ECLI:NL:RBROE:2010:BM7179
Rechtbank Roermond
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Hoofdelijke aansprakelijkheid van ouders voor tandheelkundige kosten van minderjarige
In deze zaak heeft de kantonrechter te Roermond op 8 juni 2010 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, een tandarts, en twee gedaagden, ouders van een minderjarige dochter. De eiser vorderde hoofdelijke veroordeling van beide ouders tot betaling van de kosten voor tandheelkundige werkzaamheden die hij had verricht voor de dochter. De eiser stelde dat beide ouders hoofdelijk aansprakelijk waren op basis van de onderhoudsverplichting zoals vastgelegd in artikel 1:392 van het Burgerlijk Wetboek. Gedaagde sub 1, de verzorgende ouder, was niet verschenen, terwijl gedaagde sub 2, de niet-verzorgende ouder, in persoon procedeerde.
De kantonrechter oordeelde dat gedaagde sub 2 niet de contractuele wederpartij van de eiser was, aangezien de tandheelkundige behandeling op verzoek van gedaagde sub 1 was uitgevoerd. De rechter benadrukte dat de regeling van artikel 1:392 BW slechts interne werking heeft binnen de kring van bloed- of aanverwanten en dat derden, zoals gedaagde sub 2, zich hier niet op kunnen beroepen. De kantonrechter kwam tot de conclusie dat de vordering van de eiser jegens gedaagde sub 2 moest worden afgewezen, terwijl de vordering tegen gedaagde sub 1 werd toegewezen, met veroordeling tot betaling van een bedrag van EUR 514,65, vermeerderd met wettelijke rente.
De rechter verklaarde het vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad en veroordeelde gedaagde sub 1 in de proceskosten. Gedaagde sub 2 werd ook in de proceskosten veroordeeld, maar de vordering tegen hem werd afgewezen. Dit vonnis is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, en de kantonrechter heeft de zaak op een zorgvuldige manier beoordeeld, rekening houdend met de relevante wetgeving en de feiten van de zaak.