ECLI:NL:RBROE:2010:BM6304

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
26 mei 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 10/258
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wettelijke compensatieplicht voor bewoners van recreatiewoningen onder de Wmo

In deze zaak heeft de Rechtbank Roermond op 26 mei 2010 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een 81-jarige vrouw die al zestien jaar in een recreatiewoning op camping Landgoed Hommelheide verblijft, en het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Echt-Susteren. Eiseres had een beroep ingesteld tegen de beslissing van verweerder om haar aanvraag voor hulp bij het huishouden op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) af te wijzen. De rechtbank oordeelde dat de Verordening van de gemeente, die bewoners van recreatiewoningen categorisch uitsluit van Wmo-voorzieningen, in strijd is met de compensatieplicht die voortvloeit uit artikel 4 van de Wmo. De rechtbank stelde vast dat deze uitsluiting niet verenigbaar is met de verplichting om voorzieningen te bieden aan mensen met beperkingen, ongeacht hun woonvorm. Eiseres had eerder hulp bij het huishouden ontvangen, maar deze was abrupt beëindigd zonder dat er een alternatieve compensatie werd aangeboden. De rechtbank oordeelde dat de tijdelijke indicatie voor hulp bij het huishouden die eiseres had gekregen, niet voldeed aan de compensatieplicht, omdat deze slechts een tijdelijke oplossing bood en de categorale uitsluiting niet opheft. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op om een nieuw besluit te nemen in overeenstemming met deze uitspraak. Tevens werd bepaald dat verweerder het griffierecht aan eiseres diende te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND
Sector bestuursrecht, enkelvoudige kamer
Procedurenummer: AWB 10 / 258
Uitspraak van de rechtbank als bedoeld in artikel 8:70 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
inzake
[eiseres] te Susteren, eiseres,
tegen
het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Echt-Susteren, verweerder.
1. Procesverloop
1.1. Bij besluit van 2 februari 2010 heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het besluit van 25 augustus 2009 (verzonden op 26 augustus 2009) ingevolge de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) ongegrond verklaard. Tegen dat besluit is bij deze rechtbank beroep ingesteld.
1.2. De door verweerder ter uitvoering van artikel 8:42 van de Awb ingezonden stukken en het verweerschrift zijn in afschrift aan eiseres gezonden.
1.3. Het beroep is behandeld ter zitting van de rechtbank op 22 april 2010, waar eiseres - zoals zij vooraf aan de rechtbank heeft medegedeeld - niet is verschenen. Verweerder heeft zich ter zitting laten vertegenwoordigen door drs. J.P.H. Beckers, wethouder sociale zaken, en mr. A.J.M. van Os, medewerkster van de afdeling bestuurlijke en juridische zaken van verweerders gemeente.
2. Overwegingen
2.1. Eiseres, thans 81 jaar oud, bewoont al ruim 16 jaar een recreatiewoning op camping Landgoed Hommelheide. Zij is ten gevolge van lichamelijke klachten beperkt inzake het uitvoeren van huishoudelijk werk.
2.2. Tot 1 januari 2008 ontving eiseres op het adres van haar recreatiewoning hulp bij het huishouden als verstrekking op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) op basis van een indicatie van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ). Vanaf 1 januari 2008 geldt - gelet op het overgangsrecht - de AWBZ niet meer voor die verstrekking, maar de per 1 januari 2007 ingevoerde Wmo, zodat verweerder het terzake bevoegde bestuursorgaan is geworden.
2.3. Bij besluit van 20 december 2007 heeft verweerder aan eiseres medegedeeld dat zij met ingang van 1 januari 2008 in verband met de herindicatie niet meer in aanmerking komt voor hulp bij het huishouden op grond van de Wmo. Aan dat besluit heeft verweerder ten grondslag gelegd dat het adres waar eiseres feitelijk verblijft - en waar zij hulp wenst te ontvangen - een recreatiewoning betreft die niet bestemd en geschikt is voor permanente bewoning. Eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
2.4. Bij besluit van 24 april 2008, verzonden op 29 april 2008, heeft verweerder het bezwaar van eiseres deels gegrond verklaard en heeft alsnog met toepassing van de hardheidclausule aan eiseres een tijdelijke indicatie toegekend voor de duur van één jaar, zodat eiseres in de gelegenheid wordt gesteld te verhuizen naar een woning die geschikt is voor permanente bewoning dan wel naar een andere oplossing te zoeken.
2.5. Per 4 maart 2009 staat eiseres op het adres van haar recreatiewoning in de Gemeentelijke Basisadministraie (GBA) van verweerders gemeente ingeschreven.
2.6. In afwachting van een standpunt van verweerder over het toekennen van Wmo-voorzieningen aan personen met een recreatiewoning als hoofdverblijf, is de tijdelijke indicatie voor hulp bij het huishouden van eiseres bij besluit van 20 april 2009 en bij besluit van 25 juni 2009 verlengd tot en met 30 augustus 2009.
2.7. Bij besluit van 25 augustus 2009 (verzonden 26 augustus 2009) heeft verweerder het verzoek van eiseres, om in aanmerking te komen voor verlenging van hulp bij het huishouden, afgewezen. Daartoe heeft verweerder overwogen dat eiseres een chalet op camping Landgoed Hommelheide bewoont, dat deze woningen niet bestemd zijn voor permanente bewoning en dat bewoners van recreatiewoningen derhalve geen aanspraak kunnen maken op Wmo-voorzieningen. Verweerder heeft vervolgens de verstrekking van hulp bij het huishouden aan eiseres met ingang van 31 augustus 2009 beëindigd. Tegen dit besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt.
2.8. In afwijking van het advies van de commissie bezwaarschriften heeft verweerder bij besluit van 2 februari 2010 het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Tegen dit laatste besluit richt zich het beroep.
2.9. In beroep heeft eiseres - samengevat - aangevoerd dat zij al zestien jaar op Landgoed Hommelheide te Susteren verblijft, in een recreatiewoning die volledig geschikt en ingericht is voor permanente bewoning voor mensen met lichamelijke beperkingen.
De huishoudelijke hulp is medisch geïndiceerd, maar wordt geweigerd om het enkele feit dat eiseres op een camping woont. Verweerder is in het bestreden besluit zonder nadere motivering afgeweken van het advies van de commissie bezwaarschriften. Verweerder voldoet niet aan de compensatieplicht op grond van artikel 4 van de Wmo, omdat de verstrekking van hulp bij het huishouden met ingang van 31 augustus 2009 abrupt is beëindigd en geen andere vorm van compensatie wordt aangeboden.
2.10. Verweerder heeft zich - samengevat - op het standpunt gesteld dat aan eiseres op grond van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Echt-Susteren geen Wmo-voorzieningen kunnen worden verstrekt omdat eiseres niet verblijft in een woning die bestemd en geschikt is voor permanente bewoning en er derhalve geen sprake is van het hebben van een hoofdverblijf in de zin van die verordening.
Ter zitting is namens verweerder - onder verwijzing naar de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 19 december 2008 (LJN BH0126) - naar voren gebracht dat in het onderhavige geval is voldaan aan het compensatiebeginsel zoals neergelegd in artikel 4 van de Wmo, nu eiseres een tijdelijke indicatie voor hulp bij het huishouden heeft gekregen waardoor zij gedurende die periode in de gelegenheid is gesteld om naar een geschikte en legale oplossing te zoeken.
2.11. De rechtbank dient op basis van de aangevoerde beroepsgronden te beoordelen of het bestreden besluit in strijd is met het geschreven of ongeschreven recht dan wel met enig algemeen rechtsbeginsel.
2.12. Voor de beoordeling zijn de volgende (wettelijke) bepalingen van belang.
2.12.1. Ingevolge artikel 1, eerste lid, aanhef en onder g, onder 6º, van de Wmo wordt onder maatschappelijke ondersteuning verstaan: het verlenen van voorzieningen aan mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem en aan mensen met een psychosociaal probleem ten behoeve van het behouden en het bevorderen van hun zelfstandig functioneren of hun deelname aan het maatschappelijke verkeer.
2.12.2. Artikel 4, eerste lid, Wmo bepaalt dat, voor zover hier van belang, het college ter compensatie van de beperkingen die een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 6°, ondervindt in zijn zelfredzaamheid en zijn maatschappelijke participatie, voorzieningen treft op het gebied van maatschappelijke ondersteuning die hem in staat stellen een huishouden te voeren.
2.12.3. In artikel 5, eerste lid, van de Wmo is bepaald dat de gemeenteraad met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens deze wet bij verordening regels vaststelt over de door burgemeester en wethouders te verlenen individuele voorzieningen en de voorwaarden waaronder personen die aanspraak hebben op dergelijke voorzieningen recht hebben op het ontvangen van die voorziening in natura, het ontvangen van een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget.
2.12.4. De in artikel 5, eerste lid, van de Wmo genoemde regels zijn neergelegd in de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Echt-Susteren (hierna: de Verordening).
2.12.5. Ingevolge artikel 1, aanhef en onder s., wordt in de Verordening en de daarop gebaseerde nadere regelgeving verstaan onder hoofdverblijf: de woonruimte, bestemd en geschikt voor permanente bewoning, waar de aanvrager zijn vaste woon- en verblijfplaats heeft of zal hebben en op welk adres de aanvrager in de gemeentelijke basisadministratie ingeschreven staat of zal staan, dan wel het feitelijke woonadres indien de aanvrager met een briefadres in de gemeentelijke basisadministratie staat of zal staan.
2.12.6. Ingevolge artikel 2, tweede lid, onder b., van de Verordening wordt geen voorziening toegekend indien de aanvrager niet zijn hoofdverblijf heeft in de gemeente Echt-Susteren.
2.13. De rechtbank overweegt dat artikel 4, eerste lid, van de Wmo het College verplicht om aan de in dat artikel genoemde personen voorzieningen te bieden ter compensatie van hun beperkingen op het gebied van zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie teneinde hen in staat te stellen - onder meer - een huishouden te voeren. Dit artikel brengt mee dat de zelfredzaamheid en de maatschappelijke participatie van deze personen de doeleinden zijn waarop de compensatieplicht van het College gericht moet zijn. Daarbij dient in elk concreet geval een resultaat te worden bereikt dat zich kwalificeert als compensatie van de beperkingen op die gebieden.
2.14. De rechtbank stelt vast dat de Verordening van de gemeente Echt-Susteren bewoners van recreatiewoningen, zoals eiseres, categoraal uitsluit van voorzieningen ingevolge de Wmo. Zij worden, ook in het geval zij een dergelijke woning permanent bewonen, enkel om die reden niet gecompenseerd als bedoeld in artikel 4 van de Wmo.
De rechtbank is van oordeel dat deze categorale uitsluiting niet is te verenigen met de uit artikel 4, eerste lid, van de Wmo voor het College voortvloeiende compensatieplicht. Immers, toepassing van dit onderdeel van de Verordening brengt mee dat personen die wél behoren tot de doelgroep niet in aanmerking komen voor Wmo-voorzieningen en dus niet worden gecompenseerd voor hun beperkingen op het gebied van zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie.
2.15. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat artikel 1, aanhef en onder s., van de Verordening, voor zover in dat artikel is bepaald dat de woonruimte bestemd dient te zijn voor permanente bewoning, onverbindend is wegens strijd met artikel 4 van de Wmo.
2.16. Het betoog van verweerder, inhoudende dat in het onderhavige geval wél is voldaan aan het compensatiebeginsel nu eiseres een tijdelijke indicatie voor hulp bij het huishouden heeft gekregen waardoor zij gedurende die periode in de gelegenheid is gesteld om naar een andere oplossing te zoeken, treft geen doel. Die toekenning berust immers slechts op een tijdelijke toepassing van de hardheidsclausule en maakt daarom genoemde categorale uitsluiting niet ongedaan.
2.17. Bovendien ziet de door verweerder aangehaalde overweging uit de onder 2.10 genoemde uitspraak van de rechtbank Arnhem op een woningaanpassing en niet op hulp bij het huishouden. Voor het weigeren van een woningaanpassing in een niet voor permanente bewoning bestemde woning zou naar het oordeel van de rechtbank eerder een rechtvaardiging kunnen worden aangenomen dan voor het weigeren van hulp bij het huishouden in zodanige woning. Immers, in geval van woningaanpassing wordt de woning fysiek en duurzaam aangepast aan de beperkingen van een aldaar in beginsel tijdelijk verblijvende bewoner, terwijl hulp in de huishouding - in ieder geval voor eiseres - geïndiceerd blijft, ook indien de betreffende persoon in een andere woning zou wonen.
2.18. Het beroep dient gegrond te worden verklaard en het bestreden besluit dient worden vernietigd, omdat het gebaseerd is op een onverbindende bepaling. De rechtbank zal het beroep van eiseres gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen. Verweerder dient een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak.
2.19. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen komt de rechtbank niet toe aan de beoordeling van de overige beroepsgronden.
2.20. Eiseres heeft de rechtbank tenslotte verzocht om verweerder te veroordelen tot een schadevergoeding in de zin van artikel 8:73 van de Awb, gelijk aan de wettelijke rente over de te laat uitbetaalde vergoeding voor hulp in de huishouding. Niet duidelijk is echter hoe eiseres het huishouden in de periode sinds 31 augustus 2009 heeft georganiseerd en of zij daartoe kosten heeft gemaakt. De voorziening huishoudelijke hulp die eiseres voor die tijd kreeg was een voorziening in natura en niet in de vorm van een persoonsgebonden budget, zodat de rechtbank in het kader van de onderhavige procedure niet kan beoordelen of sprake is van een aanspraak op een financiële vergoeding of nabetaling van verweerder. Het ligt op de weg van verweerder om in het kader van het thans te nemen besluit één en ander te onderzoeken en - indien eiseres aanspraak mocht hebben op een vergoeding of nabetaling - daarbij de door eiseres gemaakte aanspraak op wettelijke rente te betrekken.
2.21. Gelet op het bepaalde in artikel 8:74 van de Awb zal de rechtbank bepalen dat verweerder aan eiseres het betaalde griffierecht vergoedt. Nu niet gebleken is van door eiseres in verband met de behandeling van het beroep gemaakte proceskosten, acht de rechtbank geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb.
3. Beslissing
De rechtbank:
verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit;
bepaalt dat verweerder een nieuw besluit neemt met inachtneming van deze uitspraak;
bepaalt voorts, dat verweerder aan eiseres het door of namens deze betaalde griffierecht ten bedrage van € 41,00 volledig vergoedt.
Aldus gedaan door mr. T.M. Schelfhout in tegenwoordigheid van J.B.J.C.L. Caelers - Sijbers als griffier en in het openbaar uitgesproken op 26 mei 2010.
w.g. J.B.J.C.L. Caelers - Sijbers,
griffier w.g. mr. T.M. Schelfhout,
rechter
Voor eensluidend afschrift:
de griffier,
verzonden op: 26 mei 2010.
Een belanghebbende en het bestuursorgaan kunnen tegen deze uitspraak binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Ingevolge artikel 6:5 van de Awb bevat het beroepschrift een of meer gronden tegen de uitspraak en moet een afschrift van de uitspraak bij het beroepschrift worden overgelegd.