RECHTBANK ROERMOND
Sector strafrecht
Parketnummer : 04/850630-09
Datum uitspraak : 11 mei 2010
Vonnis van de rechtbank Roermond, meervoudige kamer voor strafzaken,
[verdachte 1],
[geboortedatum],
[adres],
thans gedetineerd in [detentieadres].
1. Het onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 27 april 2010.
De verdachte staat na wijziging van de tenlastelegging terecht ter zake dat:
hij op of omstreeks 09 november 2009 in de gemeente Roermond ter uitvoering
van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een ontploffing teweeg te brengen,
met dat oogmerk een hoeveelheid kneedstof, bevattende de springstof pentaerythritoltetranitraat (= pentriet, PETN) op de toegangsdeur van een ruimte waarin zich onder andere een geldautomaat en/of een stortingskluis bevonden, heeft/hebben bevestigd,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor die geldautomaat en/of stortingskluis en/of het pand waarin die geldautomaat en/of stortingskluis zich bevonden en/of aangrenzende gebouwen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 157 jo. 45 Wetboek van Strafrecht);
Althans indien terzake het vorenstaande geen veroordeling zou volgen:
[verdachte 2] op of omstreeks 09 november 2009 in de gemeente Roermond ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een ontploffing teweeg te brengen met dat oogmerk een hoeveelheid kneedstof, bevattende de springstof pentaerythritoltetranitraat (= pentriet, PETN) op de toegangsdeur van een ruimte waarin zich onder andere een geldautomaat en/of een stortingskluis bevonden, heeft/hebben bevestigd, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die geldautomaat en/of stortingskluis en/of het pand waarin die geldautomaat en/of stortingskluis zich bevonden en/of aangrenzende gebouwen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, bij het plegen van welk misdrijf verdachte toen daar opzettelijk behulpzaam is geweest door als uitkijk te fungeren teneinde genoemde [verdachte 2] en/of (een) ander(en) bij onraad te waarschuwen;
(artikel 157 jo. 45 jo. 48 Wetboek van Strafrecht)
Althans indien terzake al het vorenstaande geen veroordeling zou volgen:
hij op of omstreeks 09 november 2009 in de gemeente Roermond tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen ter voorbereiding van het misdrijf om een ontploffing teweeg te brengen (artikel 157 Wetboek van Strafrecht), in elk geval een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van 8 jaren of meer is gesteld, opzettelijk een hoeveelheid kneedstof, bevattende de springstof
pentaerythritoltetranitraat (= pentriet, PETN) en/of een (elektrisch) slagpijpje en/of een batterij en/of een of meer bivakmutsen en/of een of meer handschoenen en/of een bijl kennelijk bestemd tot het in vereniging, althans alleen begaan van dat misdrijf, heeft verworven en/of vervaardigd en/of ingevoerd en/of doorgevoerd en/of uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad;
(artikel 46 Wetboek van Strafrecht)
Althans indien terzake al het vorenstaande geen veroordeling zou volgen:
hij op of omstreeks 09 november 2009 in de gemeente Roermond ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een geldautomaat en/of stortingskluis, gelegen op het Outlet Centre, weg te nemen een hoeveelheid geld, geheel of ten dele toebehorende aan Rabobank Roermond/Echt, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot die geldautomaat en/of stortingskluis te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming,
met dat oogmerk met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen een hoeveelheid kneedstof, bevattende de springstof pentaerythritoltetranitraat (= pentriet, PETN) op de toegangsdeur van de betreffende ruimte waarin zich die geldautomaat en/of stortingskluis bevonden, heeft/hebben bevestigd en/of meermalen, althans eenmaal met kracht tegen een naast die geldautomaat en/of stortingskluis gelegen deur heeft/hebben getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 311 jo. 45 Wetboek van Strafrecht)
Althans indien terzake al het vorenstaande geen veroordeling zou volgen:
[verdachte 2] op of omstreeks 09 november 2009 in de gemeente Roermond ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een geldautomaat en/of stortingskluis, gelegen op het Outlet Centre, weg te nemen een hoeveelheid geld, geheel of ten dele toebehorende aan Rabobank Roermond/Echt, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot die geldautomaat en/of stortingskluis te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met dat oogmerk met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen een hoeveelheid kneedstof, bevattende de springstof pentaerythritoltetranitraat (= pentriet, PETN) op de toegangsdeur van een ruimte waarin zich die geldautomaat en/of stortingskluis bevonden, heeft/hebben bevestigd en/of meermalen, althans eenmaal met kracht tegen een naast die geldautomaat en/of stortingskluis gelegen deur heeft/hebben getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, bij het plegen van welk misdrijf verdachte toen daar opzettelijk behulpzaam is geweest door als uitkijk te fungeren teneinde genoemde [verdachte 2] en/of (een) ander(en) bij onraad te waarschuwen.
(artikel 311 jo. 45 jo. 48 Wetboek van Strafrecht)
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.
3. De geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
4. De bevoegdheid van de rechtbank
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
5. De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen.
6. Schorsing der vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
7.1. Standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 27 april 2010 gevorderd dat het primair ten laste gelegde zal worden bewezen verklaard. De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastgelegde gelet op de camerabeelden, de aangetroffen pentriet, slagpijpje en batterij en het feit dat verdachte samen met medeverdachte(n) vanuit België naar Roermond is gereden, er vooraf afspraken zijn gemaakt en uit de camerabeelden blijkt dat verdachte iets aanreikt aan medeverdachte [verdachte 2]. De officier van justitie voert aan dat er geen sprake is van een vrijwillige terugtred omdat verdachte en zijn medeverdachte(n) op de vlucht zijn geslagen voor de politie. Evenmin is er sprake van een absoluut ondeugdelijke poging.
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde en subsidiair dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat gemeen gevaar voor goederen niet bewezen kan worden en dat niet duidelijk is of er gevaar zou kunnen ontstaan voor de deur of het gehele pand. Voorts zou verdachte enkel opzet hebben gehad op diefstal en niet op het teweegbrengen van een ontploffing. Daarbij komt dat medeverdachte [verdachte 2] bewust de boel heeft gesaboteerd door juist geen ontploffing teweeg te brengen. Bovendien is sprake van vrijwillige terugtred nu de medeverdachte [verdachte 2] het slagpijpje en de draad al geruime tijd voor het arriveren van de politie uit de springstof had getrokken. Daarnaast is er sprake van een absoluut ondeugdelijke poging omdat de ontploffing nimmer zou kunnen optreden omdat de isolatie van de rode draad niet was verwijderd en er dus geen contact gemaakt kon worden met de kern van de draad van het slagpijpje.
7.2. Bewijsmiddelen en overwegingen van de rechtbank
De overtuiging van de rechtbank dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die zijn vervat in de volgende bewijsmiddelen.
Samenvatting van de bewijsmiddelen en standpunten van de rechtbank.
Op 9 november 2009 krijgen verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] de volgende melding:
"Bij de Rabobank van het Designer Outlet Centrum staan drie met bivakmutsen gemaskerde mannen bij de geldautomaten. Ze hebben een bijl bij zich en ook zijn er explosieven aan de deur van het bankgebouw bevestigd. Ze zijn daar nu met draden aan bezig." De melding was afkomstig van de beveiligingsdienst die werkzaam is op het Designer Outlet Centrum Roermond en die middels een camerasysteem het gehele gebied kan overzien. Ter plaatse zag verbalisant [verbalisant 1] in het overdekte toegangspad van het Designer Outlet Centrum waar de Rabobank geldautomaten gevestigd zijn twee personen met bivakmutsen staan. De personen vluchtten op het moment dat verbalisant hen riep. Samen met verbalisant [verbalisant 2] en andere verbalisanten werden deze twee personen aangehouden.
Blijkens het proces-verbaal van aangifte van [aangever] heeft [aangever] aangifte gedaan van poging tot diefstal op 9 november 2009 bij het Designer Outlet Centrum te Roermond. [aangever] werd op 9 november 2009 geinformeerd door een beveiliger van [beveiligingsbedrijf] dat er explosieven waren aangebracht op de toegangsdeur van de ruimte waarin onder andere de geldautomaat en de stortingskluis van de Rabobank zich bevinden. Een medewerker van [beveiligingsbedrijf] had geconstateerd dat drie gemaskerde mannen explosieven aan het plaatsen waren op de hoek van het pand waar de geldautomaat en de stortingskluis zich bevonden. Als het de daders gelukt zou zijn om toegang te krijgen tot de ruimte waarin de geldautomaat en de stortingskluis zich bevonden, dan had de schade aan de gebouwen met name het aanpalende [naam winkel] miljoenen euro’s bedragen, aldus [aangever].
Op 9 november 2009 zag [medewerker beveiligingsbedrijf], medewerker van beveiligingsbedrijf [beveiligingsbedrijf], op de camera bij de pinautomaat van het Designer Outlet Centrum te Roermond dat iemand met een moker naar de toiletdeur liep en dat er drie personen met bivakmutsen op liepen. Hij zag dat een man met een mokerhamer tegen de deur van de toiletten trapte, naast de pinautomaat. De tweede man liep zenuwachtig op en neer en de derde man was bezig met kabeltjes tegen de muur van de onderdoorgang. Om de hoek aan de zijde van de parkeerplaats is een ijzeren deur. Volgens [medewerker beveiligingsbedrijf] rijdt [naam] waardetransport de auto altijd achteruit tegen die deur als zij geld komen halen of brengen. In de onderdoorgang zitten een pinautomaat en een stortingsautomaat.
Blijkens de camerabeelden van het Designer Outlet Centrum Roermond van 9 november 2009 komen drie mannen met bivakmutsen in beeld bij de stortingskluis en de geldautomaat van de Rabobank. Verdachte heeft voortdurend zijn linkerhand aan zijn linkeroor en heeft zichtbaar een voorwerp vast in zijn linkerhand. Medeverdachte [verdachte 2] staat in de onderdoorgang op de hoek en is bezig met de bedrading. Verdachte heeft een glimmend voorwerp in zijn rechterhand en legt dit op de grond bij medeverdachte [verdachte 2]. Verdachte en de derde persoon lopen weg van medeverdachte [verdachte 2], die op dat moment bezig blijft met de bedrading. Medeverdachte [verdachte 2] heft vervolgens beide handen omhoog in de richting van verdachte en de derde persoon, die samen naar medeverdachte [verdachte 2] toe lopen. De derde persoon verdwijnt naar de parkeerplaats en verdachte en medeverdachte [verdachte 2] verblijven in de onderdoorgang terwijl verdachte nog steeds iets vast houdt ter hoogte van zijn linkeroor. Verdachte en medeverdachte [verdachte 2] zijn in overleg met elkaar en medeverdachte [verdachte 2] is bezig nabij de gepantserde deur waarop de gele kneedbare stof werd aangetroffen. Verdachte blijft in een uitsparing in de onderdoorgang staan. Het tijdsbestek waarbinnen medeverdachte [verdachte 2] stopt met zijn handelingen, hard wegrent samen met verdachte en achtervolgd wordt door de politie bedraagt ongeveer 40 seconden.
Blijkens het proces-verbaal sporenonderzoek hebben verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] op 9 november 2009 een onderzoek ingesteld bij een gebouw op het Designer Outlet Centrum te Roermond, waarin zich een geldautomaat en een stortingskluis van de Rabobank bevinden. Dit gebouw is aan de rechterzijde voorzien van een stalen toegangsdeur. Via deze deur komt men in de ruimte waarin zich de geldautomaat en de stortingskluis bevinden. De geldautomaat en de stortingskluis bevinden zich in de passage (doorgang). Verbalisanten zagen dat de stalen toegangsdeur voorzien was van een aluminium komkruk die gedeeltelijk bedekt was met een gele onbekende (kneedbare) stof (AAAE4045NL). Het gewicht van deze stof bedroeg 102 gram. Op ongeveer 125 meter afstand van de geldautomaat werd nog een hoeveelheid gele onbekende (kneedbare) stof (AAAE4046NL) aangetroffen. Het gewicht van deze stof bedroeg 111 gram. Verbalisant heeft van deze (kneed) stoffen monsters genomen (AAAE4056NL en AAAE4057NL). Op de vluchtroute van verdachte en zijn medeverdachte werd op ongeveer 30 meter afstand van de gele (kneedbare) stof (AAAE4046NL) een elektrisch slagpijpje (AAAE4047NL) aangetroffen. In de nabijheid van dit slagpijpje werd een 9V blokbatterij (AAAE4053NL) aangetroffen.
Het proces-verbaal bevat voorts een rapportage van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) d.d. 10 december 2009 waarin de resultaten staan beschreven van het onderzoek naar het elektrisch slagpijpje en de monsters van de gele (kneedbare) stoffen. Op grond van de kenmerken betreft het elektrisch slagpijpje vrijwel zeker een intact elektrisch slagpijpje van het type EK-40-69. Gezien de onderzoeksresultaten betreffen de monsters van de gele kneedstof AAAE4056NL en AAAE4057NL vrijwel zeker springstof op basis van pentaerythritoltetranitraat (= pentriet, PETN). Springstoffen als deze dienen tot detonatie te worden gebracht door middel van een speciaal soort ontsteker (een zogenaamd slagpijpje). Het slagpijpje (AAAE4047NL) is vrijwel zeker geschikt om springstoffen als hierboven vermeld tot ontploffing te brengen. Bij slagpijpjes, zoals AAAE4047NL, komt de springstoflading vrijwel direct na het activeren tot ontploffing. Hierbij treden hitte, brisantie , een schokgolf en scherfwerking op. Met name de brisantie en scherfwerking leveren bij ontploffing gevaar op voor de directe omgeving. Voor het tot ontsteking brengen van elektrische slagpijpjes, zoals AAAE4047NL, is verder nog een energiebron noodzakelijk. In de regel volstaat een 9V batterij.
Ter terechtzitting van 27 april 2010 heeft verdachte verklaard dat hij op 9 november 2009 samen met medeverdachte [verdachte 2] en een derde persoon naar het Designer Outlet Centrum in Roermond is gereden. Verdachte heeft voorts verklaard dat hij naar het Designer Outlet Centrum is gereden om een winkelinbraak te plegen en dat zijn rol bestond uit het op de uitkijk staan en het aannemen en meenemen van de kleding die zou worden gestolen. Tevens zou verdachte een deel van de buit krijgen. Ter plaatse zou echter, aldus verdachte, een woordenwisseling zijn ontstaan tussen hem en medeverdachte [verdachte 2] toen verdachte bleek dat er explosieven geplaatst werden op de deur.
De rechtbank is van oordeel dat verdachtes verklaring ongeloofwaardig is. Uit de camerabeelden blijkt immers dat verdachte niet op de uitkijk stond, maar er met zijn neus bovenop stond toen medeverdachte [verdachte 2] bezig was met het plaatsen van kneedstof en bedradingen. Bovendien is op de camerabeelden te zien dat verdachte het moment dat medeverdachte [verdachte 2] doende is met de bedrading, vrijwel meteen een voorwerp bij medeverdachte [verdachte 2] op de grond neerlegt en dat [verdachte 2] dit voorwerp vervolgens ter hand neemt. Bovendien blijft verdachte gedurende meerdere momenten in de directe nabijheid van medeverdachte [verdachte 2] terwijl hij ook met medeverdachte [verdachte 2] in overleg is. Niets duidt erop dat verdachte de boel in de gaten houdt of dat er onenigheid ontstaat tussen de medeverdachten. De rechtbank hecht in dit verband geen waarde aan de ter terechtzitting afgelegde getuigenverklaring van [verdachte 2], te weten dat er ruzie ontstond over het gebruik van de explosieven en dat medeverdachte [verdachte 2] aan verdachte uitlegde dat hij de boel zou saboteren.
Het verweer dat verdachte geen opzet heeft gehad op het teweegbrengen van een ontploffing, aangezien medeverdachte [verdachte 2] een ontploffing bewust heeft gesaboteerd dan wel dat er slechts opzet was op diefstal, en het verweer dat sprake is van vrijwillige terugtred wordt door de rechtbank verworpen. Medeverdachte [verdachte 2] heeft verklaard dat hij de ontploffing bewust zou hebben gesaboteerd omdat, zo begrijpt de rechtbank, hij juist niet wilde dat er een ontploffing zou plaatsvinden. Omdat de derde persoon (op de camerabeelden) aandrong, deed medeverdachte [verdachte 2] net alsof hij bezig was met het laten ontploffen van de toegangsdeur. De rechtbank neemt op de camerabeelden waar dat medeverdachte [verdachte 2] doende is met de bedrading. Verdachte houdt voortdurend een voorwerp tegen zijn linkeroor en blijft rondlopen. De derde man loopt weg richting de parkeerplaats. Op dat moment is medeverdachte [verdachte 2] nog steeds bezig met de bedrading. De camera volgt op dat moment de derde man. Als de camera een paar minuten later terugdraait naar de plek waar medeverdachte [verdachte 2] staat, is medeverdachte [verdachte 2] nog steeds doende met de bedrading. Op een gegeven moment stopt medeverdachte [verdachte 2] met zijn handelingen en leunt ongeveer 30 seconden tegen de muur; op dat moment komt de politie en rennen verdachte en medeverdachte [verdachte 2] hard weg. Uit deze gang van zaken blijkt dat medeverdachte [verdachte 2] nog bezig blijft met de bedrading ook als de derde persoon al weg is. De rechtbank is van oordeel dat indien sprake zou zijn geweest van sabotage medeverdachte [verdachte 2] voldoende tijd heeft gehad, nadat de derde man richting parkeerplaats was gelopen, om zijn werk af te maken en te doen laten lijken alsof de verrichtingen voor het teweeg brengen van een ontploffing waren gelukt. Uit de bevindingen van het technisch onderzoek ter plekke blijkt echter dat er enkel nog pentriet op de deur was bevestigd (zonder slagpijpje, draad en batterij). Hieruit volgt dat de situatie ter plekke dan ook niet lijkt als ware alles goed geinstalleerd maar heimelijk door medeverdachte [verdachte 2] gesaboteerd. De verklaring van medeverdachte [verdachte 2] acht de rechtbank dan ook ongeloofwaardig. De rechtbank is daarnaast van oordeel dat geen sprake is van vrijwillige terugtred, aangezien medeverdachte [verdachte 2] voldoende tijd heeft gehad; hij staat immers ongeveer 30 seconden tegen een muur geleund om uit eigen wil te stoppen met alle handelingen en hij had dus ook alle pentriet van de deur af kunnen halen. Een deel van de pentriet is echter nog op de deur aangetroffen. Het misdrijf is derhalve niet voltooid door omstandigheden van de wil van verdachte afhankelijk.
Het verweer dat sprake is van een absoluut ondeugdelijke poging wordt eveneens door de rechtbank verworpen. Uit het NFI rapport d.d. 10 december 2009 blijkt dat de gele kneedbare stof die op de deur en op de vluchtroute is aangetroffen de springstof pentriet betreft. Deze springstof dient tot detonatie te worden gebracht door een slagpijpje. Het slagpijpje dat in de nabijheid van het pentriet is aangetroffen, betreft een intact elektrisch slagpijpje en is geschikt om pentriet tot ontploffing te brengen. Voor het tot ontsteking brengen van dit slagpijpje is een 9V batterij voldoende. Deze batterij is ook op de vluchtroute aangetroffen. De combinatie van deze materialen (pentriet, het intact elektrisch slagpijpje en de 9V batterij) is geschikt om een ontploffing teweeg te brengen. Nu al het gebruikte materiaal deugdelijk en geschikt is, is van een absoluut ondeugdelijke poging, een poging die nooit tot resultaat had kunnen leiden, derhalve geen sprake. Dat de isolatie van het rode draaduiteinde van het slagpijpje niet was verwijderd, waardoor er geen contact was met de koperdraad van de luidspeakerdraad, maakt dat niet anders.
Tevens wordt het verweer dat niet duidelijk is in welke mate sprake is van gemeen gevaar voor goederen door de rechtbank verworpen. Blijkens het NFI rapport volgt dat indien enkele honderden grammen van de onderzochte springstof tot ontsteking wordt gebracht, hitte, brisantie, scherfwerking en een schokgolf met een daarme gepaard gaande luide knal optreden. Als gevolg van deze effecten ontstaat naast materiele schade zelfs gevaar voor lichamelijk tot dodelijk letsel voor personen op een afstand in de orde van grootte van meerdere (tientallen) meters. De rechtbank leidt hieruit af dat bij een hoeveelheid als in onderhavige zaak (102 + 111 gram) bij een ontploffing daarvan ook gemeen gevaar voor goederen ontstaat.
Op grond van voormelde bewijsmiddelen en overwegingen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 9 november 2009 in de gemeente Roermond ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk een ontploffing teweeg te brengen, met dat oogmerk een hoeveelheid kneedstof, bevattende de springstof
pentaerythritoltetranitraat (= pentriet, PETN) op de toegangsdeur van een ruimte waarin zich onder andere een geldautomaat en een stortingskluis bevonden, heeft bevestigd, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die geldautomaat en/of stortingskluis en het pand waarin die geldautomaat en stortingskluis zich bevonden te duchten was, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
(artikel 157 jo. 45 Wetboek van Strafrecht)
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen.
Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Het ten laste van verdachte bewezenverklaarde levert op het navolgende strafbare misdrijf:
ten aanzien van primair:
medeplegen van poging tot opzettelijk een ontploffing teweeg brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
Het misdrijf is strafbaar gesteld bij artikel 157 juncto 45 juncto 47 van het Wetboek van Strafrecht.
9. De strafbaarheid van verdachte
De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde nu niet is gebleken van enige omstandigheid die verdachtes strafbaarheid opheft.
10. De straffen en/of maatregelen
10.1. De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij gelegenheid van de terechtzitting op 27 april 2010 met betrekking tot de op te leggen straf gevorderd dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van 3 jaren, met aftrek ex artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
10.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van de gevorderde straf primair aangevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken. Ten aanzien van het meer subsidiair tenlastegelegde ligt een gevangenisstraf van 3 tot 6 maanden in de rede. De raadsvrouw verzoekt om verdachte onmiddellijk in vrijheid te stellen.
10.3. De overwegingen van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van een poging tot opzettelijk een ontploffing teweeg brengen, door middel van het gebruik van pentriet op een toegangsdeur van een ruimte waarin zich een geldautomaat en een stortingskluis bevinden, terwijl daarvan gemeen gevaar voor dat pand, de stortingskluis en/of de geldautomaat te duchten was.
Medeverdachte [verdachte 2] heeft op professionele wijze gehandeld door de juiste materialen, waaronder pentriet, een intact elektrisch slagpijpje en een 9V batterij, nodig voor het teweeg brengen van een ontploffing, mee te nemen naar het Designer Outlet Centrum Roermond. Verdachte heeft nauw met medeverdachte [verdachte 2] samengewerkt door, toen hij aankwam bij de onderdoorgang van het Designer Outlet Centrum, een voorwerp neer te leggen bij [verdachte 2] en – terwijl [verdachte 2] bezig was met die materialen – erbij te staan en overleg met [verdachte 2] te voeren.
De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat het ten laste van verdachte bewezenverklaarde feit een feit betreft waardoor niet alleen de nodige materiele schade had kunnen ontstaan, maar ook de nodige angst en gevoelens van onveiligheid in de maatschappij worden veroorzaakt. De verdachte heeft zich daar niet om bekommerd en heeft zich enkel laten leiden door geldelijk gewin.
Blijkens het uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister is verdachte niet eerder in Nederland ter zake van medeplegen van poging tot ontploffing veroordeeld. Blijkens het strafregister van België heeft verdachte wel delicten gepleegd in het buitenland.
De rechtbank is van oordeel dat met het oog op een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of lagere straf dan de hierna vermelde vrijheidsstraf.
De rechtbank wijst het verzoek tot onmiddellijke invrijheidstelling af, gezien de hierna vermelde vrijheidsstraf.
11. Toepasselijke wetsartikelen
Na te melden beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 27, 45, 47, 157
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
verstaat dat het aldus bewezenverklaarde het hiervoor vermelde strafbare feit oplevert en verklaart verdachte ter zake strafbaar;
veroordeelt verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van 3 jaren;
beveelt dat de tijd door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de aan verdachte opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
wijst af het verzoek tot onmiddellijke invrijheidstelling van verdachte, gezien de hiervoor opgelegde onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Vonnis gewezen door mrs. M.J.A.G. van Baal, A.K. Kleine en P.M.S. Dijks, rechters, van wie mr. M.J.A.G. van Baal voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. D.W.G. Roebroek als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 11 mei 2010.