RECHTBANK ROERMOND
Sector strafrecht
Parketnummer : 04/860659-09
Datum uitspraak : 10 juni 2010
Vonnis van de rechtbank Roermond, meervoudige kamer voor strafzaken,
[verdachte 6], geboren te [plaats] op [datum], wonende te [adres]
1.Het onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 9 februari 2010, 26 mei 2010 en 27 mei 2010.
De verdachte staat na wijziging van de tenlastelegging terecht ter zake dat:
hij op of omstreeks 11 oktober 2008 te Reuver, in elk geval in de gemeente Beesel, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met
voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, genoemde [slachtoffer] een of meer kogel(s) in het lichaam heeft geschoten en/of een of meer kogel(s) in de richting van die
[slachtoffer] heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art. 289 jo 45 Wetboek van Strafrecht)
Althans indien ter zake het vorenstaande geen veroordeling zou volgen:
[verdachte 2] en/of [ verdachte 4] en/of [verdachte 3] en/of [verdachte 1] en/of [verdachte 5] op of omstreeks 11 oktober 2008 te Reuver, in elk geval in de gemeente Beesel, ter uitvoering van het door hem/hun voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging, althans ieder voor zich en alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, genoemde [slachtoffer] een of meer kogel(s) in het lichaam heeft geschoten en/of een of meer kogel(s) in de richting van die [slachtoffer] heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 1 maart 2008 tot en met 11 oktober 2008 te Reuver, in elk geval in de gemeente Beesel althans elders in Nederland opzettelijk inlichtingen heeft verschaft,
hierin bestaande dat verdachte aan genoemde [verdachte 4] heeft meegedeeld dat genoemde [slachtoffer] veel geld in huis zou hebben op zolder en/of boven in de slaapkamer, althans over veel geld zou beschikken, en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte toen en daar opzettelijk behulpzaam is geweest door genoemde [verdachte 2] en/of [verdachte 3] en/of [verdachte 1] en/of [verdachte 5] na het plegen van genoemd misdrijf met een door hem, verdachte, bestuurde auto te vervoeren;
(art. 289 jo 45 Wetboek van Strafrecht)
Althans indien ter zake al het vorenstaande geen veroordeling zou volgen:
hij op of omstreeks 11 oktober 2008 te Reuver, in elk geval in de gemeente Beesel, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet genoemde [slachtoffer] een of meer kogel(s) in het lichaam heeft geschoten en/of een of meer kogel(s) in de richting van die [slachtoffer] heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
welke vorenomschreven poging tot doodslag werd gevolgd, vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten het medeplegen of plegen van een diefstal door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming, gepleegd op of omstreeks 11 oktober 2008 te Reuver, in elk geval in de gemeente Beesel ten opzichte van [slachtoffer], en welke poging doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of aan de andere deelnemer(s) straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
(artikel 288 jo 45 van het Wetboek van Strafrecht)
Althans indien ter zake al het vorenstaande geen veroordeling zou volgen:
[verdachte 2] en/of [ verdachte 4] en/of [verdachte 3] en/of [verdachte 1] en/of [verdachte 5] op of omstreeks 11 oktober 2008 te Reuver, in elk geval in de gemeente Beesel, ter uitvoering van het door hem/hun voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging, althans ieder voor zich en alleen, opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet genoemde [slachtoffer] een of meer kogel(s) in het lichaam heeft/hebben geschoten en/of een of meer kogel(s) in de richting van die [slachtoffer] heeft/hebben geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, welke vorenomschreven poging tot doodslag werd gevolgd, vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten het medeplegen of plegen van
een diefstal door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming, gepleegd op of omstreeks 11 oktober 2008 te Reuver, in elk geval in de gemeente Beesel ten opzichte van [slachtoffer], en welke poging doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren; tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 1 maart 2008 tot en met 11 oktober 2008 te Reuver, in elk geval in de gemeente
Beesel althans elders in Nederland opzettelijk inlichtingen heeft verschaft, hierin bestaande dat verdachte aan genoemde [verdachte 4] heeft meegedeeld dat genoemde [slachtoffer] veel geld in huis zou hebben op zolder en/of boven in de slaapkamer, althans over veel geld zou beschikken, en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte toen en daar opzettelijk behulpzaam
is geweest door genoemde [verdachte 2] en/of [verdachte 3] en/of [verdachte 1] en/of [verdachte 5] na het plegen van genoemd misdrijf met een door hem, verdachte, bestuurde auto te vervoeren;
(artikel 288 jo 45 jo 48 van het Wetboek van Strafrecht)
Althans indien ter zake al het vorenstaande geen veroordeling zou volgen:
hij op of omstreeks 11 oktober 2008 te Reuver, in elk geval in de gemeente Beesel, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet genoemde [slachtoffer] een of meer kogel(s) in het lichaam heeft geschoten en/of een of meer kogel(s) in de richting van die [slachtoffer] heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art. 287 jo 45 Wetboek van Strafrecht)
Althans indien ter zake al het vorenstaande geen veroordeling zou volgen:
[verdachte 2] en/of [ verdachte 4] en/of [verdachte 3] en/of [verdachte 1] en/of [verdachte 5] op of omstreeks 11 oktober 2008 te Reuver, in elk geval in de gemeente Beesel, ter uitvoering van het door hem/hun voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging, althans ieder voor zich en alleen, opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet genoemde [slachtoffer] een of meer kogel(s) in het lichaam heeft geschoten en/of een of meer kogel(s) in de richting van die [slachtoffer] heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 1 maart 2008 tot en met 11 oktober 2008 te Reuver, in elk geval in de gemeente Beesel althans elders in Nederland opzettelijk inlichtingen heeft verschaft, hierin bestaande dat verdachte aan genoemde [verdachte 4] heeft meegedeeld dat genoemde [slachtoffer] veel geld in huis zou hebben op zolder en/of boven in de slaapkamer, althans over veel geld zou beschikken, en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte toen en daar opzettelijk behulpzaam is geweest door genoemde [verdachte 2] en/of [verdachte 3] en/of [verdachte 1] en/of [verdachte 5] na het plegen van genoemd misdrijf met een door hem, verdachte, bestuurde auto te vervoeren;
(art. 287 jo 45 jo 48 Wetboek van Strafrecht)
Althans indien ter zake al het vorenstaande geen veroordeling zou volgen:
hij op of omstreeks 11 oktober 2008 te Reuver, in elk geval in de gemeente Beesel, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning, gelegen aan de [adres], heeft weggenomen een zaklamp en een fietscomputer, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot die woning heeft/hebben verschaft en/of die goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben
gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming en/of welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld tegen deze [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld heeft bestaan in het schieten van een of meer kogel(s) in het
lichaam en/of in de richting van genoemde [slachtoffer];
(Artikel 312 Wetboek van Strafrecht)
Althans indien ter zake al het vorenstaande geen veroordeling zou volgen:
[verdachte 2] en/of [ verdachte 4] en/of [verdachte 3] en/of [verdachte 1] en/of [verdachte 5] op of omstreeks 11 oktober 2008 te Reuver, in elk geval in de gemeent Beesel, tezamen en in vereniging, althans ieder voor zich en alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning, gelegen aan de [adres], heeft weggenomen een zaklamp en een fietscomputer, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan genoemde [verdachte 2] en/of [verdachte 4] en/of [verdachte 3] en/of [verdachte 1] en/of [verdachte 5], waarbij genoemde [verdachte 2] en/of [verdachte 4] en/of [verdachte 3] en/of [verdachte 1] en/of [verdachte 5] zich de toegang tot die woning heeft/hebben verschaft en/of die goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming en/of welke
diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld tegen deze [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld heeft bestaan in het schieten van een of meer kogel(s) in het lichaam en/of in de richting van genoemde [slachtoffer], tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 1 maart 2008 tot en met 11 oktober 2008 te Reuver, in elk geval in de gemeente Beesel althans elders in Nederland opzettelijk inlichtingen heeft verschaft, hierin bestaande dat verdachte aan genoemde [verdachte 4] heeft meegedeeld dat genoemde [slachtoffer] veel geld in huis zou hebben op zolder en/of boven in de slaapkamer,, althans over veel geld zou beschikken, en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte toen en daar opzettelijk behulpzaam is geweest door genoemde [verdachte 2] en/of [verdachte 3] en/of [verdachte 1] en/of [verdachte 5] na het plegen van genoemd misdrijf met een door hem, verdachte, bestuurde auto te vervoeren;
(Artikel 312 jo 48 Wetboek van Strafrecht)
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.
3.De geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
4.De bevoegdheid van de rechtbank
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
5.De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen.
6.Schorsing der vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
7.1.Standpunten van de officier van justitie en de verdediging.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 26 mei 2010 gevorderd dat de verdachte ten aanzien van het primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde zal worden vrijgesproken en dat het nog meer subsidiair ten laste gelegde (medeplichtigheid aan poging gekwalificeerde doodslag) zal worden bewezen verklaard.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde, dit in alle varianten. De raadsvrouw acht de verklaring van medeverdachte [verdachte 4] ten aanzien van de tipgever, gelet op diens overige verklaringen, ongeloofwaardig. Verdachte ontkent stellig tips te hebben gegeven. Voorts blijkt uit het dossier dat mogelijk een ander als tipgever heeft gefungeerd. Ten aanzien van de verklaringen, afgelegd door medeverdachte [verdachte 5], voert de raadsvrouw aan dat deze verklaringen gebaseerd zijn op hetgeen verdachte van derden heeft gehoord. De raadsvrouw voert verder aan dat het thuisbrengen van medeverdachten door verdachte niet als medeplegen kan worden aangemerkt. Voorts is ook enkel bemoeienis na afloop van het strafbare feit niet te kwalificeren als medeplichtigheid.
Met betrekking tot het bewijs overweegt de rechtbank het volgende.
Op 11 oktober 2008 te 01.20 uur komt er via het alarmnummer 112 een melding binnen bij de meldkamer van de politie Limburg Noord. De vaste telefoonlijn die de verbinding met de 112 centrale maakt, staat op naam van [slachtoffer], [adres] te Reuver. In het proces-verbaal is – voor zover mogelijk – een letterlijke weergave van een deel van de geluidsopname vermeld. Hierin is onder meer te horen: “pak um, pak um, pak um godverdomme”, “pak um boven”, “ Waar is dat ding? Waar is dat pistool? Schiet um op z’n godverdomme” en “schieten”. Ook is een knal en veel gestommel te horen. Ter terechtzitting is het geluidsfragment afgespeeld. De CD-rom met dit fragment bevindt zich in het dossier.
[slachtoffer] doet aangifte van een overval op zijn adres [adres] te Reuver. Hij verklaart dat hij op 11 oktober 2008 omstreeks 01.10 uur wakker werd en vervolgens in de zitkamer, waar ook de TV staat, de krant is gaan lezen, toen hij plotseling een harde knal hoorde en glasgerinkel. Hij hoorde direct een aantal schoten, die uit dezelfde richting kwamen als het glasgerinkel. Het slachtoffer verklaart dat die schoten snel achter elkaar vielen. Hij zag een viertal kogelgaten in de deur en zag later dat er kogelgaten in de muur zaten. Toen hij nog in de zitkamer was zag hij dat zijn hand bloedde en dat zijn rechterbroekspijp nat/vochtig was. Later zag hij dat deze broekspijp ook bebloed was. De heer [slachtoffer] is gevlucht naar de slaapkamer, die ook op de benedenverdieping ligt. Hij hoorde dat men achter hem aankwam. Hij had de deur van de slaapkamer dicht gedrukt. Men wilde die deur openen, maar hij kon de deur dicht houden door er tegenaan te duwen. Vervolgens is de heer [slachtoffer] naar boven gevlucht naar de kamer, die boven de TV kamer ligt, waar hij onder een tafel is gekropen. Hij hoorde dat de overvallers snel boven waren. Hij zag dat iemand door de deuropening keek en in die kamer met een lamp scheen. Het slachtoffer hoorde vervolgens dat men weer de trap af liep en heeft een stoel gepakt en die vanaf de eerste verdieping achter de overvallers aan gegooid. Het slachtoffer verklaart een schotwond aan zijn rechterhand te hebben opgelopen en een kogel in zijn been te hebben. In een nadere verklaring geeft de heer [slachtoffer] aan dat er eerst een schot is gevallen, waarna hij gevlucht is en dat het toen “pang, pang, pang” was. Er was sprake van meerdere schoten. Op 23 oktober 2008 verklaart de heer [slachtoffer] dat een zaklamp en een toerenteller van zijn fiets zijn weggenomen.
De verbalisanten komen ter plaatse en treffen de heer [slachtoffer] aan. De verbalisanten zagen dat de man onder het bloed zat. De man zei: “Kom snel, ik ben overvallen”. De verbalisanten zagen dat de man een flinke hoofdwond had en dat hij hevig bloedde. In de woning treffen de verbalisanten een grote puinhoop aan. Alle kasten waren doorzocht en overal zagen zij bloedsporen. In de bijkeuken nabij de achterdeur lag een grote steen. Deze was vermoedelijk door de ruit naast de achterdeur gegooid. De gehele ruit was vernield en het glas lag door de gehele ruimte verspreid. In de woonkamer zien de verbalisanten dat twee ruiten geheel vernield waren en ook hier lag het glas verspreid. Toen de verbalisanten via de trap naar boven liepen, zagen zij dat in het trappenhuis overal op de vloer en wanden bloedsporen zichtbaar waren.
Op 11 en 12 oktober 2008 heeft technisch onderzoek plaatsgevonden. De verbalisanten zagen dat een ruit van een vast raam van de bijkeuken vernield was. Dit raam bevond zich aan de achterzijde van de woning. Het glas van de ruit lag door de gehele bijkeuken verspreid. De verbalisanten zagen bij de buitendeur van de bijkeuken een klinkersteen liggen. Zij troffen bloedspatten en –druppels aan op de vloer en meubels in de bijkeuken. Via de bijkeuken komt men in de keuken, waar de verbalisanten onder andere bloeddruppels op de vloer aantreffen. Vanuit de keuken komt men in de woonkamer. De ruit van een vast raam van de woonkamer was geheel vernield. Het rechter zijraam stond open. De glasscherven lagen verspreid door de woonkamer. In de binnendeur van de woonkamer naar de gang troffen de verbalisanten diverse gaten (inschoten) aan. Op de vloer van de woonkamer troffen zij voor die deur (loden) projectielen en delen van projectielen aan. Rechts van die deur troffen zij gaten (inschoten) aan in de muur van de woonkamer. Op de vloer van de woonkamer troffen de verbalisanten diverse hulzen aan. In de woonkamer zagen zij bloeddruppels en –spatten op de vloer en meubels. De verbalisanten troffen in de hal van de woning eveneens enkele (loden) delen van projectielen aan. Ter hoogte van de trap zagen zij een stoel ondersteboven op de vloer liggen. Tevens lag bij de trap een bebloede krant. In de slaapkamer van het slachtoffer (begane grond) zagen de verbalisanten een grote hoeveelheid bloed op de vloer ter hoogte van de slaapkamerdeur. Zij zagen dat op een nachtkastje een telefoon stond, die besmeurd was met bloed. Via de trap komt men op de eerste verdieping. Op de traptreden en de trapleuning troffen de verbalisanten bloedsporen aan en in de kamer, gelegen aan de achterzijde, troffen zij een grote hoeveelheid bloed aan op de vloer. In deze kamer stond een tafel met stoelen. Gezien vanuit de deuropening lag een grote bloedplas achter de tafel. In de woonkamer van de heer [slachtoffer] worden onder meer tien hulzen aangetroffen en negen projectielen, waarvan één in de muur van de woonkamer, twee op de vloer in de woonkamer en zes in de hal.
Uit de bij dit proces-verbaal gevoegde situatieschetsen van inschoten in deur en muur van de woonkamer blijkt dat de inslagen in de deur tussen de TV kamer en de hal zich tussen 77 en 104 cm hoogte bevinden en dat de inslagen in de muur van de TV kamer zich bevinden tussen 42 en 82 cm.
De conclusie van het NFI ten aanzien van de onderzochte hulzen is dat deze met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zijn verschoten met één en hetzelfde vuurwapen. De hulzen, kaliber .22 Long Rifle, zijn vermoedelijk verschoten met een semi-automatisch vuurwapen.
In het dossier bevindt zich een medische verklaring , waarin onder meer is vermeld dat de heer [slachtoffer] op 14 oktober 2008 in het VieCuri Ziekenhuis te Venlo door de forensisch arts is bezocht en dat sprake is geweest van een doorschotletsel aan de buiten(pink)zijde van de rechterhand, waarbij een middenhandsbeentje is verbrijzeld. Verder is een kogel uit het rechterbovenbeen van de heer [slachtoffer] verwijderd. De gehechte snijwond op het voorhoofd zou kunnen passen bij een glasverwonding.
Op 22 januari 2009 werd door de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken bij de rechtbank Roermond, een persoon gehoord op basis van artikel 226a Wetboek van Strafvordering. Deze persoon met de status van bedreigde getuige verklaarde te weten wie bij de overval te Reuver op 11 oktober 2008 betrokken waren. De getuige noemde de (voor-)namen van de bij de overval betrokken personen gaf daarbij een aantal bijzonderheden. De door de getuige genoemde namen betroffen:
-[verdachte 4];
-[verdachte 3];
-[verdachte 2];
-[ verdachte 5];
-[verdachte 1].
Naar aanleiding van deze verklaring werd door de politie nader onderzoek ingesteld om de identiteit van de genoemde personen te achterhalen. Uit dit onderzoek blijkt dat de door de bedreigde getuige bedoelde mannen zijn: [verdachte 4], [verdachte 3], [verdachte 2], [verdachte 5] en [verdachte 1]
Medeverdachte [verdachte 5] heeft diverse verklaringen afgelegd, waarin hij de aanloop en toedracht van het gebeuren beschreef.
[verdachte 5] verklaart dat er alleen ingebroken zou worden en dat ze hem op het laatste moment hebben gevraagd te komen om de deur stil open te breken. Toen bleek die man wakker en werd er een plan gemaakt. Hij noemt de namen van de andere betrokkenen: [verdachte 3], [verdachte 2], [verdachte 1] en [verdachte 4], en verklaart dat [verdachte 2] hem, [verdachte 5], bedreigde en dat [verdachte 3] een steen door de ruit gooide. [verdachte 5] is door [verdachte 2] naar binnen geduwd door het raam, terwijl hij met een schroevendraaier poogde om het raam uit de sponning te duwen. [verdachte 5] verklaart eerst dat hij niet weet wie er schoot. Voorts verklaart [verdachte 5] dat ze eerst iemand anders hadden gevraagd om mee te gaan voor de inbraak, maar die had geen tijd. Toen hebben ze hem gebeld. Hij heeft de trein naar Sittard genomen. [verdachte 2] en [verdachte 4] stonden te Sittard in een auto te wachten bij het station. [verdachte 5] verklaart dat het verhaal was dat de zoon van die man wietplantages had en dat het geld daar zou liggen. [verdachte 5] heeft toegestemd omdat hij nodig was voor de deur, omdat er ingebroken zou worden. Aangekomen in Reuver kwamen ze bij een rotonde en reden ze linksaf, het spoor over, rechts op een parkeerplaats. De verbalisant relateert dat het de [straat] te Reuver betreft. [verdachte 5] verklaart dat ze vervolgens te voet terug naar de [straat] zijn gelopen, deze zijn overgestoken en een zandweg zijn ingelopen langs een maïsveld in de richting van het huis. Bij een sloot aangekomen troffen ze [verdachte 1] en [verdachte 3]. Daarna zijn ze verder gelopen en is [verdachte 4] nog in de sloot gevallen waarover door [verdachte 3] nog gelachen werd. [verdachte 4] had pijn aan zijn heup en kon niet goed lopen, hij is onderweg op de uitkijk blijven staan, dit moet ergens bij de sloot zijn geweest. [verdachte 5] verklaart dat [verdachte 4] achteraf nog heeft gezegd dat het leek of er oorlog was. De overigen zijn vervolgens via een terrein met bomen doorgelopen naar de woning. [verdachte 5] verklaart daarover dat hij alleen naar de achterdeur is gelopen waarbij de anderen achterbleven in de struiken. Toen [verdachte 5] naar de achterdeur liep sprong de buitenlamp aan. Toen [verdachte 5] binnen een deur zag opengaan en de boer zag lopen is hij teruggegaan naar de groep en heeft tegen de groep gezegd dat het niet door kon gaan, omdat er iemand in de woning liep. [verdachte 2] en [verdachte 3] wilden allebei dat het doorging. Er ontstond discussie en [verdachte 2] dreigde hem, [verdachte 5], dat er iets zou gebeuren als [verdachte 5] niet mee zou gaan. [verdachte 3] kwam toen met het idee om het raam in te gooien en naar binnen te springen. [verdachte 2] en [verdachte 3] pakten toen stenen en hebben de ruit van de woonkamer ingegooid. [verdachte 5] verklaart dat hij met de schroevendraaier glas uit de sponning heeft geduwd en dat hij toen knallen hoorde. Hij verklaart dat hij toen van achteren door iemand naar binnen werd geduwd. Er is volgens [verdachte 5] van buitenaf geschoten. In zijn beleving is er misschien 4 keer geschoten. Hij weet dat [verdachte 1] naast hem stond en dat [verdachte 2] achter hem stond. [verdachte 1] en hij waren als eersten binnen. [verdachte 5] heeft die man nog uit de woonkamer zien gaan door een deur. Hij verklaart in de woonkamer bloed te hebben gezien. [verdachte 5] verklaart dat hij in de woonkamer heeft gestaan en dat de anderen door de deur, waar de boer door is weggegaan, de woning verder binnen zijn gegaan. Op een gegeven moment is iedereen weer teruggekomen in de woonkamer en zijn ze toen door een andere deur weer naar buiten gegaan. [verdachte 5] verklaart dat [verdachte 3] en hij wegrenden en dat [verdachte 1] en [verdachte 2] toen de andere kant zijn opgerend. [verdachte 5] hoorde toen dat er ruiten ingegooid werden.
[verdachte 5] is later die nacht naar het woonwagenkamp in Reuver gelopen en kwam bij de woonwagen van [verdachte 4] aan. Op een gegeven moment kwam er een auto aan, die stopte bij de woonwagen van [verdachte 3]. In de auto zaten [verdachte 1], [verdachte 2], [verdachte 3], de tipgever en nog een persoon. [verdachte 3] is uitgestapt en daar achtergebleven. Op een gegeven moment is [verdachte 5] in de auto gestapt. De tipgever reed en [verdachte 2] zat ernaast. [verdachte 5] zat samen met [verdachte 1] en die andere jongen achterin. De tipgever vertelde dat ze de verkeerde deur hadden gehad en vertelde waar het geld lag. Nadat ze in Reuver vertrokken zijn, zijn ze rechtstreeks naar Sittard gereden. In de straat bij [verdachte 1] is nog coke gehaald voor [verdachte 3], de tipgever en die andere jongen. [verdachte 5] is vervolgens bij [verdachte 2] thuis op de [straat] gebleven.
[verdachte 5] verklaart voorts dat [verdachte 4] kwaad was dat het zo gebeurd was en dat hij het idee had dat [verdachte 4] dit schieten ook niet zo gewild heeft. Verder verklaart hij dat [verdachte 2] een kennis van hem is, waarmee hij ook bedrijfsinbraken heeft gepleegd. Die [verdachte 2] woont op de [straat] te Sittard. [verda[verdachte 4] kent hij via [verdachte 2]. [verdachte 5] kent [verdachte 4] ook van de inbraken die [verdachte 2] en hij deden. [verdach[verdachte 3] kent hij via [verdachte 4]. De achternaam van [verdachte 1] kent hij niet; het is een jongen uit Sittard, een Antilliaan. [verdachte 5] kent hem via [verdachte 2]. De tipgever is een kennis van [verdachte 4]. Ten tijde van het feit had iedereen een bivakmuts op. [verdachte 5] had deze van [verdachte 4] gekregen. [verdachte 4] had geen bivakmuts op, want die zat op 100 meter afstand. [verdachte 5] verklaart eerst over de schutter dat hij gehoord heeft dat het [verdachte 1] is geweest. Verder geeft [verdachte 5] aan dat hij het geluidsfragment op TV en internet heeft gehoord en dat hij de stem van [verdachte 3], die zegt “schiet hem, schiet hem” heeft herkend. Over de terugweg, in de auto, zegt [verdachte 5] dat die man achter het stuur een aantal dingen gezegd heeft, zoals dat ze via de verkeerde deur naar binnen gegaan waren. Ze hadden via de andere achterdeur moeten gaan, want die was altijd open, en dat het geld ergens onder moest liggen.
Op 29 september 2009 verklaart [verdachte 5] dat [verdachte 3] en [verdachte 2] hadden bepaald dat ze koste wat kost naar binnen zouden gaan. Plotseling werden twee ruiten ingegooid. Op een gegeven moment stond [verdachte 5] voor het rechterraam, achter hem stond [verdachte 2]. Links naast hem stond [verdachte 1] en achter [verdachte 1] stond [verdachte 3]. Toen hoorde [verdachte 5] een aantal schoten. [verdachte 5] had een schroevendraaier bij zich, die had hij van [verdachte 4] gekregen. Daarmee probeerde hij het glas uit de sponning te krijgen. Toen heeft kennelijk iemand het raam opengemaakt. Hierna werd [verdachte 5] naar binnen geduwd, hij denkt dat [verdachte 2] dit heeft gedaan. Over de vraag wie er geschoten heeft zegt [verdachte 5] dat hij [verdachte 2] kan uitsluiten, dan had hij het geweten, die stond namelijk achter hem. [verdachte 5] denkt dat dit betekent dat [verdachte 3] of [verdachte 1] dan geschoten heeft. Later heeft hij op de geluidsopname gehoord dat [verdachte 3] heeft gezegd: “schiet hem, schiet hem” en daarom denkt hij dat [verdachte 3] dan ook geen wapen heeft gehad.
Op 30 september 2009 verklaart [verdachte 5] over de tipgever, die vertelde dat hij het geld zelf daar bij die boer had gezien. [verdachte 5] heeft van de tipgever op de terugweg naar Sittard begrepen dat hij dit met [verdachte 4] al allemaal had doorgesproken en dat het gewoon een inbraak had moeten zijn. Verder verklaart [verdachte 5] dat de stenen door [verdachte 2] en [verdachte 3] door de ruit waren gegooid. Vervolgens heeft [verdachte 5] glas uit de sponning getikt. Hij verklaart dat toen de gordijnen open gingen er direct werd geschoten. [verdachte 5] zag toen op enig moment die boer, hij zag hem door de kamer lopen naar de deur in de hoek van de kamer; hij was aan het vluchten. Toen klonken ook de schoten. Toen die boer bijna bij de deur was, waardoor hij vluchtte, vielen de schoten. [verdachte 5] werd toen door [verdachte 2] omhoog geduwd en naar binnen geduwd. [verdachte 5] verklaart dat hij een man om hulp hoorde roepen en dat hij meerdere schoten heeft gehoord en dat hij het idee had dat een heel magazijn op die man werd afgevuurd. Toen ze vluchtten liepen [verdachte 5] en [verdachte 3] voorop. Als [verdachte 5] het geluidsfragment van de 112 opname van de overval hoort, herkent hij de stem van [verdachte 3] als degene die zegt: “Pak hem godverdomme”, “pak hem”, “waar is die” en “schiet ‘m op zijn godverdomme”.
Op 14 oktober 2009 verklaart [verdachte 5] dat [verdachte 1] het wapen vast had en dat hij dat pas zag toen de schoten vielen. [verdachte 5] verklaart dat hij tijdens de overval in de woonkamer was en nog even in de gang waar hij aan de deur heeft gevoeld. Hij voelde dat die deurklink met kracht werd tegengehouden. Hij zag dat bloed overal, de klink gaf niet mee. [verdachte 5] verklaart dat toen de anderen eraan kwamen en vroegen waar de boer was, hij toen gezegd heeft dat hij dat niet wist. De anderen stonden toen in de woonkamer een beetje te kijken. [verdachte 5] zei toen dat de man er niet was en ging weer de woonkamer in. Hij zag toen die man uit die deur de gang inlopen, als een schim en dat de deur op een gegeven moment open was. Ze zijn toen in de woonkamer gaan zoeken. [verdachte 5] verklaart dat hij daar toen opzettelijk niets van heeft gezegd om de man de kans te geven weg te komen. Op de vraag wie er naar boven is geweest zegt [verdachte 5] dat dit [verdachte 1] en [verdachte 2] zijn geweest. [verdachte 3] stond in de gang bij [verdachte 5] en was aan het schreeuwen. [verdachte 1] en [verdachte 2] zijn maar heel even boven geweest en toen ze weer naar beneden kwamen werd die stoel door de boer naar beneden gegooid en [verdachte 1] kreeg deze op zich.
Ook medeverdachte [verdachte 4] heeft over de gebeurtenissen verklaard.
[verdachte 4] verklaart ongeveer een week na de overval op de boer in Reuver bij de tipgever thuis daarvan te hebben gehoord. Op de geluidsopnamen van de 112 melding herkende hij de stem van een persoon die hij “A” noemt voor 100%. Verder spreekt [verdachte 4] over de betrokkenheid van “B”, “C” en “D”, waarbij “A”, “B” en “C” vertelden: “Nee dan moet je “D“ meenemen, die komt gewoon schietend naar binnen toe.” Zij vertelden dat dit te maken had met Reuver: dat er een steen door een groot raam was gegooid, dat A en B gezegd hebben dat ze gezien hadden dat die boer geraakt was. Later geeft [verdachte 4] aan dat hij met “A” [verdachte 3] bedoelde, met “B” [verdachte 2] en met “C” [verdachte 5]. Als hem een foto van [verdachte 1] wordt getoond blijkt “D” [verdachte 1] te zijn. Als [verdachte 4] geluidsopnamen van de melding van de gewapende overal in Reuver hoort, verklaart hij de stemmen van [verdachte 3] en [verdachte 2] te herkennen.
Voorts verklaart [verdachte 4] dat het gesprek na de overval 10 à 15 dagen na die overval is geweest, waarbij hij onaangekondigd bij [verdachte 2] aankwam en dat hij daar [verdachte 3], [verdachte 5], [verdachte 2] en een onbekend persoon met een zwarte huidskleur aantrof. [verdachte 3] bevestigde toen dat hij ermee te maken had en [ verdachte 5] gaf aan dat hij er een slecht gevoel aan had overgehouden. Volgens [verdachte 4] vertelden [verdachte 3] en [ verdachte 5] toen ook dat die zwarte jongen de schutter was. Verder verklaart [verdachte 4] over de tipgever, dat dit degene is geweest, die ook contact gehad heeft met [getuige]. Dit is [verdachte 6] geweest. Die [verdachte 6] heeft hem omstreeks juni 2008 verteld dat er geld op zolder zou liggen bij boer [slachtoffer].
Op 7 oktober 2009 verklaart [verdachte 4] dat hij gedurende de avond telefoon kreeg van [verdachte 3] met de vraag of ze die avond nog naar de boer gingen. Er werd afgesproken om elkaar bij [verdachte 2] te treffen. [verdachte 2] vroeg toen of er iets te verdienen was. [verdachte 4] vertelde hierop over de boer. Toen was [verdachte 6] daar al rond aan het rijden en aan het kijken. [verdachte 6] had hier toen al contacten met [verdachte 3] over gehad. [verdachte 6] heeft toen tegen [verdachte 3] gezegd dat de auto van de boer er niet was. Er werd besloten dat [verdachte 2] ook mee zou gaan. [verdachte 2] wilde alleen meegaan als zijn maat [verdachte 1] ook mee mocht gaan. Toen [verdachte 1] arriveerde zijn [verdachte 3] en hij met de auto van [verdachte 3] naar Reuver gereden. [verdachte 2] en [verdachte 4] zijn in Sittard gebleven en hebben later [verdachte 5] opgehaald op het station te Sittard. [verdachte 2], [verdachte 4] en [verdachte 5] zijn toen met de auto van [verdachte 4] naar het kamp te Reuver gereden. Daar aangekomen heeft [verdachte 4] zijn kleding gewisseld en handschoenen, een zaklamp en een schroevendraaier meegenomen. Vervolgens zijn ze gedrieën met de auto van [verdachte 4] weggegaan en hebben ze de auto geparkeerd op de [straat] te Reuver. Vanaf daar zijn ze te voet verder gegaan naar de rotonde waar ze [verdachte 3] en [verdachte 1] troffen. [verdachte 3] zei dat hij met [verdachte 6] gesproken had en dat [verdachte 6] tegen hem gezegd had dat hij twee keer bij de boer was langsgereden en dat hij had gezien dat de auto van de boer er niet stond. Vervolgens is de groep het maïsperceel ingelopen alwaar [verdachte 4] nog in een slootje is gevallen. [verdachte 4] verklaart dat daar nog om gelachen werd. De groep kreeg toen te horen dat de boer wel thuis was wat bleek uit het aan- en uit- gaan van de verlichting in de woning van de boer. [verdachte 3] nam toen de regie in handen en zei dat hij niet voor niets was gekomen. Dit werd ook door [verdachte 1] aangegeven. [verdachte 1] pakte toen een pistool uit zijn kleding en liet dit pistool aan iedereen zien waardoor er discussie ontstond. [verdachte 2] was laconiek en wilde doorgaan, [verdachte 5] wilde dit niet echt, maar ging toch mee, omdat [verdachte 2] tegen hem zei dat hij mee moest, daar [verdachte 2] nog wat tegoed had van [verdachte 5].
[verdachte 4] verklaart dat hij de woensdag of donderdag na de overval bij [verdachte 2], in het bijzijn van [verdachte 1], [verdachte 3] en [verdachte 5] heeft gehoord wat er gebeurd was. [verdachte 4] hoorde toen dat [verdachte 3] de ruiten met stenen had ingegooid en dat [verdachte 1] toen schietend naar binnen vloog, dat de anderen hiervan waren geschrokken omdat hij het hele magazijn had leeggeschoten en dat [verdachte 1] de enige schutter was. Ook hoorde [verdachte 4] van zijn medeverdachten dat het slachtoffer zich achter een deur had verscholen die ze niet open kregen en dat [verdachte 1] nog door de deur geschoten had en dat het slachtoffer nog een stoel of kruk had gegooid. Over gemaakte afspraken over de buit verklaart [verdachte 4] dat de tipgever iets zou krijgen en dat de anderen, hijzelf dus ook, de rest zouden verdelen.
Verdachte [verdachte 6] verklaart dat in de zomer van 2008 [verdachte 3] bij hem aanwezig was en dat toen ook [bekende]. Op enig moment vroeg [verdachte 3] of er nog wat te verdienen viel. [bekende] begon toen over die boer, dat die een paar ton aan geld in huis had liggen. Er zou veel geld op zolder liggen. [verdachte 3] en [bekende] waren constant over het geld van de boer aan het praten. [verdachte 3] had gezegd dat hij het geld wel ging halen en dat [bekende] en verdachte dan ook wat zouden krijgen. Toen [bekende] vertrokken was begon [verdachte 3] te bellen. [verdachte 3] vertelde hem dat hij het geld samen met [verdachte 4] zou gaan halen. Later vertelde [verdachte 3] aan verdachte dat hij het niet met [verdachte 4] ging doen, maar dat hij iemand had gevonden, die veel beter was dan [verdachte 4]. Later kwam [verdachte 3] een keer met die vent, [getuige], naar hem toe. Ook toen zei [verdachte 3] dat verdachte ook wat geld zou krijgen. Die [bekende] had nog verteld, dat die boer iedere zaterdag zou gaan dansen. [getuige] had gezegd dat ze dan zouden gaan posten. Toen [verdachte 3] verdachte belde en zei dat er een alcoholcontrole zou zijn wist verdachte genoeg. Verdachte verklaart dat hij toen wel wist hoe laat het was. Hij is toen naar het woonwagenkamp in Reuver gereden. [verdachte 3] vertelde aan verdachte dat hij bloedde aan zijn been. [verdachte 3] vertelde ook, dat er geschoten was en dat het uit de hand gelopen was. Verdachte verklaart dat [verdachte 3] hem heeft verteld dat die buitenlander geschoten heeft. Verdachte heeft die nacht naast [verdachte 3], ook [verdach[verdachte 2], de buitenlander en een jongen die later is ingestapt, gezien. De naam [ verdachte 5] heeft hij toen wel gehoord. Verdachte weet van [bekende] dat ze door de groene schuifdeur van de woning moesten gaan, omdat die altijd open stond. Met betrekking tot de plaats waar het geld van de boer zou zijn verklaart verdachte dat hij iets heeft gehoord over een zolder.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat toen [verdachte 3] hem de nacht van de overval belde, hij met [naam] naar het kamp is gegaan. [naam] heeft toen [verdachte 2] en die buitenlander meegenomen naar hem thuis en daarna [verdachte 3] en verdachte opgehaald. Ze pasten namelijk niet met zijn allen tegelijk in de auto in verband met de kinderzitjes. Op een gegeven moment wilde die buitenlandse jongen naar huis. Verdachte en [naam] besloten toen de jongens naar Sittard te brengen. Toen ze [verdachte 3] afzetten bij het woonwagenkamp te Reuver stapte er nog een jongen in die meeging naar Sittard
Uit de historische verkeersgegevens van het mobiele telefoonnummer van verdachte [verdachte 6] blijkt dat er op 10 oktober 2008 verschillende malen telefonisch contact is geweest tussen het telefoonnummer [nummer] ([verdachte 6]) en het telefoonnummer [nummer] ([verdachte 3]), zo ook om 23.52 uur, waarbij zowel de GSM van [verdachte 6], als de GSM van [verdachte 3] aanstraalden op de telefoonmast op de [straat] te Reuver. Op 10 oktober 2008 te 23.30 uur en 11 oktober 2008 te 00.23 uur heeft de GSM met telefoonnummer [nummer] ([verdachte 6]) een SMS verstuurd waarbij de telefoonmast op de [straat] te Belfeld aangestraald werd. Uit onderzoek bleek dat noch op het woonwagenkamp van [verdachte 3] en [verdachte 4], noch op het thuisadres van verdachte, noch op het adres van [naam] een signaal van de zendmast [straat] werd gemeten. Voorts blijkt dat deze zendmastlocatie wellicht ook bereik heeft indien vanaf de plaats delict gebeld wordt.
Voorts blijkt dat er op 3 oktober 2008 telefonisch contact is tussen de telefoonnummers [nummer] ([verdachte 6]) en [nummer], in gebruik bij [getuige]. Op 11 oktober 2008 is er een sms-bericht verstuurd van het telefoonnummer [nummer] ([getuige]) naar het telefoonnummer [nummer] ([verdachte 6]).
[getuige] verklaart [verdachte 4] via [verdachte 3] in augustus, september 2008, in diens woonwagen te hebben ontmoet. [verdachte 3] is ongeveer 4 weken voor de datum van de overval bij hem gekomen en heeft [getuige] verteld dat iemand veel geld heeft en dat hij een kraak wilde zetten. [verdachte 3] wilde hem erbij hebben. Er hebben observaties plaatsgevonden. Voorts verklaart [getuige], als hij geconfronteerd wordt met het feit dat hij op 11 oktober 2008 gebeld heeft met het telefoonnummer van [verd[verdachte 6], dat hij geprobeerd heeft te bellen met [verdachte 3]. Hij verklaart dat hij van [verdachte 4] een telefoonnummer gekregen had en daarmee [verdachte 3] heeft proberen te bellen.
7.3.Overwegingen van de rechtbank
Voordat de rechtbank zal bespreken hoe het handelen van de medeverdachten te kwalificeren is, zal zij eerst de rol van verdachte beoordelen.
Met betrekking tot de rol van verdachte gaat de rechtbank primair uit van de verklaringen van [verdachte 4] en [verdachte 5] dienaangaande.
[verdachte 4] verklaart dat hij de tip van verdachte heeft gekregen. Daarnaast verklaart [verdachte 4] dat hij van verdachte heeft gehoord dat verdachte ook contacten had met [getuige]. Deze verklaring vindt bevestiging in de eigen verklaring van verdachte dienaangaande dat [verdachte 3] op een gegeven moment met [getuige] kwam aanzetten omdat die beter was voor deze klus dan [verdachte 4]. Dit laatste vindt dan weer bevestiging in de verklaring van [getuige] inhoudende dat [verdachte 3] hem heeft benaderd om mee te doen met een inbraak bij iemand met veel geld.
Voorts spoort het telefoonverkeer van verdachtes telefoon niet met zijn stelling dat hij de hele avond op een feestje bij zijn vriend [naam] is geweest, terwijl dit telefoongedrag wel past bij het observeren van de plaats delict en het doorgeven van de geconstateerde informatie, zoals door [verdachte 4] verklaard.
De rechtbank acht de voor verdachte belastende verklaring van [verdachte 4] dan ook betrouwbaar, nu deze steun vindt in andere bewijsmiddelen.
[verdachte 5] heeft verklaard dat verdachte tijdens de rit terug naar Sittard wist te vertellen dat ze de verkeerde deur hadden gehad en dat ze via de andere deur, die altijd open stond naar binnen hadden moeten gaan. Dit was informatie waarover verdachte blijkens zijn eigen verklaring beschikte. Dat het door [verdachte 5] bedoelde gesprek in de auto niet enkel grootspraak of stoerdoenerij is geweest leidt de rechtbank af uit de verklaring van [verdachte 4] dat verdachte die avond volgens [verdachte 3] al gepost zou hebben. Dit vindt ook steun in de verklaring van verdachte dat “hij wel genoeg wist”en dat “hij wel wist hoe laat het was” toen [verdachte 3] hem die nacht belde. Hieruit concludeert de rechtbank dat verdachte wel degelijk wist wat er gaande was, namelijk dat [verdachte 3] en consorten bezig waren met de voorbereiding van een inbraak bij de heer [slachtoffer].
De rechtbank hecht dan ook weinig geloof aan de stelling van verdachte dat hij weliswaar toevalligerwijs op de hoogte is geraakt van het voornemen in te breken bij de heer [slachtoffer], maar daar verder geen bemoeienis mee heeft gehad. Het ontbreken van iedere bemoeienis spoort voorts niet met de eigen verklaring van verdachte dat hij wel wat geld van [verdachte 3] (hiervoor) zou krijgen. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte degene is geweest die zijn mededaders heeft getipt dat er bij de heer [slachtoffer] geld te halen zou zijn. De omstandigheid dat verdachte mogelijk deze informatie op zijn beurt weer van een ander heeft gekregen doet daar niet aan af.
De rechtbank is van oordeel dat het aandeel van verdachte in het delict niet voldoet aan het criterium “nauwe en bewuste samenwerking”. Er is dan ook geen sprake van medeplegen, maar wel van medeplichtigheid.
Nu verdachte ook voorafgaande aan het strafbare feit een strafbare betrokkenheid heeft gehad, kunnen zijn handelingen na afloop van het strafbare feit, namelijk het eerst wegbrengen naar het adres van [naam] van [verdachte 3], [verdachte 2], [verdachte 1] en [verdachte 5] en daarna het wegbrengen van een drietal mededaders naar Sittard, bijdragen aan de medeplichtigheid.
Zowel uit de verklaringen van [verdachte 4], [verdachte 5] en [getuige] als van verdachte blijkt dat het oorspronkelijke plan was het inbreken bij de heer [slachtoffer] op een moment dat hij niet thuis zou zijn. Hierin is pas verandering gekomen op het moment dat medeverdachte [verdachte 1] een vuurwapen liet zien en besloten werd, ondanks het gegeven dat de heer [slachtoffer] niet alleen thuis, maar ook nog wakker was, naar binnen te gaan. Hierbij was verdachte niet aanwezig. Bij het bepalen van de strafmaat zal de rechtbank conform het bepaalde in artikel 49 lid 4 dan ook alleen die handelingen in aanmerking nemen die de medeplichtige opzettelijk heeft gemakkelijk gemaakt of bevorderd, hetgeen in casu neerkomt op medeplichtigheid bij een gekwalificeerde diefstal. Voor de bewezenverklaring volgt de medeplichtige echter het hoofddelict, ook al was zijn opzet hier niet op gericht.
Met betrekking tot het bewijs en de kwalificatie van het hoofddelict overweegt de rechtbank het volgende. Op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachten [verdachte 2], [verdachte 4], [verdachte 3], [verdachte 1] en [verdachte 5] samen naar de woning van de heer [slachtoffer] zijn gegaan en dat [verdachte 1] degene was, die de schoten heeft gelost.
Met betrekking tot de voorbedachte rade van deze verdachten overweegt de rechtbank als volgt.
Voor bewezenverklaring van het “na kalm beraad en rustig overleg” moet volgens vaste jurisprudentie vaststaan dat verdachte tijd had zich te beraden op het te nemen of genomen besluit, zodat de gelegenheid heeft bestaan dat hij over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad heeft nagedacht en zich daarvan rekenschap heeft gegeven. Het tijdsverloop hoeft niet lang te zijn en kan zich ook deels afspelen tijdens de gewelddadige handelingen.
In het onderhavige geval zijn – ter bepaling van de voorbedachte raad – de volgende feiten en omstandigheden van belang.
Uit de beschikbare bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat er op 11 oktober 2008, nadat bekend werd dat de heer [slachtoffer] in zijn woning aanwezig was en daar rondliep, alsnog besloten werd de woning te betreden om zich het daar vermeend aanwezige geld toe te eigenen. Hiermee heeft de groep er bewust voor gekozen de confrontatie met het slachtoffer op te zoeken. Daarbij heeft [verdachte 1], met medeweten van de overige medeverdachten, zijn vuurwapen meegenomen. Terwijl leden van de groep de toegang tot de woning aan het forceren waren heeft [verdachte 1], nadat eerst de ramen van de woning werden ingegooid, de woning al schietende betreden. Hierbij heeft [verdachte 1] vele malen geschoten, waarbij het slachtoffer werd getroffen in zijn been en hand en waarbij de overige inslagen van de kogels zich bevonden in de richting waar het slachtoffer naar toe vluchtte. Op basis van de verklaring van medeverdachte [verdachte 5], de verklaring van het slachtoffer en de bevindingen op de plaats delict, zulks in onderling verband en samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat er hier sprake is van een poging tot moord. Tijdens het verrichten van de hierboven genoemde handelingen had [verdachte 1] naar het oordeel van de rechtbank voldoende tijd zich, in de zin van voormelde jurisprudentie, te beraden op het besluit om te gaan schieten, dan wel het schieten voort te zetten. [verdachte 1] heeft bij het betreden van de woning bewust de keuze gemaakt om op het slachtoffer te schieten en is op het slachtoffer blijven schieten tijdens diens vlucht. Voorts heeft [verdachte 1] door meermalen in de richting van het slachtoffer te schieten bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat het slachtoffer dodelijk getroffen zou worden. Hiermee staat voor de rechtbank vast dat het opzet van [verdachte 1] gericht was op de levensberoving van het slachtoffer. Naar het oordeel van de rechtbank hebben medeverdachten [verdachte 3] en [verdachte 2] zich nadien aangesloten bij de voorbedachte raad van [verdachte 1] doordat [verdachte 2] op zoek ging naar het slachtoffer, dat gewond was en [verdachte 3] onderwijl “pak hem godverdomme”, “pak hem”, “waar is die” en “schiet ‘m op zijn godverdomme” riep.
Bij [verdachte 5] en [verdachte 4] is de rechtbank van oordeel dat er geen sprake is van kalm beraad en rustig overleg, maar wel van voorwaardelijk opzet, gericht op de dood van de heer [slachtoffer], nu ze wisten dat [verdachte 5] een vuurwapen had en de boer thuis was én wakker was.
Op grond van de voorgaande overwegingen acht de rechtbank de subsidiair tenlastegelegde medeplichtigheid aan het medeplegen van poging tot moord, wettig en overtuigend bewezen.
Op grond van voormelde bewijsmiddelen en overwegingen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
[verdachte 2] en [ verdachte 4] en [verdachte 3] en [verdachte 1] en [verdachte 5] op 11 oktober 2008 te Reuver, ter uitvoering van het door hun voorgenomen misdrijf om
tezamen en in vereniging, opzettelijk (en met voorbedachten rade) [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, genoemde [slachtoffer] kogels in het lichaam heeft geschoten en kogels in de richting van die [slachtoffer] heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
tot het plegen van welk misdrijf verdachte in de periode van 1 maart 2008 tot en met 11 oktober 2008 te Reuver, opzettelijk inlichtingen heeft verschaft, hierin bestaande dat verdachte aan genoemde [verdachte 4] heeft meegedeeld dat genoemde [slachtoffer] veel geld in huis zou hebben op zolder en/of boven in de slaapkamer en
bij het plegen van welk misdrijf verdachte toen en daar opzettelijk behulpzaam is geweest door genoemde [verdachte 2] en [verdachte 3] en [verdachte 1] en [verdachte 5] na het plegen van genoemd misdrijf met een door hem, verdachte, bestuurde auto te vervoeren.
8.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de kwalificatie
Het ten laste van verdachte bewezenverklaarde levert op het navolgende strafbare misdrijf:
subsidiair:
medeplichtigheid aan medeplegen van poging tot moord.
Het misdrijf is strafbaar gesteld bij de artikelen 289 juncto 45, 47, 48 en 49 van het Wetboek van Strafrecht.
9.De strafbaarheid van verdachte
De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde nu niet is gebleken van enige omstandigheid die verdachtes strafbaarheid opheft.
10.De straffen en/of maatregelen
10.1.De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij gelegenheid van de terechtzitting op 26 mei 2010 met betrekking tot de op te leggen straf dat verdachte ter zake van het nog meer subsidiair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de tijd van 120 dagen, met aftrek ex artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 20 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
10.2.Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geconcludeerd tot vrijspraak en zich over de strafmaat niet uitgelaten.
10.3.De overwegingen van de rechtbank
Verdachte is medeplichtig geweest aan een gewelddadige overval waarbij de medeverdachten op 11 oktober 2008 gedurende de nacht, naar de woning van het 73-jarige slachtoffer zijn gegaan. Eén van de medeverdachten was voorzien van een met scherpe patronen geladen vuurwapen, waarmee, aldaar aangekomen, vrijwel direct vele malen op het slachtoffer, dat zich in de woonkamer bevond en wegvluchtte, is geschoten. Het slachtoffer is daarbij in een been en in de hand geraakt. Daarbij had het maar een fractie gescheeld, of een van de vele kogels had vitale lichaamsdelen getroffen, met naar alle waarschijnlijkheid de dood van het slachtoffer tot gevolg. Wat de medeverdachten het slachtoffer hebben aangedaan moet voor het slachtoffer een huiveringwekkend gebeuren zijn geweest. Dat geldt temeer nu het geweld heeft plaats gevonden tijdens de nachtelijke uren in de beslotenheid van zijn woning, waar het slachtoffer zich veilig mag wanen. Door de handelwijze van verdachte en zijn mededaders is het slachtoffer zeer ernstig in zijn veiligheidsgevoelens aangetast. Ter terechtzitting is gebleken dat het slachtoffer als gevolg van het opgelopen letsel nog steeds ernstig nadeel ondervindt in zijn gezondheid en functioneren.
Verdachte is in deze niet uit geweest op een gewelddadige confrontatie, maar dacht enkel te kunnen meeprofiteren van een inbraak. De rechtbank houdt er rekening mee dat verdachte bij de overval een zeer ondergeschikte rol heeft gehad en bij de voor hem onvoorziene gevolgen van de overval niet betrokken is geweest. Zoals hiervoor onder 7.3 is vermeld zal de rechtbank bij het bepalen van de strafmaat aansluiting zoeken bij medeplichtigheid aan gekwalificeerde diefstal, nu verdachtes opzet daarop was gericht en niet op de door medeverdachten gepleegde poging tot moord.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf dient te worden opgelegd, conform de eis van de officier van jusitie.
10.4.De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
[slachtoffer], wonende te [adres] heeft een vordering benadeelde partij ingediend met betrekking tot de als gevolg van het hiervoor ten laste gelegde feit geleden materiële en immateriële schade.
[slachtoffer] voornoemd heeft de materiële schade op een bedrag van € 8.284,33 en de immateriële schade op een bedrag van € 15.000,-- gesteld, en wil die schades vergoed krijgen. In de vordering is vermeld dat hiervan een bedrag ad € 12.515,33 is vergoed door het Schadefonds Geweldsmisdrijven, maar gelet op de verklaring van het slachtoffer ter terechtzitting, dat hij dit bedrag dient terug te betalen aan het Schadefonds als hij de schadevergoeding van de verdachten heeft ontvangen, laat de rechtbank dit gegeven bij de beoordeling van de vordering van de benadeelde partij buiten beschouwing.
Ten laste van verdachte is het hiervoor subsidiair ten laste gelegde feit bewezen. Het is een strafbaar feit en verdachte zal ter zake van dat feit worden veroordeeld.
Met betrekking tot de toewijsbaarheid van de hoogte van de schade overweegt de rechtbank als volgt.
Naar het oordeel van de rechtbank kan de omvang van de schade door de strafrechter – in tegenstelling tot de burgerlijke rechter – nimmer voorlopig (en dus bij wijze van voorschot) worden begroot (HR 19 maart 2002, NJ 2002, 497). De rechtbank begrijpt de vordering aldus dat de benadeelde partij zich het recht voorbehoudt aanvullende schade te vorderen.
Nu het opzet van verdachte gericht was op de inbraak bij het slachtoffer zal de rechtbank slechts dat deel van de vordering, dat ziet op de daarbij aangerichte (materiële) schade, toewijzen. Het overige deel van de vordering houdt naar het oordeel van de rechtbank geen rechtstreeks verband met het ten aanzien van deze verdachte bewezen verklaarde feit. Voor het overige deel van de vordering dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard te worden.
Gelet hierop zal de rechtbank de volgende schadevergoeding toewijzen:
-beveiligingskosten (gedeelte dat ziet op reparatie) € 505,99
-reparatiekosten € 4.384,55
-------------
Totaal derhalve: € 4.890,54
Gelet op het vorenstaande is de vordering naar het oordeel van de rechtbank tot een totaalbedrag ad € 4.890,54 voor toewijzing vatbaar. Dit gedeelte van de vordering is door verdachte niet weersproken. Gelet hierop zal de rechtbank het schadebedrag vaststellen op een totaalbedrag van € 4.890,54.
Verdachte is naar burgerlijk recht, samen met zijn mededaders, hoofdelijk aansprakelijk voor deze schade.
De rechtbank zal de verdachte veroordelen in de kosten van het geding door de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag gemaakt, begroot op nihil.
De rechtbank zal over de vordering van de benadeelde partij, overeenkomstig het hiervoren overwogene, beslissen zoals hierna is vermeld, alsmede over de kosten die door de benadeelde partij zijn gemaakt, thans begroot op nihil.
De rechtbank zal derhalve tevens aan verdachte en zijn mededaders, hoofdelijk, de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van € 4.890,54, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 58 dagen, te betalen ten behoeve van [slachtoffer] voornoemd, zoals hierna in het dictum genoemd.
11.Toepasselijke wetsartikelen
Na te melden beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 14a, 14b, 14c, 24c, 27, 36f, 45, 47, 48, 49, 289.
De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verstaat dat het aldus bewezenverklaarde het hiervoor vermelde strafbare feit oplevert en verklaart verdachte ter zake strafbaar;
veroordeelt verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van 120 dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van 18 dagen, niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
beveelt dat de tijd door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de aan verdachte opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 4.890,54;
veroordeelt verdachte om tegen bewijs van betaling aan benadeelde partij [slachtoffer], [adres], te betalen een bedrag van € 4.890,54;
bepaalt dat de verdachte zal zijn bevrijd voor zover voornoemde benadeelde partij - al dan niet via de betaling aan de Staat - door (één van) verdachtes mededaders is voldaan;
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] voor het overige gedeelte van de vordering niet ontvankelijk, met bepaling dat de benadeelde partij het deel van de vordering waarin zij niet ontvankelijk is slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat te betalen een som geld ten bedrage van € 4.890,54, subsidiair 58 dagen hechtenis, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer], wonende te [adres], met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de opgelegde verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
bepaalt dat indien verdachte en/of (een van) zijn mededader(s) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 4.890,54, ten behoeve van voornoemd slachtoffer, daarmede de verplichting van verdachte om dit bedrag aan voornoemde benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien dit bedrag door verdachte en/of (een van) zijn mededader(s) aan voornoemde benadeelde partij is betaald, daarmee de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat ten behoeve van voornoemd slachtoffer komt te vervallen;
veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Vonnis gewezen door mrs. M.J.A.G. van Baal, A.K. Kleine en W.A.H.J. Poppeliers, rechters, van wie mr. M.J.A.G. van Baal voorzitter, in tegenwoordigheid van C. van Est en mr. F.A.H. Peters als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 10 juni 2010.