ECLI:NL:RBROE:2010:BM0464

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
6 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
04/860773-08
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van TBS met verpleging na geweldsdelicten en vrijspraak voor diefstal

In deze zaak heeft de Rechtbank Roermond op 6 april 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die wordt beschuldigd van meerdere geweldsdelicten, waaronder vrijheidsberoving en mishandeling van [slachtoffer 1]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 21 juli 2008 [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd door haar in een garage te duwen en haar met geweld vast te houden. Daarnaast heeft hij haar meermalen mishandeld, wat heeft geleid tot letsel en pijn. De rechtbank heeft ook andere feiten beoordeeld, waaronder diefstal van een personenauto en kentekenplaten, maar heeft de verdachte van deze feiten vrijgesproken wegens gebrek aan bewijs. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte lijdt aan een ernstige borderline persoonlijkheidsstoornis met antisociale trekken, wat heeft geleid tot de beslissing om de maatregel van terbeschikkingstelling (TBS) met verpleging van overheidswege op te leggen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier jaar en heeft een schadevergoeding van € 2.000,00 aan [slachtoffer 1] toegewezen voor immateriële schade. De uitspraak is gedaan na een zorgvuldige afweging van de feiten en omstandigheden, waarbij de impact op het slachtoffer en de psychische toestand van de verdachte zwaar hebben meegewogen.

Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND
Sector strafrecht
Parketnummer: 04/860773-08
Datum uitspraak: 6 april 2010
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Roermond, meervoudige kamer voor strafzaken,
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats] op [datum],
thans gedetineerd in [detentieadres]
1.Het onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 23 maart 2010.
2.De tenlastelegging
De verdachte staat na wijziging van de tenlastelegging in feit 5 terecht ter zake dat:
1.
hij op of omstreeks 21 juli 2008 in de gemeente Venray opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden bestaande
- uit het duwen van die [slachtoffer 1] in een garage van de woning [adres] en/of
- uit het opsluiten van die [slachtoffer 1] in die garage en/of
- uit het met geweld vastpakken en/of vasthouden van die [slachtoffer 1] en/of
- uit het met geweld trekken en/of rukken aan die [slachtoffer 1] en/of
- uit het tegen haar wil met geweld meevoeren naar een (leegstaande) woning,
[adres] en/of
- uit het tegen haar wil doen of laten verblijven in die woning;
(artikel 282 van het Wetboek van Strafrecht)
2
hij op of omstreeks 21 juli 2008 in de gemeente Venray opzettelijk mishandelend
[slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, heeft geslagen, waardoor voornoemde [slachtoffer 1] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
(artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht)
3.
hij in of omstreeks de periode van 15 april 2008 tot en met 02 mei 2008 te Leunen, in elk geval in de gemeente Venray, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een personenauto (merk Chrysler), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
(artikel 310 Wetboek van Strafrecht)
althans indien terzake het vorenstaande onder 3 geen veroordeling zou volgen:
hij in of omstreeks de periode van 15 april 2008 tot en met 08 augustus 2008
te Leunen, in elk geval in de gemeente Venray, in elk geval in Nederland, een personenauto (merk Chrysler) heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die personenauto wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen personenauto betrof;
(artikel 416 subs. 417bis Wetboek van Strafrecht)
4.
hij in of omstreeks de periode van 29 april 2008 tot en met 30 april 2008 te Molenhoek, in elk geval in de gemeente Mook en Middelaar, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen twee kentekenplaten ([kenteken]) en/of twee, in elk geval één, emble(e)m(en) (Nissan), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
(artikel 310 Wetboek van Strafrecht)
althans indien terzake het vorenstaande onder 4 geen veroordeling zou volgen:
hij in of omstreeks de periode van 29 april 2008 tot en met 08 augustus 2008 te Molenhoek, althans in de gemeente Mook en Middelaar, en/of in de gemeente Venray, in elk geval in Nederland, twee kentekenplaten ([kenteken]) en/of twee, in elk geval één, emble(e)m(en) (Nissan) heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die kentekenplaten en die/dat emble(e)m(en) wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
(artikel 416 subs. 417bis Wetboek van Strafrecht)
5.
hij in of omstreeks de periode van 01 februari 2008 tot en met 5 augustus 2008 in
de gemeente Venray, in elk geval in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1], in elk geval van een ander, met het oogmerk die [slachtoffer 1], in elk geval die ander, te dwingen iets te doen,
niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen,
- door zich veelvuldig, in elk geval stelselmatig, hinderlijk op te houden in en/of
in de directe omgeving van voornoemde [slachtoffer 1] en/of in de directe omgeving van de
woning van die [slachtoffer 1], en/of
- door veelvuldig, in elk geval stelselmatig, die [slachtoffer 1] te volgen, en/of
- door veelvuldig telefonisch contact op te nemen en/of te zoeken met die [slachtoffer 1],en/of
- door meermalen sms-berichten te verzenden aan die [slachtoffer 1];
(artikel 285B Wetboek van Strafrecht)
6.
hij op of omstreeks 28 april 2008 in de gemeente Venray opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden bestaande
uit het krachtig drukken van zijn hand(en) op of tegen het hoofd en/of mond
van die [slachtoffer 1] en/of
- uit het tegen de wil van die [slachtoffer 1] pakken of in bezit houden van haar twee,
althans een, mobiele telefoon(s) en/of de huistelefoon en/of haar huissleutels
en/of het Aware systeem en/of
- uit het tegen die [slachtoffer 1] zeggen dat zij dus nergens kon bellen en/of niemand
kon waarschuwen en/of
- uit het geven van een of meer tik(ken) aan die [slachtoffer 1] en/of
- uit het vastbinden of vastmaken van de handen van die [slachtoffer 1] en/of
- uit het krachtig drukken van een stuk verband met een zakdoek in of tegen de
mond van die [slachtoffer 1] en/of
- uit het krachtig drukken van die [slachtoffer 1] tegen een leuning van een bank en/of
- uit het trekken aan de haren van die [slachtoffer 1] en/of
- uit het slaan van die [slachtoffer 1];
(artikel 282 van het Wetboek van Strafrecht)
7.
hij op of omstreeks 28 april 2008 in de gemeente Venray opzettelijk mishandelend
[slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, heeft geslagen, waardoor voornoemde [slachtoffer 1] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
(artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht)
8.
hij op of omstreeks 28 april 2008 in de gemeente Venray ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven,
met dat opzet de keel van die [slachtoffer 1] heeft dichtgeknepen, in elk geval met dat opzet die [slachtoffer 1] bij haar keel heeft vastgegrepen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 287 juncto 45 van het Wetboek van Strafrecht)
althans indien terzake het vorenstaande onder 8 geen veroordeling zou volgen:
hij op of omstreeks 28 april 2008 in de gemeente Venray ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet de keel van die [slachtoffer 1] heeft dichtgeknepen, in elk geval met dat opzet die [slachtoffer 1] bij haar keel heeft vastgegrepen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 302 juncto 45 van het Wetboek van Strafrecht)
althans indien terzake al het vorenstaande onder 8 geen veroordeling zou volgen:
hij op of omstreeks 28 april 2008 in de gemeente Venray opzettelijk mishandelend
[slachtoffer 1] de keel heeft dichtgeknepen, in elk geval bij haar keel heeft vastgegrepen, waardoor voornoemde [slachtoffer 1] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
(artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht)
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.
3.De geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
4.De bevoegdheid van de rechtbank
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
5.De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen.
6.Schorsing der vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
7.Standpunten van de officier van justitie en de verdediging.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 23 maart 2010 gevorderd dat alle ten laste gelegde feiten ( inzake de feiten 3 en 4 het subsidiair en in zaak 8 het meer subsidiair ten laste gelegde) zullen worden bewezen verklaard.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten wegen het ontbreken van voldoende wettig bewijs.
8.De beoordeling door de rechtbank.
8.1.Vrijspraakoverwegingen van de rechtbank
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte sub 3 en sub 4 primair is ten laste gelegd.
Ten aanzien van feit 3
Verdachte wordt in dit feit primair diefstal verweten en subsidiair opzet-/schuldheling van een personenauto, merk Chrysler, in of omstreeks de periode van 15 april 2008 tot en met 02 mei 2008 te Leunen. Deze auto behoorde toe aan [slachtoffer 2].
Met betrekking tot het primair tenlastegelegde overweegt de rechtbank dat voor het bewijs van een diefstal in beginsel een aangifte nodig is. In het dossier is een aangifte van de heer [slachtoffer 2] voornoemd d.d. 6 mei 2008 aanwezig . Naar aanleiding van de verklaring van verdachte dat hij deze auto bij [slachtoffer 2] voornoemd heeft gekocht, is [slachtoffer 2] op 12 augustus 2008 nogmaals door de politie gehoord. De rechtbank kan niet uitsluiten dat verdachte de auto in het bedrijf van [slachtoffer 2] - al dan niet van [slachtoffer 2] zelf – heeft gekocht. Noch de aangifte noch [slachtoffer 2] nadere verklaring sluiten dit uit. Omdat die versie van het gebeuren steun vindt in het feit dat verdachte een contacsleutel van de auto had, acht de rechtbank de door verdachte gegeven verklaring voor het bezit van de auto niet onaannemelijk.
De rechtbank kan niet vaststellen dat de in de tenlastelegging genoemde auto daadwerkelijk is gestolen. De rechtbank zal verdachte van de ten laste gelegde diefstal daarom vrijspreken.
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde overweegt de rechtbank dat uit de aanwezige stukken niet is vast te stellen dat de betreffende auto van misdrijf afkomstig is. Nu verdachte heeft verklaard dat hij de auto eerlijk heeft gekocht en het dus niet bewijsbaar gaat om een van misdrijf afkomstige auto is, dient verdachte van het subsidiair ten laste gelegde feit te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 4 primair
Primair wordt verdachte verweten de diefstal van een aantal kentekenplaten.
De rechtbank acht - evenals de officier van justitie en de raadsvrouw van verdachte - onvoldoende wettig bewijs aanwezig om daarop de overtuiging te baseren dat verdachte de kentekenplaten heeft gestolen. De rechtbank zal verdachte daarom van de ten laste gelegde diefstal vrijspreken.
Ten aanzien van feit 8 primair en subsidiair
De rechtbank acht - evenals de officier van justitie en de raadsvrouw van verdachte - onvoldoende wettig bewijs aanwezig om daarop de overtuiging te baseren dat verdachte het (voorwaardelijk) opzet heeft gehad om [slachtoffer 1] van het leven te beroven danwel zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De rechtbank zal verdachte daarom van de onder 8 primair en subsidiair ten laste gelegde feiten vrijspreken.
8.2.Bewijsmiddelen en overwegingen van de rechtbank
Voor zover het vonnis is uitgewerkt, staan de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen vermeld in de alsdan aan het vonnis gehechte aanvulling als bedoeld in de artikelen 365a en 365b van het Wetboek van Strafvordering.
Ten aanzien van de feiten 1 en 2:
Verdachte verklaart tijdens de terechtzitting van 23 maart 2010 onder meer dat hij op
21 juli 2008 met de hem bekende [slachtoffer 1] in de garage die bij de woning [adres] te Venray behoort, is geweest, dat hij tijdens dat verblijf aldaar [slachtoffer 1] heeft vastgepakt en vastgehouden en dat hij kort daarna de garage heeft verlaten en via de brandgang is weggegaan. Verder verklaart hij dat hij de enige man met een Indonesisch uiterlijk in de buurt [adres] is en dat hij direct vóór en direct na het verblijf in die garage niet op de openbare weg is geweest.
Over dit feit heeft ook aangeefster mevrouw [slachtoffer 1], wonende te Venray, [adres] een verklaring afgelegd. Zij verklaart dat zij aangifte doet van vrijheidsbeneming en mishandeling door haar ex [verdachte]. Op 21 juli 2008 wil zij uit de bij haar woning bevindende garage komen als zij [verdachte] in de deuropening van de garage ziet staan. Er ontstaat een woordenwisseling en er wordt van alles geschreeuwd. [verdachte] wil dat aangeefster haar woning binnengaat doch aangeefster wil dat niet. [verdachte] belet haar de weg de garage uit te gaan, hij duwt haar naar achteren en sluit uiteindelijk de garagedeur af. In de garage krijgt zij klappen en zij houdt daarbij haar armen voor haar gezicht en hoofd. Op een gegeven moment stopt hij met slaan en hij pakt aangeefster vast. Aangeefster vindt het goed dat zij haar woning ingaan om te praten. Op het moment dat [verdachte] met de sleutel naar de voordeur gaat, gaat aangeefster de garage uit, [adres] op en schreeuwt zo hard mogelijk. [verdachte] komt achter haar aangerend en [adres] pakt hij haar vast. Hij pakt haar vast aan haar nek en haren en hij probeert haar een steegje tussen een aantal woningen in te trekken. Aangeefster houdt zich onderweg aan een schutting van een woning vast. [verdachte] trekt zo hard aan aangeefster dat enkele planken die zij blijft vasthouden van de schutting losgaan. Op een gegeven moment komen ze in een tuin terecht. Op dat moment drukt zij het alarm van het AWARE – systeem in. [verdachte] pakt haar in de nek dan bij de keel vast. Samen gaan zij de tuin uit en via de weg komen zij bij een leegstaand huis, huisnummer 2. De achterdeur van die woning staat open en [verdachte] neemt haar mee de woning in. [verdachte] houdt haar steeds bij de nek dan wel bij de keel vast en hij doet dat stevig. In de woning duwt hij haar naar boven en moet zij een lege slaapkamer ingaan. Op de grond ligt een soort vinyl. [verdachte] zegt enkele malen dat hij aangeefster moet opruimen en aangeefster wil daarom zo snel mogelijk weg en zij laat zich uit het raam hangen om zo de woning te verlaten.
De verbalisant die de verklaring van aangeefster [slachtoffer 1] opneemt, relateert dat hij ter gelegenheid van de aangifte bij aangeefster minimale schaafverwondingen heeft geconstateerd. Tevens relateert hij dat aangeefster heeft medegedeeld dat zij heden naar haar huisarts [naam] is geweest.
De getuige [getuige 1], wonende te Venray, [adres], verklaart tegenover de politie dat hij op 21 juli 2008 in zijn woning is, geschreeuw hoort en de straat inkijkt. Hij ziet [adres] op een afstand van ongeveer 10 tot 15 meter vanaf zijn heg een man en een vrouw. De man heeft hij vaker in de straat gezien en de man is een Indo type. Hij ziet dat de man de vrouw om de hals vasthoudt en dat hij de vrouw met haar hoofd naar beneden duwt en dat het hem duidelijk is dat dit niet vrijwillig gebeurt.
Naar aanleiding van de aangifte van mevrouw [slachtoffer 1], heeft de politie op 23 juli 2008 een onderzoek ingesteld op de plaatsen van de door haar omschreven route. De verbalisanten constateren dat van de tuinschutting [adres] een plank ontbreekt en dat deze plank kennelijk is losgetrokken. Het vrijliggende hout en de houtsplinters van de schroefgaten tonen geen verwering hetgeen aangeeft dat de missende plank zeer recent is verwijderd. In de leegstaande woning waren onder meer 2 lege slaapkamers aanwezig en de vloeren daarvan hadden een uistraling van een linoleumvloerbedekking. De slaapkamer was voorzien van een draairaam en op de vensterbank was zowel aan de binnen- als aan de buitenzijde kant een vorm van veegsporen aanwezig.
De huisarts van aangeefster heeft bij aangeefster als letsel onder meer geconstateerd een zwelling en kneuzing van de 5e voetwortel/middenvoetsbeentje en enkele bloeduitstortingen op armen en benen.
Tijdens de terechtzitting en ook tegenover de politie heeft verdachte verklaard dat hij op
21 juli 2008 in de garage behorend bij de woning [adres] te Venray is geweest doch dat hij nadat [slachtoffer 1] en hij de garage hadden verlaten om naar de onbewoonde woning [adres] te gaan, niet meer in [adres] is geweest. De rechtbank beschouwt dit gedeelte in de verklaring van verdachte als kennelijk leugenachtig, omdat uit andere bewijsmiddelen, namelijk uit de verklaring van aangeefster en die van [getuige 1], blijkt dat verdachte wel toen op de [adres] is geweest.
Ten aanzien van feit 4:
Tijdens de terechtzitting van 23 maart 2010 heeft verdachte onder meer verklaard dat hij in de periode van 29 april 2008 tot en met 5 augustus 2008 aan een junk heeft gevraagd of deze bij een sloop twee kentekenplaten wilde kopen. Korte tijd daarna kwam die junk naar zijn woning in Molenhoek met 2 kentekenplaten en een Nissan embleem, waarna hij die kentekenplaten en dat embleem van die junk in ontvangst heeft genomen en op zijn personenauto, merk Chrysler heeft gemonteerd.
Met betrekking tot dit feit is een proces-verbaal van aangifte [getuige 2].
In dit proces-verbaal relateert [getuige 2] dat hij eigenaar is van een personenauto, merk Nissan, gekentekend [kenteken] en dat hij deze auto op 29 april 2008 onbeschadigd op een parkeerplaats te Molenhoek heeft achtergelaten. Op 30 april 2008 ontdekt hij dat de kentekenplaten en de 2 emblemen van deze auto waren weggenomen. Verder deelt hij mede dat de weggenomen goederen van hem zijn en dat hij niemand toestemming heeft gegeven die goederen weg te nemen en zich die toe te eigenen.
Door bij junks kentekenplaten te bestellen heeft verdachte willens en wetens het aanmerkelijke risico genomen dat deze platen van misdrijf afkomstig zouden zijn.
Ten aanzien van feit 5
Verdachte heeft tijdens de terechtzitting op 23 maart 2010 verklaard dat hij in de periode
1 februari 2008 tot en met 5 augustus 2008 in de gemeente Venray veelvuldig telefonisch contact heeft gehad dan wel heeft opgezocht met [slachtoffer 1], dat hij ook veelvuldig sms-berichten naar haar heeft verzonden en dat hij diverse malen in de buurt van haar woning aan de [adres] is geweest.
Aangeefster mevrouw [slachtoffer 1] verklaart met betrekking tot dit ten laste gelegde feit tegenover de politie dat zij aangifte doet terzake van stalking gepleegd door [verdachte]. Sinds haar relatie met [verdachte] is verbroken, valt hij haar lastig. Hij houdt haar al maanden veelvuldig in de gaten en ook valt hij haar lastig door meerdere keren per dag te bellen, zelfs vanuit het huis van bewaring. Hij staat op de vreemdste momenten voor haar neus, zowel in haar woning als op straat. [verdachte] maakt inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer en door veel te bellen, jaagt hij haar vrees aan en dwingt hij haar om een relatie met hem te hebben.
De getuige [getuige 3] verklaart dat zij [slachtoffer 1] en [verdachte] al enige tijd kent en dat hun relatie sinds februari 2008 over is. In april 2008 heeft [slachtoffer 1] bij haar drie dagen geslapen en eind april 2008 hangt [verdachte] veel rond de woning van [slachtoffer 1]. [verdachte] woont dan niet bij [slachtoffer 1]. [slachtoffer 1] vertelt dat ze de hele tijd wordt lastig gevallen door [verdachte]. [slachtoffer 1] vertelt haar dat op 21 juli 2008 [verdachte] voor haar neus in de woning staat. Ze zou daarbij klappen hebben gekregen. De getuige vertelt dat in de week van 21 tot 25 juli 2008 [verdachte] haar diverse malen belt en zegt dat [slachtoffer 1] hem moet bellen. In de drie dagen dat [slachtoffer 1] bij de getuige verblijft, belt [verdachte] [slachtoffer 1] continue. Aangeefster verklaart verder dat [verdachte] op [datum], zijnde de verjaardag van aangeefster met een auto diverse keren door de straat reed.
De getuige [getuige 4], wonende te Venray, [adres], geeft aan dat zij [verdachte] kent via [slachtoffer 1] en dat het in februari is dat [slachtoffer 1] de relatie met hem verbreekt. Vanaf februari houdt [verdachte] zich veelvuldig op in de [adres] te Venray. Zij ziet hem elke dag rond de woning van [slachtoffer 1] hangen. Verder geeft zij aan dat hij zowel bij haar als bij buurtbewoners in de tuin staat.
De getuige [getuige 5], wonende [adres] te Venray verklaart dat hij en zijn vrouw [slachtoffer 1] al jaren kennen en dat op een gegeven moment [verdachte] bij [slachtoffer 1] komt wonen. In februari 2008 maakt [slachtoffer 1] een eind aan de relatie met [verdachte], waarna de getuige hen niet meer samen heeft gezien. Sinds de relatie is verbroken, houdt [verdachte] zich regelmatig op in de [adres], met name rondom het huis van [slachtoffer 1]. Nadat de relatie is verbroken, gebeurt dit meerdere keren per week; de laatste maanden vaker. Hij ziet hem zowel ’s morgens vroeg als ’s avonds laat en hij denkt dat [verdachte] [slachtoffer 1] in de gaten houdt.
De getuige [getuige 6], wonende te Venray, [adres], verklaart dat zij [slachtoffer 1] en [verdachte] kent vanaf 2006 en dat in april 2008 iets opvalt nadat hun relatie enkele maanden eerder was verbroken. Nadat de relatie voorbij is, leert zij [verdachte] kennen als een agressieve man. Hij loopt regelmatig op straat te schreeuwen. Zij en haar man zien vanaf april [verdachte] erg vaak rondom het huis van [slachtoffer 1]. [verdachte] loopt dan voor of achter de woning, maar houdt zich ook op in de brandgangen en paadjes in de straat. Dit gebeurde vanaf april tot hij in juli is aangehouden. Op zondag 27 april staat [verdachte] bij haar voor de deur, komt binnen en hij zegt dat hij de voordeur van [slachtoffer 1] met een ijzeren draadje gaat open maken en dat hij gaatjes in de deuren van [slachtoffer 1] gaat boren. Op de avond van 27 april 2008 ziet zij dat voor de deur van de woning van [slachtoffer 1] staat en dat hij met zijn handen in het midden van de voordeur iets aan het doen is.
De stelling van verdachte dat hij mevrouw [slachtoffer 1] niet heeft belaagd omdat hij bij haar mocht zijn en hij met haar een heimelijke relatie had, verwerpt de rechtbank nu deze stelling niet aannemelijk is gelet op de gerelateerde inhoud van de op dit feit betrekking hebbende bewijsmiddelen. De verklaring is kennelijk leugenachtig.
Ten aanzien van de feiten 6, 7 en 8
Met betrekking tot de ten laste gelegde feiten heeft verdachte tijdens de terechtzitting onder meer verklaard dat hij op 28 april 2008 in de woning van [slachtoffer 1], [adres] te Venray was en dat [slachtoffer 1] daar toen ook was.
Mevrouw [slachtoffer 1] heeft over deze ten laste gelegde feiten bij de politie aangifte gedaan. In haar aangifte terzake van bedreiging, gijzeling, mishandeling en huisvredebreuk geeft zij onder meer aan dat sinds februari 2008 zij en haar ex man [verdachte] uit elkaar zijn en dat zij in het bezit is van een AWARE-systeem.
Op 27 april 2008 omstreeks 18.00 uur komt zij van een weekendje weg thuis en zij merkt meteen dat de gordijnen in de woonkamer open zijn terwijl zij zeker weet dat zij deze voordat de woning verliet had afgesloten. Omstreeks 19.45 uur komen de kinderen thuis en kort daarna sluit zij de poort aan de achterzijde van de woning. Ook sluit zij de serredeur en achterdeur met klemmen. Haar buurvrouw [naam] zegt dat [verdachte] in het weekend in de woning is geweest en dat haar man [verdachte] met een boormachine had zien lopen. Hierna gaat aangeefster bij de voordeur kijken en zij ziet dat er een gaatje is geboord ter hoogte van het slot. Nadat buurvrouw [naam] de woning heeft verlaten, sluit aangeefster de voordeur met sleutel en klemmen af, gaat op de bank liggen en valt in slaap. Op 28 april 2008 omstreeks 02.45 uur wordt zij wakker en zij voelt een hand op haar mond en een hand op haar hoofd. Zij voelt dat er hard gedrukt wordt. Zij doet haar ogen open en zij ziet dat [verdachte] bij haar staat. Zij hoort dat [verdachte] tegen haar roept dat hij haar twee mobiele telefoons, huistelefoon, huissleutels en AWARE-systeem heeft gepakt en zij hoort hem dreigend zeggen dat zij dus nergens kan bellen en niemand kan waarschuwen. Hierna gaat aangeefster rechtop zitten en laat [verdachte] haar los. Zij moet van [verdachte] haar kleding aandoen maar omdat zij dat niet doet krijgt zij van [verdachte] een tik die niet veel pijn doet. Nadat zij is aangekleed moest zij zich van [verdachte] omdraaien en gaat met de knieën op de bank zitten. [verdachte] zegt dat zij haar handen gekruist over elkaar moet houden achter haar rug. Hierna voelt zij dat hij haar handen bij elkaar pakt en deze vast maakt. Later ziet zij dat het een wit verband is dat erg strak zit. Hierna ziet zij dat [verdachte] een wit verband heeft met daaraan een blauwe zakdoek en dat hij dit in de richting van haar mond brengt. Zij voelt dat hij met kracht de zakdoek tegen haar mond drukt. Even later voelt zij dat zij die zakdoek in haar mond heeft. Zij voelt dat [verdachte] haar tegen de leuning van de bank duwt. Hierna voelt zij dat zij een tik tegen haar wang krijgt. Kort daarna maakt hij haar los en gaat zij samen met haar kinderen [naam] en [naam] naar haar slaapkamer. Kort daarna komt [verdachte] naar binnen. Op elk momnet dat zij [verdachte] niet aankijkt, krijgt zij van hem een tik of trekt hij haar omhoog aan haar haren. Ook slaat hij haar een paar keer in het gezicht en sommige tikken of klappen doen pijn. Aangeefster verkaart verder nog dat [verdachte] haar bij en in de keel ter hoogte van de luchtpijp heeft gegrepen en geknepen als zij in de slaapkamer zijn en dat zij bij dat knijpen in de keel zijn nagels voelt. Zij kan daardoor moeilijk ademhalen.
De rechtbank acht het een feit van algemene bekendheid dat degene die in de keel wordt geknepen en daarbij de nagels van degene die knijpt voelt, van dat knijpen pijn zal ondervinden.
De rechtbank is van oordeel dat het subsidiaire verzoek van de verdediging om [naam], de thans negenjarige dochter van aangeefster, als getuige te horen over de feiten die zich op 28 april 2008 hebben afgespeeld, dient te worden afgewezen. Nu deze verklaring niet voor het bewijs wordt gebruikt, bestaat daartoe geen verdedigingsbelang. Bovendien is de rechtbank van oordeel dat een verhoor van zeer jeugdig persoon, ongeveer 2 jaar nadat het in de tenlastelegging vermelde feitencomplex heeft plaatsgevonden, een te zware belasting voor deze minderjarige zal betekenen.
Daarnaast heeft de verdachte ter terechtzitting verklaard dat hij op 28 april 2008 in de woning van aangeefster is geweest en dat hij door aangeefster is binnengelaten in verband met de geheime relatie die tussen hem en aangeefster bestond.
De rechtbank overweegt daaromtrent dat zij het onaannemelijk acht dat er een geheime relatie tussen aangeefster en verdachte heeft bestaan, nu deze stelling van verdachte niet aannemelijk is, gelet op de gerelateerde inhoud van de op dit feit betrekking hebbende bewijsmiddelen. De rechtbank acht de verklaring kennelijk leugenachtig.
8.3.Bewezenverklaring
Op grond van voormelde bewijsmiddelen en overwegingen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het sub 1, sub 2, sub 4 subsidiair, sub 5, sub 6, sub 7 en sub 8 meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 21 juli 2008 in de gemeente Venray opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden bestaande
- uit het duwen van die [slachtoffer 1] in een garage van de woning [adres] en
- uit het opsluiten van die [slachtoffer 1] in die garage en
- uit het met geweld vastpakken en vasthouden van die [slachtoffer 1] en
- uit het met geweld trekken en/of rukken aan die [slachtoffer 1] en
- uit het tegen haar wil met geweld meevoeren naar een (leegstaande) woning,
[adres] en
- uit het tegen haar wil doen of laten verblijven in die woning;
2
hij op 21 juli 2008 in de gemeente Venray opzettelijk mishandelend [slachtoffer 1] meermalen heeft geslagen, waardoor voornoemde [slachtoffer 1] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
4.
hij in de periode van 29 april 2008 tot en met 08 augustus 2008 in Nederland twee kentekenplaten ([kenteken]) en één embleem Nissan heeft verworven en voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het verwerven van die kentekenplaten en dat embleem redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het door misdrijf verkregen goederen betrof;
5.
hij in de periode van 01 februari 2008 tot en met 5 augustus 2008 in de gemeente Venray wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1], met het oogmerk die [slachtoffer 1] te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen,
- door zich veelvuldig hinderlijk op te houden in en in de directe omgeving van voornoemde
[slachtoffer 1] en in de directe omgeving van de woning van die [slachtoffer 1], en
- door veelvuldig die [slachtoffer 1] te volgen, en
- door veelvuldig telefonisch contact op te nemen en te zoeken met die [slachtoffer 1], en
- door meermalen sms-berichten te verzenden aan die [slachtoffer 1];
6.
hij op 28 april 2008 in de gemeente Venray opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden bestaande
- uit het krachtig drukken van zijn hand tegen het hoofd en mond van die
[slachtoffer 1] en
- uit het tegen de wil van die [slachtoffer 1] pakken van haar twee mobiele telefoons en de
huistelefoon en haar huissleutels en het Aware systeem en
- uit het tegen die [slachtoffer 1] zeggen dat zij dus nergens kon bellen en niemand
kon waarschuwen en
- uit het geven van tikken aan die [slachtoffer 1] en
- uit het vastbinden van de handen van die [slachtoffer 1] en
- uit het krachtig drukken van een stuk verband met een zakdoek in of tegen de mond van
die [slachtoffer 1]
en
- uit het krachtig drukken van die [slachtoffer 1] tegen een leuning van een bank en
- uit het trekken aan de haren van die [slachtoffer 1] en
- uit het slaan van die [slachtoffer 1];
7.
hij op 28 april 2008 in de gemeente Venray opzettelijk mishandelend [slachtoffer 1] meermalen heeft geslagen, waardoor voornoemde [slachtoffer 1] pijn heeft ondervonden;
8.
hij op 28 april 2008 in de gemeente Venray opzettelijk mishandelend [slachtoffer 1] de keel heeft dichtgeknepen, in elk geval bij haar keel heeft vastgegrepen, waardoor voornoemde [slachtoffer 1] pijn heeft ondervonden.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen.
Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
9.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de kwalificatie
9.1.Kwalificatie
Het ten laste van verdachte bewezenverklaarde levert op de navolgende misdrijven:
Ten aanzien van feit 1
opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden
ten aanzien van feit 2:
mishandeling
ten aanzien van feit 4:
schuldheling
ten aanzien van feit 5:
belaging
ten aanzien van feit 6:
opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden
ten aanzien van feit 7:
mishandeling
ten aanzien van feit 8:
mishandeling
De misdrijven sub 1 en sub 6 zijn strafbaar gesteld bij artikel 282 van het Wetboek van Strafrecht.
De misdrijven sub 2, 7 en 8 zijn strafbaar gesteld bij artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Het misdrijf sub 4 is strafbaar gesteld bij artikel 417bis van het Wetboek van Strafrecht.
Het misdrijf sub 5 is strafbaar gesteld bij artikel 285b van het Wetboek van Strafrecht.
10.De strafbaarheid van verdachte
Door deskundigen van het Pieter Baan Centrum te Utrecht zijn omtrent de geestvermogens van verdachte op 10 april 2009 en 8 maart 2010 rapportages uitgebracht. De deskundigen komen niet tot de conclusie dat er bij verdachte sprake is van een omstandigheid die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluit.
De verdachte is strafbaar voor de bewezen verklaarde feiten nu overigens niet is gebleken van enige omstandigheid die verdachtes strafbaarheid opheft.
11.De straffen en/of maatregelen
11.1.De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij gelegenheid van de terechtzitting op 23 maart 2010 met betrekking tot de op te leggen hoofdstraf gevorderd dat verdachte ter zake van alle ten laste gelegde feiten, in de feiten 3 en 4 het primair en in feit 8 met meest subsidiair tenlastegelegde, zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van 4 jaren, met aftrek ex artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Tevens heeft de officier van justitie gevorderd dat de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging zal worden opgelegd.
11.2.Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van de gevorderde straf aangevoerd dat verdachte geen straf behoort te worden opgelegd, gelet op de bepleite vrijspraak. De gevorderde maatregel acht de raadsvrouw zeker niet geïndiceerd.
11.3.De overwegingen van de rechtbank
11.3.1. ten aanzien van de op te leggen straf
Ten laste van verdachte heeft de rechtbank een zevental feiten bewezen verklaard, waaronder twee vrijheidsberovingen waarbij geweld tegen mevrouw [slachtoffer 1] is gebruikt en een drietal mishandelingen van deze mevrouw [slachtoffer 1]. Uit de verklaringen die mevrouw [slachtoffer 1] tegenover de politie heeft afgelegd blijkt dat zij tijdens genoemde feiten pijn heeft gehad en angsten heeft gekend. Tijdens een van de bewezen verklaarde feiten heeft zij zelfs doodsangsten gekend en meende zij dat zij zou komen te overlijden. Uit de schriftelijke slachtofferverklaring die is opgemaakt van het gesprek dat mevrouw [naam], medewerkster van Slachtofferhulp Nederland, met mevrouw [slachtoffer 1] op 22 januari 2009 heeft gehouden, blijkt de door mevrouw [slachtoffer 1] vanaf het gebeurde tijdelijk lichamelijke klachten heeft gehad doch dat de psychische klachten nog in volle omvang aanwezig zijn. Zij heeft last van angstgevoelens zowel in haar eigen woning als op straat; zij is bang dat zij plotseling weer met verdachte zal worden geconfronteerd ondanks dat zij weet dat hij in voorlopige hechtenis verblijft. Het eerder aanwezige gevoel van veiligheid is nog lang niet terug. Zowel mevrouw [slachtoffer 1] als haar beide kinderen worden begeleid door een psycholoog.
Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de straffen die in soortgelijke gevallen normaliter worden opgelegd.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op alle omstandigheden van het geval, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur vier jaren een passende bestraffing is, en de rechtbank zal deze straf dan ook aan verdachte opleggen.
11.3.2. ten aanzien van de op te leggen maatregel
Omtrent verdachte is door het Pieter Baan Centrum (PBC) te Utrecht in 2009 en in 2010 uitgebreid gerapporteerd met betrekking tot de persoonlijkheid van verdachte. Beide keren komt het PBC tot de conclusie dat bij verdachte een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens aanwezig is in de zin van een ernstige borderline persoonlijkheidsstoornis met antisociale trekken. Deze persoonlijkheidsstoornis bestond al voor de in de tenlastelegging vermelde feiten plaatsvonden en niet is gebleken dat deze – tijdelijk – is opgeheven. Het PBC acht het is onwaarschijnlijk dat de delicten niet met zijn persoonlijkheidsstoornis te maken zouden hebben. Het is vooral de borderline persoonlijkheidsstoornis, het niet reageren op behandeling, de geringe beschikbaarheid van persoonlijke steun en spanningsgevoeligheid die de kans groot maken dat verdachte weer met justitie in aanraking komt. Verdachte voldoet aan de diagnose matig ernstige psychopathie op grond van gedragsproblemen op jonge leeftijd, criminaliteit, onttrekking aan behandeling, promiscuïteit en onverantwoordelijk gedrag, waardoor er is sprake van een ongunstige prognose.
De rechtbank constateert dat uit een eerder TBS-verslag bleek dat verdachte leidende is aan dezelfde stoornis. Destijds kon echter geen uitspraak gedaan worden over zijn gevaarzetting voor personen en goederen. Dat heeft toen geleid tot opheffing van de TBS. Uit de bewezenverklaarde feiten leidt de rechtbank af dat verdachte een groot gevaar is voor mensen en daarom zal de rechtbank aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege opleggen.
11.4.Teruggave
- Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat onder meer in beslaggenomen zijn een zilverkleurige sleutel, een waardebon van Praxis en een groenkleurig telefoontoestel, merk LG.
Nu met betrekking tot deze voorwerpen niet (meer) wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering, dienen deze voorwerpen te worden teruggegeven aan degene aan wie deze toebehoren, te weten mevrouw [slachtoffer 1], [adres], [postcode] Venray.
- Uit het onderzoek ter terechtzitting is verder gebleken dat onder verdachte onder meer in beslaggenomen zijn een mes met het opschrift Sheffield Pride, een mes Nosy, een mes COAST POCKET mechanic en een (onderdeel van een) slaginstrument.
Nu met betrekking tot deze voorwerpen niet (meer) wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering, dienen deze voorwerpen te worden aan degene onder wie deze zijn inbeslaggenomen, te weten verdachte.
11.5.De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
[slachtoffer 1], [adres], [postcode] Venray, heeft een vordering benadeelde partij ingediend met betrekking tot de als gevolg van de hiervoor onder 1, 2, 4, 5, 6, 7 en 8 ten laste gelegde feiten geleden materiële schade en immateriële schade.
[slachtoffer 1] voornoemd heeft de materiële schade op een bedrag van € 255,14 en de immateriële schade op een bedrag van € 3.300,00 gesteld, en wil die schades vergoed krijgen.
Ten laste van verdachte zijn de hiervoor onder 1, 2, 5, 6, 7 en 8 ten laste gelegde feiten bewezen. Het zijn strafbare feiten en verdachte zal ter zake van die feiten worden veroordeeld.
Materiele schade
Met betrekking tot de toewijsbaarheid van de hoogte van het schadebedrag, gebaseerd op de materiele schade, overweegt de rechtbank dat de vordering is opgebouwd uit de navolgende posten.
a. eigen bijdrage advocaat verzoek straatverbod € 95,00
b. nieuwe sloten voor huis, garage, schuur € 120,00
c. kapotte kleding € 12,00
d. nieuw enkelbandje € 10,00
e. kosten wijziging telefoonnummer € 18,14
Aangezien de vordering met betrekking tot deze posten naar het oordeel van de rechtbank niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding nu de onderbouwing daarvan onvoldoende is, zal de benadeelde partij niet ontvankelijk in haar vordering dienen te worden verklaard en zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij het deel van de vordering waarin zij niet ontvankelijk dient te worden verklaard, slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Immateriële schade:
Met betrekking tot de gevorderde immateriële schade overweegt de rechtbank als volgt. Gelet op de aard en de impact van het bewezenverklaarde is het een ervaringsregel dat daardoor bij het slachtoffer immateriële schade van enige omvang wordt veroorzaakt.
De vordering immateriële schade, die door verdachte onvoldoende is weersproken, komt de rechtbank redelijk en billijk voor en is daarom naar het oordeel van de rechtbank voor toewijzing vatbaar. De rechtbank zal het schadebedrag vaststellen op een bedrag van € 2.000,00.
Voor zover de vordering voor wat betreft de immateriële schade het bedrag van € 2.000,00 overstijgt, is deze vordering in het strafproces niet van eenvoudige aard. In zoverre kan de benadeelde partij derhalve niet in haar vordering bij de strafrechter worden ontvangen. Zij kan deze restantvordering, desgewenst, bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade ad € 2.000,00.
De rechtbank zal over de vordering van de benadeelde partij, overeenkomstig het hiervoren overwogene, beslissen zoals hierna is vermeld, alsmede over de kosten die door de benadeelde partij zijn gemaakt, thans begroot op nihil.
De rechtbank zal tevens aan verdachte de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van € 2.000,00 bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 30 dagen, te betalen ten behoeve van [slachtoffer 1] voornoemd, zoals hierna in het dictum genoemd.
De rechtbank zal verdachte tevens veroordelen in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van
voormeld bedrag alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.
12.Toepasselijke wetsartikelen
Na te melden beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht: artikelen 10, 24c, 27, 36f, 37a, 37b, 45, 57, 282, 285b, 300, 302, 310, 417bis.
13.Beslissing
De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het sub 3, sub 4 primair en sub 8 primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het sub 1, sub 2, sub 4 subsidiair, sub 5, sub 6, sub 7 en sub 8 meer subsidiair tenlastegelegde zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
verstaat dat het aldus bewezenverklaarde de hiervoor vermelde strafbare feiten oplevert en verklaart verdachte ter zake strafbaar;
veroordeelt verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van vier jaren;
beveelt dat de tijd door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de aan verdachte opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
gelast de terbeschikkingstelling van verdachte;
bepaalt dat de ter beschikking gestelde van overheidswege wordt verpleegd;
gelast de teruggave van een zilverkleurige sleutel, een waardebon van Praxis en een groenkleurig telefoontoestel, merk LG aan mevrouw [slachtoffer 1], [adres], [postcode] Venray;
gelast de teruggave van een mes met het opschrift Sheffield Pride, een mes Nosy, een mes COAST POCKET mechanic en een (onderdeel van een) slaginstrument aan verdachte.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1], [adres],
[postcode] Venray, gedeeltelijk toe en wel tot een bedrag van € 2.000,00;
veroordeelt verdachte om tegen bewijs van betaling aan voornoemde benadeelde partij
te betalen een bedrag van € 2.000,00;
verklaart de benadeelde partij gedeeltelijk niet ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat zij het gedeelte waarin zijn niet ontvankelijk is verklaard, bij de burgerlijk rechter kan aanbrengen;
legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat te betalen een som geld ten bedrage van € 2.000,00 subsidiair 30 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer genaamd
[slachtoffer 1], wonende te [adres], [postcode] Venray, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de opgelegde verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
bepaalt dat indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan
de Staat van een bedrag van € 2.000,00 ten behoeve van voornoemd slachtoffer
daarmede de verplichting van verdachte om dit bedrag aan voornoemde benadeelde
partij te betalen komt te vervallen en dat indien dit bedrag door verdachte aan
voornoemde benadeelde partij is betaald, daarmee de verplichting tot betaling
van dit bedrag aan de Staat ten behoeve van voornoemd slachtoffer komt te
vervallen;
veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en
ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van
voormeld bedrag alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mrs. L.A. Gruiters, L.P. Bosma en V.P. van Deventer, rechters, van wie mr. V.P. van Deventer voorzitter, in tegenwoordigheid van J.A.H. Bicker en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank voornoemd op 6 april 2010.
Typ: JBic