RECHTBANK ROERMOND
Sector bestuursrecht, meervoudige kamer
Procedurenummer: AWB 09 / 742
Uitspraak van de rechtbank als bedoeld in artikel 8:70 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
[eisers]l te Reuver, eisers,
gemachtigde mr. M.J. Smaling
het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Beesel, verweerder.
1.1. Bij besluit van 14 april 2009 heeft verweerder het bezwaar van eisers tegen het besluit van 2 december 2008, waarbij het verzoek om vergoeding van planschade is afgewezen, ongegrond verklaard. Tegen dat besluit is bij deze rechtbank beroep ingesteld.
1.2. De door verweerder ter uitvoering van artikel 8:42 van de Awb ingezonden stukken en het verweerschrift zijn in afschrift aan eisers gezonden.
1.3. Het beroep is behandeld ter zitting van de rechtbank op 10 september 2009, waar eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde, en waar verweerder zich heeft doen vertegenwoordigen door mr. P.E.R. Slegers.
1.4. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst en partijen in de gelegenheid gesteld te onderzoeken of het geschil door middel van mediation tot een oplossing kan worden gebracht. Omdat de mediation niet tot een positief resultaat heeft geleid, is het geding hervat in de stand waarin het zich bevond.
1.5. Partijen hebben vervolgens desgevraagd de rechtbank schriftelijk toestemming gegeven om met toepassing van het bepaalde in artikel 8:57 van de Awb een nadere behandeling ter zitting achterwege te laten, waarna de rechtbank op 6 april 2010 het onderzoek heeft gesloten en de uitspraken heeft bepaald op heden.
2.1. Eisers [namen eisers] zijn op 29 december 1999 eigenaar geworden van een perceel bouwland met tuinderskas, plaatselijk gelegen De Kievit te Reuver, gemeente Beesel, kadastraal bekend gemeente Beesel, sectie K nummer 261. Op het betreffende perceel wordt een kwekerij annex verkooppunt voor planten geëxploiteerd. Tot 24 oktober 1997 werd dit bedrijf geëxploiteerd door de [naam exploitant], waarvan [naam ouder 1] en [naam ouder 2], zijnde de ouders van eiser, vennoot waren. Vanaf 1993 was eiser parttime werkzaam op het bedrijf van zijn ouders. Na het overlijden van [naam ouder 1] heeft [naam ouder 2] het bedrijf vanaf 24 oktober 1997 als eenmanszaak voortgezet. Eisers [namen eisers] hebben het bedrijf vanaf 29 december 1999 onder de naam v.o.f. Franssen-van den Heuvel voortgezet.
2.2. Het bedrijf was aanvankelijk via de op- en afrit van de provinciale weg N567 ter hoogte van de Keulseweg goed bereikbaar voor klanten uit de regio en Duitsland. Bij de aanleg van de Rijksweg A73 Zuid zijn deze op- en afrit in de nabijheid van de kwekerij komen te vervallen.
2.3. Eisers hebben bij brief van 17 september 2007 een verzoek om planschadevergoeding als bedoeld in artikel 49 van de WRO ingediend vanwege de verslechtering van de planologische situatie van hun bedrijf als gevolg van de aanleg van de Rijksweg A73 Zuid. Eisers stellen als gevolg van de verminderde bereikbaarheid schade te lijden ten gevolge van omzetderving en een waardevermindering van hun object. De geraamde waardevermindering bedraagt volgens eisers € 397.770,00 exclusief een vergoeding van de wettelijke rente en eventueel te lijden belastingschade.
2.4. Overeenkomstig de door verweerder vastgestelde "Procedureverordening planschade” van 15 augustus 2005 alsmede de met het Projectbureau A73 Zuid gesloten bestuursovereenkomst is het verzoek van eisers voor advies voorgelegd aan een (plan)schadebeoordelingscommissie. De schadebeoordelingscommissie heeft het verzoek van eisers tevens gezien als een verzoek om nadeelcompensatie. Op 4 augustus 2008 heeft deze commissie een concept advies uitgebracht. Zowel Rijkswaterstaat als de gemeente hebben te kennen gegeven inhoudelijk te kunnen instemmen met het advies. De reactie van eisers heeft de schadebeoordelingscommissie in haar advies verwerkt. Op 13 november 2008 heeft de commissie het definitieve advies uitgebracht.
2.4.1. De schadebeoordelingscommissie heeft het planologisch regime behorend bij het Bestemmingsplan “Buitengebied”, vastgesteld door de gemeenteraad op 12 juli 1999 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 29 februari 2000, vergeleken met dat van het bestemmingsplan “Rijksweg 73, Zuid”, vastgesteld door de gemeenteraad op 20 augustus 2001 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 9 april 2002 alsmede de partiële herziening van het bestemmingsplan “Rijksweg 73 Zuid” vastgesteld door de gemeenteraad op 24 maart 2003 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 4 juli 2003. Het bestemmingsplan “Buitengebied” bevatte een op- en afrit van de N567 ter hoogte van de Keulseweg. Bij het bestemmingsplan “Rijksweg 73 Zuid” is niet voorzien in een op- en afrit ter hoogte van de Keulseweg.
2.4.2. De schadebeoordelingscommissie heeft geconcludeerd dat eisers door het planologisch laten vervallen van de op- en afritten van en naar de Keulseweg planologisch in een nadeliger positie zijn komen te verkeren.
2.4.3. Gelet op de datum waarop het object in eigendom van eisers is gekomen heeft de schadebeoordelingscommissie echter tevens geconcludeerd dat er sprake is van actieve risicoaanvaarding. Reeds vanaf de keuze van de Minister voor het tracé van de Rijksweg A73 op 3 maart 1995 had het voor eisers kenbaar moeten zijn dat de provinciale weg met de diverse aansluitingen zou veranderen in die zin dat het aantal aansluitingen zou worden beperkt. Deze actieve risicoaanvaarding ziet voor wat betreft het verzoek hoofdzakelijk op de gestelde vermogensschade in de vorm van een waardevermindering van het tuincentrum aan de Kievit. De schadebeoordelingscommissie heeft geconcludeerd dat de planologische mutaties geen schade tot gevolg hebben, die redelijkerwijs niet ten laste van eisers behoren te blijven. De schadebeoordelingscommissie heeft geadviseerd het verzoek van eisers af te wijzen.
2.5. Bij besluit van 1 december 2008 heeft verweerder, met inachtneming van het advies van de schadebeoordelingscommissie, het verzoek om planschade afgewezen.
2.6. Naar aanleiding van het bezwaar van eisers tegen het besluit om geen planschade toe te kennen, heeft verweerder onder verwijzing naar het advies van de commissie van advies voor de bezwaarschriften van 6 april 2009 het thans bestreden besluit genomen.
2.6.1. De commissie van advies heeft - onder meer - overwogen dat de schadebeoordelingscommissie van de juiste uitgangspunten met betrekking tot de planschadevergelijking is uitgegaan. De schadebeoordelingscommissie heeft, door bij de planologische vergelijking de voorzienbaarheid c.q. actieve risicoaanvaarding te betrekken, volgens de commissie terecht en op goede gronden in haar advies geoordeeld dat in casu sprake is geweest van actieve risicoaanvaarding. De commissie is niet gebleken dat het planschadeadvies van de schadebeoordelingscommissie onzorgvuldig tot stand is gekomen, noch dat er anderszins gebreken kleven aan dit advies waardoor verweerder zich, gelet op het bepaalde in afdeling 3.3. van de Awb, niet in redelijkheid op het advies heeft kunnen baseren. Verweerder is volgens de commissie dan ook terecht en op goede gronden gekomen tot afwijzing van de gevraagde planschadevergoedingen op basis van het planschadeadvies van 18 november 2008.
2.7. In beroep tegen het besluit op bezwaar hebben eisers - evenals in bezwaar - aangevoerd dat verweerder hen ten onrechte actieve risicoaanvaarding heeft tegengeworpen. Vanwege de bijzondere omstandigheden van eisers zou in hun situatie hiervan geen sprake mogen zijn. Reeds ten tijde van de tracékeuze was er sprake van een familiebedrijf.
2.7.1. Eisers stellen onder meer dat eiser [naam eiser 1] zelf een agrarisch bedrijf aan de Beuckelen 9 te Reuver exploiteerde, maar dat het feitelijk ging om de uitoefening van één groot familiebedrijf. Reeds vanaf 1993 was eiser parttime werkzaam in het bedrijf van zijn vader aan de Kievit. Omgekeerd was eisers vader werkzaam in eisers bedrijf aan de Beuckelen. ‘s Winters hielp eiser zijn vader in de kas en ’s zomers hielp eisers vader eiser met zijn vollegrond tuinbouwbedrijf. De onderlinge afstand tussen het perceel aan de Beuckelen en dat aan de Kievit bedraagt ongeveer 200 meter. Eisers zijn van mening dat ten tijde van de tracékeuze van de Rijksweg A73 Zuid sprake was van een samenwerkingsconstructie die kan worden gelijk gesteld aan een samenwerking in een maatschap. Het vroege overlijden van de vader zou geen reden mogen zijn het bedrijf, zijnde een familiebedrijf, geen planschade toe te kennen.
2.8. De rechtbank dient op basis van de aangevoerde beroepsgronden te beoordelen of de bestreden besluiten in strijd zijn met het geschreven of ongeschreven recht dan wel met enig algemeen rechtsbeginsel.
2.9. Artikel 49 van de WRO, zoals dat gold ten tijde in geding, bepaalt dat, voor zover blijkt dat een belanghebbende ten gevolge van, voor zover hier relevant, de bepalingen van een bestemmingsplan, schade lijdt of zal lijden, welke redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven en waarvan de vergoeding niet of niet voldoende door aankoop, onteigening of anderszins is verzekerd, burgemeester en wethouders hem op aanvraag een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toekennen.
2.10. In uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van
15 januari 2003 (zie LJN AF2900 en AF2905) is uitgemaakt dat als peildatum voor het ontstaan en voor de beoordeling van de planschadeaansprakelijkheid de datum van inwerkingtreding van het bestemmingsplan bepalend is, in casu 29 juni 2002, zijnde de datum van inwerkingtreding van het bestemmingsplan “Rijksweg 73 Zuid”.
2.11. Niet in geschil is dat eisers ten gevolge van het bestemmingsplan “Rijksweg 73 Zuid” wat bereikbaarheid betreft in een planologisch nadeliger situatie zijn komen te verkeren. In geschil is uitsluitend of de door de planwijziging ontstane schade ten laste van eisers dient te blijven. Daarbij is de vraag aan de orde is of verweerder de schadebeoordelingscommissie terecht heeft gevolgd in haar advies, dat er sprake is van voorzienbaarheid c.q. actieve aanvaarding door eisers van het risico dat de bereikbaarheid van het voormalig bedrijf van eisers ouders zou verslechteren, nu niet was voorzien in een op- en afrit van de Rijksweg A73 ter hoogte van de Keulseweg.
2.12. Zoals uit het beroepschrift blijkt, aanvaarden eisers de uitgangspunten van verweerder in algemene zin met betrekking tot actieve risicoaanvaarding. Eisers zijn evenwel van mening dat deze uitgangspunten in hun situatie vanwege de bijzondere omstandigheden niet onverkort mogen gelden, omdat eiser in feite ten tijde van de tracékeuze in 1995 naast zijn ouders deel uitmaakte van een groot familiebedrijf, waartoe naast zijn eigen bedrijf ook dat van zijn ouders behoorde en welke samenwerking gelijk kan worden gesteld met een samenwerking in een maatschap.
2.13. De rechtbank overweegt dat tot het moment van aankoop van het bedrijf door eisers er in feite enkel sprake was van een situatie waarin de zoon in een bepaalde periode van het jaar in het bedrijf van zijn ouders (moeder) meewerkte. Hieraan is in juridisch zin geen nadere invulling gegeven. Vanaf het overlijden van eisers vader was eisers moeder eigenaar. Eisers zijn eerst op 29 december 1999 door aankoop eigenaar geworden van het perceel en de kassen, een verkrijging onder bijzondere titel. Eerst toen is een juridische invulling gegeven aan eisers positie in het bedrijf. Dat eisers tot aankoop van het bedrijf zijn overgegaan, is gebaseerd op de eigen keuze van eisers. De aankoop van het bedrijf levert - juridisch gezien - voor eisers geen andere situatie op dan wanneer er sprake zou zijn van een andere koper, niet zijnde een familielid, in welk geval, zoals hieronder onder 2.15 wordt overwogen, de voorzienbaarheid redelijkerwijs zou kunnen zijn tegengeworpen en een weldenkend koper de nieuwe planologische situatie in zijn geboden koopprijs zou hebben verdisconteerd.
2.14. Bij de beantwoording van de vraag of sprake is van actieve aanvaarding van het risico dat de op- en afrit in de omgeving van het bedrijf van eisers in de toekomst bij de aanleg van de Rijksweg A73 Zuid zouden kunnen komen te vervallen, is van belang of ten tijde van de aankoop van de onroerende zaak voor een redelijk denkend en handelend koper aanleiding bestond om rekening te houden met de kans dat de planologische situatie ter plaatse in ongunstige zin zou veranderen. Daarbij dient rekening te worden gehouden met concrete beleidsvoornemens die openbaar zijn gemaakt. Niet vereist is dat een dergelijk beleidsvoornemen een formele status heeft.
2.15. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich op goede gronden op het standpunt gesteld dat in casu sprake is van actieve risicoaanvaarding, aangezien eisers vanaf het besluit inzake de keuze voor het tracé van de Rijksweg A73 Zuid op 3 maart 1995 redelijkerwijs rekening hadden moeten houden met de mogelijkheid dat de planologische situatie in negatieve zin zou gaan veranderen. Bovendien heeft, voordat tot oprichting is overgegaan van de v.o.f. Franssen-van den Heuvel op 29 december 1999, vanaf 4 oktober 1999 het voorontwerp bestemmingsplan “Rijksweg 73-Zuid” ter inzage gelegen. Met de bekendmaking van het voorontwerp bestemmingsplan is een concreet beleidsvoornemen ter openbare kennis gebracht op grond waarvan eisers het vervallen van de op- en afrit in de nabijheid van de Keulseweg hadden kunnen voorzien. Ten tijde van de aankoop dienden eisers derhalve rekening te houden met de mogelijkheid dat de planologische situatie voor hen in ongunstige zin zou veranderen.
2.15.1. Dat eisers daar ook daadwerkelijk rekening mee hielden, moge blijken uit de brief van 20 oktober 1999, waarin namens de [naam maatschap] (hoewel op die datum [naam ouder 2] nog juridisch eigenaar was van het bedrijf) een zienswijze is ingediend tegen voornoemd voorontwerp bestemmingsplan. In deze zienswijze wordt aangevoerd dat de maatschap aan de Kievit 9 een bloemkwekerij met onder meer particuliere verkoop exploiteert en dat de klandizie veelal uit Duitsland, Tegelen en omstreken komt. Voorts wordt er opgewezen dat het bedrijf op dat moment goed bereikbaar is via een streekweg met een op- en afrit op enkele honderden meters van het bedrijf en dat in het voorontwerp bestemmingsplan geen op- en afrit zijn gesitueerd ter hoogte van de toen bestaande op- en afrit. De vrees wordt uitgesproken dat er sprake zal zijn van een aanzienlijke inkomstenderving vanwege de verminderde bereikbaarheid.
2.15.2. Nu ten tijde van de aankoop van de grond en de kwekerij en de oprichting van de v.o.f. door eisers uit het voorontwerp bestemmingsplan is afgeleid dat de bereikbaarheid van het bedrijf door het wegvallen van de op- en afrit in de nabijheid van het bedrijf in voor eisers nadelige zin zou worden gewijzigd, bestaat er volgens de rechtbank aanleiding om de planschade wegens voorzienbaarheid voor rekening van eisers te laten.
2.16. De rechtbank is van oordeel dat niet is gebleken dat aan het advies van de schadebeoordelingscommissie naar inhoud of wijze van tot stand komen zodanige gebreken kleven dat verweerder zijn besluitvorming daar niet op heeft mogen baseren.
2.17. Gelet op het vorenstaande kan het beroep niet slagen. Mitsdien wordt als volgt beslist.
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan door mrs. A.W.P. Letschert (voorzitter), L.A. Gruiters en L.M.J.A. barones van Hövell tot Westerflier-Dassen, in tegenwoordigheid van mr. M.M. van Utteren-Hoving als griffier en in het openbaar uitgesproken op 27 mei 2010.
w.g. mr. M.M. van Utteren-Hoving,
griffier w.g. mr. A.W.P. Letschert,
voorzitter
Voor eensluidend afschrift:
de wnd. griffier:
verzonden op: 27 mei 2010.
Een belanghebbende en het bestuursorgaan kunnen tegen deze uitspraak binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. Ingevolge artikel 6:5 van de Awb bevat het beroepschrift een of meer gronden tegen de uitspraak en moet een afschrift van de uitspraak bij het beroepschrift worden overgelegd.