zaaknummer / rolnummer: 92508 / HA ZA 09-215
Vonnis in hoofdzaak van 31 maart 2010
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. E.G.W. Hendriks,
de stichting
STICHTING WONEN LIMBURG,
gevestigd te Roermond,
gedaagde,
advocaat mr. A.J.M. van Breevoort.
Partijen zullen hierna [eiser] en Stichting Wonen Limburg genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 13 mei 2009;
- het proces-verbaal van comparitie van 15 september 2009.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Stichting Wonen Limburg is een woningcorporatie welke blijkens artikel 3 van haar statuten als doel heeft uitsluitend werkzaam te zijn op het gebied van de volkshuisvesting.
2.2. [eiser] is per 1 januari 2006 benoemd tot commissaris van Stichting Wonen Limburg voor een periode van vier jaar. Op 1 juli 2007 is [eiser] benoemd tot vice-voorzitter van Stichting Wonen Limburg. Sedert 1 september 2008 heeft hij gefungeerd als voorzitter.
2.3. Bij brief van 2 december 2008 heeft [commissaris 1], één van de andere commissarissen van Stichting Wonen Limburg, [eiser] verzocht een extra vergadering van de Raad van Commissarissen uit te schrijven op 9 of 12 december 2008 met als onderwerp het voorgenomen ontslag van [eiser] als commissaris.
2.4. [eiser] reageert bij brief van 5 december 2008 naar de leden van de Raad van Commissarissen.
2.5. Bij brief van 10 december 2008 heeft [eiser] een extra vergadering van de Raad van Commissarissen bijeengeroepen. Deze extra vergadering was gepland op dinsdag 23 december 2008.
2.6. Bij brief van 12 december 2008 wordt [eiser] medegedeeld dat besloten is tijdens de extra vergadering van de Raad van Commissarissen van 12 december 2008 om hem met onmiddellijke ingang uit zijn functie als lid van de Raad van Commissarissen van Stichting Wonen Limburg te ontslaan. Deze brief is ondertekend door [commissaris 1], [commissaris 2], [commissaris 3] en [commisaris 4], allen commissaris van Stichting Wonen Limburg.
De redenen voor dit ontslag worden in deze brief als volgt omschreven:
“- De Raad van Commissarissen, met uitzondering van de heer [eiser], is van mening, dat er sprake is van een volstrekt onwerkbare situatie binnen de Raad met grote negatieve consequenties voor de Stichting. Een situatie op grond waarvan handhaving van de heer [eiser] als lid van de Raad van Commissarissen redelijkerwijs niet van de Stichting kan worden verlangd.
- Bovengenoemde onwerkbare situatie wordt naar mening van de Raad, veroorzaakt door gedrag, handelwijze en houding van de heer [eiser].
- Ter adstructie: de heer [eiser]:
• houdt zich niet aan de in de Raad bij herhaling vastgestelde toezichtfilosofie “toezicht op afstand”. Bemoeit zich met bestuursaangelegenheden en treedt, buiten de Bestuurder om, in overleg met medewerkers uit de organisatie;
• weigert door de overige leden van de Raad aangedragen agendapunten voor vergaderingen van de Raad te agenderen;
• treedt schofferend op naar de Bestuurder die hij verwijt dat hij de organisatie niet beheerst, dat hij niet kan plannen, enz. Hij wil nu zelfs ontslag van de Bestuurder in gang zetten;
• communiceert non-verbaal dat hij de overige leden van de Raad niet serieus neemt;
• heeft vrijwel permanent een houding naar de organisatie toe van “niets deugt”. Breekt hierdoor bij voortduring mensen en zaken af;
• heeft op vrijwel alle onderwerpen die in de Raad aan de orde komen afwijkende opvattingen. Op zich geen probleem maar dit leidt wel tot irritaties bij de overige leden.
- De handelwijze van de heer [eiser] staat een behoorlijke taakvervulling van de Raad van Commissarissen in de weg en deze handelswijze kan in het belang van Wonen Limburg en haar stakeholders niet langer getolereerd worden.”.
Voorts wordt in deze brief [eiser] (nogmaals) de gelegenheid geboden om over het inmiddels verleende ontslag te worden gehoord en wel op de reguliere vergadering van 18 december 2008.
2.7. Bij brief van 19 december 2008 deelt Stichting Wonen Limburg aan [eiser] mede dat vastgesteld is dat hij geen gebruik heeft gemaakt van de geboden gelegenheid om gehoord te worden over het (voorgenomen) ontslag. Voorts wordt medegedeeld dat de Raad van Commissarissen vervolgens het besluit tot ontslag opnieuw heeft behandeld ter vergadering. Met algemene stemmen werd vervolgens opnieuw besloten, aldus het gestelde in deze brief, [eiser] met onmiddellijke ingang uit zijn functie als lid van de Raad van Commissarissen te ontslaan.
2.8. De in deze zaak relevante artikelen van de statuten van de Stichting luiden als volgt:
Artikel 15
1. De raad van commissarissen kan een lid van de raad van commissarissen ontslaan wegens verwaarlozing van zijn taak, wegens andere gewichtige redenen of wegens ingrijpende wijziging van de omstandigheden op grond waarvan zijn handhaving als lid van de raad van commissarissen redelijkerwijs niet van de stichting kan worden verlangd.
2. Voor een besluit als bedoeld in het vorige lid is een meerderheid van twee/derde vereist in een vergadering waar alle leden van de raad van commissarissen aanwezig zijn. Verkeert een lid van de raad in de onmogelijkheid aan deze vergadering deel te nemen, dan kan niettemin een geldig besluit worden genomen door de aanwezige leden van de raad, mits de reden van het niet aanwezig zijn van het betreffende lid in het besluit wordt genoemd.
3. Een besluit tot ontslag wordt niet genomen dan nadat het lid van de raad van commissarissen over wiens ontslag wordt besloten vooraf de gelegenheid is geboden om te worden gehoord.
Artikel 20, lid 4
Wanneer een van de leden van de raad van commissarissen het nodig acht dat een vergadering wordt gehouden kan hij de voorzitter schriftelijk en onder nauwkeurige opgave van de te behandelen punten verzoeken een vergadering bijeen te roepen.
Geeft de voorzitter aan een dergelijk verzoek geen gevolg dan is de verzoeker bevoegd zelf een vergadering bijeen te roepen op de wijze waarop de voorzitter een vergadering bijeenroept.
Aan een dergelijk verzoek wordt in elk geval geacht geen gevolg te zijn gegeven indien de vergadering niet binnen drie weken na het verzoek wordt gehouden.
Artikel 21
1. Behalve wanneer overeenkomstig het vierde lid van artikel 20 de vergadering door een lid van de raad van commissarissen wordt bijeengeroepen, geschiedt de oproeping tot de vergadering door de voorzitter.
2. De oproeping geschiedt met inachtneming van een termijn van ten minste zeven dagen, waarbij de dag van de oproeping en die van de vergadering niet worden meegerekend.
3. De oproeping gebeurt schriftelijk, waaronder ook wordt verstaan per e-mail of
telefax. Bij de oproeping worden vermeld de plaats en het tijdstip van de vergadering en de te behandelen onderwerpen.
3. Het geschil
3.1. [eiser] vordert de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. te verklaren voor recht dat de door de Raad van Commissarissen van Stichting Wonen Limburg genomen ontslagbesluiten jegens [eiser] als mede-commissaris van Stichting Wonen Limburg d.dis 12 december en 18 december 2008 nietig zijn subsidiair deze besluiten te vernietigen wegens strijd met de wet/statuten/redelijkheid en billijkheid;
2a. Stichting Wonen Limburg te veroordelen de vernietiging van de ontslagbesluiten openlijk te rectificeren en kenbaar te maken in schriftelijke vorm aan de organisatie van de Stichting en aan de door [eiser] aan te geven stakeholders van Stichting Wonen Limburg;
2b. Stichting Wonen Limburg te veroordelen om [eiser] op te roepen voor en toe te laten tot alle vergaderingen van de raad van commissarissen van Stichting Wonen Limburg;
2c.zulks op verbeurte van een dwangsom van EUR 10.000,- per overtreding;
3.Stichting Wonen Limburg te veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.2. Stichting Wonen Limburg voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. [eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag dat de ontslagbesluiten van 12 en 18 december 2008 niet op formeel juiste wijze met inachtneming van hetgeen daaromtrent is bepaald in de statuten tot stand zijn gekomen. Zo is door de Raad van Commissarissen gehandeld in strijd met het bepaalde in artikel 20, lid 4 van de statuten, waren niet alle commissarissen aanwezig ter vergadering (artikel 15, lid 2 van de statuten), wordt de reden van absentie van [eiser] niet vermeld in de ontslagbesluiten (artikel 15, lid 2 van de statuten) en is [eiser] niet vooraf gehoord (artikel 15, lid 3 van de statuten).
Voorts stelt hij dat geen sprake is van een geldige reden van ontslag als bedoeld in artikel 15, lid 1 van de statuten.
4.2. De rechtbank zal eerst ingaan op de vraag of de ontslagbesluiten op rechtsgeldige wijze tot stand zijn gekomen. Op grond van het hiervoor sub 2.8 aangehaalde artikel 20, lid 4 van de statuten kan een lid van de Raad van Commissarissen een vergadering van de Raad bijeenroepen indien hij een dergelijk verzoek heeft gedaan aan de voorzitter en de voorzitter aan een dergelijk verzoek geen gevolg geeft. Van het niet gevolg geven aan een verzoek is in ieder geval sprake indien de vergadering niet binnen drie weken na het verzoek wordt gehouden. Vast staat dat de heer [commissaris 1] bij brief van 2 december 2008 een verzoek als hiervoor is bedoeld heeft gedaan aan [eiser].
Stichting Wonen Limburg stelt zich op het standpunt dat de visie van [eiser], weergegeven in zijn brief van 5 december 2008, waarbij hij laat weten dat hij een dergelijk verzoek “voorbarig” en “statutair onjuist” acht, gelijk gesteld kan worden met het geen gevolg willen geven aan het verzoek tot het houden van een vergadering.
De rechtbank is van oordeel dat dit standpunt geen stand kan houden. [eiser] geeft immers in deze brief onder andere het volgende te kennen:
“De lezing van [commissaris 1] van het gesprek tussen hem en mij op woensdag jl. mbt het “voorgenomen ontslag van de heer [eiser] als commissaris van Wonen Limburg” is op een aantal paar punten onjuist.”
Ik heb aangegeven een en ander te willen overdenken en heb een brief die werd voorgelegd niet gelezen en niet meegenomen en deze zou derhalve per post naar mijn huisadres worden gestuurd. Dat blijkt inmiddels te zijn gebeurd, want er is een aangetekend stuk van Wonen Limburg gisteren (donderdag) aangeboden.
Aangezien niemand thuis was ligt het poststuk nu op het postkantoor in de buurt en ik ga deze ongetwijfeld ophalen. Dit lijkt me een normale gang van zaken; van weigering c.q. van het geen gevolg geven aan een verzoek, is geen sprake.
Het bijeenroepen van een vergadering door de verzoeker is derhalve voorbarig en statutair onjuist;
Met inachtneming van het gestelde in de statuten van WL onder art.20 lid 4 zal ik U via het secretariaat een uitnodiging doen toekomen voor bedoelde extra vergadering met datavoorstellen en een agenda.”.
Uit de hiervoor aangehaalde citaten blijkt naar het oordeel van de rechtbank onomstotelijk dat geen sprake was van een situatie als bedoeld in artikel 20, lid 4 van de statuten. [eiser] was blijkens deze brief wel degelijk voornemens gevolg te geven aan het verzoek van de heer [commissaris 1]. Niet het verzoek zelf wordt in deze brief door [eiser] voorbarig en statutair onjuist genoemd, maar het bijeenroepen van een vergadering door de heer [commissaris 1]. Dit betekent derhalve dat op 5 december 2008 bekend was c.q. bekend had moeten zijn bij de overige commissarissen dat [eiser] gevolg zou geven aan het verzoek en een vergadering bijeen zou roepen. Hieruit vloeit voort dat er op dat moment geen bevoegdheid was aan de zijde van de heer [commissaris 1] om een vergadering van de Raad van Commissarissen bijeen te roepen. De oproepingen door de heer [commissaris 1] voor de vergaderingen van 12 en 18 december 2008 moeten om deze reden in strijd worden geacht met de statuten, zodat de tijdens deze vergaderingen genomen ontslagbesluiten, gelet op het bepaalde in artikel 2:15, lid 1 sub a BW vernietigbaar zijn. De sub 1 geformuleerde vordering van [eiser] dient derhalve reeds om deze reden te worden toegewezen. De overige door [eiser] aangevoerde formele redenen waarom de ontslagbesluiten niet in stand kunnen blijven behoeven derhalve geen verdere bespreking.
4.3. Met betrekking tot de door [eiser] geconstateerde strijd met het bepaalde in artikel 15, lid 1 van de statuten overweegt de rechtbank voorts het volgende.
Stichting Wonen Limburg stelt zich op het standpunt dat sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 15, lid 1 van de statuten doordat een volstrekt onwerkbare situatie binnen de Raad is ontstaan, welke zou blijken uit de in het ontslagbesluit ter adstructie opgenomen voorbeelden van gedrag van [eiser].
[eiser] heeft uitvoerig aangevoerd dat de aangedragen ontslagargumenten niet juist zijn en het ontslag niet kunnen dragen. In de visie van [eiser] ligt aan het ontslag ten grondslag het feit dat de bestuurder van de Stichting Wonen Limburg - de heer [bestuurder stichting] - [eiser] heeft gezien als initiator van een vaststellingsovereenkomst welke uiteindelijk heeft geleid tot de afspraak dat [bestuurder stichting] op termijn zou vertrekken, en vanaf dat moment heeft aangestuurd op het zaaien van tweedracht.
Los van de vraag of deze visie van [eiser] juist is, constateert de rechtbank dat de door Stichting Wonen Limburg gehanteerde en door [eiser] betwiste ontslaggrond op geen enkele wijze nader is onderbouwd. Het blijft bij een enkele opsomming van algemeen geformuleerde voorbeelden van ongewenst gedrag van [eiser]. Ondanks het feit dat Stichting Wonen Limburg in de conclusie van antwoord stelt dat een en ander aan [eiser] op meerdere wijzen – zowel door de Raad van Commissarissen als de bestuurder – kenbaar is gemaakt, blijkt zulks nergens uit. Niet gebleken is dat sprake is van gespreksverslagen, brieven of andere schriftelijke stukken waaruit naar voren komt dat [eiser] aangesproken is op zijn vermeende gedrag. Naar het oordeel van de rechtbank had zulks wel voor de hand gelegen, zeker nu in de visie van Stichting Wonen Limburg deze situatie al geruime tijd duurde en blijkens het verhandelde ter comparitie vanaf mei 2008 heeft geresulteerd in een volledige stagnatie van de besluitvorming.
Het bewijsaanbod van Stichting Wonen Limburg zal in verband met het ontbreken van zelfs maar een summiere nadere onderbouwing van de ontslaggrond door de rechtbank worden gepasseerd.
Het vorenstaande betekent dat de ontslagbesluiten van 12 en 18 december 2008 ook wegens strijd met het bepaalde in artikel 15, lid 1 sub a van de statuten niet in stand kunnen blijven.
De vordering van [eiser] zoals geformuleerd sub 1. zal dan ook, zoals reeds overwogen onder 4.2, worden toegewezen.
4.4. Met betrekking tot de vordering Stichting Wonen Limburg te veroordelen de ontslagbesluiten te rectificeren wegens vernietiging ervan en kenbaar te maken zoals aangegeven, heeft Stichting Wonen Limburg geen afzonderlijk verweer gevoerd. Deze vordering zal om die reden dan ook worden toegewezen. De in dit kader gevorderde dwangsom zal eveneens worden toegewezen met dien verstande dat deze eerst zal worden verbeurd indien na betekening van het vonnis geen gevolg wordt gegeven aan deze veroordeling binnen veertien dagen nadat door [eiser] is aangegeven aan welke stakeholders de rectificatie kenbaar dient te worden gemaakt.
4.5. De sub 2b geformuleerde vordering om Stichting Wonen Limburg te veroordelen [eiser] op te roepen en toe te laten tot alle vergaderingen van de Raad van Commissarissen zal worden afgewezen. Hiertoe overweegt de rechtbank dat de zittingsperiode van [eiser], ook bij een reguliere beëindiging, inmiddels op 1 januari 2010 is afgelopen. De rechtbank ziet niet in welk belang [eiser] thans nog heeft bij deze vordering.
4.6. Stichting Wonen Limburg zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op EUR 1.166,-, zijnde EUR 262,- aan vast recht en EUR 904,- aan kosten advocaat (2 punten maal het tarief van EUR 452,-).
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. vernietigt de door de Raad van Commissarissen van Stichting Wonen Limburg genomen ontslagbesluiten jegens [eiser] als mede-commissaris van Stichting Wonen Limburg d.dis 12 december en 18 december 2008;
5.2. veroordeelt Stichting Wonen Limburg de ontslagbesluiten te rectificeren wegens vernietiging ervan en dit kenbaar te maken in schriftelijke vorm aan de organisatie van de Stichting Wonen Limburg en aan de door [eiser] aan te geven stakeholders van Stichting Wonen Limburg;
5.3. veroordeelt Stichting Wonen Limburg tot betaling van een dwangsom van EUR 10.000,- indien zij niet binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis - nadat door [eiser] is aangegeven aan welke stakeholders de rectificatie kenbaar dient te worden gemaakt - overgaat tot openlijke rectificatie en kenbaarmaking in schriftelijke vorm aan de hiervoor bedoelde stakeholders;
5.4. wijst het meer of anders gevorderde af;
5.5. veroordeelt Stichting Wonen Limburg in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op EUR 1.166,-;
5.6. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.T.J.F. Verhappen, mr. I.R.A. Timmermans-Vermeer en mr. S.A.M.C. van de Winkel en in het openbaar uitgesproken op 31 maart 2010.?