worden bestraft met een substantiële gevangenisstraf. De rechtbank acht de door de officier van justitie gevorderde en door de verdediging bepleitte straf onvoldoende om recht te doen aan de door verdachte gepleegde, zeer ernstige, feiten. De rechtbank is van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van negen jaren een juiste bestraffing is. De rechtbank zal verdachte daarom die straf opleggen.
11. Toepasselijke wetsartikelen
Na te melden beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht: artikelen 10, 27, 45, 57, 289.
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
verstaat dat het aldus bewezenverklaarde het hiervoor vermelde strafbare feit oplevert en verklaart verdachte ter zake strafbaar;
veroordeelt verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van negen jaren;
beveelt dat de tijd door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de aan verdachte opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mrs. V.P. van Deventer, E.A.M. van Oorschot en
P.M.S. Dijks, rechters, van wie mr. P.M.S. Dijks voorzitter, in tegenwoordigheid van
J.A.H. Bicker als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op
11 juni 2010.
Mr. E.A.M. van Oorschot is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.